DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN Om het koude goud. binnenland. No. 119. Honderd en veertiende Jaargang. 1912 DINSDAG 21 MEI. FEUILLETON. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Groote Prijs der gewone advertentiën Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Telefoonnummer 3. HOUTENS V ALKMAAR, 21 Mei. Wij hebben, aldus d© heer Wolff in het Tageblatt, de vorige week velerlei en veelsoortigs beleefd en het is goed, dat nu weldra het lieflijke Pinksterfeest den opgewonden zielen den vrede hergeven zal. De Kei zer had een van die woorden gezegd, waarvoor een heele regeering bezig' moet zijn om ze weer in het ge lid te zetten, de sociaal-democraat Scheidemann be- Roman uit het Duitsch van GEORG HARTWIG. 41) o— Willi nam snel tegenover hem plaats. Het was ham een oogenblik of hij zich weer in zijn geboorteplaats, die hij met zooveel moeite verlaten had, teruggevoelde, of hij dicht bij Ella was, die onvergetelijke, geliefde Ella. Daardoor was zijn stem onvast toen hij, zich voorover buigend, vroeg: „Vertelt u mij eens, hoe maakt Ella het? Hoe is het met haar? Spreekt zij nog wel eens over mij? Weet zijdat ik indertijd niet anders kon dan heen gaan weet zij dat ik geen anderen weg had? Of kan zij zich voorstellen wat ik geleden heb en nog lijd?" Bergitzky, die dit een welkome afleiding vond, schudde bij dezen storm van vragen het hoofd. „Mijn goede, beste meneer Baehmann, ge doet mij ontstellen. Ik heb daar juist Ella's ongelukkigen va der opgezocht en ben nog geheel van streek van dat bezoek. Ik deed het uit liefde, maar het was een zeer zware liefdesdienst en het heeft mij nogal aangegrc pen. De jeugd, waarde heer Baehmann, is zoo eigen zinnig als zij zich eenmaal wat in het hoofd.heeft ge zet. U doet evenzoo neem mij niet kwalijk dat ik het zeg. Ik meen het goed." „Dat is geen antwoord", drong Willi aan, hem nog maals de hand drukkend. „Als Ella evenzoo lijdt als ik, dan..'.." „Maar zij lijdt in het geheel niet, mijn jonge vriend", viel Bergitzky in. „Zij is zeer opgewekt. Waarom zou ik uit sympathie voor n de waarheid ver zwijgen. Dat verlangt u toch niet van een man op wees, dat déraillementen geen bijzonder voorrecht der kroon zijn, en aan de Hamburger haven lag tusschen bedelaarslijken een doode koning neergeveld door Dengeen, Die vorsten en landloopers op dezelfde wijze treft. Het incident van Straatsburg is afgedaan, de we reld wendt zich weer tot andere besprekingen en reeds heerscht, wel beschermd door de democratische instellingen van het land, een nieuwe koning over De nemarken. Weldra zal de Duitsche Rijksdag, die voortreffelijk gewerkt heeft zoo goed als bijna geen andere daar voor xnet Pinkster-vaeantie gaan en de partijtwist wordt vervangen door het vroolijke gewemel der lan delijke feestjes. Zacht en onbestemd nog, als veraf Pinkstergelui, kondigt een vriendelijk gerucht zich aan. De lieer v. Bethmann Heilweg heet het, wordt nu graaf. I)it gerucht is nog niet bevestigd, maar bet ziet er niet onwaarschijnlijk uit, en eerlijk zonder een spoor van onoprechtheid' hopen wij, dat het op waarheid mag berusten. In de democratische kringen, welker ontwikkelingsarbeid hij met zoo naief zelfver trouwen meent te kunnen belenuueren, gunt men den heer v. Bethmann Hollweg gaarne persoonlijke onder scheidingen, en de kleinzielige afgunst zint en spint slechts in lakeienkaimers, waarin ieder vol nijd de ge schenken van anderen aanschouwt. Daar, waar een bevordering de geesten veel meer bezig houdt dan een voorname politieke kwestie, zal men zeggen, dat deze kanselier waarvoor wij hem dankbaar zijn het resultaat der laatste rijksdagverkiezingen mede ver oorzaak heeft. Daar, waar men vleit en hoont tege lijk, zal men verklaren, dat de bui tenia ndsche politiek van den heer v. Bethmann Hollweg welker verstan dige denkbeelden onder de verwezenlijking plegen te lijden tot dusverre slechts teleurstellingen gebracht, heeft. Mocht de kroon met negen tanden op het hoofd v-nn den Rijkskanselier nederdalen, dan zal men vra gen: Waarmede heeft hij haar verdient? Ons anderen, van wie Hij met zijn wereldbeschou wing zoo ver verwijderd slaat als de Dalai van I hihot, zou zijn opneming in den grafelijkenstandgeenaanlei ding tot critiek geven. Wat zou onrechtvaardiger zijn dan de afgunstige bewering, dat de graventitel te rijk een loon was voor zijn werk? Immers tot dusverre is nog niet vastgesteld, welke verdiensten men hebben moet om graaf te worden. Het schijnt, dat de Rijkskanselier de gravenkroon, als bewijs van keizerlijke genade, op prijs zou stellen. Met groote offervaardigheid hangt hij aan zijn keizer en het is alleen maar de vraag, of hij niet dikwijls iets offert, dat niet aan hem alleen behoort. De populari teit schijnt hem een droevig flakkerlichtje naast den I echten zonneschijn, en zooals eens een ieder van schuld en fout was vrijgesproken, die den koning aangekeken had, gevoelt hij zich, zoolang de monarch hem zijn gunst schenkt, zonder fout en rein. Een eigenschap, welke hem ten minste in zijn openbaar optreden ontbreekt, is de humor. Men kan hem beleefd of tevreden zien glimlachen, maar in geen enkele zijner redevoeringen, vindt men een vroo- lijk of vreugdewekkend woord. Zooals de meesten, wien de muzen de gave van de lichte scherts niet in de wieg meegegeven hebben, neemt hij onschuldige ironie vaak te ernstig op, houdt hij eerlijken ernst voor verborgen ironie. Hij zal het desondanks naar te hopen is willen ge- looven, dat men in het kamp zijner tegenstanders het menschelijko van het politieke weet te scheiden en hem geen persoonlijke satisfactie misgunt. Het heet, dat de standsverhooging zal plaats vinden, wijl hij de zes honderd millioenen voor de legeruitbroiding uit dezen vogelvrij verklaarden rijksdag heeft geoogst en nog nooit heeft eeu kanselier zulke groote sommen zoo snel en zoo gemakkelijk verkregen. Een dergelijk suc- ces al Is het ook zonder moeite verworven zou zeker een voldoend motief voor de verheffing in den gravenstand zijn. En alleen de vraag doet zich voor, wat nu het Duitsehe volk krijgt, dat de zeshonderd millioen betaalt. 10 zich het H. M. DE KONINGIN. II. M. de Koningin is gisterochtend omstreeks uur per gewonen Staatsspoortrein, waarin zich Koninklijke salonrijtuig bevond, voor enkele uren in haar residentie aangekomen. De Koningin, die van een klein gevolg vergezeld was, werd bij aankomst alleen ontvangen door Haren opperstalmeester baron Bentinok, en reed in gesloten rijtuig naar het Paleis, begroet door een vrij talrijke menigte. II. M. was voornemens hedenmiddag om streeks 2 uur per Hollandsch© Spoor naar Het Loo te rug te keeren. II. M. de Koning-in heeft gedurende haar kort ver blijf in de residentie conferentie gehouden, met de Mi nisters van BinnenlnndSehe Zaken, tijdelijk voorzitter van den Ministerraad, van Oorlog en Marine a. i. en van Financiën. HOFROUW. De opper-ceremoniemeeateT mankt bekend,^ dat het Hof, ingevolge de bevelen van H. M. de Koningin, met ingang van 21 Mei 1912, den rouw zal aannemen wegens het overlijden van Z. M. den Koning vun De nemarken voor den tijd van drie weken, en wel zeven dagen middelbaren rouw, en veertien dagen liohten rouw. DE KAMERVERKIEZINGEN IN" 1913. „Tubantia" verneemt, dat door een groote groep ar beiders te Almelo besprekingen zijn gehouden, om in 1913 in plaats van den heer mr. Aalberse voor de Tweede Kamer eandddaat te stellen den heer II. <1. Stins, te Enschede. mijn jaren t" Zij is zear opgewekt!?" riep djonge officier en over zijn knap, open gelaat kwam een uitdrukking van groot verdriet. „Wel zeker zoo is het!" zei Bergitzky, zich over de naïviteit van Willi inwendig vroolijk makend. Im mers deze had geen slechter tusschenporsoon dan hem kunnen kiezen voor deze aangelegenheid. „Och, hoe gaat dat, waarde heer Bachnuftin, Je meisjes op Ella's leeftijd zijn gelijk aan vlinders. Zij vliegen van het een op het ander. Zij zijn kleine, schelmsche wezentjes, die niet spoedig ernst van een zaak maken. Men moet haar nemen zooals ze zijn." „Wat wilt u daarmee zeggeai?" stiet Willi bitter uit. Hij kon niet gelooven, dat zijn vertrouwen in Ella bedrogen zou zijn. „Dat mijn klein popje getroost is, wil ik zeggen. Maar waarde heer neem dat niet zoo ernstig op", voegde hij er aan toe, toen hij zag dat Willi verbleek te. „Het is immers heel natuurlijk! Verliefdheid komt en gaat. Het jonge meisjeshart klopt spoedig weer voor een ander...." „U wilt daarmee toch niet zeggen. „Ik wil? ik moet zeggen wat waar is", zei de heer Bergitzky, „ik ben dat verplicht aan ons aller belang. De heer van Kroehel heeft liefde voor de kleine opge vat." „En zij V' „Ik wil niet graag uit de school praten", zei Ber gitzky veelbeteekenend. „Wat nog onbepaald is, moet niet besproken worden. Ik heb in elk geval niet het recht een man tegen te werken, die met eerlijke be doelingen de gunst van een vrouw tracht te verwer ven." „Het is ontzettend", mompelde Willi. „Het is on draaglijk." „Kom aan, dat zegt men zoo spoedig als men jong is", lachte Bergitzky. „Doch meestal zijn ze er spoe dig weer over heen. Let maar eens op mijn woorden. Zulke kleine heksen zijn er in overvloed. En Ella heeft recht om gelukkig te zijn en zich vrij te bewe gen het recht van de jeugd, niet waar!" Willi sprong op. „Kroehel aan dien wilt ge Ella geven? Meat u dat deze man een dronken vriend! overhoop gestoken heeft? MTeet u wel dat hij alles behalve goed bekend staat?" Bergitzky verbaasde zich niet weinig. MaaT dade lijk schudde hij afwerend het hoofd. „Kroehel zou niet goed bekend staan? vroeg Ber gitzky, de inlichting van Willi Baehmann met een ge baar afwijzend. „Kom, zulke dingen als u daar noemt, duelleeren, eeu enkelen keer wat te veel drinken och, die oveTkomeu bijna iederen vrijgezel als hij een beetje temperament heeft. De een is driftiger dan de ander, dat is alles. Als men eenmaal getrouwd is, komen zulke dingen niet meer voor. Het huwelijk voedt op, het' bewerkt wonderen. Juist bij menschen met veel temperament doet het huwelijk wonderen. Hoe weet u die dingen van Kroehel, die u noemde? „Ieder, die het hooren wil, kan het weten", zei MTil- li, die zijn gevoelens nauwelijks meer meester was. „Och wat. Waarschijnlijk is hij zich na een partij tje eens een paar maal te buiten gegaan. Zooiets is niets ongewoons. Men moet de zaken niet overdrij ven. Dat zijn misstappen wij christenen moeten elkaar daar niet steed® weer een verwijt over maken. Wat gebeurd is, laat dat voorbij zijn van nu af zal het beter gaan. Zóó moeten wij denken. „Maar de zekerheid daarvan?' viel Willi met be vende stem in. „MTaar blijft de zoo noodige zeker heid op dit punt?" „Mijn beste, jonge vriend", zei Bergitzky op zalven- den toon, hem de hand op den schoudcT leggende, „wie kan zoo iets vooruit met zekerheid zeggen. Wie weet vooruit wat hij doen zal? Men kan zulke dingen nu eenmaal niet vooruit zeggen. Wij hebben ons lot niet in handen." „Ik kan dat .niet verdragen!" riep Willi, met plot selinge heftigheid. Het was hem zeer pijnlijk alle? wat hij gehoopt had, zoo te moeten hooren vernieti gen. „Dat komt er van", viel Bergitzk met nadruk ra, „als men t© veel over dingen spreekt, die nog onzeker zijn. Ik heb daar straks al voor gewaarschuwd. Het is veel beter, dat men maar eerst eens afwacht wat er VRIJ ZI NNIG-DEMOCRAT 1SCIIE BOND. (Vervolg). Zondag werd de algemeene vergadering van boven- genoemden Bond in hotel de M'itte Brug te Amster dam voortgezet. Tot leden van het Hoofdbestuur, in1 plaats van de heeren mr. C. Th. van Deventer, prof. dr. D. van Embden en mr. J. A. van Gilse, werden bij eerste stemming gekozen de heeren Th. M. Ketelaar, te Am sterdam en dr. P. Ribbius te Arnhem, en bij tweed* stemming mr. L. N. Roodenburg, te VGraveuhage. Aan de orde was de behandeling van de vraagpun ten en verklaringen, betreffende ouderdoms- en inva- liditeitsverzorging, geformuleerd door de daartoe aan gewezen commissie, bestaande uiti de heeren: Herman alzoo gebeurt. Over een feit kunnen wij praten, maar dat moet er eerst zijn." Mrilli sprong op. Zijn hart hamerde in zijn borst hij kon bijna geen adem meer halen. De conducteur kwam nader om de deur te sluiten. „Zal ik uw groeten aan uw huisgenooben overbren gen?" vroeg Bergitzky. Het was Willi bij deze vraag of hij een slag in het gezicht kreeg. „Dank u", zei hij snel, niet in staat om de beleefd heidsvormen in acht te nemen. „Of zooals u wilt voegde hij er ruw aan toe. „Ik sta zelf mot hen in correspondentie." Bergitzky groette lachend. „Dus is mijn tusschenkomst niet noodig." Het station was leeg geworden. De telegraaf ra telde. Nogmaals klonk het helle gefluit van de ma chine weg was de trein. X. Tegen middernacht kwam Bergitzky thuis. Fidelia wachtte hem op met slaperige oogen. Hij begroette haar teeder. „Niets nieuws?" „Ja!" zei zij, baar hand naar de tafel uitstekend. „Een uitnoodiging van Kroehel oni op het. feest der cavaleristen te komen." „Daar gaan wij heen!" riep hij kortaf. „Ella heeft weer allerlei bedenkingen geopperd', zei Fidelia verdrietig. „Zij wil niets weten van Kroehel weet u nu waar Bickenbaeh's geld is?" „Ik heb hem neergeslagen, den gek, toen hij mij aanviel", antwoordde Bergitzky, de zaak van die zijde willende voorstellen. „Het geld is aanwezig met de rente." „Maar waar?" drong Fidelia met scherpe stem aan. „Laten wij van aangenamer dingen spreken, mijn duifje", zei Bergitzky met de hem eigen handbewe ging naar de lippen. „Vertrouw op mij. Alleen dit nog: Soden betaalt zooveel bij dat Bickenbach in de eerste klasse blijft wij kunnen dat toch fatsoens halve riiet toelaten." (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 1