DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Handelsdagschool, m r" No. 134 Honderd en veertiende Jaargang. 1912 ZATERDAG Aangifte van Leerlingen. Brieven uit Marokko 8 U N I. Natuurstemmen. Schaakrubriek. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Dit nummer bestaat uit 3 bladen. met 3-jarigen cursus te ALKMAAR. ALKMAARSCHE COURANT. JONGENS en MEISJES, die het onderwijs wen- sehen te volgen aan de HANDELSDAG SCHOOL, worden verzocht zich in persoon of schriftelijk vóór 15 Juni e.k. bij den Directeur, den heer A. VER- STEEGE, aan te melden aan het schoolgebouw (Vic toriepark) zooveel mogelijk op DONDERDAG en VRIJDAG gedurende de schooluren. Als leerlingen worden toegelaten: a. zij, dio in het bezit zijn van eene verklaring of ge tuigschrift, waaruit dtridelijk blijkt, dat zij de zes of zeven klassen eener lagere school met uitge breid leerplan hebben doorloopen; b. zij, die den leeftijd van 12 jaren hebben bereikt, het toelatingsexamen met goed gevolg hebben afge legd. liet sub b. bedoelde examen omvat: het lezen, het schrijven, het rekenen, de beginselen der Nederlandsche en Fransche taal, der aardrijkskun de en der geschiedenis. Zij, dieopgrond van vorenstaan de bepaling sub a. zonder examen wenschen toegelaten te worden of die in aanmerking wenschen te komen voor het bepaalde in art. 10, alinea 2 van de verorde ning op de Handelsdagschool, worden verzocht daar van bij de aangifte kennis te geven. FEZ. Het lang verwachte is gebeurd, de „Tabor" of in- landseho soldaten, zoo zorgvtfldig door Frankrijks hulp bijeenverzameld en) geoefend door Eransche offi cieren, bewapend1 met goede wapens, hebben op eet» oogeöblik, dat hun gunstig toescheen, toen) ,er slechts een geringe bezetting Fra.nschie troepen dn Fez aan wezig was„ hun wapens, gegrepen, en ihun Era ntjehe instructeurs vermoord, de Europeanen in de stad er uitgedreven en de in de haapt opgerichte Eransche troepen met groote verliezen terug gejaagd. Natuur lijk moesten de Joden zooals overal elders het weer ontgelden. Hun handel met de Fransche troe pen hebben ze zwaar moeten boeten, al hunne eigen dommen zijn verwoest of deerlijk beschadigd door het Eransche botmbardetment. Het hospitaal' in 'de stad heeft zich verdedigd! met, een compagnie tirail leurs, die dertig doodan kreeg, de rest werd bijna al len gewond. Ock van het Franstche consulaat is niet veel overgebleven. De ambtenaren der telegrafie zon der draad zijn overvallen in hunne woningen. De woestelingen mishandelden ze wreedaardig en staken de woningen' in brand, zoodat de slachtoffers deerlijk zijn verbrand. Alle Franscbe officieren, die zich in de stad bevonden, zijn omgdketmen, slechts eenige on derofficieren wisten zich i,n de rivier te verbergen )en bleven daar vier ew twintig uur verborgen, alvorens ze zich durfden vertoonen. Ik bracht den dag na, het boïnbardenjent een bezoek aan de stad, alle poorten zijn nu bezet door Fransclie troepen, zoowel in als buiten de stad. De „tabor" hebben al hunne geweren) moeten inleveren, terwijl de schuldigen aan het oproer onmiddellijk met, den dood werden gestraft. Wat een ruïne in de Joden-stad! De eerste poort die ik passeerde was bezet door een compagnie tirailleurs, die tevens de bijeengebrachte bagage bewaakte van een troep Joden. Die zijn nu van alles ontbloot en zo,eken bescherming bij de I'ransche solda ten. Vrouwen, kinderen en grijsaards hurken hopeloos in alle hoeken. De straten zijn haast niet te passeeren, overal puin en gebroken meubelen. De koopwaar uit de winkels is als het ware zoo naar buiten geworpen. Luiken zijn in geslagen, zware met ijzer beslagen deuren uit huinno scharnieren gelicht en in de woningen is alles over elkander gehaald: l>edtlen, prachtige meter-hooge spiegels, reusachtige boeken geschreven) op perkament of setliapenleder, daartueschen liggen potten ,en pa,nine.n, kasten en stoelen, Moeren die smeulen en potten met ingemaak te groenten1 of vruchten. Op straat tussoheni puin- hoopen overal de misvormde lichamen va.n door de granaten of door de „tabor" verwonde Joden. Tus- schen al die ruïnen Slurpen de Marokkanen rond', het eene huis in en hiet. andere uit, alles roovende wat maar waarde heeft. Fransehe patrouilles te paard dooikruiseit de stad en iedere roover wordt zonder vorm van proces neergeschoten. Nu en dan stort er een brandend huis met gekraak in elkander, wolken stof stijgen omhoog, overal treft men de Joden aan, die da wacht houden', bijgestaan door de Fransche militairen, can hunne overgebleven goederen, die midden in de straat zijn opgestapeld, te beschermen. In een stal stonden vier paarden hinne- kend van honger en) dorst, .achtergelaten door hunne eigenaars. De genietroepen zullen zoo ispoedig mogelijk een aanvang maken om de straten te reinigen eln de kada vers op te ruimen, die reeds vief dagen daar 'liggen, ITet nrsenaaf staat onder FVansch toezicht. Alle wa pens en «munitie moet worden ingeleverd' door de troepen van den Sultan. Zij brengen heele stapels oude geweren binnen. Met staat verbaasd over de inrichting dezer wa penfabriek; zij is geheel modern Ingericht. Als be weegkraeh't der verschillende werktuigen dient in de eerste plaats het water vani de rivier „loyd Fez". Mocht evenwel door langdurige droogte de watertoe voer niet meer voldoend© zijn, dan is, het eem gasmtr- tor of stoommachine, die het werk overneemt en te vens de electrische installatie onderhoudt, die ook dient om het geheele paleis van den Sultan te verlich ten. De vroegere commandant dezer inrichting was een *1 tnliaansch overste, die niet zoo slecht door don Sultan voor zijn diensten is behaald. Later hoop ik zelf meer te schrijven over dit arsenaal, dat vele ei genaardigheden bevat. Doch ik ,wil weder verder gaan met mijne beschrij ving van den toestand na het oproér. De Sultan zal voorloopig geen reis na.ar Frankrijk maken. 11 ij heeft niet eens gewaagd zich buiten de stad te veTtoonen en heden, Vrijdjng, is) hij weder voor de eerste maal naar de moskee gegaan in zijn galakoets, begeleid loor zijn met Europeesehe instrumenten spelend fan farecorps. Do generaal Bruiand, die liet bevel zou nemen over de gezamenlijke troepen vap den Sultan, heeft niet .•eel over deze lieden te eieggen. Men kun ze nooit ,-ertrouwen. Nu op 't oogenblik na een, paar dagen raat alles weder zijn ouden gang- Alles ife weer rus tig, de straten zijn gereinigd, de Joden beginnen) we- ler hunne woningen te betrekken, de massa's huist- raa.d verdwijnen van de straat, en) de Marokkanen in Heust der genie Ho»pon met kruiwagens, schop en houweel en ruimen) do ruïnes op. Terwijl ik passeer springt eensklaps een Marokkaan met een gil op zij de. Ik kijk en zie een hand tot aait dien elleboog uit tien puinhoop steken, terwijl een oud geweer en ba jonet naast den arm gevonden worden. Dat is den kelijk een der „tabor", die bedolveln is onder de puin- hoopen. Te Sttflrou hebben eveneens de soldaten van don Sultan, hunne wapens ingeleverd, hetgeen even wel moeite genoeg en ,onze compagnie een marsch van 00 mijlen heeft gekost. Vier dagen lagen we dapr te wachten op hun ant woord) en in dien tijd goot het w.a.te'r van dien hemel. We lagen gekampeerd op een bouwland, zoo juist om geploegd. U kunt begrijpen, dat We tot aan de knieën in den modder wegzonken. Va.n slapen was geeu sprake, a ll os was n a'tterwijl het water onder de tent wegstroomde. Ook des morgens toen we weder terug gingen naar Fez, regende het juist zoolang tPt we weder hier waren. De kanonnen zonken overal in en meer dan de helft onzoT bagage moest achterblijven laragp den weg. Waarschijnlijk zullen we bier npg' eenige dagen blijven en dan) weer op verkenning gaan naar Faza; om ,een weg te maken naar de Algerijnsche grens. Zoo,even zijn weer vijftien gevangenen aangekomen, die waarschijnlijk heden avond1 weer zullen worden ge>- vonnisd. Ik schat het aantal dezer lieden, die in eenige dagen zijn neergeschoten, op meer dtara twee duizend. Allen zijn het personen, die öf het met de inlandsche soldaten eenis waren öf daaruit zijn gede serteerd) na die plundering. Natuurlijk wordt er nog al wat geld gevonden in de puinhoopen en) zelfs zag ik een Jood gehukt gaan onder een zak met „dordo's", die hij uit een schuilhoek weder in zijn woning terug bracht. v. d. V. JUNI. In de zomermaand heeft de natuur wel haalr hoog tepunt bereikt; dan culmineert ze. Overal bloeiende planten, zingende vogels, gonzende insecten, veelkleu rige vlinders. Iloevele menschen nog zijn er, die van dit alles weinig of niets zien noch hooren, omdat ze er geen oog voor hebben of er den tijd voor missen. Gelukkig degenen, wien het vergund! is, al dit schoons, waarvan de bezichtiging geen entrée vraagt, te kun nen genieten! In een enkelen dag evenwel kan men maar eenige dingen nauwkeurig waarnemen, al zou men ook alles tegelijk in zich willen vastleggen. Daarom doen we ook heden weer een enkele greep uit het nu rijke vogelleven, waarbij we oude en jonge vogellevens, eieren en nesten kunnen observeeren. Uit een slootwal wipt een Gele Kwikstaart weg wanneer we het gras even naar beide zijden buigen, kunnen we het kunstig vervaardigde nestje zien. Doch de inhoud voldoet misschien niet aan de verwachting. Hadden we hier niet te doen met eene w.ondere spe ling der Natuur, dan zouden we in het nestje gevon den hebben vier of vijf witachtig gele met grijsbruine marmervlekjes versierde eieren, of een even groot aantal kleine, jonge vogels. Nu ligt er in één groot dier, dat ons brutaal aanziet en den gnooten, van bin nen rooden, bek wijd opent, 't Is een monsterachtig wezen, dat meer op en naast dan in het nest zit. En toch schijnen de oude. kwikstaarten veel van dit wezen te houden, want angstig piepend vliegen ze om onze hoofden, bang als ze zijn, dat we den jongen Koekoek want die is het, leed zullen brengen. Begeven we ons even in bedekking, dan zien we we fel ra telkens de kwikstaarten naderen met voeder voor het ondergo schoven Ivoekoekskind, dat ze als het hunne beschou wen en daa.rom zoo teederlijk verzogen. De Koekoek maakt niet zelf een nest; de vogelken ners zeggen, dat hij telkens om de acht dagen een ei legt, zoodat er op deze wijze niet veel van een broed sel terecht zou komen, maar ook moet het kïelboot- vormige lichaam van dezen vogel tot broeden onge schikt zijn. Daarom wordt telkens een ei toevertrouwd aan liet nest van een kleinen insecten-eterkwikstaart kneu, paapje, graspieper, rietzanger enz. Jammer dat dan het eigen broedsel van zoo'n kleinen vogel ter wille van den koekoek verloren moet gaam Het koe koeksei komt eerder uit, dan de eieren van de plee ouders, die gewoonlijk buiten het nest geworpen wor den, eer de embryo s tot geheele ontwikkeling geko men zijn. Dan krijgen de oude vogeltjes het druk, want de onge koekoek is een niet te verzadigen veelvraat, die, wanneer hij het nest reeds lang verlaten heeft, nog loor de pleegouders wordt nagevlogen met allerhande nsecten. Gelukkig, dat de oude koekoeken zulke uitstekende upsenverdelgers zijn, en zich gaarne voeden met koolrupsen, zoowel als met de ruige, behaarde rupsen, ie door de meeste andere vogels versmaad worden. Ik heb eens een jonge koekoek in een kooi gevoed. Eenmaal verorberde hij achter elkander 105 koolrup sen, en ongeveer een half uur later nog 15 behaarde upsen. De koekoek is dus wel een zeer nuttige vo gel. al gaan dan ook door hem de broedsels van kleine zangvogels verloren. De oude. koekoek is een fraaie vogel, vooral door zijn hreeden wanierstaart. Zaehtgrijs zijn de vederen tan de bovendeden, en wit met talrijke zwartbruine vlekjes ziet men aan den onderkant; de staart is bij na zwart, doch versierd met keurige witte vlekjes, die op knoopjes gelijken. De nog jonge vogels zijn op rug en mantel zwart bruin met roodl-bruine dwarsbanden, terwijl elke ve der ecu wit zoompje heeft. I n het leven der koekoeken doen zich nog geheim zinnigheden voor, waarover bij de vogclkundigen de meeningen verdeeld zijn. Alleen door nauwkeurige en angdurige obsevveering zal men deze vraagstukken tot een goed einde kunnen brengen. Interessant is een dergelijke studie wel. We willen even met aandacht beschouwen de gele doemen, die in zoo groot aantal op de hoogere ge deelten van dit grasland staan. Ze behooren tot de Ratelaars en deze heeten Groote Ratelaar of Rhinan- tus major. Dikwijls vindt men tusschen het hooi eulke gedroogde planten, waarin de zaden heen en weer rammelen. Hiernaar heeft de plant haar naam gekregen, en daarom spreekt men in Duitschland ook van Klappertopf. De boer houdt niet van Ratelaars, want hij weet wel, dat daar, waar ze zich veelvuldig vertoonen, wei nig of geen gras groeit. Ze behooren tot de woeker planten en wel tot de wortelparasieten, die zich met zuigworteltjes, Jjaustörica geheeten, vasthechten in de wortels van grassen en andere planten, en zoo het ,'oedsel verbruiken, dat aan dezen toekomt. Toch is de Ratelaar een mooie plant uit de familie der Leeuwebek-achtigen. Hoe fraai geel zijn de twee- lippige bloempjes, en hoe aardig is de groote bol- gStaande bovenlip van blauwe tandjes voorzien. Uit deze tandjes komt het «tempelknopje te voorschijn, en als mem de bloem een weinig openbuigt, dan krijgt men onder de bovenlip de tweemachtige meeldraden te zien. De groote, opgeblazen kelk gelijkt iets op eene ouderwetsche parapluie. Deze rust op het bree- de, bleekgroene schutblad, dat zulke aardige spitse tandjes heeft. Als het bloempje afgevallen is, blijft de kelk nog steeds het merkwaardige klappervruchtje omgeven, dat mooi plat, en rond! is, in twee helften openspringt en, dan vrijheid geeft aan do 8 a 10 ge vleugelde zaadjes. De stengel van de Ratelaar is vierkant, groeit rechtlop en draagt tegenoverstaande, zittende bladen. Die, welke de bloemen uit haar ok sels te voorschijn roepen en dus schutbladen zijn, heb ben eene meer bleekgroene kleur dan de andere. Doch genoeg over het fraaie plantje, waa-rop de hoor het „mooi, maar slecht" moet toepassen. Wat een vreemd leven lijden toch sommige dier soorten! Vooral bij 'de insecten valt heel wat op te merken, eer men eene ware lezing kan geven van le venswijze en voortplanting dikwijls. Zie, daar vliegt een dier, dat ge misschien voor een wesp zult houden, 't Is een paardenhorzel. Het paard is er bang voor en draaft dikwijls door de weide, wan neer het door zoo'n roodachtig diertje met breeden, stompen kop wordt vervolgd. En toch doet het in sect-, dat te kennen is aam zijne witachtige, doorschij nende vleugels, die een gouden weerschijn en een ge golfde zwarte dwarsstreep vertoonen, het paard geen pijn. 't Is volstrekt niet om bloed1 te doen, en toch vreest het paard de horzel, omdat zoovele andere ins- pec ten het 'beest wel steken. De horzel plaatst zich herhaalde malen op het paard en bij elke nederzetting wordt een eitje aan een der haren vastgelijmd. Der gelijke witte eiertjes kan men dikwijls op het paard vinden, vooral aan de lange haren van de pooten. Uit die eitjes komen larven te voorschijn, en deze kunnen niet op de paardenhuid leven. Ze moeten juist komen in de maag van het groote dier, en dit zorgt zelf, dot ze er inkomen, althans gedeeltelijk, en dan onbewust. Het paard likt aan do plaatsen, waar de larven zich bevinden en voert ze zoo weg naar de plaats, waar ze zich verder kunnen ontwikkelen. De kruipende wezentjes hechten zich nu vast aan het (slijmvlies van de paardemaag, waarvoor de kop meft twee haakjes gewapend is. Zoo moeten1 dé zonderling levende diertjes zich verder ontwikkelen en ze komen niet verder in het darmkanaal, alvorens de geschikte tijd er voor gekomen is. Daardoor komt zoo'n dier dan als masker naar buiten, waaruit spoedig weer een horzel te voorschijn komt, om slechts eukele uren rond te vliegen. Zonderling leven toch! Het grootste deel er vau wordt doorgebracht in de ingewanden van het paard, en nauwelijks zijn er zonnige dagen aangebroken, of het einde is nabij. De laatste dagen schijnen alleen noodig te zijn voor do voortplanting, veor het leggen der eieren. Even zonderling leven ook de runderhorzels, die in etterbuilen van de koehuidi groeien, en de schapen horzels, die groot worden in de neus- en keelholten der schapen. J. DAALDER Da. Redacteur: A. VAN EELDE» Bloemen daal. Ko 3 17. (Eerste publicatie). II. L. Schuld te Grave. ■_j hw Mut in 2 zetten. Oplossing van No. 344 (H. W. Blok). 1 Le2 aö enz. Oplossingen worden tot uiterlijk 22 Juni a.9. aan het bureau van dit blad of bij den redacteur inge wacht. Alleen dan wordt de geregelde vermelding gewaarborgd. Goede oplossingen ontvingen wij van: P. J. Boom. F. Böttger era C. Visser te Alkmaar, Mr. Ch. En schedé en P. Fabriek te Haarlem, P. Bakker. Jos. de Koning en H. iWeienimk te ,Amsterd'am, J. W. Le Coiwte en J. Vijzel,aar te 's-Gravetnhago, J. Deuze- man te FreÜeriksoord, J. Reeser te Voorburg. S. te S., G. IL B. Hcgeiwitrad 'tel Utrecht, Mr. A. van der Ven te Arnhem, H. Strick van Liraschoten te Rijswijk en O. Boomsma te Kampen. Ad No. 347. Wij verwachten, dat deze opgave onzen oplossers wel bevallen zal en zij ons zullen toegeven, dat de arbeid der blinde componisten verwonderlijk is. Wat den heer Schuld betreft, zoo treft ons steeds weder zijne accurate wijze van werken. Waar de grootste beroemdheden ons vaak met nevenoplosbare opgaven begiftigen, zoo herinneren wij ons niet ooit een incorrect probleem van hem ontvangen te hebben. VOOR OAMF.N. Kijkje, lu de^Modewereld. Opnieuw komen er uit Parijs nouveauté's tot ons land doorgedrongen, die opzien zullen baren. Zoo a ls het echter met alle nieuwtjes op hot gebied der mode gaat, zal 't ock hiermee gtaan: aanvankelijk worden zij veroordeeld, majar een kort poosje later maken zij grooten opgang. Een der nouveauté's, die pas uitge komen zijn, zijn de 6 ch oenen, die den indruk geven alsof men in, kalk getrapt heeft, zoo zonderling is hot wit en zwart daarbij door elkaar gewerkt. Daarbij worden kousen gedragen, die er met hun ingewerkte vlinders zoo opzichtig niitzien, dat ontatidddllijk het oog er op valt. Verder is er weer een nieuw model hoed, da z.g. postillon- of jagerhoed, die geen ander© garneering heeft dan een kosltlbarc rségerveetr. Bovendien wordt er weer streng op gelet, of de hoeden, wel bij het toi- -t, passen wat de kleur betreft. Draagt men geen hoed in de kleur va'nl het toilet, dlan is men op een zwarten, een wi'ttera of een zwart-witten) hoed' aange wezen. De rok blijft toch maar steed's nauw, niettegen staande sommige tooui-aangevende modehuizen trach ten een wijdere i,n de mode te brengen. Wel worden gedrapeerde rokken en panders gedragen aan avond toiletten. liet donkerblauwe trotteuir-costuum heeft den laatsten tijd een geweldigen concurrent aan de costuums van coachman-stoffen in bruine en grijze nuances, -d'ie spoedig even populair zullen worden als de blauwe costuiunis, die zoo zeer in den smaak géval len zijn. De rok van deze nieuw© costuums- bestaat in den regel uit twee doelen. De raaden vallen öf over do heupen öf voor en achter op zij. Deze rekken zijn versierd met knoepen, etven|alsi de ma.ntieltjes, die tot oyer de heupen reiken, van voren afgerond of streng Engelsch gehouden zijn en breed© revers hebben. Natuurlijk worden er bij deze nieuwe trotteur-cow- tumes weer jabots gedragen, ma,ar niet meer die met één >trook, uuyir die met dubbele st rocken, die heel mooi s'ta.a.n hij de vvi'tte liggende kraagje-s. Boven dien worden er weer zeer veel voiles gedragen en wel de nieuwste soorten: zeer eloorzichtige, witte, kanten veilles, die met bloemen d'ccrweven zijn, waarvan de nerven zwart zijn. Deze voiles staan evenals de zeer bevoorrechte wit-zwarte, met chenille-moesjes be zette, uitstekend bij een zwarten! hoed. Maar ook de dichte kanten vo.ile maakt, weer opgang. De vorige week hadden wij bet over het vtu-vaardi gen van Panama-hocden, thans willen wij iets mede deden over het vervaardigen va,ra 1 talianrasche stroo- hoedf/n, waarvan voorna,meïijk de FloTontijnsehe zoo in den -maak vallen. Zij onderseiheiden zich va.n an dere door ©en bijzonder glanzend oppervlakte. Het stroo dat er voor1 gebruikt wordt, wordt veivanrdigl van een' bijzondere soort tarwe, die in de omstreken van Florence groeit. A,!s men daar 'deer de dorpen wandelt, ziét men evers,1 meisjes en vrouwen voor de deuren zitten, zij zijn bezig van. deze stroo-oort hoedén of mandjes te vlechten. Zij gebruik* n daarvoor lange, halmen, Ji® 'loor middel va.n een klein eigenaardig

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 9