DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Genees- en heelkundige armen?erzorging.
Om het koude goud.
INGENIEUR, ratel HOOFDOPZICHTER,
No. 127
Honderd en veertiende Jaargang.
1912
VRIJDAG
31 MEI.
FEUILLETON.
öp de Schilderijen-veiling.
BINNENLAND
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Af zonderlij ke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat* Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
en GOEDKOOP
1 Kg. 1.50 P4 Kg. 0.421
Telefoonnummer 3.
is
in vierkante bussen
MAAR
COURANT.
Bij den dienst der Gemeentewerken te ALKMAAR
is te vervallen de betrekking' van
waaraan verbonden is eene jaarwedde van 1700 tot
2000.
Sollicitanten, niet ouder dan 35 jaar, in bet bezit
van het diploma Delft voor civiel of bouwkundig in
genieur, dan. wel van bouwkundig opzichter, bij voor
keur met eenige jaren practijk, gelieven hunne stuk
ken (adres op zegel) in te zenden aan het Gemeente
bestuur vóór 1 JULI e. k.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat in hunne
heden gehouden vergadering voor de vier kringen,
waarin de gemeente voor den genees- en heelkundi
gen dienst voor behoeftigen is verdeeld, zijn aange
wezen de volgende stads-artsen, t.w.
voor kring I de heer Dr. J. DIRKEN,
«II A. M. CONIJN,
III J. DEGENAAR en
IV R. G. C. SCHRODER.
De behandeling van de patiënten, die kunnen uit
gaan, zal geschieden in een lokaal van het Stads-zie-
kenliuis en wel ierleren werkdag, door de heeren
DIRKEN en SCHRODER des middags precies te 12
uren en door de heeren CONIJN en DEGENAAR des
voormiddags precies te 81/2 ure.
Voor den verloskundigen dienst voor behoeftigen
zjjn aangewezen voor
de kringen I en II de stads-vroed vrouw Mej. A.
W. J. SCHOONHOVEN-VETTER.
de kringen III en IV de etads-vroedvrouw Mej. C.
W. VAN DER WEELE.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, JAN DE WIT Dz., Voorz., lo. Burg.
30 Mei 1912. DONATH, Secretaris.
Roman uit het Duitsch
van
0EORG HARTWIG.
49) _o_
Het werd steeds genoegelijker iu de helverlichte ka
mers, waar bloemengeur hing en de gastvrouw alle
gasten op hun gemak wist te zetten.
Na tafel, toen het gezelschap in kleine.groepen in
de verschillende kamers bijeen stond of zat, nam Rön
niges in eeu stoel naast Ute plaats.
Zij zag hem komen en dacht er aan dat tante Marie
van een gedrukte stemming van Rönniges had' gespro
ken. Zijn gang, zijn houding, het lachje op zijn ge
zicht verried niets van die stemming.
„Mag ik.
„Zeker! Er is in dit aardige hoekje wel geen
plaats voor allen, maar toch wel voor twee."
„Ver verwijderd zijn wij toch altijd nog niet van de
aanbidding van het vuur," zei hij lachend, zijn stoel,
dichter bij het vuur schuivend. „Het stemt genoeg
lijk zoo'n vuurtje, het stem rustig. Natuurlijk is er in
den grond geen rust; wij gaan steeds voort, stilstand
is er niet; een heden is er niet. Constateeren wij het
genot van een oogenblik, zoo is het alweer voorbij, in
het verleden."
Hij zat zoo dat het vuur zijn gelaat kon verlichten.
Het viel ook op Ute. Zij zag nu dat er een eigenaar
dige trek van nadenken op zijn gelaat lag.
Plotseling richtte hij het hoofd op.
„Kunt u mij zeggen wat sympathie en antipathie
is?"
Uit haar zwijgen opgeschrikt, vouwde zij de handen
in den schoot en knikte langzaam.
„Een weervinden van fwee zielen, die elkander ken-
De wereld der kunstenaars.en de wereld der
kunsthandelaars, welk een verschil! de kunstenaars,
voor zooverre zij echt zijn, menschen, die leven en
dulden en ontberen en lijden om een ideaal, om de
schoonheid te dienen, zooals die schoonheid zich voor
hen en in hen en door hen heen openbaart. De kunst
handelaars, dc lieden, die op enkele gunstige uitzonde
ringen na, de met zooveel moeite en vaak ten koste
van zooveel lijden voortgebrachte kunstwerken, koopeu
en verkoopan met geen ander doel, dan zooveel moge
lijk winst te behalen 1 Er is eeu groot onderscheid
tusschen den handel iu gewone producten, in hout,
graan, manufacturen, locomotieven of spelden en den
handel in kunstvoorwerpen. Bij de gewone produc
ten is het voorwerp neutraal. Een goed koopman met
gezonde principes hecht er wel aan, dat 't geeu hij
verhandelt van goede kwaliteit is eu hij wenscht noch
met te kleinen winst! te verkoopen, noch met over
winst, daar hij dit niet „solide" vindt. Maar zijn pro
ducten zijn overigens doode voorwerpen. Anders ech
ter is 't met schilderijen. Een goed schilderij is een
bezield! object. En het bezit, daar de ziel niet te schat
ten is met materieele waarde, eigenlijk geen bepaalde
waarde. Onze pientere volksgeest zegt.: ,,'tls waard,
wat een gek er voor'geeft." De groote menigte kan
niet begrijpen, dat de man, die duizenden voor een
lapje beschilderd doek, ja voor een paar krabbels op
een stuk papier geeft, zijn eigen schoonheidszin
wenscht te bevredigen, van hoogeren aanleg, van su
perieuren geest, blijk geeft.
Bij geen handel wordt zooveel geëischt vau den
koopman, als in dein kunsthandel. Zijn „warenkennis"
is er eene, die niet aangeleerd kan worden. Eu hij
heeft met twee factoren rekening te houden: met 't
geen hijzelf mooi vind't en met.publieke smaak
en de mode.
De kunstkooper inoet een idealist zijn en tegelijker
tijd een materialist. Dat leidt te spoedig tot iets
halfs! En er is strenge controle op zijn werkzaam
heid, strenge publieke controle. Elke veiling vertelt
hem, of zijn voorraad vermeerdert of vermindert in
waarde. En elke veiling is voor hem zelf tevens een
waardemeter.
Want de reputatie van de schilders wordt slechts
gedeeltelijk door de critici gemaakt. Deze voorlich
ters van het publiek hebben elk slechts eeu kleinen,
eigen kring van volgers. De eigenlijke reputatie van
den schilder wordt gemaakt op de publieke schilderij
en-veiling. Daar ziet men aan de prijzen, die besteed
worden, of de schilder in trek isi en in tel of niet.
Want woorden zijn vaak goedkoop en degenen, die de
woorden neerschrijven dikwerf te koop óók in ons
land helaas maar alvorens iemand bankpapier voor
een schilderij geeft, moet hij wel van de waarde van
't voorwerp overtuigd zijn.
De vorigo week heeft er bij de firma Frederik Mul
ler in de Doelenstraat te Amsterdam, een groote twee-
rlaagsche veiling van kunstwerken plaats gevonden,
die weder uiterst leerzaam is geweest! In dte groote
veiling-zaal zat op 'u podium achter een tafel, de heer
Mensing, bijgestaan door een drietal leden zijner fir
ma. Het was een ware areopagus. In de zaal op rij
en stoelen, juist als in een concertzaal de kooplusti
gen. Directeuren van musea, uit 't binnen- en buiten
land, Nederlanders, Franschen, Duitschers, Engel-
schen, Amerikanen; kunstkenners en liefhebbers uit
vele landen; schilders en schrijvers, die belang in de
kunstwerken stelden. Er waren mannen en vrouwen
want ook dë vrouw begint zich in den kunsthandel
te doen gelden.
Een paar dageu te voren had men de schilderijen
rustig kunnen bezichtigen, voorzien van catalogi, die
I met de vele lichtdrukken langzamerhand kostbare do
cumenten voor dé kunstgeschiedenis zijn geworden.
Maar de veiling zelve is altoos een verrassing. Want
wèl zijn de schilderijen zoo ongeveer naar hun kunst
waarde te schatten de marktwaarde echter
hangt van tal van omstandigheden af, die met de
kunstwaarde vaak slechts iu ver verband staan. En ik
zou niemand, die niet heel goed weet wat hij wil, dur
ven raden, zijn inkoopen op een veiling van schilderij
en te doen. Richt men zich tot een solied kunstkoo
per of, zoo hij nog leeft, tot den schilder zelf, dan
heeft men kans waar voor zijn geld te krijgen. Doch
op dë kunstveiling zijn zoovele zaken te kennen en te
doorgronden, dat de vreemde eend in de bijt zeker tu-
reluursch wordt van 't gekwaak.
Daar is bijv. do kunstkooper, die door een makelaaT
of een ander vertrouwd persoon op zijn eigen schilde
rijen, die in de veiling gebracht zijn, laat opbieden.
Immers, hij moet zorgen, dat de schilderijen van den
zelfden schilder, die hij thuis heeft, op waarde worden
gehouden, ja, zoo mogelijk, in waarde worden ver
hoogd," door 't schilderij van den „meester," dat hier
tot hoogen prijs van de hand wordt gezet. Indien b.v.
een goede „Willem Maris" op een veiling slechts
4000 zou opbrengen, dan zouden onmiddellijk alle
andere „Willem Marissen" in prijs verminderen. Van
daar dat de groote meesters door de kunsthandelaars
zelve altoos op prijs worden gehouden, óók op de vei
lingen. Zij koopen liever hun eigen schilderijen weer
terug en betalen de veilings^percentage van 10
dan dat zij hun „waar" in 't publiek zouden zien afta
kelen.
Bezitten een aantal kooplieden duur-gekochte schil
derijen van groote meesters, dan zullen zij natuurlijk
gezamenlijk zorgen, dat de groote „meester" zoo lang
mogelijk gewaardeerd blijft bij het groote publiek.
Daartoe worden geen middelen geschuwd. Anderzijds
moeten ook nieuwe „meesters" gecreëerd worden. Dit
laten de kunsthandelaren aan de critici over, die ech
ter onderling vaak iu meening verschillen. Vaak zal
<lan een prijs voor een schilderij van een jongeu mees
ter, op een veiling besteed, plotseling toonen, welke
waarde het publiek aan den schilder hecht.
Op de veiling Hoogendijk brachten werken van
Voerman en van Karsen prijzen op, die toonden hoe
men deze meesters waardeert. Daarentegen bracht
een groote compositie van Jozelf Israëls, „Davidl en
Saul," slechts 1600 op, omdat dit werk, ondanks zijn
prachtige kwaliteiten, tot eetn „vroegere" periode van
Israëls behoorde. Nu is er echter groote kans, dat na
verloop van tijd juist deze „vroegere" periode vau Is
raëls weder gewaardeerd zal worden. Dan hoort men
op een dag met verbazing, dat een „David! en Saul" in
1912 voor slechts 1600 verkocht, voor 160000 is
gekocht. Want dit werk bezit als schilderij kwalitei
ten, die men gaarne „eeuwig" zou willen noemen, wij
bedoelen, dat zij gewaardeerd zullen blijven, zoolang
werkelijke kenners, die boven de mode en den smaak
van hun tijd staan, kunstwerken zullen blijven beoor-
deelen naar de waarde, die in die werken schuilt, eu
niet in andere dingen, die met kunst zelve niets ge
meen hebben.
Een staaltje van mode en gril op kunstgebied' wa
ren dë prijzen, die voor werken van Vincent van Gogh
op deze veiling werden besteed. Een teekening in
zwart krijt, voorstellende een boerin, 625; een der
gelijke teekening 1000; schilderijen van vau Gogh
brachten iu de duizenden op en werden door de Fran-
sclie kunstkoopers gekocht.
Echter, het werk dat hier van vau Gogh werd ge
veild, was gewoonweg afschuwelijk. Van Gogh was
een man die véél wilde, maar weinig bereikte. Hij is
den iu vervlogen tijd, een herkennen zonder bewust
zijn."
„Dan hebt u mij, juffrouw Bickenbach, al eens eer
der, ik weet niet waar en wanneer, gekend. Dat zou
dan een gedeeltelijke verklaring zijn." Hij brak eveu
af om daarna sneller voort te gaan. „Neen, ik kan
dat toch niet goed) geloove.n. Het zijn stralen, die
voor ons grof oog niet waarneembaar zijn, welke van
ons uitgaan. Die uitstralingen, kunnen een bepaalde
trilling hebben en deze kan bij twee personen, onge
veer gelijk vlug zijn. Daarom storen zij elkaar piet,
daarom is de nabijheid van elkander aangenaam. Dat
zou dan staan onder een natuurwet, waaraan de be
trokkenen zich niet zouden kunnen onttrekken."
„Als dat zoo was, zouden toch beide personen de
aantrekking moeten gevoelen en niet één. Natuur
wetten kennen geen uitizonderingen."
„Ik geloof ook dat dat zoo is, als de bedoelde stra
len eerst maar de goede plaats treffen. Gelooft u
dat ook niet?" vroeg hij weer in zijn ernstig overden
ken verzinkend.
„Ik ben gelief en al leek" in de physica", zei Ute af
werend.
„Maar niet in de metaphysica. Uw leer van de zie
len, die elkaar eens kenden en nu weer ontmoeten,
laat. zich wel hooren. Dat loopt echter uit op ziels
verhuizing of reincarnatie. Neemt men het eene aan
dan moet daaruit volgen, dat ai wat nu leeft als
mensch, reeds eerder in een vroeger leven op aarde
vertoefde. En daaraan gelooft nog niet iedereen.
Misschien ging hij peinzend voort, „zult u eens die
belangstelling voor mij gevoelen, die ik voor u ge
voel."
„Zeker ik voel die belangstelling reeds."
„Het lijkt wat vreemd, dat ik juist met u hierover
spreek. Meet u, dat ik getrouwd geweest ben?"
Ute keek verrast op. Haar oogen gleden naar zijn
vingers, waaraan geen trouwring blonk.
„Neen, president."
„I zoekt den trouwring aan mijn vinger?" vroeg
krankzinnig geworden en heeft zich van 't leven be
roofd, waarschijnlijk omdat hij juist als Nietzsche
kunstwerken wilde scheppen zonder door de natuur
daartoe geroepen te zijn. De echte kunstenaars, men
denke aan Mozart, Haydn, Beethoven, Rembrandt.
Michel Angelo, Shakespeare, de Balzac, Israëls schep
pen spelend. Zij kunnen eenvoudig niet anders dan
kunstwerken maken. Nietzsche wilde componist wor
den, maar hij slaagde niet. Wilde dichter worden,
maar schiep geen enkele volmaakte tragedie. Wilde
philosoof worden en schiep toen dit misdadigers-bre-
vier, waaraan op 't oogenblik de Duitsche geest te
gronde gaat. Bij van Gogh is 't niet anders. Al zijn
werk is grootsch bedoeld maar mislukt, omdat hij half
was. Echter hij gaf, juist door zijn boven men schel ijk
pogen, wegen aan volgens welke nieuwe dingen iu do
kunst zouden kunnen bereikt worden. En het is wel
licht dit, wat hem nu zoo gezocht doet zijn. Zijn werk
heeft dus niet zoozeer waarde als kunstwerk, maar
meer als curiositeit.
Wie een collectie van schilderijen wil aanleggen en
zich laat leiden door de kunst-atroomingen, doet
eigenlijk weinig anders dan speculeeren. Alleen zij
die werkelijk smaak hebben en koopen wat zij zelve
schoon vinden, verwerven zich inderdaad een heerlijk
en altoos weder nieuw genot gevend bezit.
Dezulken zijn er echter zeer weinig. Want als
schilderen een groote kunst is schilderijen verza
melen zouden wij willen zeggen, is een andere kunst.
BERNARD CANTER.
Rönniges, Ute's blik naar zijn hand begrijpend. „Ik
zal u later zeggen waar die is, als ik zeker er van beu,
dat u begrijpt dat ik alleen zoo mededeelzaam tegen
over u ben, wijl ik zoo groote syrnjrathie voor u ge
voel."
„Wees overtuigd1 dat ik uw behoefte om met iemand
die u sympathiek is, te spreken, volkomen begrijp",
zei Ute met overtuigenden ernst.
In haar klankvolle, teedere stem klonk ook nu juist
weer datgene wat Rönniges er toe bewoog om ouder
zoovele dames juist haar uit te zoeken om zijn ver
trouwen te schenken.
„Ik was assessor", begon hij, zijn arm op dë leuning
van zijn stoel leggend en zijn voorhoofd in zijn hand
drukkénd alsof hij geheel tot zich zelf sprak in ge
dachten. „Toen leerde ik een zeer lief meisje kennen
zeer jong, zeer teer en lief. Mijn verlangen naar
haar was groot, maar haar liefde voor mij moet zeker
nog grooter zijn geweest. Wij verloofden ons. Tot
mijn groot leedwezen werd ik in dien tij dl voor een
rechtsquaestie voor twee jaren naar Sint Petersburg
gezonden. Het was het ergste wat ons te midden van
ons jong geluk kon treffen. In deze twee jaar zag ik
mijn aanstaande vrouw slechts eenmaal terug en dat
nog maar voor zeer korten tijd. Zij was weemoediger
en bleeker geworden. Het kon van ongeduld en ver
langen komen dat heeft op velen een ziekmakender,
invloed. Wij zouden eerst trouwen, zoo was vastge
steld, als Lili haar twintigste jaar achter den rug had.
Haar vader wenschte dat; haar moeder was dood.
Toen mijn werk in Petersburg volbracht was en ik
weer in mijn vroeger ambt terug kwam, zagen wij
elkaar weer."
Rünniges zweeg. Diepe rimpels ploegden in zijn
voorhoofd.
Op zachten toon ging hij na eenige oogenblikken
van stilte voort:
„Ik herkende haar nauwelijks. Een verandering
was op haar gelaat te lezen, die mij innerlijk heftig
«leed ontroeren. Zeer ontsteld, raadpleegde ik den
HET VERSLAG DER GRONDWETSCOMMISSIE.
Van het bovenstaand verslag kunnen nog eenigo
belangrijke bijzonderheden worden vermeld, ter aan
vulling van het telegram in het nummer van gisteren.
Allereerst dienen echter eenige verbeteringen te
worden aangebracht in het artikel, dat we gisteren
naar aanleiding van het telegram schreven. Immers
500 X 100 is geen half millioen, zooals werd! gezegd
en de volksvertegenwoordigers iti Frankrijk hebben
geen tractement van 17.500 maar van 7.500.
Wat nu het Kiesrechtvraagstuk betreft, slechts één
stern verklaarde zich voor behoudl van het tegenwoor
dig artikel 80. Des te sterker valt te betreuren dat
geen enkel wijzigings-voorstel er in geslaagd is een
meerderheid op zich te vereenigen. Slechts op een
enkel punt ontmoetten nagenoeg alle voorstellen el
kander. De Grondwet behoort zelve de toekenning
van het kiesrecht te regelen. Slechts één lid' verde
digde een z.g. „blanco-artikel."
Hiermede hield echter de overeenstemming op.
Voorgestaan werd het algemeen kiesrecht voor man
nen en vrouwenidem voor mannen en vrouwen die
door eigen aanmelding toonen op het bezit prijs te
stellen; het algemeen kiesrecht voor mannen en een
attributief kiesrecht voor vrouwen, waarbij het stellen
van eischen, aan maatschappelijken welstand! ont
leend, zou zijn uitgesloten. Eindelijk waren er leden,
die zich voorstander verklaarden van algemeen kies
recht voor mannen, doch van vrouwenkiesrecht niet
wilden weten.
Een sterke strooming viel waar te nemen ten gunste
van een aan alle gezinshoofden toe te kennen kies
recht, welke strooming zich echter onmiddellijk in
twee beddingen deelde. Ook voor het gezinshoofden
kiesrecht was geen meerderheid! te vinden.
Dit geldt ook voor het actieve vrouwenkiesrecht.
Opneming in de Grondwet van het. gebiedend voor
schrift van algemeen kiesrecht voor vrouwen werd
slechts door één lid voorgestaan.
huisarts. Ilij zei mij in vertrouwen, dat Lili's moeder
al op jeugdigen leeftijd aan een hartziekte was ge
storven. Bij de dochter vertoonden zich reeds nu spo
ren van dezelfde ziekte. Hij ried! mij ten sterkste een
huwelijk af. Haar vader wilde niet geloove.n dat de
zaak werkelijk zoo ernstig was."
Rönniges zweeg nogmaals.
Ute's aandacht was ten hoogste gespannen. Zij
volgde het verhaal met zulk een aandacht en was er
zoo in, dat zij deze korte stilte niet opmerkte. Eerst
toen hij voortging, keerde zij hem vragend haar oogen
toe.
„U zult begrijpen hoe het mij te moede was. Ik voel
de mij wanhoopig en lusteloos, mijn levenslust scheen
verdwenen, het leven scheen mij niets aantrekkelijks
meer te bevatten. De waarschuwing van den dokter
aan den eenen kant, de hoopvolle opgewekte stem
ming van mijn verloofde aan den anderen kant het
was ondragelijk. Stel u voor, zij werkte ijverig aan
haar uitzet! Wat een toestand1", onderbrak hij zich
zelf, hoofdschuddend voor zich uit starend. „Dan
moet men sterk zijn om niet geheel onder te gaan door
wanhoop."
T te waagde het niet, terwijl hij deze woorden mom
pelde, hem met eenig gqluid' of gebaar te storen. Ook
zij had in een pijnlijk uur gevoeld hoe moeilijk het is
vast te blijven staan als aan alle kanten smart dreigt,
als alles schijnt tegen te werken zonder genade.
Rönniges kuchte even en ging toen met zichtbare
moeite verder:
„In dezen strijd tusschen verstand en liefde voelde
ik dat mijn liefde een verandering onderging, reeds
ondergaan had. Ik voelde dieper en inniger met
haar mee, maar mijn hartstochtelijk verlangen was
verminderd. Ik wist dat mijn huwelijk voor mij be-
teekende: ziekenverplegen, maar ook dat als ik mij
terugtrok dit Lili's ondergang zou zijn. Een van ons
beiden moest geofferd worden. Als ik het was, dan
had ik tenminste een troost in het gevoel, dat ik het
mijne had gedaan om Lili's laatste uren gelukkig te
maken."
(Wordt vervolgd).