DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Om het koude goud.
Honderd en veertiende Jaargang
1912
8 U N I.
NATIONALE MILITIE.
FEUILLETON.
Toelating
Burgerschool Gil Meisjesschool.
SPROKKELINGEN.
No. 134
ZATERDAG
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzondei lijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Dit nummer bestaat uit 3 bladen.
Oproeping onderzoek verlofgangers.
Dinsdag 18 Juni
ALRMAARSCHE
OÜRANT
De BURGEMEESTER van ALKMAAR roept bij
deze op, tie verlof ga n g e r s van de militie
te land, binnen deze gemeente in het register van
verlofgangers der Nationale Militie ingeschreven, om
zich op
dezes jaars, des voormiddags be 9V2 ure. te laten vin
den in de Nieuwe Doelen, aan de Doelenstraat alhier,
om aldaar door of van wege den Militie-Commissaris
le worden onderzocht, gekleed! in uniform en voorzien
van al de door hen van het korps medegebrachte klee-
ding- en uitrustingstukken, van de wapenen, het le
dergoed, de reglementen en dienstvoorschriften, hem
uitgereikt, henevens zakboekje en verlofpas.
Aan het onderzoek zullen behooren deel te nemen
alle verlofgangers der militie te land, onverschillig tot
welke lichting zij behooren, met uitzondering
echter van de verlofgangers, welke in 1912 vóór het
voor het onderzoek bepaalde tijdstip uit anderen hoof
de dan krachtens art. 124 of art. 131 der Militiewet
1901 of artt. 91 en 97 der Militiewet 1912, onder de
wapenen zijn geweest, of die bestemd zijn om in 1912
krachtens art. 114 van laatstgenoemde wet in werke-
lijken dienst te worden geroepen, van de verlofgangers
die in 1912 bestemd zijn om ingevolge art. 99, lid 1,
der Militiewet 1912 naar de Landweer over te gaan en
van de verlofgangers, die zijn vrijgesteld van de ver
plichting' om het onderzoek bij te wonen.
Ingelijfden bij de militie, die krachtens art. 113 der
Militiewet 1901 van dfcu werkelijken dienst zijn onthe
ven of aan wie krachtens art. 114 der wet uitstel van
eerste oefening of van verblijf onder de wapenen of
krachtens art. 77, lid! 2 der Militiewet 1912 uitstel van
eerste oefening is verleend, zijn gedurende den tijd,
welken zij in het genot zijn van de ontheffing of van
liet uitstel, mede niet aan het onderzoek onder
worpen.
Militieplichtigen, die dadelijk na de inlijving met
verlof tot nadere oproeping huiswaarts worden gezon
den, zijn tijdens dat verlof niet gehouden deel te ne
men aan het onderzoek.
De verlofgangers worden overigens herinnerd ami
de navolgende bepalingen der Militiewet 1912.
Art. 74. Van het oogenblik, waarop aan de man
schappen bij of na hnnne inlijving is bekend gemaakt,
dat zij onder de militaire tuclit staau, zijn op de man
schappen der zeemilitie het Crimineel Wetboek en het
Reglement van krijgstucht voor het krijgsvolk te wa
ter en op die der militie te land het Crimineel Wet
boek en het Reglement van krijgstucht voor het krijgs
volk te lande van toepassing:
lo. zoolang zij niet met groot-verlof huiswaarts
zijn gezonden;
2o. ingeval zij met groot-verlof huiswaarts zijn ge
zonden
a. zoodra zij, voor den werkelijken dienst opgeroe
pen, ter plaatse hunner bestemming zijn aangekomen;
b. zoolang êenig onderzoek duurt, waartoe zij als
verlofganger zijn opgeroepen;
Roman uit het Duitsch
van
GEORG HARTWIG.
66) o
„Als jij kwam, zou ik dadel ijk weer gezond zijn. Ik
ben altijd zoo alleien!"
„Ik ook, mijn lieveling", kwam zacht over IJte's lip
pen.
„Dus papa", zei Li li op den toon van het kind, dat
niet gewoon is, dat men zijn verzoeken weigert, „du*
papa u haalt Ute. -Papa haalt- je en je komt."
Zij sloeg ha,ar armen om T tos hals een herhaalde
nogmaals:
„Mijn Ute komt."
„Als ik het ia an uw moeder vroeg d' begon Rënuige-
nog steeds verlegen.
Dokter Scden trad binnen.
„Ik geloof dat het nu weer 'tijd van ruston en vaar
wel-zeggen is", viel hij in, vóór dat Ute op Rönniges'
vraag had kunnen antwoorden.
„E11 ik", voegde mevrouw Sodien er vriendelijk aan
toe, „zou Lili willen vragen om ons vaak te bezoeken.
Ik ka,n je wel verzekeren, dat Ute oo'k niet ontbreken
nal."
Het schemerde al toen Ute la,ngzaam maar huis te
rugging. ITaar gemoed was met droeve gedachten
vervuld.
Hoe lang was het geleden dat haar ziel met alle
kracht riep om vrijheid' en zelfstandigheid'! Dat een
kunstenaarsziel haar mot zich nemen wilde in het rijk
der idealen? En zij wag alleen achter gebleven, al
haar verlangens bedwingend, zich geheel schikkend
hoewel met veel moeite, naar de omstandigheden en
zich daardoor zelf doemend tot een dor. onvruchtbaar
bestaan.
Daar was plotseling als een lichtstraal de liefd
c. wanneer zij in uniform gekleed' zijn;
d. voor zooveel desertie betreft, zoodra zij ingevolge
het bepaalde in art. 97 als deserteur zijn afgevoerd.
Art. 93. 1. De verlofganger verschijnt bij het on
derzoek in uniform gekleed en voorzien:
a. van de tot zijne voorgeschreven uitrusting verder
behoorende kleeding- en uitrustingstukken;
b. van de wapenen, het ledergoed, de reglementen
en de dienstvoorschriften, hem. uitgereikt;
c. van zijn zakbeekje en van zijn verlofpas.
2. Hij staat bij het onderzoek, en zoolang hij ter
gelegenheid van het onderzoek in uniform gekleed is,
onder de bevelen van den militiecommissisaris.
Art. 94. 1. Onverminderd het bepaalde in art. 74
onder 2o, b en c, in verband met het bepaalde in art.
93, tweede lid, kan hetzij een arrest van een dag tot
zes dagen, te ondergaan in de naastbijgelegen provoost
of het naastbijzijnde huis van bewaring, hetzij een
kwartierarrest van een dag tot ze« dagen, te onder
gaan in fene kazerne, door den militiecommissaris
worden opgelegd aan den verlofganger
lo. die zonder geldige reden niet bij het onderzoek
verschijnt
2o. die, daarbij verschenen zijnde, zonder geldige re
den niet voorzien is van al de in het vorig artikel ver
melde voorwerpen;
3o. die de in het vorig artikel vermelde voorwerpen
bij hot onderzoek niet alle in den vi«reischten staat
vertoont
4o. die een of meer der in het vorig artikel vermel
de voorwerpen, aan een andev toebehoorende, als de
zijne vertoont.
2. Ts den verlofganger kwartierarrest opgelegd, dan
wordt hij tot het ondergaan van die straf in werkelij
ken dienst geroepen.
Art. 95. De verlofganger, die zich niet onderwerpt
aan eene hem door den militiecommissaris of door de
maritieme of militaire autoriteit opgelegde straf, uit
gezonderd kwartierarrest, wordt op schriftelijke aan
vrage van den militiecommissaris of van die autori
teit, te richten aan den burgemeester der verblijfplaats
van den verlofganger, aangehouden en onder veTze-
kerd geleide naar de naastbijgelegen provoost of het
aastbijzijnde huis van bewaring overgebracht.
Art. 96. De verlofganger, die zich schuldig heeft
gemaakt aan een der in art. 94, eerste lid, bedoelde
feiten, is, onverminderd de in dat artikel vermelde
traf, verplicht op den daartoe door den militiecom
missaris te bepalen tijd en plaats voor deze te verschij
nen of opnieuw te verschijnen om te worden onder
zocht. Hierbij geldt art. 93 en, voor zooveel noodig,
ook het derde lid1 van art. 92.
Art. 97. De in art. 96 bedoelde verlofganger, die niet
overeenkomstig dit artikel voor den militiecommissa
ris verschijnt of, voor deze verschenen zijnde, zich
daarbij schuldig maakt aan een der ir; art. 94, eerste
lid, onder 2o., 3o. en 4o. vermelde feiten, wordt in
werkelijken dienst geroepen of gehouden voor den tijd
van ten hoogste twee maanden. De duur van .dezer,
dienst wordt door Onzen Minister van Oorlog bepaald.
Art. 98. De verlofganger, die niet voldoet aan eene
oproeping voor den werkelijken dienst, wordt als de
serteur behandeld, zoodra hij ingevolge den last van
Onzen Minister van Marine, zoo de verlofganger tot
de zeemilitie, van Onzen Minister van Oorlog, zoo de
verlofganger tot de militie te land behoort, als deser
teur is afgevoerd.
De Burgemeester voornoemd,
JAN DE WIT Dz., lo.-Burg.
Bevolking.
Onderstaande personen worden verzocht zich ten
spoedigste ter Secretarie aan te melden tusschet» 9
en 1 uur.
Wed. C. PRANGER, geb. AAFJE TROOSTHEIJDE.
OUKES, ELSJE JOHANNA PETRONELLA.
HAKKER, JACOBUS.
Afd. Bevolking, Alkmaar.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter kennis van belanghebbenden, dat
zij die na afloop der zomervacantie hunne kinderen
de Burgerschool of de Meisjesschool wenschen
te doen bezoeken, daarvan aangifte moeten doen vóór
Of op 15 Juli e.k. bij de hoofden dezer scholen,
onder overlegging van het geboorte- en inentingsbe-
wijs van het betrokken kind.
De kinderen moeten den leeftijd van zes jaren heb
ben bereikt. Kinderen, die binnen de eerstvolgende
zes maanden na het tydstip der toelating, den leeftijd
zullen hebben bereikt, kunnen, onder goedkeuring van
Burgemeester en Wethouders, op de genoemde scholen
worden toegelaten.
De gelegenheid tot aangifte voor de Burgpr-
SChCOl is aan het Schooigebou W in de Brillesteeg
op Maanda? en Donderdag van half een tot
half tW9'3 uur, en voor de Mei j98fCÜOO) op
Woensdag en Zaterdag van half twaalf tot
half een aan het gebouw der school aan de
Öudegracht waarbij den ouders in hun belang wordt
geraden die aangifte, voor zooveel laatstgenoemde
school betreft, te doen VÓÓr 7 Juli e.k.
Do ouders of verzorgers van z.g. buitenloei'lin-
gon Vwordt uitgenoodigd de aanvragen tot toelating
tot de betrokken gemeentebesturen te richten vóór
1 Juli e.k.
Ten slotte noodigen Burgemeester en Wethouders
belanghebbenden uit, hunne aanvragen niet tot het
laatste oogenblik uit te stellen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
JAN DE WIT Dz, Voorz., lo. Burg.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, Juni 1912.
van het ten doode gedoemd' kind, voor haar gekomen.
Het was als een verlossing gekomen in haar bran
dend verlangen naar Karlssoni zij bad' iets gevon
den waaraan zij zich kon geven, een kindi, dat haar
aandacht en liefde vroeg on dat zij kon helpen.
En terwij1! de duisternis viel, kwam er een groote
vreugde in haar, omdat zij weer eien hart gevonden
had, waarvoor zij iets kon zijn.
Een kleine vrouwengestalte in zwarten mantel
kruiste plotseling' haar weg.
„Kijk eens aan!" riep juffrouw Siebold verheugd.
„Hoe later op den avond, hoe beter volk!"
„Ik kom van de Sodene Lili Ronniges was daar,"
zei Ute, uit haar diroomen opgeschrikt, terwijl zij
Louisa's hand vast in de hare drukte.
„Zoo. Ella is daar straks bij mij geweest. Zij wilde
zich verontschuldi^n dat- i!k geen uitnoodiging voor
het huwelijksfeest gekregen heb. Onzin ik en brui
loft! Zij begon te huilen zoodra, er van de Sodens
sprake was. Binnen vier weken is de trouwerij achter
den rug. De Bachmanns zijn woedend op Bargitzky
- hun Willi is ziek. Zij zeggen dat het van liefdes
leed komt. En niemand," besloot zij, met! de hand
over de oogen strijkend, -„vraagt naar den vader."
Ute knikte.
„Ik geloof, ging Louise voort, „dat er ïmg oneenig-
heid komt. krochel spreekt steeds van een „reuzen-
bruiloft, wil iedereen uitnoodiigens en isi daarmee ook
al druk bezig. En, zooals Ella zei, wilde haar g'root-
vadar daar niets van weten. Zooals zij mij verder
vertelde zal haar uitzet hoogst eenvoudig zijn. Haar
moeder gaat van de meening uit dat zij zich als vrouw
van Krochel later alles aan kan schaffen, wat zij noo
dig is."
„Beiden, Bergitzky en Fidelia, zullen er wel voor
zorgen, dat zij er niet te kort bij komen," (meende Ute.
afscheid nemend.
Toen den volgenden dag de uitnoodiging voor het
huwelijksfeest van Ella en Krochel, bij de Bicken
baehs arriveerde, verviel de regeeri'ugsraad iu eer
reeks uitingen van woede en zwartgalligheid.
„Als ik als president spoedig een andere plaats
KEUKENREVOLUTIE.
Wie in Nieuw-York gewoon is, iederen dag zijn
maaltijd in een restaurant te gebruiken, gaat tegen
woordig niet alleen met een hongerige maag naar het
restaurant, waar hij het liefst eet, maar ook met een
angstig hart, want hij is er geenseins zeker van, dat
hij het met een gevulde maag zal verlaten. Nadat hij
dus besteld heeft, wat hij verlangt, volgen zijn blikken
vol spanning de hand van den oberkellner, want daar
in zit het geheim of men eten zal krijgen of niet.
Heft hij de hand op, dan sidderen alle aanwezigen
r-n staan op, maar gaan echter verlicht weer zitten als
zij bemerken, dat hij slechts een nieuw-aangekomene
een plaats aanwees. Brengt hij echter de hand naar
de lippen, sjeekt hij het kleine fluitje in den mond
en laat hij een schril gefluit hooren, dan is alles uit.
Want dit signaal is aan iederen kellner bekend, dade
lijk zet hij het blad, dat hij in de handen heeft, met
alles wat er op is op de dichtsbijzijnde tafel of stoel
neer en verdwijnt. Na een korte aarzeling maken de
gasten zich meester van de spijzen, die zich in hunne
krijg, heb je d'aar nog een kans om een man te vinden,
Ute," zei hij spottend.
„Hier heb je alle kans op een goed! huwelijk verlo
ren. Je wordt oud gu doet altijd zoo stijf. Nu het
eind zal zijn dat ze je allen den rug toedraaien."
„Willi. Bach manui", vervolgde Biekenbaeh op 011-
aangenamen toon, „is eigenlijk de eenige, die je nog
voor je kunt winnen."
„Willi? Die een ander lief heeft?" viel Ute in.
„Och wat, praatje»!" riep baar Vader minachtend.
„Hij past goed bij je. En toen hij hier geregeld kwam
was hij verliefd op je. Maar als iemand! voortdurend
met ijzige koelheid' bejegend' wordt, dan moet er we!
een eind aan de verliefdheid komen. Nu kun je voor
bruidsmeisje spelen, waar jij zelf bruid had kunnen
zijn."
„Met een man, dien mij zeer onsympathiek is, zou
ik trouwen", zei Ute, buiten haar wil boos wordend.
„Neen, dan liever sterven!"
„Schaam je!" viel mevrouw Biekenbaeh in. „Niet
ieder meisje is in een zoo gunstige positie als jij.
Maar jij maakt er geen gebruik van."
Ute kon niet verhinderen, dat zij nu dingen uifti
die zij tot nu toe had verzwegen.
„Het was veel beter geweest dat ik arm was en
mijn eigen brood i.n vrede moest verdienen. Dan kon
ik voorwaarts dringen, dan kon ik mij opwerken met
mijn eigen kracht. Nu in de gegeven omstandig
heden blijf ik echter stil staan en, ben u bovendien
m g tot last. -T- Of meen, voor allen ben ik toch geen
last", onderbrak zij zich zelf, *Lidi Römniges heeft
mijn hulp noodig. De president heeft 'haar aan mij
toevertrouwd."
„Ik hoop zijn desbetreffend, aan mij persoonlijk ge
richt verzoek te ontvangen", zei Biekenbaeh, opstaan
de, ,,en naar dat verzoek zal ik mijrn besluit nemen."
,Ik heb Lili in tegenwoordigheid1 van haar vader
beloofd, dat zij mij, zoo vaak zij wilde, mocht bezoe
ken viel Ute met vaste stem in. „Met mijn ruim
twintig jaren zal ik toch zekor wel het recht hebben
en kind bij mij te noodigen. niet?"
„Ronnigoi heeft. »ioh z«er koel jegens on# gedra
nabijheid bevinden en op hun bestemming' wachtten en
verorberen ze, of ze voor hen bestemd! waren of niet.
Gelukkig hij, die op zulk een oogenblik een volgeladen
hlad dicht bij zich ziet staan en het eerder bereiken
kan, dan anderen, die over omgevallen stoelen en ta
fels moeten klimmen. Gelukkig hij, die niet bang is
te toonen, dat hij honger heeft en inplaats van de
bestelde visch een schaapsbout met knoflook, waar
voor hij anders den neus zou optrekken, naar binnen
slaat. Ook zij kunnen zich gelukkig achten, op wier
tafel reeds brood gebracht was, zoodat zij hun kna
genden honger tenminste eenigszins kunnen stillen.
Als de keukenjongen en allerlei andere krachten de
bediening op zich hebben genomen, krijgt men ten
minste iets, maar zelden dat, wat men besteld! heeft.
liet is waarlijk geen pleizierig oogenblik, noch voor
de gasten, noch voor den restaurateur, waarop men
het fluitje als sein van ophouden hoort gaan en tal
van personen zitten aan gedekte tafeltjes op hun di
ner te wachten. Van het standpunt van den kellner
de zaak bezien, is het tijdstip natuurlijk uitstekend ge
kozen. En toch is dit nog niet het ergste. Maar ook
in de groote hotels, waar dagelijks groote diners wor
den gegeven, klinkt het fluitje op het oogenblik, dat
de gasten juist aan tafel zijn gegaan. De kellners,
die bezig zijn met het ronddienen der oesteTs, mogen
dit niet eens eindigen, zij moeten de schotels in elkaar
zetten en naar huis gaan, omdat hun patroons hun
eischen niet willen inwilligen. Wat blijft hen anders
te doen over?
De kellners zijn tot het bewustzijn gekomen, dat. zij
niet menschwaardig behandeld! worden en probeeren
het nu eens met een dergelijke staking. Intusschen
zijn zij ijverig bezig het overige hotelpersoneel als
kamermeisjes, vateirwnsschers, commissionairs over te
halen zich bij hen aan te sluiten en met vereende
krachten voor betere toestanden te werken. Hunne
voornaamste eischen zijn, dat zij niet langer dan 10
uur achter elkaar zullen werken, dat zij voor overwerk
betaald zullen worden en dat zij in schoone en frissche
lokalen hun middageten zullen gebruiken. Zij hebben
genoeg van het. haastig naar binnen werken van bij
lkuju' gevoegde resten uit het restaurant. Zij ver
langen bovendien smakelijk eten en iederen dag wat
anders.
ARENDEN TEGEN VLIEGMACHINES.
Een artikel in het Fransche blad „Gaulois" maakt
melding van proeven, die officieren van het garnizoen
tc Nizza, die zich met de vliegsport bezig houden, met
arenden hebben genomen. Van de gedachte uitgaan
de, dat er tot nog toe geen degelijke verdedigingsmid
delen tegen vliegmachines en bestuurbare luchtsche
pen bestaan, sehnfteu zij zich zes arenden aan, die zij
11a zeer veel moeite wenden aan' het knallen van den
propeller en het knetteren van geweervuur. Daarna
gingen zij verder en vervaardigden kleine modellen
van vliegmachines, waaraan zij nas 'bevestigden. Toen
de troep uitgehongerde arenden losgelaten werd,
stortten de dieren zich in een wilde vlucht op het in
de lucht zwevende lokaas, waarbij zij met hun snavels
en klauwen de vliegmachines zoo vernielden, dat deze
in oen oogenblik op den grond! stortten. Door een sys
tematische dressuur van eenige maanden hopen de of
ficieren de arenden zoo ver gebracht te hebben, dat zij
in staat zullen zijn hij een werkelijken aanval een aan
tal vliegmachines in zeer korten tijdl te vernielen. Te
gen hun snelle vlucht, den stootkracht vani hun sna
vels en de sterkte van hun klauwe.n zal1 zelfs1 de best.
gebouwde vliegmachine niet bestand zijn.
gen, dat weet je", zei mevrouw Biekenbaeh ontstemd,
„terwijl hij de huisvriend vani de Soden's is geworden.
Ik heb zeer be treuren.waardige geruchten gehoord
waaraan ik natuurlijk niet geloof maar ik zou
toch uiet graag willen dat. jij in deze zaak een minder
passende rol speelde."
Het bloed vloog Ute-naar het hoofd. Zij zag Ron
niges weej- naast zich zitten bij het flikkerende vuur,
gebogen onder ziin leed, dat hij voor haar bloot gelegd
had. Met van ontroering trillende stem riep zij:
„Dat heeft een nietswaardige kletser bedacht. Röne
niges staat hoog boven zulke lasteringen verheven."
Zij zag zich weer bij Rünniges en Lili staan, hij ge
bed vervuld van dankbaarheid voor wat zij voor Lili
had gedaan.
„Wie deze leugen beducht heeft, teekent zich zelf
er het meeste mee", zei zo toen, „het zal' maar goed
zi.;n voor dien Inffen lasteraar, dat oom Soden niet
verneemt wie hij is die weet wel klaar te komen
met zulke lafaards."
Nauwelijks in staat, haar tranen te hedwingen.
ging zij de kamer uit.
Bergitzky had geen middel ongebruikt gelaten om
lo ink i zceken, waar het vermiste kapitaal van Bic
kenbach gebleven was. Hij had daarbij een schrijven
van dokter Lenzfeld gekregen, als antwoord op een
brief on: inliehtingen vragend, waarin werd meege
deeld, dat de toestand van den professor niet veran
derd wa*. Alleen was hij onrustiger dan in het be
gin.
Met dezen brief i 1. de hand durfde Bergitzky niet
een gerust hart het huwelijksfeest, van Ella tegomce'
gaan. Het viel hem niet in met het geld, dat hij 011-
dortu-schen door Krochel's hulp had losgekregen. Elln
ruimschoots van al het boffoodigde te voorzien.
;,Kijk een Ar.min", zei Bergitzky tot Krochel nwt
zachte stem, „deze brief (het ons droevige dinge..
vermoeden."
(Wordt vervolgd).