DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Om het koude goud. iuum. Honderd en veertiende Jaargang. 1(12 ZATERDAG 11 MEI. Wijbenga-Ieen te Bolsward. FEUILLETON. No. 112. Jacht en Visscherlj. Natuurstemmen. Schaakrubriek. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. 4m, mm w n m m I mw. &ARSC De BURGEMEESTER 'der gemeente ALKMAAR brengt ter kennis van belanghebbenden, dat ter se cretarie zijn verkrijgbaar gesteld blanco-verzoekschrif ten ter bekoming van jachtakten, visch- en hengel- akten, en van buitengewone machtigingen tot het schieten van schadelijk gedierte. Voor zooveel noodig wordt de aandacht er op ge vestigd, dat 1. het verboden is, wanneer het water met ijs be dekt is, te vissclien a. met fuiken indien een water over meer dan de halve breedte daarmede wordt bezet b. met vischzegens in molentochten en andere wa teren, leidende naar watermolens, stoomgemalen en uitwateringssluizen, binnen een afstand van 200 M. hiervan. 2. geen visch- of hengelakte wordt vereischt voor hen, die visschen met ééu heugel en voor hen die in dienst van den houder van eene groote of kleine vischakte de in die akte genoemde visscherij uitoefenen, mits dit geschiedt in gezelschap van iemand, die de akte bij zich heeft, hetzij den houder, hetzij een van hen. 3. aanvragen voor minderjarigen moeten worden uie«le onderteekend door hun vader of voogd. De Burgemeester voornoemd G. RIPPING. Alkmaar, 7 Mei 1912. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alk maar brengen ter kennis van belanghebbenden, dat Bestuurders-Collatoren van het bovengenoemd leen voornemens zijn over te gaan tot begeving van een studiebeurs. Nakomelingen uit de familie van den stichter, die naar de beurs wensclien te dingen, zullen zich, onder overlegging van eene geboorte-akte, vóór 6 .Tuni as. schriftelijk moeten aanmelden bij den heer Dr. C. J. NIEMEIJER te Bolsward. Zij moeten op dien datum den leeftijd van 12 jaar bereikt hebben. De begiftigde zal vrij zijn in de keuze van eeu vak van studie. Sollicitanten zullen zich hebben te onderwerpen aan een vergelijkend examen, waarvan de datum later zal worden bekend gsmaakt. Burgemeester en Wethouders voornoemd G. RIPPING, Voorzitter. DONATII, Secretaris. Alkmaar, 7 Mei 1912. HINDERWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR hretigen ter nlgemeene kennis, dat zij bij be sluit van heden onder voorwaarden vergunning heb ben verleend aan A. TIP, aldaar, tot het oprichten van een gasmotor van 3 P.K. in het perceel Oude gracht, wijk D No. 175. Alkmaar, 10 Mei 1912. Burgpmeester en Wethouders 'voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATII, Secretaris. Roman uit het Duitsch van GEORG HARTWIG. 34) o- „Ik moet toch het reeht hebben mijn geluk daar te zoeken, waar ik wil." Mevrouw Bickenbach fronste toornig het voorhoofd „Zoeken en vinden zijn1 twee. Wat zich als geluk aandient, ie het daarom nog niet. Je vertrouwt op zijn talent, je houdt er van en bewondert het. Au, dat. is vergeeflijk. Maar je zult toch toegeven.... „Ik geef alles toe", zei Ute met moeite. Terwijl zij langzaam de kamer verliet, kwamen haar Ella's woorden in de gedachte: „Zoo gelukkig als TJte!" Zij moest de lippen vast op elkaar drukken om het niet luid uit te jammeren. In haar kamer leunde zij met het hoofd tegen het raanj en sloot de oogen. Het kleine vonkje geluk, dat zij meende gewonnen te hebben, werd van alle kanten bedreigd en gedoofd. Zij wist wel dat zij sinds lang in stilte over de mogelijkheid had nagedacht o-m Karl son van haar rijkdom te laten profiteeren. Zij wildi hem vrij maken van geldzorgen, opdat hij met alle krachten voor zijn idealen kon strijden. En nu stond zij daar met leege handen, niets kon zij hem geven. En hij? Zij sidderde bij de gedachte dat zij Knrlssons strijd moeilijker had gemaakt. Als hij eens berouw er over had, dat hij haar zijn gevoelens had verraden? Hij zou zich zelfverwijten maken... Zij strekte de handen afwerend' uit. om die spook gestalten op een afstand te houden. En sterk was de drang om het juk, dat. zij in het ouderlijk huis droeg af te werpen. VIII. Juffrouw Siebold sloot haar kamerdeur met bijzon dere omzichtigheid. Zij trok aan den knop en drukte M E I. Wie dikwijls een blik kan slaan in het nooit volpre zen boek der Natuur, waarvan het ons vergund is slechts enkele bladzijden te lezen, die zal ongetwijfeld- meer genot hebben in het leven,-dan hij, die met on verschillig oog de schoonheden voorbij gaat. Ja, er zijn nog vele menschen, die geen oog hebben voor het liefdeleven der vogels, voor de verrassingen, welke de planten ons aanbieden, vooral in de wondervolle be stuivingen, voor de wijze voorzienigheid, die gansch de schepping doorstraalt. Zie, hoe de kleine sluipwespen de voortplanting van het rupsenleven stuiten, om zoodoende het ver broken evenwicht in de Natuur te herstellen; zie, hoe hommels en andere insecten onbewust als liefdeboden i'ungeerenmaar vooral, zie de intieme levensverrich tingen van onze gevleugelde vrienden. Laat ons in Mei even zoeken naar het nest van den Spotvogel, die in alle tuinen, hoven en boschjes van ons land broedt. Wanneer men bij zoo'n nestje plaats neemt, dan ziet men, hoe verborgen het kunstig ver vaardigde vogelwiegje is, vooral, wanneer het zich in ten Meidoorn bevindt. Kijk, over den rand! van het nestje gluren twee glinsteroogjes uit, een lichtgeel vogelkopje, die schij nen te vragen, wat die ongekende beweging daar be neden toch wel te beduiden heeft. Nog enkele malen wordt het kopje heen en weer bewogen, en nu vliegt liet vogelwijfje heen in een1 nabijsfaanden vlierstruik. Onmiddellijk verstomt het nabootsend gezang van het mannetje. En nu hebben we gelegenheid! nest en. ei eren te beschouwen. Dwingt het geen bewondering af, wanneer men ziet, hoe zuiver rond de rand Van het nestje is bewerkt en hoe fijn bekleed het geheel is? Toch staan slechts weinige hulpmiddelen den vogel ten dienste, en deze zijn bovendien verre van volkomen1! Snavel', klauw tjes en borst zijn de eenige werktuigen en vooral het borstje doet daarbij zeer gewichtige diensten. Daar mede moet elk vezeltje en elk haartje aangedrukt; daarmede ook moet de zuivere ronding verkregen wor den. Hoeveel aangeboren liefde toch moet er wonen in het kleine borstje, om zoovéél zwaren arbeid te ver richten! We hebben aan te nemen, dat dezelfde drijf- veeren bij zoo'n kleine vogel tot handelen "aanzetten, als die eene aanstaande moeder het wiegje doen schik ken voor den te verwachten wereldburger. En met een zeker oordeel gaat ook het gevederde wezentje te werk, daar het als fundeering grover en steviger zelf standigheden bezigt, dan voor de verdere voltrekking van het familiegebouwtje. Symmetrisch sluit alles in elkaar, en wanneer het nest den, goeden vorm heeft verkregen, wordt het inwendig bekleed! met zachtere stoffen, die een koesterend1 bed'je vormen voor de tee- re eiertjes. En hoe mooi, hoe keurig mooi zien die eieren, gewoonlijk vijf in getal, er uit! Rosekleurig van grond zijn ze en versierd met puntige donkerroode vlekken. Geen wonder, dat men ze gaarne in verza melingen heeft., waarin ze door hunne buitengewone fraaiheid in het oog vallen. En toch is het geen heiligschennis, wanneer de hand! wordt uitgestrekt naar het nestje met de eieren, met zooveel moeite e:i zorg, met zooveel teedere liefde saamgebracht Zullfo bespiegelingen kan men in Mei, wanneer el ke vogel een ei legt, maken. Docli ook bij talrijke andere nesten in bosch en gaard, in beemd en moeras tegen d'e deur, om zich te overtuigen dat zij goed in het slot zat, zoodat zij niet zou. openspringen. Vandaag was het de trouwdag van haar ouders en zij vierde dezen dag door het brengen va.n twee kran sen naar de graven. Het geluk, dat zij in haar prille jeugd thuis gehad had, vervulde haar nog altijd met dankbaarheid, hoeveel sojnbers en droevigs er later ook gekomen was. En daarom ging- zij ieder jaar op dezen dag naar het kerkhof. Op weg naar de graven ontmoette zij dokter Soden, die, hoewel hij veel liaast had, toch even den) tijd nam om haar de hand te drukken. Louise Siebold's han den staken in dikke wollen handschoenen in een mof je, want zij was bang voor de koude, omdat de jicht haar dikwijls plaagde. Dokter Soden lette er niet op, ook niet op haar ou derwetsch kapothoedje, „Wel", zei hij, de kransen die zij droeg, hoofdschud dend beschouwend, ,,'t is een koude wandeling, moet daar weer rheumatiek op volgen?" „Liever niet, Hoe is het- met. uw vrouw? Goed geamuseerd] gisteravond!?' vroeg zij belangstellend. „Zij mijn vrouw? Ja! Bijna was zij bij mij weg gedanst. Ik heb haar met moeite nog vast weten te houden!" o „Zij zag er mooi uit niet?" Zij wist wel dat zij hem er een genoegen mee deed, dit te vragen. „Nu, en of! Kom maar eens bij haar zij weet alles. De vrouwen moeten ergens achter in het hoofd nog een paar oogen hebben. Anders konden zij niet dadelijk alles weten wat er voorvalt." „Heeft u mijn buurman ook gezien?" vroeg juf frouw Siebold nieuwsgierig. Dokter Soden dacht na. „De blonde Germaan, die ik onlangs bij u eens ge sproken heb? Ik wist waarlijk niet wat ik zag toer hij bij de deur verscheen. Maar hij is er maar een oogenblik geweest."- „En daarvoor al dat geld uitgegeven!" zei de oude juffrouw op verwijtenden toon. „Lees hem de les daar maar eens over!" lachte Se den, haar tot afscheid nogmaals de hand drukkend „Overigens had! hij die beide zware kransen wel kan men thans de vogels in hun mooiste periode ga deslaan. Van de honderden plantjes, die nu bloeien1, willen we er een bezien. Sla slechts een blik op gindsch plekje, hetwelk zoo keurig begroeid is met bloeiende plantjes van Zilverschoon. Bij deze gele roosjes wil len we even rusten, om tevens de mooie bloempjes en bladeren van de Potentilla Anserina te bewonderen. Want mooi is alles van dit plantje. Bekijk eerst eens een blad, dat aan de onderzijde zilverkleurig en zijde achtig behaard en van boven fraai groen is; hoe mooi afgebroken gevind is het, en hoe aardig wordt het versierd door de kleine blaadjes, die, tusschen de vin- pletig geraagde jukken zijn geplaatst! Ook de bloempjes zijn uiterst mooi: het kelkje, dat vijf groo- tere en vijf kleineire slippen, heeft, vormt het schotel tje, dat de andere bloemdeelen draagt. De vijf bloem blaadjes zijn geel en doen denken aan 't boterbloemp je. Toch behoort het Zilverschoon niet tot deze fa milie, maar tot die der Roosachtigen of Rosaceeën. Het getal meeldraden is groot, maar oo'k vindt men er vele vruchtbeginsels, elk van een stijltje en een stempeltje voorzien. Als straks de bloemblaadjes zijn afgevallen, dan zullen de kelkslippen weder naar elkander buigen, om de kleine vruchtjes gedurende het rijp worden te be sehermen. Het groote aantal vruchtjes1, dat iedere plant voortbrengt, kan genoeg nieuwe planten te voor schijn roepen; maar toch heeft het Zilverschoon nog ndere middelen, om zich te vermenigvuldigen. Zie maar naar deze uitloopers boven den grond, met lange naakte leden en bladrozetjes in de knoopen. In die knoopen hechten de uitloopers zich aan den grond en vormen daar dan stevige worteltjes. Een dergelijke voortplanting kan men ook zien bij de aardbeien in den tuin. Hierdoor komt het ook. dat men dikwijls eene geheele bedekking van Zilverschoonplanteu krijgt, waar eerst maar eeni paar plantjes gevonden werden. Op een1 mooien Meidag ontdekten we in het duin een veenmol en zijn nest. Zoo voor het eerst in na ture kennis te maken met een interessant insect, dal men nog maar alleen kent uit teekening en beschrij ving, verschaft een eigenaardig gënot. We hadden bij ons een papieren doos met glazen dekseltje, en daarin werd het tamelijk groote dlier voorloopig ge borgen, dóch spoedig kwamen we tot de ontdekking, dat een papieren gevangenis niet voldoende was voor den, van goede wapenen voorzienen, vijand van den land- en tuinman. In een oogenblik was een gat in een der zijden gemaakt, en hadden we het niet opge merkt, dan zou spoedig het dier in vrijheid' geweest zijn en we zouden het te midden van den begroeiden bodem wel niet meer teruggevonden hebben. Doch juist ontdekten: we, dat de harde en breede voorpooten, die eenigszins op die van een mol gelijken, door de opening kwamen, zoodat we de ontvluchting konden tegengaan, In1 het apartementje van den botaniseer trommel konden we nu den veenmol een steviger cel bezorgen. Dat hij evenwel probeerde, ook nog oen gat door het ijzerblik te maken, konden we maar al te goed hooren. Na ijverig zoeken op de plaats, waar we den veen mol hadden gevangen, gelukte liet ons eene opening in den bodem te ontdekken, die toegang gaf tot zijn nest. Zeer voorzichtig hebben we stukje voor stukje de aarde weggenomen en het bleek ons toen, dat do eens voor u kunnem dragen die kosten ook veel geld, niet? Nu berisp daar u zelf dan ook maar eens over Zij lachte met hem en ging met haar last vroolijk en tevreden verder. Op het kerkhof glansde alles onder het zonnelicht. Lang stond! zij met gevouwen handen bij de graven Aan het verleden dacht zij, geheel zonder bitterheid; ook aan den man, dien zij lief had, die haar vroeger trouw beloofd had! en thans ver weg was opgesloten. Diep in gedachten terugkeerend, za,g zij, niet ver van haar woning, Erich Karlsson haar voorbij schil ten. Zij riep hem aan. Hij keerde zich om. Verschrikt keek zij hem in het bloeke gezicht. Hij bemerkte haar schrik niet; met leege oogen staarde hij naar haar. Zij wilde hem nog wat toeroepen, maar hij was al verdwenen en liet haar zeer bezorgd staan. Bin^r-n gegaan, stond zij eenige seconden besluite loos voor de deur van zijn kamer. Toen zij daar niet hoorde, bewegen, ging zij verder naar haar eigen ka mers, hoofdschuddend en onrustig. Zij maakte wat overgebleven soep en boonen van gisteren warm en was daar nog niet mee klaar toen er in de gang voetstappen, klonken. Zonder kloppen werd de kamerdeur opengedaan en met vasten stap kwam er iemand binnen. Zij meende dat het Karlsson was, maar tot haar groote verbazing stond zij het volgend oogenblik te genover Bickenbach, die ter begroeting zijn hoed op do tafel wierp, niet in staat zijn vaderlijken toorn te beheersehen. „Wel, beste Bickenbach, ik schrik er vanik dacht niet anders dan dat het mijn buurman Karlsson was.' Die naam was voldoende om Bickenbach opnieuw woedend te maken. „Dien naam", zei hij, de vuist ballend, „verbied ik u tegenover mij te gebruiken. Ik moet zeggen, dat wij u altijd goed en1 beleefd behandeld hebben in onzen familiekring. Maar ik bemerk, dat dat alles met on dank beloond! werd. Die Karlsson, zooals ik door een toeval ontdekt heb, is een brutale vent. En nu vraag ik u Bickenbach keek met groote minachting in gang naar het nest een bochtige was en eene lengto had van ongeveer 18 cM. In het nest, dat uit een vast samengedrukt wandenstelsel bestond, waren minstens tachtig eieren, geelachtig wit van kleur. Geen won- lus, dat dit vernielend insect een gevaar wordt op plaatsen, waar het nogal dikwijls voorkomt. Vooral daar is het zaak, de echte mollen te sparen, omdat deze zich gaarne voeden met de veenmollen en ze door hunne onderaardsche bewegingen het best weten op te sporen. De Veenmol, die een van onze, grootste insecten is, behoort tot de orde der Rechtvleugeligen (Orthopte- ra). I)e kop is eivormig en halfweg in het halfschild edoken; de sprieten bestaan uit vele leden en zijn borstelvormig. De breede pooten zajn zeer geschikt tot graven; de breede en korte dijen geven aan de on derzijde een tand te zien en de korte schenen zijn met ijf tandjes gewapend, die tevens eene soort van zang- werktuigen vormen. Alles, wat den veenmol in den weg komt. wordt eenvoudig doorgezaagd, en zoo ver nielt hij daardoor veel meer planten dan hij voor voed- selverbruik noodig heeft. De dekschilden van den Veenmol zijn over elkander geslagen en aandachtig bruin van kleur. J. DAALDER Dz. No 311. II. W. BICK te Londen. „The Hampshire Post" 1912. Mat in 2 zetten. Oplossing van No. 341 (A. URSTC). 1 Kg8 h8 enz. Goede oplossingen ontvingen wij van: P. J. Boom. F. Bötfger, O. Brnmer en) C. Visser te Alkmaar, Mr. C'h. Enschedé en P. Fabriek te Haarlem, P. Bakker, Jos. de Koning en II. Weenink te Amsterdam. J. W. Le Comte en J. Vijzelaar te Amsterdam, J. Deuze- nian te Frederiksoord, S. te S., J. Reeser te Voorburg, G. H. B. Hoge wind te Utrecht), H. Strick van Lin- sehoten te Rijswijk en O. Boonisma te Kampen. Ad. No. 344. De bekende Engelsche probleem-componist met den de kamer rond „nu vraag ik u, hoe ge er toe komt om hier den naani van mijn dochter in gevaar te bren gen en ons daardoor op de meest ergerlijke wijze te be- leedigen? Ik vraag daarop een antwoord!. Daarvoor ben ik hier gekomen." Juffrouw Siebolds gezicht sprak van ontsteltenis en verbazing. Zij dacht na. schudde toen het hoofd en zei „Ik begrijp waarlijk niet-, wat u wilt, wnarde Bic kenbach." Dat „waarde Bickenbach" stond hem in de gegeven omstandigheden in het geheel niet aan. Hij wees haar woorden met een afwerend gebaar terug. „Als ge mij niet begrijpen w i 11", zei hij scherp, „dan begrijp ik dat volkomen. Maar gij kunt mij heel goed begrijpen. Mijn dochter...." „Zoo dus over Ute is hier sprake?" viel zij le vendig in. Dat zij hem zoo in de rede viel, prikkelde Bicken- bnehs zenuwen nog meer. „Ik heb daar straks al over mijn dochter gesproken. Voor zoover u weten kunt, bezitten wij er maar een. En deze eene" de aderen op zijn voorhoofd zwollen onheilspellend op „daar gaat het om. Dat begrijpt u dus, hoop ik, nu voldoende. En diie persoon, die u in de gelegenheid gesteld hebt in deze kamer met Ute samen te koinen...." Daar ging plots een schok door haar gebrekkig lichaam. Het was of zij groeide, zoo zelfbewust richt te zij zich op. „Meneer Bickenbach", zei ze en richtte daarbij haar oogen vast op hem, „u vergeet wat u mij aan achting verschuldigd bent en voor alles vergeet u, dat u Ute meer achting en eerbied moet toedragen dan u blijkbaar doet!" „Ik vraag wat u er toe bewoog, samenkomsten te duldeni, dus gelegenheid te bieden dat oen armoezaaier zich dingen in het hoofd haalde over het bezit van mijn dochter?" Zij deed haar keukenschort af en terwijl zij het op vouwde, zei ze „Het lijkt mij ounoodig dat ik mij tegen.zulke val- sche beschuldigingen verdedig. Maar Ute wordt door u erger beleedigd en daar kom ik tegen op. Dat Ute en hij elkaar liefhebben, is waarlijk geen wonder heeft hij om haar hand gevraagd?" {Wordt Tarvolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 9