DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Om het koude goud. Honderd en veertiende Jaargang. DONDERDAG 9 MEI. FEUILLETON. B INN RNLA N D No. 110, 1912 Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Verkrijging van werk in Duitschland, Vraaggesprek met Mevr. A. Noorde wier— Reddinglus. 'ii i NEDERLANDERSdie zich tot het bekomen van werk of van eene betrekking naar DUITSCHLAND willen begeven, wordt aangeraden zich voor liet ver krijgen van inlichtingen, te wenden tot de arbeidsbeurs in de plaats hunner inwoning of bij gebreke van die tot de Kedertanduclie Arbeidsbeurs le Ober- liansen (DaitMChland) Ariidttitraiwe .ld. De Burgemeester van Alkmaar, G. RIPPING. Alkmaar, 7 Mei 1913. KEüSilüGËVIiVG. Het HOOFD van het Plaatselijk Bestuur te ALK MAAR brengt, op grond van artikel 1 der Wet van '22 Mei 1845 (Staatsblad No. 22) ter kennis der inge zetenen, dat bij hem ingekomen en aan den ontvan ger der Rijks directe belastingen binnen deze gemeen tel- invordering zijn overgegeven: de kohieren der Personeel© belasting No. 7, 10 en 1 O. D., voor het dienstjaar 1912, executoir ver klaard door den Directeur der directe belastingen in Noordholland1 te Amsterdam den 6 Mei 1912; dat ieder verplicht is zijn aanslag, op den bij de Wet bepaalden voet, te voldoen en dat beden ingaat de termijn van zes weken binnen welken daartegen bezwaarschriften kunnen worden ingediend. Alkmaar, den 8 Mei 1912. Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur voornoemd, G. RIPPING. (Slot.) In die dagen, aildua ging mevr. Noordewier-Red- dingius voort, ik was toen 21 jaar, zou 'n groot con cert van- Toonkunst te Utrecht, onder leiding van Ri chard Hol plaats vinden. De zangeres, die de sopraan partij in de „Paulus" zou vervullen, werd ziek en ik trad in hare plaats op. Eu hoewel ik voor 't eerst met groot orkest zong, slaagde ik er in, mijn taak naar behooren te vervullen." „W as de pers u dadelijk welgezind." „Over 't algemeen welL Ik heb ook wel eens onaan gename critieken gehad, die mij zeer veel leed deden. Maar Messehaert zei, ik moest maar eens een tijdje geen critieken lezen en zoo verstandig ben ik toen geweest." „Zoovele zangeressen en zangers sukkelen telkens met keelziekten, vaak 't gevolg van 't onver standig gebruik van de stem. Heeft uw stem ook wel eens geleden door het te veel zingen?" „Neen ik heb nooit mijn stem overspannen." „Wat was uw eerste buitenlandsehe kunstreis?" „Dat was de reis naar het muziekfeest tijdens de tentoonstelling op muziekgebied] te Weênen, waar wij onder leiding van Daniël de Lange oud-Nederlandsche liederen, waarvan vele op Franschon tekst, a cappella zongen." „Was eigenlijk niet- Anton Averkamp de weder-ont dekker van dë schoonheid dier ourl-Nederlandsche a cappella koron „Ik meen dat Averkamp wel een der eersten ge weest is maar als de eigenlijke ontdekker jhr. van Riemsdijk, te .Utrecht, moet genoemd1 worden dien ik als een buitengewoon sympathiek en ontwikkeld man heb leeren kennen. Ik heb het koor van Anton Averkamp mede opgericht. Na die reis naar Weenen, Roman uit het Duitsch van GEORG HARTWIG. 32) o „Ik wenschte wel, Ute, dat je zoo goed was, hier niet tusschen te spreken", zei Bickenbach met een ge biedend gebaar. „Wij beiden hebben tijd genoeg daar thuis rustig over te spreken. Maar deze heer hier. weer lag er een groote minachting in zijn toon, „zal wel zoo goed willen zijn mij hierop te antwoorden." „Ik behoefde dat eigenlijk niet te doen". Karlsson keek naar Ute, die gevoelde, dat zij,aan deze dingen niets kon veranderen. „Inderdaad goedl beschouwd ben ik niet verplicht u te antwoorden, waar u op zoo beleedigenden toon spreekt. U durft tot mij spreken of ik een bedelaar ben, die om een aalmoes vraagt, maar zoo staan de zaken niet! Dat ik mij het recht aanmatigde om met uw dochter op te wandelen, komt alleen omdat zij mij dat toestond. Tegen haar wil zou het niet gebeurd zijn. Overigens behoef ik zeker, waar ik op deze wijze ondervraagd word, niet verder te ant woorden of uitleg te geven." Bickenbach trok met de lippen. Zijn driftig ka rakter kon niet veel verdragen en een antwoord als dit tastte hem in zijn zwak aan. Geen respect voor hem dat was te veel! „Zeer aangenaam uw oordeel daarover te hooren. Ik heb u alleen nog te zeggen, dat het mij zeer onaan genaam is iemand als u, een onbekende, met mijn dochter te zien wandelen. Dat hebt u hoop ik vol doende begrepen niet? Deze les zal voor 't vervolg in acht genomen worden, hoop ik." ,,lk zou u dan toch dringend willen verzoeken viel Karlsson, bleek van too-rn in. Maar Bickenbach liet hem niet uitspreken. Hij maakte een verachtelijk gebaar door de lucht en zei, steeds op denzelfde® zijn tal van kunstreizen iu 't buitenland gevolgd, door Duitschland, Engeland, en België." „Heeft u ook leerlingen gevormd1?" „Ik ben vier jaren leerares aan 't Amsterdninseh conservatorium geweest. Daarna noodzaakte ziekte mij, het laatste jaar rust te nemen, zoodat ik aan an deren de voltooiing moest overlaten van wat ik met zooveel lust aangevangen liad." „Is het onbescheiden als ik u vraag, of u een reli gieus© opvoeding heeft gehad? En of die opvoe.ding invloed heeft gehad op de richting van uw kunst?" „Ik heb geen religieuse opvoeding gehad. Wij stam men van een oudl-Friesche familie. Mijn vader was predikant en nam een beroep naar üeurne iu Noord- Brabant aan. Maar ik voel mijn kunst op zichzelve, afgescheiden van alle dogma, als iets geestelijks, ais iets van de ziel. In alle echte kunst voel ik een sterk religieus element. Men moet als zangeres niet zich zelve zoeken, zielizelve op den voorgrond willen plaat sen, maar dienares willen zijn van de groote geesteu, wier verheven ziel men vertolkt, die men dan de me nigte wil verklaren, zoodat zijzelve zich tot dien hoo- geren geest kan opheffen. Zoo heeft muziek een ver edelende wenking. Daarom ia succes niet altoos de juiste waardemeter voor 't gehalte van 't geen men vertolkt en zelfs niet van de wijze, waarop men ver tolkt. Niet altoos heb ik succes met werk, dat ik persoonlijk nu juist voel als iets heel goeds." „Voelt u uw kuust eu uw zingwijze als iets beslists Nederlandsch, als iets nationaals?" „In alle lauden waar ik kom vind ik, door de appre ciatie die mij gebracht wordt, zielsverwanten, in Ne derland zoo goed als in Duitschland, Engeland, België, Zwitserland. En ik denk, dat ik, als ik in Turkije zou zingen, ook daar die enkelen zou vinden, die mee- zouden voelen, 't geen ik in miju kunst heb willen ge ven en uiten. Het komt er niet op aan waar ik ben, te Amsterdam, te Hengelo, te Dusseldorfaltoos vind ik mensehen, die precies mij weten te zeggen, welk lied voor mij bij 'tzingen de hoofdzaak was, welk liedl ik met de grootste overgave heb kunnen zingen. Zoo zong ik nog kortelings in een kleine stad een lied van Diepenbrock. De vak-musicus vondi het leelijk maar iemand uit het publiek, die naar mij toe kwam, bewees mij door een paar opmerkingen, dat hij juist zooals ik, de schoonheid' van het lied gevoeld li'ad." „Wij zijn dat niet geheel met u eens. Wij meenen, dat u zich juist zoo ontwikkeld heeft als thans, omdat u de ras-eigenschappen van 't Nederlandsche volk in zich vereenigt, product zijt van een zuiver Nederland se hen ontwikkelingsgang. Ik noem statigheid, inge togenheid, afkeer van alles wat truc eu uiterlijk mid del is om op 't publiek te werken, innerlijkheid', juist kenmerkende eigenschappen van den Nederlandschen volksgeest. De kunst moge dan ook al geen vaderland hebben, de kunstenaar heeft er wel degelijk een en in de kunst is, naar onze meeniug, zonder vaderland zijn, zonder karakter zijn." I)e groote Nederlandsche zangeresi zegt ons door den blik van haar oogen, dat zij in haar hart het eigenlijk volkomen niet ons eens is. Men is geen stoer kind van Friesehen bodem, zonder dien bodem lief te blijven hebben van de wieg tot aan het graf. „Bent u tevreden over de opleiding van de Neder landsche zangeressen en zangers in Nederland?" „Ik meen, dat men in 'tbuitenland meer doet voor de muzikale opleiding. Daar krijgen de opleidings-in- stituten subsidies van stadsbestuur en regeering, zoo dat de leeraressen en leeraars, materieel verzorgd, zich geheel aan de opleiding van de leerlingen kunnen wijden. Gok zijn daar conservatoria, zooals b.v. te toon: „U hebt niets te verzoeken. Menschen, die zich niet houden aan regels der etiquette, menschen, die niet weten wat passend is tegenover een dame en wat daar maakt men korte wetten mee. U hebt niet meer en niet minder gedaan dan een poging om den goeden naam van mijn dochter in opspraak te brengen, waarde heer. Mijn dochter is gecompromit teerd. Weet u misschien wat dat beteekent?" „Ik ze.lt heb meneer Karlsson gevraagd om een eind.viel I te met bevende stem in, want zij zag dat Karlsson bleek van toorn werd eu vreesde, dat hij zich niet langer bedwingen kon. „Ik zelf vroeg hem met mij op te wandelen." Bickenbach maakte nogmaals een afwerende bewe ging. Zijn stem klonk nog steeds hetzelfde, toen hij vervolgde1 „Den naam van een dame, die mijn dochter is, in opspraak tt- brengen door haar uw gezelschap op te dringen! Waarachtig het is brutaal. Wie bent u, dat u zoo iets durft te wagen tegenover nijj, tegen over mijn gansche familie?" „Om uw familie bekommer ik mij niet", zei hLirls- son koel, waarbij hij een hevigen aandrang kreeg zic-h op zijn onbarmhartigen tegenstander te werpen. Maar een blik van Ute bracht hem tot kalmte. Tril lend van verontwaardiging stootte hij deze woorden uit „Dit eeue wil ik u wel zeggen: met alles wat u daar pas tegen mij geivaagd hebt te zeggen, slaat u zich zelf in het gezicht, u di-ukt de hooge waarde van uw ei^i dochter naar beneden. Ik bodoel en nu vraag ik u of u dat misschien begrijpt dat u het vrouwelijk gevoel van uw dochter op aller ruwste wijze kwetst! Als haar gevoel en edelmoedigheid mij toe stonden om een eind weegs met haar op te wandelen, dan heeft niemand daarover iets te zeggen. Ik vind het zeer min de reinheid van een eigen dochter dade lijk te wantrouwen." Hij wist bijna zelf niet wat hij in woede zei. Ute's vader werd doodsbleek. „U waagt liet Mij een hoog ambtenaar, mij Leipzig, waar 't onderwijs zoo goedkoop is, dat elkeen die kan volgen en zoo minder talent verloren gaat. Tiet conservatorium te Amsterdam is te duur. Ook zou Rijkssubsidie aan het Concertgebouw te Amster dam b.v. veel goeds kunnen doen." „Vreest u niet, dat rijkssubsidie aan de andere zijde verlammend werkt, omdat de prikkel om uit te mun ten, ontnomen wordt? In Duitschland1, waar de Kei zer zooveel voor kunst doet, wordt door velen ge klaagd, dat nu juist de middelmatigheid, de huichela rij, het karakterlooze in de kunst, de overhand krijgt, terwijl de waarachtige kunstenaars, dë geestelijk le venden, degenen, die te fijn en. te onhandig zijn om zich maatschappelijk op den voorgrond te dringen, door de gesubsidieerde middelmatigheden verstikt worden. Is het niet. beter, dat de kunstenaar zonder privilege het leven juist zoo heeft te doorworstelen, als het is en daardoor diepte krijgt De werkelijk sterken vinden hun weg toch wel en ligt het wel op den weg van 'tRijk, mldklelknntigheidl en handig heid aan te kweeken? „Is het niet juist de goede weg wanneer zooals bij 't Concertgebouw en Het Tooneel van Roy aards, de steun van particuliere zijde, dus van uit liet volk zelf komt?" „U moet bedenken, dat bij de opleiding tot de mu ziek, een paar jeugdjaren over 't geheele leven be slissen. Z-n die voorbij zonder de noodige oefening en leiding, dan is dat maar zelden in te halen. Bij schilders en dichters kan dat anders zijn. Natuurlijk, het ideaal is, dat alle menschen het verheffende en veredelende van de kunsten gevoelen en dan zouden rijkssubsidiën kunnen vervallen. Maar om daartoe te geraken, moet toch eerst een begin gemaakt worden, door de kunst, zooveel mogelijk aan allen te brengen om allen van haar verheffende werking te overtui gen." ,„Men verwondert er zich zoo vaak over, dat Neder land' thans keur van kunst op 't gebied der uitvoeren- I de muziek geeft, maar nog te weinig scheppende mu- ziek-kunst oplevert. Voelt u veel voor het werk dei- moderne Nederlandsche componisten?" „Zéér veel. En ik tracht ernaar hun in hun zwaren strijd te steunen en te helpen. Helaas vind ik nog niet altoos de medewerking, die ik zoo gaarne zou willen hebben. Het is voorloopig nog het publiek in Nederland, dat zich verzet. Zoo heb ik te Utrecht een concert gegeven, met een programma met liederen van vou Brucken Fock, Zweers en Diepenbrock. Ik bad niet meer dan een succès d'estüne. Te Leiden, waar ik een concert wilde geven, gewijd' aan werk van de zelfde Nederl. componisten, kon het niet doorgaan, omdat de menschen, toen zij het programma zagen, geen kaarten wilden koopen. Er waren slechts 50 plaatsen genomen. Een jaar te voren, toen ik een Schubert-Brahms-avoud gaf, was de zaal geheel bezet en vvas mij juist door de critiek een avond aan Neder landsche componisten gewijd) gevraagd. Ik ben er wel door ontmoedigd, ja', zoo moedeloos gevoelde ik mij, dat ik er over peinsde, niet meer zóó op te treden. Maar dat vond ik nu weer onrechtvaar dig jegens de minderheid, die mij bij mijn pogingen voor de Nederlandsch muziek baan te breken, steunt en ook hier zegt. de hoedanigheid veel meer dan de hoeveelheid. Diepenbrock zei mij, „u geeft opeens teveel Nederlandsche muziek. Zet u de Nederlanders tusschen de anderen." Hoewel ik nu niet van schip peren houd, dat ligt niet in mijn aard', ben ik er toch toe overgegaan en mevrouw de Haan volgt denzelfden weg. Zoo hopen wij samen dan toch het Nederland sche publiek er toe ta brengen, de muzikale kunst van eigen bodem te leeren waardeeren." 'Bickenbach, waagt u te. Dat klonk zoo minachtend, dat Karlsson alle be- iieersehing verloor. „Nog één woord op dezen toon", riep hij, de vuist ballend, „en waarachtig. Nu zag hij dat ITte zich omdraaide en alleen verder iiep. Zij keerde hem den rug toe verloren dus al les weg zijn jong geluk. Hij liet zijn dreigende houding varen. „Ik hoop dat u begrepen hebt dat mijn meening is, dat- tusschen ons en u elke omgang onmogelijk is.'Ie der moet. in eigen kring blijven wij wenschen geen omgang met menschen als u." „Ik veracht die meening!" beet Karlsson hem toe. „Zooals ge wilt in onze kringen beslist die mee niug." Hij keerde zich om en volgde Ut© met driftigen stap. I oen Ute en haar vader waren heengegaan, bleef Karlsson nóg verscheiden seconden op dezelfde plaats staan. Hij had een gevoel van pijn. I it dn verte, achter het kaal geboomte, klonk ge lach. Hij sc-hrok op en staarde met wijd geopende oogen den weg af langs de voetsporen in de sneeuw. 'Poen schudde hij zijn mantel alsof hij daar stof van wilde verwijderen en ging een zijpad in door de den nen. Bickenbach had Ute ondertusschen ingehaald. Zijn toorn was nog slechts weinig bekoeld, maar do fiere houding van zijn dochter, haar zwijgen en de voorbij gangers, die allengs talrijker werden, dwongen hem tol kglmle en meer zelfbeheersching. Eerst in zijn woning, in het boudoir van zijn vrouw, waarheen hij 1 te dadelijk gelastte te gaan, hield hij zich niet langer in. Tot schrik van mevrouw Bicken bach deelde hij haar mee, waarop hij Ute betrapt had. „Maar Ute", riep zij, de handen ineen slaande, „ben je niet goed bij het hoofd? Jij, die je anders al tijd zoo koel gedraagt en op den achtergrond' houdt! jij schaamt je niet om met een armoedig man op klaarlichten dag rond t« loopeu 1 door zoo iemand laat „Vergun mij u, tot slot nog een enkele vraag te stel len. Want ik geloof, dat ik het half uurtje dat mij toegestaan was, verre overschreden heb." Een zachte glimlach zegt mij, dat nu zij ove.r de dingen heeft kunnen spreken, die haar zoo na aan 't hart gaan. ook haar die t.ijd niet te lang heeft ge» duurd. „Zie, het komt zoo vaak voor, mevrouw, dat. jonge meisjes meenen aanleg te hebben om zangeres te wor den. Maar zij vinden moeielijk belangloozen, die haar dan kunnen raden de studie aan te vangen of niet mot de studio to beginnen. Ouders ontzeggen zich dan ook veel, stellen andere kinderen ten achter, om toch maar hot groote familie-talent aan. te kweeken, dat straks, na 'teerste optreden, de hittere ervaring zal moeten opdoen, dat alle kosten, moeiten en ontberin gen vergeefs waren. Zou de inrichting van een on partijdige jury voor zangkunst, waarin oenige bevoeg de zangeressen en zangers zitting zouden nemen, niet veel goeds kunnen doen?" ,,Tk kan u alleen zeggen, dat ik persoonlijk bereid ben, degenen die zich voor een roeping op vocaal ge bied willen voorbereiden, aan te hooren en daar naar- na te raden. En ik geef zoo'n stemconsult zonder kos ten, wanneer de gegadigde onvermogend is. Soms heb ik daar wel eens eigenaardige ervaringen mede opgedaan. Want, als men eerlijk zijn meening zegt en die meening valt tegen, dan gaat men wel eens naar een ander, die minder streng oordeelt! Maar zangeres worden is het vervullen van een innerlijke roeping, liet eischt behalve stemmateriaal, muzikaliteit en in telligentie, ook ziel, gemoed1, gevoel, karakter. Het echte gevoel uit zich niet- door veel beweging naiar buiten; ik herinner mij, dat ik een zangeres bij mij kreeg, die mij openhartig zei, dat. ze vond, dat ik te weinig gevoel in mijn voordracht legde. Toen heb ik, om haar te toonen, dat ik effectbejag versmaadde, om dat ik het onwaardig vind) haar eens 'n lied, 'n heel sentimenteel lied van Mendelsohn voorgezongen, zoo als dat zekere soort zangeressen plegen te doen. Mijn toehoovderes was verwonderd,Tk wist niet dat u dat kon!" riep zij uit-" Nu lachen alleen de oogen van de statige vrouwe tegenover mij. Zij heeft wel gemerkt, dat de reporter do innerlijke zijde van de muzikale zangkunst het hoogst stelde. En bij 't afscheid! zegt de kunstonares, maar nu als iu een droom, als ini ee,n herdenken van een lang verleden, niet zouder een stille tragiek, on danks al de triomfen van een rijk gezegend leven voor en in de kunst: ,,lk moet alles in miju leven doen bij intuïtie. Zoo dra ik alleen mijn verstand' volg, zoodra ik teveel met overleg te werk ga, komt het niet goed], Zij staat op. Wij zien op tegen haar hooge gestal te. zien de klare trekken van een gelaat, waarin fiere zin heerscht, maar de inspiratie leidt. En wij denken, afscheid nemend, aan do Veleda's der oude Germanen, aan de wijze, verheven vrouwen, wier raad de helden inwonnen voor zij optrokken, om te weten, lire de Goden over hun lot zouden beschik ken. BERNARD CANTER. TWEEDE KAMER. In de vergadering van gisteren was aan de orde do artikelsgewijze behandeling van de Bakkerswet. Art. 1 en 2 werden behandeld' met de amendementen. Art- 1 houdt in definities; art. 2 de tijdstippen van verbo den bakkersarbeid. De amendementen waren van do jij je het hof maken?1" „Misschien heeft hij haar wel lomp behandeld' of had hij minder goede plannen met haar!" riep Bicken bach er tusschen. Ute werd zoo bleek, dat haar moeder het noodig vond haar man een wenk te geven, dat hij zich inhou den moest. „Hij zou eerder willen sterven dan zoo iets ts doen", zei Ute driftig. „LT dwaalt geheel in uw mee niug over hem. IJ kent hem. niet ik echter wel. Hij is zoo doordrongen van zijn eigen kunnen, dat hij zich niet zal laten neerdrukken door uw beleedigingen, noch door armoede." „Wat doet hij dan riep de heer Bickenbach, met de vingertoppen op de tafel trommelend. „Strijkt hij? Bespeelt bij iets, schildert hij dingetjes?" „Hij is beeldhouwer", zei Ute kalm, ondanks den strijd, die er in haar moedde. „De toekomst zal zijn naam bekend doen worden." „Zoo. En hoe staat hij er op het oogenblik voor wat bezit hij, behalve zijn onbeschaamdheid?" „Niels clan zijn talent, zijn kunst en zijn zeer ge rechtvaardigde achting voor zich-zelf." Zij voelde dat haar wangen rood werden, nu zij de verdediging op zich had genomen. „Vóór alle viel mevrouw Bickenbach in, „zou ik wel een- willen hooren, hoe jelui elkander kent." „Ik heb hem hij tante Louise leeren kennen", zei 1 te. haar handen rustig vouwend. Bickenbach oil zijn vrouw sprongen als geëleetri- seerd op. „Bij Louise Siebohl?" Bickenbach staarde zijn vrouw met vun toorn be vende lippen aan. „Dat is de dank!" stiet hij toen met scherpe stem uit. „Maar ik heb liet wel zien aankomen, Natalie, dat het verkeerd was en gevaarlijk om connecties aan te houden met die Siebold. Men heeft geheel ver keerd gedaan met haar in onzen Intiemen familie kring te trekken. liet is te voorzien gcwiest, zeg ik. deze persoon, deze Karlsson, behoort juist bij Siebohl, Die waagt het daar, onze dochter. 1" (Wordt vetTolgd),

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 1