DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 120 Honderd en veertiende Jaargang. 1912 WOENSDAG 22 MEI. Nationale Militie. BINNENLAND. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f0,10. Bij groote contracten 'rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Oproeping in werkelijken dienst KEnrmriSG evikg. AARSCHE COURANT. De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR gelast, krachtens bekomen aanschrijving, den ondqj-- staanden verlofganger, binnen deze gemeente in het register van verlofgangers der Nationale Militie inge- schrevefi, om zich, ingevolge art. 109 der Militiewet 1901, en in aansluiting daaraan voor herhalingsoefe ningen, 's nam. vóór 4 uur, bij zijn korps te vervoegen als volgt: 10e Regiment Infanterie, lichting 1910, garnizoen leider: 17 Juni 1912: JAN HOUTKOOPER. Voor zooveel de milicien door ziekte of om eene andere reden niet tot den werkelijken dienst kan j overgaan, wordt hij verzocht daarvan, vóór het tijd stip voor de opkomst bepaald, ter gemeente-secretarie mededeeling te doen. I)e Burgemeester \oornoemd, JAN DE WIT Dz., lo.-Burg. Alkmaar, 20 Mei 1912. .fc. Het HOOFD van het Plaatselijk Bestuur te ALK MAAR brengt, op grond van artikel 1 der Wet van 22 Mei 1845 (Staatsblad No. 22) ter kennis der inge zetenen, dat bij hem ingekomen en aan den ontvan ger der Rijks directe belastingen binnen deze gemeente ter invordering zijn overgegeven: twee kohieren der Bedrijfsbelasting Nos. 19 en 20, voor het dienstjaar 1911/12, executoir ver klaard door den Directeur der directe belastingen in Noordholland te Amsterdam den 17 Mei 1912; dat ieder verplicht is zijn aanslag, op den bij de Wet bepaalden voet, te voldoen en dat heden ingaat do termijn van zes weken binnen welken daartegen bezwaarschriften kunnen worden ingediend. Alkmaar, den 21 Mei 1912. Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur voornoemd, JAN DE WIT Dz., lo.-Burg. ALKMAAR, 22 Mei. Frederik VIII van Denemarken kon, naar zijn wensch, steeds vrijwel ongemerkt als graaf Kroonburg in Hamburg vertoeven, om er als eenvoudig burger een paar genoegelijke dagen dóór te brengen-. Maar de doode koning houdt nog steeds de Hamburgers be zig. Natuurlijk werden er allerlei vermoedens geuit over hetgeen de koning vah 10 uur 's avonds, toen hij uit het hotel Hamburger Hof vertrok, tot 10 uur 27, toen hij in een auto werd gedragen, heeft gedaan. En even natuurlijk waren de vermoedens niet allen even eervol was dit. niet een mooie gelegenheid voor den laster om een dood en koning te na te komen? Het is evenwel gebleken, dat er voor smadelijke gevolg trekkingen niet de minste reden bestond. De koning ig van zijn hotel naar het café Opera gewandeld, heeft daar een whisky soda en een prentbriefkaart be steld, het glas leeggedronken en de kaart beschreven. Toen heeft hij de prentbriefkaart willen: brengen naai de bus op de vlakbij gelegen Gansemarkt. Hij werd onwel, een voorbijgaland! dokter vroeg zijn naam en woonplaats, waarop hij enkel zeide: „Ik logeer in den Hamburger Hof." Een politieagent riep een auto aan, zou hem daarin naar zijn hotel hebben laten brengen, zoo niet een naderend1 wachtmeester hadi bevolen hem naar het Havenhospitnal te brengen. Niemand kende den koning. Nu reisde hij wel is waar incognito, maar wanneer elders een koning onder een schuilnaam het buitenland: gewaarschuwd, wat cr werd! verteld. Onmiddellijk ging men terade, wat er gedaan moest worden om aan de lasterlijke geruchten den kop in te drukken. Het gevolg is geweest, dat de heer Iogenbleek, par ticulier secretaris des konings, de vertegenwoordigers der Brusselsehe couranten verzocht, Maandagmiddag ten paleize te komen. Hij deeldë hun de geruchten mede en verklaarde, dat de koning deze onaangename zaak piet in den doofpot gestopt wilde zien. Integen deel koning Albert zou het liefst zien dat. het geval in het openbaar werd besproken en liet de journalisten verzoeken, daartoe mede te werken. De procureur des konings had de zaak verder in handen en reeds een onderzoek ingesteld1, om de eerste verspreiders van den groven laster te leeren kennen. Degenen, die het gerucht- verspreidden of oververtelden, zouden on middellijk in hechtenis worden gesteld. Uitdrukkelijk verzocht de koning den journalisten uit zijn naam te verklaren, dat er van al die praatjes geen woord waar was. De Belgische couranten hebben aan dit verzoek ge volg gegeven. Zij toonen zich zeer verontwaardigd over deze hatelijke campagne. Zij hechten niet het minste geloof aan al dat gepraat. En zij verzekeren, dat, hoe onaangenaam het koninklijk echtpaar ook moge zijn getroffen, dergelijke lasterlijke aantijgin gen geen vat kunnen hebben op de publieke opinio in het land, waarin de diepe eerbied- voor de souvereinen hen verdedigt jegens „kwa-klap." Eu voorts wordt in herinnering gebracht, dat op den avond1 van het tuin feest te Laeken, dus den 4deil- Mei, het koninklijk -echtpaar de opvoering van de „Godenschemering' van het begin tot het einde.bijwoonde, dat de koningin de voorstelling, met de partituur volgde en zich na het einde zeer miuzaium onderhield! met den dirigent, Natuurlijk zullen er menschen: zijn, die ondanks alle verzekeringen van het tegendeel, geloof blijven hech ten aan 4° praatjes, menschen, die zweren bij het noodlottige en afschuwelijke spreekwoord van de koe, wed-ke niet bont genoemd wordt, als er geen vlekje aan zit. Intusschen mag men met belangstelling afwachten, of de verspreiders van het gerucht in dit geval zullen worden achterhaald. Laster wordt meestal in het donker geboren en geheimzinnig te vondeling gelegd, zoodat vader en moeder gewoonlijk onbekend blijven. Daarom doet iemand, die lasterlijke beweringen ont moet, goed, onmiddellijk dengeen, die er zich de tolk van maakt, te zeggen, dat hij den belasterden persoon zal waarschuwen en zijn zegsman zal noemen. Men krijgt ook dan zelden den verspreider, omdat de laster tiiet aan het licht komt, voordat hij in het verborgen zich reeds danig ontwikkeld heeft, maar kan aldus ertoe medewerken, dat de lasterpraatjes in hun loop worden gestuit. vertoeft men denke maar eens aan Parijs! dan is de overheid er steeds op uit, hem nauwkeurig te doen bewaken. Pleit het nu tegen de waakzaamheid der Hamburger politie, dat een agent, die dienst deed in de onmiddellijke nabijheid van het hotel, hetwel'k den koninklijken gast herbergde, den koning niet her kende, of voor den eenvoud' van Christiaan VIII, die zich als gewoon burger beschouwd wenschte te zien en waarschijnlijk van omslag en rompslomp niemendal wilde weten, het liefst als ieder ander zijn weg ging? Wij spraken zoo even van den laster. Hij heeft zich dezer dagen niet slechts met een dood en, doch ook met een levenden koning bezig gebonden, zooal- reeds kort in dit blad werd vernield. De Belgische koning, die algemeen wordt beschouwd als het voor beeld van een voortreffelijk huisvadér, werd er het slachtoffer van. Sinds véértien dagen werd er te Brussel gesproken over een drama, dat zich in het koninklijk kasteel zou hebben afgespeeld. Niets meer of minder werd be weerd, dan dat koningin Elisabeth bemerkt zou heb ben, dat koning Albert intieme betrekkingen onder hield met een kamenier. Den 4den Mei zou zoo ver ging zelfs het praatje de koningin den koning ver rast hebben in gezelsehap van een kamenier on deze laatste met twee revolverschoten gedood hebben. Deze geruchten drongen, zooals bijna steeds in dergelijke gevallen, het laatst tot de betrokken personen dooi. Het koninklijke paar werd eenjge dagen geleden uit TWEEDE KAMER. In de vergadering van gisteren werden de alge meene beraadslagingen geopend! over de wetsontwer pen t-ot regeling der arbeiders-ziekteverzekering. Na eeu korte discussie over de volgorde van behan deling opende de heer Treub (V.D.) de rij der eigenlijke sprekers met een aanval op den rechtsgrond van het ontwerp van minister Talma. Volgens den minister moeten do arbeidsvoorwaarden1 zoodanig ge regeld zijn, dat. daarbij rekening*wordt gehouden met eventuoele ziekte. Het vrije initiatief beeft niet vol doende kunnen helpen om de misstanden weg te ne men. De verplichte verzekering is volgens 's minis ters verzekering ontsproten aan de saamhoorigheid en feitelijke solidariteit der arbeidei-s. Doch deze bestaan ook bij andere groepen dan die der arbeiders. De be- drijfsvoordeelen dezer groepen zijn niet grooter dan het buitenkansje, dat ook de arbeider wel eens heeft. De opvatting van den minister, dat de verplichte ver zekering niet anders is dan beperking van de vrijheid van de loonregeling, omdat de rendabele besteding van de arbeidskracht van den arbeider niet komt aai dien arbeider, doch aan den werkgever, is een zuiver sociaal-democratisché leer, die der meerwaarde. De minister heeft in den laats ten tijd de Marxistische beginselen onderschreven. Volgens spr. bestaat dc verplichting tot verzekering hierin1, dat men dwang oplegt om een deel van zijn inko-meni te besteden op de wijze als de staat dit wenscht. Dit is niets nieuws. De consequentie van 's ministers standbunt zou zijn, dat men den staat niet financieel in) de verzekering be trekt, aangezien de minister deze een onderdeel van het. arbeidscontract acht, Toch worden bij de ziekte verzekering de administratiekosten ten laste van den staat gebracht en bij de invaliditeitsverzekering stelt de s'taat 7.2 millioen beschikbaar voor heti overgangs tijdperk Spr. wist nog niet hoe hij en zijn vrienden ten slotte over de wet zullen stemmen. Den rechtvaardigheidsgrond, waarom arbeider werkgevers en staat moeten bijdragen, zag spr. hier in. dat er maatschappelijke factoren zijn, die medewer keu tot een toestand, dat de arbeiders bij ziekte enz. niet uit eigen kracht voor zichzelven kunnen zorgei De staat draagt voor die maatschappelijke oorzaken de verantwoordelijkheid. Beschouwingen over het evenwicht tusschen bijdrage en uitkeering falen in de practijk; alle berekeningen over langen tijd! hebben minder waarde, omdat men niet weet hoe over '20 ja-ar de levensduur zal zijn. De minister rekent er bij de invaliditeitsverzekering op, dat de liefdadigheid zal bijspringen voor de premiebetaling der allerlaagste loonen; spr. wil deze ten laste van den staat brengen. De min. wil echter een deel der kosten halen uit het tarief, waarmede hij een dubbelen last op de arbeiders legt. Verder betreurde spr. het dat in do ziektewet alleen de uitkeering,' niet de ziektebehandeling is op genomen. Voor de kleine ongevallen blijft de ziekte behandeling bij de Rijksverzekeringsbank en komt de uitkeering bij de organen der ziekteverzekering. Dat geeft dubbele administratie en dubbele kosten. Min- k-r scherpe controle en wrijving zijn er het gevolg vah. De heer Treub.kwam dan tot de algemeen© or ganisatie. De pclging met de Raden van Arbeid' heeft zijn sympathie; de uitwerking niet. Verschillende toepassing van dezelfde wet in verschillende deelen an het land zal het gevolg zijn van de overlating van de bepaling der premie en uitkeering aan de zelfbe- stureude organen. Beter ware geweest een algemeene vorm in de wet vast te leggen. De regeling is in we zen bureaucratisch; de voorzitter zal een ambtenaar zijn, de secretaris is ook niet door belanghebbenden gekozen. Spr. brak een lans voor het Raiffaisenstel- sel. De minister had' moeten komen met kleine ar beidsraden, ondergebraeht in groote lichamen, die óók een deel van de risico dragen. De minister houdt in strijd met de anti-revolutionaire leer geen rekening met het historisch geworden®. Hij offert aan de go din van de rede. Wat de werkwijze van den minister betreft, men weet nog niet, hoe het orgaan der On gevallenwet zal worden gewijzigd'. Het systeem van risioo-o-verdracht in de Ongevallenwet wordt hier be perkt en praetisch onmogelijk gemaakt. Spr. critiseerde eindelijk de overhaaste voorberei ding en behandeling van deze wet, Komt er nog iets goeds van deze wet, dan zal het geen gevolg zijn van is beleid, doch van stom geluk. De heer P a t. ij n (U.-L.) betoogde, dat de minis ter had moeten beginnen met do wijziging van de On gevallenwet en de Ouderdomsverzorging. De irrntio- neele wijze van werken is nu te minder gerechtvaar digd, nu de minister de Raden van Arbeid bij de uit voering van de Invaliditeitswet en van de herziene Ongevallenwet heeft uitgeschakeld. Ten aanzien van 's Ministers plannen betreffende de arbeidersverzekering, betreurde spr. de samenkop peling van ouderdoms- en invaliditeitsverzekering; laatstgenoemde had! men zelfstandig kunnen houden of kunnen koppelen aan de ziekteverzekering. De sa menkoppeling van ouderdomst en invaliditeitsverzeke ring betreurt spr. omdat eerstgenoemde daardoor ge maakt werd tot een arbeidersverzekering. In begilist- heeft spr. bezwaar tegen arbeidsverzekeriugen. Hij wenscht zooveel mogelijk maatregelen die allen ten goede komen, 's Ministers betoog hieromtrent, noemt ook spr. zwak. Hij is alleen voor een arbeidersverze kering, indien er niets beters te vinden is. Maar in zake ouderdomspensioen is er beter; spr. wil staats pensioen naar Engelseh model; kan 'torn. practische of financieele reden niet zijn, dan voo-rloopig het Deensche stelsel. Het groote bezwaar tegen ouderdomsverzekering is, dat doze^ slechts ten goede komt aan een klein deel van hen die er behoefte aan hebben; er zijn zooveel die er economisch niet beter aan toe zijn dan de ar bciders en die zal men uitsluiten, terwijl zij moeten meebetalen in de lasten! Hier sluit spr. zich bij den heer Treub aan. Allerminst voor Nederland) wil spr. zulk een wetgeving, omdat wij een land van het klein bedrijf zijn. Hard en onbillijk is 't al die menschen buiten de regeling te laten. Zij zijn juist uit de ar-, bciders opgekomen en zijn niet de minst energieke. Ook voor de vrouwen is het ouderdomsontwerp schro melijk onbillijk; de. premie zal alleen den man ten goede komende. praetisch weinig beduidende weezen- rente laat spr. ter zijde. Hier is eeni voorbeeld' van de anders overdreven bewering, dat de wetten het ken merk dragen door mannen te zijn gemaakt. Anders dan met ziekte- en invaliditeitsverzekering- weet men dat er andere regeling is, dan arbeidersver zekering; daarvoor zij gewezen naar Engeland. Voor één pensioenverzekering alleen voor arbeiders is spr dan ook niet meer te vinden. Het Engelsehe systeem van Cannon en Blackley, in de nota Lohman genoemd verzekeringsd'wang voor iederen burger is nog tc theoretisch, zoodpt spr. aan liet staatspensioen blijf: vasthouden. De overgangsbepaling noemt spr. absurd; dat men D..1. een geschenk gaat geven aan hen die kunnen be wijzen 260 weken in 10 jaar in loondienst te zijn ge weest. Spr. vreest hiervan willekeur en velen zullen staatspensioen krijgen, die er geen behoefte aan lu-b- ben. Sedert het bekend worden der Engelsehe wet is de staatspensioenbeweging meer en meer opgekomen en daarmede rekening houdend, kan men niet tegenspre ken dat met de reclame, met art. 357 te maken, het staatspensioen weldra zal zijn ingediend. Hierna behandelde spr. het gebrek aan eenheid in Ziekte- en Invaliditeitswet. Spr. verwees naar het geen hij vroeger daarover zeide, waarvan hij geen woord terug neemt. Bij den Minister drong hij er ernstig op aan, de redactie vap de Invaliditeitswet nog eens te herzien en in overeenstemming te bren gen met de Ziektewet, Spr. staat in zijn opinie niet meer alleen; laat de Minister binnenskamers eens spreken met de rechtsc.be leden der Commissie van Voorbereiding. Wat spr. zegt, spreekt hij in het be lang van de zaak. De verdere behandeling werd hierna verdaagd tot hedenochtend 11 uur. 's Avonds werd voortgegaan met de behandeling van de interpellatie Treub over het spoorwegbeleid, naar aanleiding van de conclusie van het financieele ge deelte van het onderzoek der Staatscommissie, inge steld bij kon. besluit van 5 Sept. 1908 no. 25, dat do Staat op 't spoorwegkapitaal in 1909 ruim 6.000.000 heeft ingeteerd en van 1891 tot 1909 bijna 45.000.000. Tevens is aan de orde de motie-Treub luidende: De Kamer, van oordeel dat beëindiging der spoorwegovereen komsten van 1890 in het belang van 's Rijks finan ciën nooclig is, gaat over tot de orde van den dag. Dc heeren de M o n t h e Ver Loren, N or lens en Vliegen bespraken de motie, waarna de minister van financiën, de heer Kolkman, antwoordde, dat de Regeering spoed wil betrachten met bet onderzoek en de resultaten aan de Kamer zal mededeelen. Dat lag opgesloten in de beantwoording van de vragen van den heer Treub. Een aansporing tot voorzichtig beleid! had spr. niet nooclig, al aanvaardt hij die gaarne van een man als den heer Bos. Dat opdrijven van den schuldenlast zal plaats hebben bij spr's systeem ziet hij niet in; maar spr. wil niet een systeem waarbij de contribuabelen zooveel mogelijk worden uitgeperst, Is de Minister niet duidelijk in zijn antwoord geweest, dan ligt. dat aan den heer Treub en aan de wijze waarop hij zijn vragen stelde. De heer Treub ziet tusschen de con tracten en het interen een verband', spr. en de Staats commissie niet; beiden meenen, dat de contracten hier buiten blijven. De zaak zuiver als financieele politiek behandelend, was er geen reden voor spr. de contracten te hespreken. Met meer afschrijving had men reeds lang moeten- naasten om de eenvoudige re den dat de maatschappijen 'tniet. zouden hébben kun nen volhouden, 't Interen eenmaal vaststaande, is de vraag alleen of liet interen minder ten laste van den Staat kan worden gebracht. De middelen door den heer Treub genoemd, zullen weinig helpen, m. n. niet het vervallen van artikel 20, reden tot opzegging van het contract -is dit punt niet; wel zal men hebben te onderzoeken of hieromtrent misbruiken worden be gaan. Ook ziet spr. geen nadeel in de quaestie van uitvoering van nieuwe werken. De eenige weg zou zijn de maatschappijen met staatsgeld' te helpen die werkeu tot stand) te brengen; maar in geen geval komt cr geld in kas. Ook in de naastingsbepalingen ziet spr. de bezwaren niet. Voorts is gezegd' dat de concurrentie leidt tot geldverspilling. Spr. kan dat niet beoordeelen. Mocht de minister van Waterstaat van oordeel zijn, dat aldus zooveel geld' wordt verspild, da,t staatsexploitatie beter zou zijn, dan is 't moment gekomen om beëindiging der contracten te overwegen. Maar staatsexploitatie zal ook vermeerdering van kos ten brengen, voor personeel, voor aanleg van niet- rendoerende lijnen. Voorshands kan spr. diis niet aandringen op wijziging der contracten en hij ziet niet in dat opzegging noodig is in het belang van s Rijks financiën. Spr. herbaalde nog eens dat onder zocht zal worden of het staatsvermogen eenerzijds ver minderd is door de spoorwegen, anderzijds weer be hoorlijk toeneemt; in dat geval is er geen perieulum in mora. Spr. achtte 't volkomen geoorloofd de staatsbedrijven en de spoorwegen aldus tegen elkaar op te wegen. Do rekeningen 1910 en 1911 zal spr. gaarne in orde brengen, zoodat zo overzichtelijk zijn cn spr. zal overwegen of er een wettelijke grondslag te vinden is voor de samenstelling der spoorwegrekenin gen; z. i. zou men dan eerst moeten vaststellen wat gewoon" en wat „buitengewoon" is. Eu daarover bestaat nogal verschil van meening. Intusschen wilde ;pr. de zaak gaarne overwegen. De voorzitter, de verdere behandeling verdagend, deelde mede dat hij den Kamervoorzitter zal voorstel len Donderdagavond voort te gaan. De vergadering werd daarna gesloten. HET ONTSLAG AAN DE MARINEWERF. Naar liet Volk meedeelt heeft het Kamerlid IIels- dingen tot den Minister van Marine a. i. 4® vraag ge richt wat cr waar is van de geruchten betreffende een massa-ontslag aan de Marinewerf, alhier. De Minister deelde mede, dat thans een tweehon derd werklieden zouden worden ontslagen en later vermoedelijk nog meer. „Zijn wij wel ingelicht zegt het blad' dan zou deze laatste mededeeling beteekenen, dat in October of November nogmaals 200 rijkswerklieden zouden ontslagen worden. flcniengri nieuws, UIT BROEK OP LANGENDIJK. Bij de opening der gistermiddag alhier gehouden raadsvergadering waren afwezig de heeren C. Wage naar, Glas en Slot, de beide eerstgenoemden wegens ongesteldheid, de laatste wegens verblijf buitenslands. Medegedeeld werd' dat ingekomen was de goedkeu ring van het kohier van den Hoofdelijkcn Omslag 2079, en het kohier van de hondenbelasting 79. Gedeputeerde Staten berichtten de goedkeuring op het besluit tot den bouw van den gashouder en op den wat erve rko.op aan de heeren I). Wagena-ar en Jb. Smit en vermeldden de verdaging der beslissing op het besluit tot aankoop van grond ten behoeve vair den bouw eener veldwaohterswoning. De Commissaris der Koningin berichtte, dat hij Za terdag 25 Mei 's middags 4 uur een bezoek iwin de Gemeente al brengen. Medegedeeld werd vervolgens dat in April waren afgegeven 244 telegrammen en dat het rijk J 841.66 aan de Gemeente had betaald.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 1