DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Genees- en heelkundige armenverzorging.
Om het koude goud.
No. 130
Honderd en veertiende Jaargang.
1912
DINSDAG
4 J U N I.
FEUILLETON.
BINNENLAND.
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Telefoonnummer 3.
ALKMAARSCHE COURANT
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat in hunne
heden gehouden vergadering voor de vier kringen,
waarin de gemeente voor den genees- en heelkundi
gen dienst voor behoeftigen is verdeeld, zijn aange
wezen de volgende stads-artsen, t.w.
voor kring I de heer Dr. J. DIRKEN,
II A. M. CONIJN,
III J. DEGENAAR en
IV R. G. C. SCHRöDER.
De behandeling van de patiënten, die kunnen uit
gaan, zal geschieden in een lokaal van het Stads-zie-
kenhuis en wel ieóeren werkdagdoor de heeren
DIRKEN en SCHRöDER des middags precies te 12
uren en door de heeren CONIJN en DEGENAAR des
voormiddags precies te 81/j ure.
Voor den verloskundigen dienst voor behoeftigen
zjjn aangewezen voor
de kringen I en II de stads-vroedvrouw Mej. A.
W. J. SCHOONHOVEN-VETTER.
de kringen III en IV de stads-vroedvrouw Mej. C.
W. VAN DER WEELE.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, JAN DE WIT Dz., Voorz., lo. Burg.
30 Mei 1912. DONATH, Secretaris.
DRANK W KT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene«kennis, dat bij hun col
lege is ingekomen een verzoekschrift van P. K1EFT,
aldaar, om verlof tot den verkoop van alcoholvrijen
drank in het perceel Oosterburgstraat IX No. 13.
Binnen twee weken na deze bekendmaking kunnen
tegen het verleenen van het verlof schriftelijk bezwa
ren worden ingediend.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
JAN DE WIT Dz., Voorzitter, lo.-B.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, den 3 Juni 19i2.
POSTKANTOOR TE ALKMAAR.
Lijst van de aan dit kantoor ter poet bezorgde brie
ven en briefkaarten, welke wegens onbekendheid van
de geadresseerden niet zijn kunnen worden uitgereikt
Brieven.
2© helft der maand Mei 1912.
C. Sachs, Amsterdam.
N. Engelbert. Amsterdam.
Ds. Smits, Helder.
T. C. Go(vers, Helder.
J. de Haas, Rotterdam.
Briefkaarten.
O. A. Graff, Amsterdam.
B u i t e n 1 a (Pd.
Roger Glippa, Bordeaux.
ALKMAAR, 4 Juni.
Een Fransch blad maakt de opmerking, d'at staats
hoofden, die Parijs bezoeken, zich niet mogen verve
len. Men laat hun alles zien en altijd weer wordt
hetzelfde programma uitgevoerd. liet wordt alles af
gewerkt als een tooneelstuk, de hoofdrollen wisselen,
maar de figuranten zijn steeds dezelfde.
Een verschil was er ditmaal de hoofdpersoon was
een vrouw.
Roman uit het Duitsch
van
«EORG HARTWIG.
52) -o-
Natilurlijkzei Krochel. „Met zoo iemand1 wensch
ik geen omgang te hebben. Hij kan mij persoonlijk
wel niets aandoen, maar ik wil onaangenaamheden
voorkomen, vooral voor Ella. Nu basta. Wat ik
zeggen wilde: mijn bankier heeft mij over de geld
quaes tie geschreven. Er wordt gemompeld, dat de fa
briek, waarin uw schoonzoon Ella's geld gestolen
heeft, wat wankel staat."
Bergitzky, die in werkelijkheid! niet weiuig schrok
lachte des niettemin luid en zei ongedwongen en
vriendelijk:
„Ik kan, helaas uit ervaring, zeggen, dat Bicken
bach met zijn vermogen een bijzonder veiligen we£
heeft ingeslagen. Maar opdat zulke geruchten, die
zeer gemakkelijk in omloop komen uit afgunst en ja
loezie, terstond den kop ingedrukt zullen worden, zal
ik mij morgen persoonlijk op de hoogte stellen van den
stand der zaken. De heeren bankiers zijn niet altijd
goed geïnformeerd. Overigens mijn dochter zou
graag tijdig met het uitzet willen beginnen, daar zij
zich niet overwerken wil. Op wanneer zullen wij het
huwelijk bepalen? Mijn hemel," onderbrak hij zich zelf,
„ik zou niet graag Ella en jouw geluk in den weg wil
len staan. Enfin, dat weet je."
De verlangens van Krochel gloeiden opnieuw op;
de mogelijkheid om Ella zoo spoedig als maar eenigs-
zins kon geheel te bezitten, lachte hem zeer aange
naam toe.
„Nu ik dacht hijvoorbeeld tegen Pasehen. Waai'
zullen wij eigenlijk op wachten?"
Hij dacht plotseling aan Ute. Toen had hij ook
gemeend dat alles zonder bezwaar zou verloopen zooals
hij het wensohte. Door haar krachtig optreden was
De Fransche couranten hebben hierin aanleiding
gevonden bijzonder veel werk van het bezoek te ma
ken.
Vooraan stond wel het geïllustreerde dagblad Excel-
ir.
De eerste pagina werd geheel ingenomen door een
foto. genomen op het oogenblik, dat de Koningin den
eersten voet op Franschen bodem zet.
„De aankomst te Parijs" en „het plaatsnemen in
het rijtuig" vormen twee foto's, die een tweede pagi
na vullen, een buitengewoon merkwaardige opname
„plechtige intocht van de Koningin te Parijs" en een
ander kiekje van den intocht maken een derde blad
zijde vol.
En dan de tekst op en de top Fransch. Laten
wij het er maar eens op wagen een gedeelte uit het
begroetingsartikel te vertalen:
„Heden is Parijs gelukkig. Parijs is vroolijker
wakker geworden dan gewoonlijk. Zijn eerste ge
dachte bij het sombere aanbreken van dezen stormach
tige© Juni-Zondag, zijn eerste woord! is geweest: „de
Koningin."
Welk een zacht woord, welk een liefelijk beeld!
Parijs bezit heden een volk, vol vertrouwen en
vriendschap staat ze het af een schat, waarop het
tfotsch gaat: een heel jonge koningin, lachend en ge
kleed in het wit, die de stad aankijkt met mooie, hel
dere, glanzende oogen. Een koningin, zoo zeer ge
tooid met eenvoud, met vriendelijke bekoorlijkheid,
dat het groote Parijs, ondanks de majesteit van het
trotsehe Oranjehuis, ondanks de macht- van het cere
monieel en de 'donder van de kanonnen, in haar ziet
een zuster van die mooie meisjes, die elk voorjaar ook
in het wit en met den titel van koninginnen voorbij
trekken.
Een jong meisje, een jonge vrouw, een jonge moeder
is zij ook zonder werkelijke kroon niet een souvereine
voor het volk van Parijs, van Frankrijk? Dat volk is
sterk, maar niets is meer naar zijn smaak dan lieftal
ligheid en niets neemt het zoo in, als zwakheid. Zelfs
op een troon is een vrouw zwak. Zelfs met een scep
ter van karton, dien ze morgeai zal verwisselen tegen
het strijkijzer of tegen de naald, regeert een vrouw en
laat zich aanbidden.
Wanneer Parijs in het vervolg zijn volkskoningin
nen, mooie en zehlzame schepseltjes, van g-roote be
koorlijkheid ondanks de beprikte vingertjes of de
werkhand)'es, zal toejuichen, zal het de koningin in
herinnering brengem, die kwam in dezelfde witte voor
jaarstoiletten, die met hetzelfde vriendelijke, bewogen
gebaar groette. Zooals het gisteren, toen het haar
zag verschijnen, zoo verrukkelijk door haar eenvoud,
kinderlijke vreugde en lachende welwillendheid, haar
met die liefde tegemoetkwam, welke tot dusverre
slechts bewaard werden voor de kleine blonde o-f brui
ne souvereinen uit de ateliers en de voorsteden.
Koningin Wilhelmina, gij, de eenjge die onder de
geharnaste majesteiten met hun gepantserde vuisten
gepantserd door het staal der politiek Uwe teere
vrouwenhand' hebt uitgestoken naar den ouden, rond-
dolenden en wanhopigen Kruger, gij zult het ons Pa
rijs niet al te kwalijk nemen, indien het een weinig
Uw koningschap verwisselt met dat, hetwelk het toe
kent aan de mooiste en verstandigste van de werkende
meisjes. Dat Parijs zal met zijn duizenden en ©og
eens duizenden blikken Uw vriendelijk gelaat meer
zien dan Uw kroon.
Voor ons behooren de koninginnen tot het
onwezenlijke, tot het sprookjesachtige, tot het onwaar
schijnlijke. Ons volk aanschouwt U mevrouw, met.
aangename verbazing. De politiek, het régime, liet
koniiygsambt, dat heeft gelukkig niets te maken
met zijn blijdschap.
De Parijsche werkman zet zijn jongen op z'n schou
ders om hem te laten zien, dat U voorbijtrekt. En hij
moge zich even te voren in zijn vakvereeniging uitge
sloofd hebben om alle mogelijke rechten op te eischen.
als hij TT ziet buigt hij eu lacht hij en roept uit volle
horst: „Leve de Koningin", terwijl do bengel op zijn,
breed© schouders U ook toejuicht, IJ, die hem iets
maar niet veel meer bovennatuurlijk voorkomt dar. j
Zijn vader. Toen gij nog een kind) waart, zeidet. ge tot
Uwe poppen, dat een prinses zeer eenzaam is en dat
gij, zoo zij niet zoet waren, ze zoudt straffen, door
koninginnen van hen te maken.
Gij hebt. van meaning moeten veranderen. Bedenk,
dat van alle wezens, door de troepen-cordons op een
afstand gehouden, die U met vreugdekreten begroeten,
er niemand is, die, zoo ge een teeken gaaft, niet ver
rukt zou toesnellen en die niet aan een uwer woorden,
een van uw blikken een onuitwischbaren indruk zou
behoüden.
Het is op zoo'n wijze toch wel schoon, koningin te
zij n."
In het verslag, dat het blad na dit artikel geeft,
komt aardig uit het eerste zinnetje:
„Een portier wordt geopend. Koningin Wilhelmina
verschijnt, laehend, opgewekt, heel wat vroolijker dan
bet vaderlnndsche lied van haar rijk."
Voor de menigte langs den weg, zegt de verslagge
ver later, is het land van polders en kermissen een ge
heimzinnig gebied, dat onmetelijke hoeveelheden tul
pen en kaasjes voortbrengt. Maar die menigte heeft
niet den tijd vergeten, toen een oude Boer in Europa
ronddoolde en de blonde koningin den moed! had den
neerslaehtigen en ontgoochelden Paul Kruger te ont
vangen in haar paleis, voor hem alle deurefi te openen.
In de andere verslagen een vriendelijke hand
zond ons nog la Presse en le Journal treffen wij
eveneens de poppen uit de jeugd en de daad van moed
en gastvrijheid uit de jonkheid aan.
Af en toe geven de bladen anecdotes en bijzonderhe
den. Men vindt gelijkenis t.ussehen Wilhelmina en
Anna Paulowna, men roemt terecht de opvoe
ding, die koningin Emma haar dochter gaf, men be
wondert ook terecht, o grondwetsherzieningscom
missie? den rijkdom der koningin, schattend haar
jaarlijksche inkomsten op bijna 12,5 millioen gulden,
men vertelt, dat zij tijdens haar eerste bezoek aan
Amsterdam in de kussens van het rijtuig van overver
moeidheid in slaap viel.
Men prijst de toiletten der koningin, maar vindt
dat zij te veel en te groote paarlen en juweelen draagt. J
En een vriendelijk lezer, die onder het motto „de reis
naar Parijs of 68 uur de schoenen niet uit" een Ame-
rikaansch-vlug bezoek,aan de Fransche hoofdstad
heeft gebracht, schrijft ons, dat de koningin er luide
werd toegejuicht, doch dat de Parijsche dames niet
erg waren te spreken over het feit, dat H. M. 2 dagen
achtereen denzelfden hoed droeg!
toen al zijn hopen en verlangen vernietigd. Hij moest
oppassen, dat niet voor een tweede maal hem zoo iets
overkwam en hem ontsnapte wat hij met zooveel ge
makkelijkheid voorloopig gewonnen had.
„Wij trouwen in de week voor Paschen", zei hij kort
besloten. „Veel meubilair behoeven wij niet meer aan
te schaffen, fk heb zelf nog al een en ander. Ja ik
heb zoo goed als een volledige huishouding. Dat komt
zoo in den loop der jaren. Ik heb een salon-ameuble
ment, een volledige slaapkamer neen dat is al in
orde!"
„Beste Krochel", zei Bergitzky, hem de hand druk
kend, „laat de vrouwen maar vrij in de inrichting van
het huis. Laat ze haar gang maar gaan. O, die vrou
wen, die vrouwen
Marie Soden, de doktersvrouw, trad opgewonden bij
Louise Siebold binnen, wier bloedverwantschap door
de familie Bickenbaeh bij Ella's verloving geheel over
het hoofd gezien was.
De oude juffrouw ontving haar met open armen.
„V at zeg je wel van zoo'n ongehoorde samenzwe
ring? riep de mooie Marie, tranen van toorn in de
oogen. „Ella is geheel schuldeloos, zij is bezweken
voor de overmacht, maar die Krochel.
„Neen, de hoofdschuldige is die Bergitzky!" viel
Louise Siebold verbeterend in.
„Dat zegt Otto ook. En ik ben er blij om dat ik
lie vent niet op de Zondagen en familie ontmoet heb.
Ik ben juist op tijd den dans ontsprongen, anders zou
ik mij er in het geheel nft-t meer op mijn gemak ge
loeid bobben. Wat zal Rönniges daar wel van zog
gen Maar die is op t oogenblik geheel in beslag ge'-
nomen door zijn eigen aangelegenheden. Vandaag
komt zijn dochtertje hier met haar verpleegster. Een
groote verrassing voor od9 allen. Er ging al voortdu
rend een gerucht, dat hij getrouwd geweest was en nu
gescheiden van zijn vrouw leefde. Maar de zaak is
geheel anders dan men haar wilde voorstellen. Wat
zal men in hemelsnaam tegen dien Bergitzky begin
nen, Louise?"
„Hij zal wel te eenigertijd vastloopen. Wees daar
maar zeker van. Ik heb ging Louis© op gedempteu
toon voort, „gisteren een brief van Willi Bachmaun
gekregen. Hij hadl de verlovings-advertentie in de
courant gelezen. Hij is geheel wanhopig. Zijn haat
tegen Bergitzky lijkt mij bepaald beangstigend. Ik
geloof, dat hij hem uit wil dagen. Hij heeft ziju ou
ders meegedeeld, dat Bergitzky hem ernstig beleedigd
heeft en dat hij daarvoor voldoening zal eischen. Hij
schrijft dat het hem nu duidelijk wordt, dat. Bergitzky
een verloving van Ella en hem onmogelijk heeft ge
maakt om er finantieel van te kunnen profiteeren. Hij
wil nu naar Bickenbaeh's finantieele positie infor-
meeren, want hij vermoedt, dat Bergitzky het er op
toe legt, geld, dat aan Ella toekomt, haar te ontroo-
ven. Hij heeft Bergitzky persoonlijk voor Krochel ge
waarschuwd, maar Bergitzky heeft daar niet op gelet.
IJ ij vraagt mij met klem om naar zijn ouders toe te
gaan om hen te vragen, het hunne te doen om een hu
welijk tusseheu Krochel en Ella te voorkomen. Maar
dat is natuurlijk onzin, want ik zou gewoonweg bui
ten de deur gezet worden. Dat is zoo klaar als de
dag."
„Dat geloof ik ook", zei Marie toestemmend. „De
zaak is verloren voor den armen Willi; hoe boos hij
ook is, er is niets aan te doen. Ella is niet sterk ge
noeg om zich alleen tegenover al die 6luwe pogingen
staande te houden!"
„Nu, hoor eens. als wij op ons achttiende jaar in de
klauwen van zulk een grootvader en moeder gezeten
hadden, zouden wij er zeker ook niet veel van terecht
hebben gebracht. Men moet een sterke held zijn oin
in zulke gevallen niet onder te gaan."
„Ute was in haar geval niet bezweken, daar ben ik
zeker van", zei de doktersvrouw.
„Ja Ute!" riep Louiee met stralende oogen.
„Voor die zou ik door het vuur gaan, die staat zoo
vast."
Terwij! dit gesprek gevoerd werd, was Bergitzky op
reis naar de stad, waar zich de fabriek gevond, waar
Bickenbaeh's geld voor een belangrijk deel in belegd
was.
Wat Bergitzky tegenover Krochel met zooveel klem
verzekerd had, n.l. dat Bickenhnch zijn zeld zeer vei
lig belegd had, was iets waarvan hij in het geheel niet
De Presse wijst op het eigenaardige feit, dat men
drie dagen lang een koningin hartelijk heeft toege
juicht.
Parijs, zegt hij, houdt van die betoogingen. Niet,
omdat het een andere regeeringsvorm wenscht, maar
omdat het de noodzakelijkheid van allo régimes er
kent, van de wijze van zich voordoen, van de traditie,
van het decorum. Instinctief vinden de lieden uit het
volk den juiaten'toon, de ontvangst regelende naar den
eerbied, de nieuwsgierigheid of de kameraadschap,
naar de eigenschappen en herkomst van de gasten van
een dag en naar de omstandigheden. Men ontvangt
de koningin van Holland niet als den koning van En
geland, noch den Spaauseheu monarch als den Tsaar
der Bulgaren.
Zoo zal het wel zijn. Onze Koningin heeft echter
de gevoelige snaar getroffen, door in haar officieels
toespraak het. zinnetje in te lasschen, waarin zij zeido
er trotseh op te zijn, dat Fransch bloedl in haar aderen
vloeit en dat de naam van haar geslacht haar met
Frankrijk verbindt.
De Franschen vinden het aangenaam, dat de prin
sen, die ze verjaagd hebben, in familierelaties zijn
getreden met koninklijke huize©!
Maar.... den l.'iden Decembrt- 1907, den Dwitsehen
Keizer te Amsterdam welkom heetende, sprak H. M.
over den gemeenschappelijken voorvader Frederik
Hendrik en Wilhelm II ging op de Huizen van Oran
je en Ilohenzollern nader in.
Het Tagehlatt zeide dan ook fijntjes naar aanlei
ding van de zinsnede in de Fransche toespraak: Dit
moet dien lieden eenigszlns te denken geven, dio met
zooveel ijver nadruk leggen op het verhand1 tusschcn
de namen Oranje en Höhcnzollern.
Inderdaad zoo'n bezoek geeft heel wat te den
ken.
Wat moeten bijvf- onze christelijke ministers wel
denken van de woorden van lof en waardeerieg welke
II. M. heeft gesproken over (het immers „revolution-
naire") Frankrijk? Wat de rechtsehe pers, dat de ko
ningin een republikeinsehe garde gaat inspeeU-eren
Meer van die vragen kan men stellen.
Wij moeten in dergelijke gevallen steeds terugden
ken aan dien christelijken minister uit het, kabinet-
Kuyper, die na een tentoonstelling te hebben geopend,
's avonds in het feestgebouw een opvoering van de
piquante Geisha bijwoonde 1
IIET BEZOEK VAN II. M. DE KONINGIN EN
Z. K. II. DEN PRINS AAN PARIJS.
De Koningin en Prins Hendrik zijn gisterochtend
0111 9 u. 8 min. mot President Fallière© en mevrouw
uit het Invalieden-station naar Versailles vertrokken
om er op de vlakte van Satory de parade U zien, die
ter eere van de Koningin en den Prins gehouden werd.
Het weer was ongunstig; het stormde en af en toe re
gende het. Om acht uur begon de groote tribune, die
op het paradeveld voor de Koningin en den Prins, den
President en genöodigden was opgericht, vol te loopen.
zoo zeker was als hij het had laUn voorkomen. Nu was
bij door Krqchel gewaarschuwd en met den meestem
spoed was hij op weg gegaan om zich de gewensebte
zekerheid te verschaffen.
Twee dagen daarna kwam hij 's avonds de kamer
van zijn dochter weer binnen. Elegant, friseh en lief
doende, snelde hij op haar toe.
„Toch niet in angst gezeten, mijn klein duifje? De
zaak komt in orde."
„Krochel is gisteravond hier geweest. Ik had moei-,
ti hem in goede stemming te houden", zei Fidelia op
den verdrietigen toon, die haar eigen was. „Ella was
zóó huilerig en zenuwachtig, dat ik. haar het liefst als
een eigenzinnig kind naar bed! hadl gestuurd. Als
Krochel niet zoo dol verliefd op haar was, dan geloof
ik werkelijk
„Wij moeten maar spoedig het huwelijksfeest vie
ren", viel Bergitzky kalmeereud in. „Dan komt. zij
tot rust. En", ging hij, listig lachend! voort, „wij moe
ten natuurlijk op de droeve omstandigheden letten,
waarin wij verkeeren met het oog op den vader van
de bruid. Wij kunnen met een klein feestje vol
staan. Dat kost ook niet veel."
„Maar Krochel sprak ervan om...."
Hij kneep haar schertsend in den wang.
„Laat hem praten wij handelen. Wij hebben
teergevoeligheid, wij hebben piëteit. Wij weten wat
in de gegeven omstandigheden past of niet. Wij ma
ken niet veel drukte wij zijn bedroefd over den
zieke. Wat?"
„En staat het goed met dïe fabriek?" vroeg Fidelia,
met, het haar aan heur voorhoofd spelend.
„Tamelijk", fluisterde hij haar in het oor. „Maar
voorloopig gaat het nog wel goed. Morgen verschijnt
er een artikel in de bladen dat den finantieelen toe
stand van de fabriek roemt. Het heeft mij nog al
wat gekost, dat is zoo, maar het zal ook niet zonder
uitwerking blijven. Daar kun je zeker van zijn. Dan
moet Krochel dat natuurlijk lezen. Wat weet zoo'n
hekkenspringer ervan langs welke wegen zulke artike
len in de bladen worden geplaatst."
(Wordt vervolgd).