DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Om het koude goud. No. 155 Honderd en veertiende Jaargang. 1912 WOENSDAG 3 JULI. FEUILLETON. BINNENLAND. Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Qroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Telefoonnummer 3. COURANT. ALKMAAR, 3 Juli. 1 Do democratische conventie te Baltimore is - clan eindelijk gisteren tot een resultaat gekomen. Van, den 25st.en Juni af aan heeft men er verga» j derd althans heette het- vergaderen.^ De Ameri- j kaansche bladen spraken over de conventie als over i een „gekkenhuis" en inderdaad leek het soms meer, dat er een troep krankzinnigen aan het werk was, dan j dat geachte afgevaardigden van een aanzienlijke partij j bezig waren met het ernstige werk: de candidaat.stel- j ling voor het hoogste ambt in de republiek. Tot het laatst toe zijn de onzinnige tooneelen voort- gezet en een der rumoerigste gebeurtenissen had Maandag plaats. Zooals men weet: heeft de heer Bryan zich verzet tegen de nominatie van den voorzitter van het Huis van Afgevaardigden, Hen heer Champ Clark, wiens verdediger hij vroeger is geweest en dien hij nu een stroopop van de geldmannen noemde. De heer Bryan, een groot man op deze conventie, had zich nu voor den heer Wilson verklaard. Teneinde den heer Bryan met zijn eigen woorden te verslaan cn te bewijzen, dat hij nog kort geleden over den heer Clark geheel an ders dacht dan thans, ontrolden de gedelegeerden van Missouri plotseling een banier, waarop een uitspraak stond te lezen, door den heer Bryan in 1910 over den heer Clark gedaan en waarin hij dezen een man van onkreukbare eerlijkheid had' genoemd. De heer Bryan had! dit opschrift absoluut" onom koopbaar en boven blaam verheven" nauwelijks gele zen de banier was vlak vóór hem geplaatst of hij vloog naar de tribune. Maar de aanhangers van den heer Clark begonnen zoo luid te' joelen en te gillen, dat de heer Bryan zich niet verstaanbaar kon maken. De gedelegeerden hadden intussehen ook hunne zo tels verlaten en zieh naar de tribune begeven. De po litie trachtte tevergeefs hen achteruit te dringen. De heer Bryan zag' nu in, dat het hem toch: onmoge lijk zou zijn, de woeste menigte toe te spreken en stap te dus de trappen van de tribune af. Maar nu was hij van den regen in den drup gekomen. Want hij werd haast ingesloten door de woelige schare en trachtte dus1, zoo goed! en zoo kwaad als het ging, de tribune weder te bereiken. Intussehen schreeuwden de aanhangers van den heer Wilson onophoudelijk: „Wij willen Wilson" en op vijf, zes plaatsen tegelijk, ontstonden formeele ge vechten. De politie liet niets onbeproefd om de orde te herstellen, de herrie werd echter hoe langer hoe erger en ten slotte bestormde het publiek zelfs de perstribune, waarheen de banier verhuisd was. Iemand, die op bet podium wou klimmen om den heer Bryan te lijf te gaan, werd dooT een verslaggever naar bene den gesmeten en kwam terecht in een hoop gedele geerden, die onder aan de trap welke naar liet podium leidt, op den grond) met elkander lagen te worstelen. ITet was net een gekkenhuis^ mannen en vrouwen stonden op stoelen en tafels, gilden als krankzinnigen dooreen, de opgewondenheid kende geen grenzen! Alle beschikbare politieagenten en andere ordebe waarders, hadden tien minuten noodig om de orde te herstellen en toen bleek, dat twintig mensehen dooi de ambulance onderhanden moesten worden genomen! Te midden van al deze herrie werd er gestemd tot in het oneindige! Om tot candid^at gekozen te worden moet men n.l. tweederde meerderheid, dat is 728 stemmen hebben. De heer Bryan kreeg op de vo rige conventie te Denver dadelijk zevenachtsten der stemmen, maar meestal gaat het niet zoo spoedig. Was de eenvoudige meerderheid voldoende, dan zou er allang een beslissing zijn gevallen -de heer Clark toch had bij de tiende stemming reeds cle volstrekte meerderheid. Langzamerhand echter won de heer' Wilson en hij kreeg de overhand. in de dertigste ronde, toen hij 460 en zijn tegenstander 455 stemmen behaalde. Ha. de 46ste stemming werd' de candidatuur- Clark ingetrokken en in de eindstemming werd de' heer Wilson candidant met 990 stemmen, terwijl er 84 op den heer Clark waren uitgebracht. Toen de cijfers bekend gemaakt waren, gingen de afgevaardigden op stoelen staan en schreeuwden als dwazen. De aanhangers van de heer Wilson renden door de zaal en schudden elkander de hand of omhels den elkaar. Anderen stonden te, dansen en te zingen. De zijgaanderijen wareni verstopt door een Uitzinnig gedrang. De politie vocht te vergeefs om de orde te herstellen. De heef Bryan was het middelpunt van de belangstelling. Wat hij het meest van, alles noodig had, was geschied, zoo zeide inen;, n.l'. de benoeming van een progressieven candidaat. De heer Wilson zal thans zijn zomervacantie, welke hij rustig' in Seagirt (Kieuw Yersey) geuiet, moeten onderbreken. Er stond reeds eenige dagen een extra- trein gereed,, om hem naar Baltimore te brengen! Hi; zal thans, zoo niet blijvend, dan toch tijdelijk liet stu dieveld! moeten verwisselen tegen1 de politieke arena. Hoewel hij nog geen 56 jaar oud: is, genoot reeds een kwart eeuw een goeden naam in de academische wereld. Hij zegde echter de wetenschap vaarwel en wilde zich wijden aan de politiek. Toen hij het hoog leeraarschnp en presidentschap van de universiteit te Princeton neerlegde, maakte hij aanspraak op een pensioen van 12000 per jaar van het Carnegiefonds, zeggende, dat hij geen eigen inkomen bezat en het geld noodig had om zich te wijden aan belanglooze politiek. Hij was toen 53 jaar oud en zijn aanvrage werd geweigerd op grond', dat het Carnegiefonds al leen. gesticht was voor afgetreden hoogleeraren, die te oud waren om te werken. Verleden jaar kreeg hij een baantje, werd n.l. be noemd tot gouverneur van den staat Kieuw Yersey. Aan voorspellingen bij het dollemansspel, dat in Amerika wordt gespeeld), zullen wij ons niet wagen. Er zal ongetwijfeld nog heel wat krank- en uitzin nigs gebeuren, voordat de nieuwe man voor de volgen de periode het Witte Huis in Washington kan binnen trekken Roman1 uit het Duitsch van GEORG HARTWIG. 77) -o- De slag was te heftig geweest, Ella hoorde nauwe lijks wat haar man zei. En bovendien voelde zij Lte's brief aan tante Marie in haar zak, den brief van de tevreden Ute. Huilen wilde zij niet, hoeveel moeite het haar ook kostte zich goed te houden. Dus bleef zij stijf staan zonder zich te bewegen, de handen gevou wen, tot Kroehel, met zijn sporen rammelend de ka mer was uitgegaan. Kog hoorde zij hoe hij zicli in de zijkamer op dén divan nederwierp, zood'at deze ervan kraakte. Zij hoorde dat Stobmeier zacht de kamer binnenkwam met het dooi' Kroehel bestelde. Teen snelde zij naar het salon, dat er bij daglicht nog kaler uitzag dan 's avonds te voren bij het lamplicht, In den erker ging zij zitten en huilde. Eindelijk vloeiden de tranen niet meer, maar een stekende pij in haar hart bleef achter. Terwijl Ella in droevige gedachten in den erker zat kwam haar heur huwelijk, dat nog maar zoo kort duur de, reeds eindeloos lang' voor. Als zij terug keek wie stond daar iu het geheele vo-orspel tot haar huwe lijk op den voorgTond? Wie had haar in de armen vgn Kroehel gevoerd? Wie schilderde alles in ver leidelijke kleuren? Dat was haar grootvader geweest. En weer hoorde zij Krachei's woorden, die hij in drift aan het adres van Berg-itzky had gericht Het is een gemeene, lage leugen Ella rilde. Hu haalde zij Ute's brief aan tante So den uit den zak en begon met onzekeren blik Uté's vaste schrift te lezen. „Ik heb hier een tijd van rust, waarvan ik niet weet hoe hij zal eindigen, maar ik weet wel dat het ook een tijd van krachtverzame-len is, voor de dingen en om standigheden, waarvoor ik misschien weldra kracht zal noodig hebben. Wij leven geheel voor ons zelf dat wil zeggen voor Lili. Ia deze afgeslotenheid krijg ik een steeds dieperen blik op de hooge eigenschappen van haar vader; er is een gevoel' van veiligheid over mij gekomen en ik laat mij gewillig en dankbaar aan zijn leiding over. Een merkbare verbetering in Lili's toestand is het mooie loou, dat wij met onze weder- zijdsclie inspanning verdiend! hebben. Er is een stil stand ingetreden, die later door de natuur en de berg lucht nog- meer standvastig gemaakt kan worden. Ik zal de verantwoording alleen op mij nemen als Ernst zijn verlof ten einde is. Hu voel ik vaak dat de plicli ten in een huislioudelijken kring zeer noodig en ver heffend- zijn en dat men niet openbaar in eenige be weging behoeft op te treden. Men kan in stilte zoo veel doen." Toen Ella tot zoover gekomen was, kon zij doo haar tranen geen woorden meer zien. Ute's schoonheid en edele, waardige verschijning stonden haar wee helder voor den geest. Zoo als zij haar indertijd op haar trouwdag in de kerk gezien had, zag zij Ut© nu weer. En wat had zij gezegd na het trouwen toen zij even alleen waren in de kleedkamer? „Voorwaart gaan en daarbij niet terug zien. Omzien maakt dui zelig." Keen, neen, zij wilde niet duizelig worden, dus dan ook niet" omzien naar wat gebeurd was. Maar wat zwak en onbeduidend kwam zij zich zelf voor in dei spiegel der karaktereigenschappen, die zij in Ute ver eerde Stobmeier klopte bescheiden aan. „Meneer laat vragen of u even bij hem wilde ko men." Zij dacht er niet over dat het passender geweest was als Kroehel zelf de moeite genomen had, haar op te zoeken, maar zij ging als een gehoorzaam kind, den brief in de hand, naar zijn kamer. De lucht was hier verontreinigd door sigarenrook stank, de flesch moezelwijn was leeg, een twee-de ston geopend voor Kroehel. TWEEDE KAMER, ln de zitting van gisteren werd voortgegaan met de behandeling der Radenwet). Aan de orde was arts 61 (benoeming, schorsing en ontslag van ambtenaren en beambten door den Raadi van Arbeid)). j Minister Talffla lichtte een wijziging toe, j die beoogt liet personeel beroep -te geven bij schorsing en ontslag. Het art. werd' zonder hoofdelijk© stemming aange- i nomen. j Aan de orde kwam daarop het airt, 114, dat bepaalt, dat de wet in werking treedt op een door de Kroon te bepalen dag. i De heer Latijn (u. 1.) lichtte een amendement j toe, dat ten doel heeft de Radenwet niet in te voeren, i alvorens de ziekteverzekering tot stand is gekomen. Spr. wees er op dat deze gang van zaken de eenig lo gische is. Het amendement wil voorkomen, dat de Radenwet voor de Invaliditeitswet gaat werken en j men het rijk dan op ongerechtvaardigde wijze op groo- te kasten zal jagen. De Invaliditeitswet kan na het j treffen van eenige tijdelijke maatregelen zeer wel zon- j der Radenwet werken. j De minister zeide-, dat de heer Patijn te zij- nen opzichte te optimistisch geweest is, waar hij van spr. geen tegenspraak verwacht heeft. Wordt in Oc tober de Invaliditeitswet en daarna de Tariefwet be handeld, dan komt er van de Ziektewet niets. Eén van de verzekeringswetten moet wijken. Zal er dus iets tót stand! komen, clan moeten het de twee eerstge noemde wetten zijn, die onverbrekelijk bij elkaar be- hooren. Spr. moet daarom het amendement ontraden. De heer G o e m a n B o r ge s iu s (u. 1.) verdedig de het amendement -en zei, dat het hier alleen gaat om de vraag, of de Radenwet ingevoerd zal worden, voor dat er een Ziektewet is, wat' beslist ontkennend' beant woord moet worden. Uitschakeling van de Ziektewet is bij de behandeling steeds onmogelijk gebleken; er is een nauw verband' tusschen de beide wetten, wat zelfs door den) minister is betoogd. Uitvoering van de Raidenwet. alléén, zou belachelijk zijn. En wat de,In validiteitswet betreft, de Raden hebben daarvan slechts- 5 bepalingen uit te voeren. Spr. bestreed nader de door den minister tegen den heer Patijn gebezigde argumentatie. De heer Schap er (s. d. a, p.) had evenals de vorige spreker den indruk, dat de bestrijding van den minister meer togen den persoon -dan tegen de zaak is gegaan. De heer Van Kaïnebeek (v. 1.) was van oor-, deel, dat de minister het amendement, zakelijk niet be streden heeft. Steeds heeft men vooropgesteld, dat over cle Radenwet niet. gestemd zou worden na behan deling- der Ziektewet. De minister heeft ook betoogd, dat hij de Radenwet noodig heeft -om de leden der Ra den, door de ervaring, die zij bij de Ziektewet hebben opgedaan, voor hun verdere taak bij de uitvoering der sociale verzekering geschikt te maken. Maakt men een Ziektewet, waarbij geen Raden noodig zijn, dan krijgen we Raden, die niet geschoeid zijn en die bo vendien niets met de Ziektewet te mak-en zullen heb ben. Als de minister nu nog kon zeggen, dat hij de Radenwet niet zou uitvoeren, voordat de Ziek tewet er ft, dan -ware althans het figuur der Kamer gered. De heer Ko lens (r.-k.) achtte het amendement een beperking van de bevoegdheid van den minister. De quaesfie van voorrang tusschen Ziekte- en Invali diteitswet is nog geen vraag. Is het inderdaad onzin nig de Radenwet in te voeren zonder Ziektewet, dan zal ook de regeering dat zeker beseffen. Bovendien moeten de State.n-Generaal de gelden voor de invoe ring toestaan. De minister dupliceerde, dat de Raden zeer iiuttig werk zullen kunnen doen bij de uitvoering van de overgangsbepalingen der Invaliditeitswet. Spa', be streed den heer Van Karnebeek, en wierp de beschul diging, dat hij valsch spel' gespeeld zou hebben, van zich. De heer P a t ij n (u. 1.) ontkende, wat door den mi nister was gezegd, n.l. dat hij toch tegen de Ziektewet zon stemmen. Als- zijn amendementen worden aange nomen, zal hij vöör stemmen. Het beroep van den heer Kolensi op het begrootingsrecht van de Kamer achtte spr. van weinig beteekenis. Hij hekelde verder dert gevolg-den gang- van zaken en het schamele resul taat: ziekenkasbesturen zonder ziekenkas'. De heer Goeman Borgesius (u. 1.) repli ceerde en wees op de tegenstrijdigheid' in de uitlatin gen van den minister betreffende de invoering van de Radenwet zonder of mèt de Ziektewet.. Spr. verwedt den minister, dat hij geen woord van verontschuldi ging' over de wijze van zijn bestrijding tot den heer Patijn heeft gesproken. De heer V a. n Karnebeek, (v. 1.) repliceeren- de, merkte o.a. den heer Koleris op, dat, de Kamer moeilijk de gelden) tot uitvoering eener wet kau wei geren. De voorzitter zei, dat nu de Ziektewet niet meer in dezen zomer behandeld) wordt, de eindstem ming over de Radenwet thans moet plaats hebben. Hij zal voorstellen om Vrijdag dei tweede lezing over de Radenwet te doen houden. Het debat werd gesloten en het amendement ver worpen met 49 tegen 35 stemmen. Het wetsontwerp werd hiermede afgehandeld. De voorzitter stelde nu voor de eindstem ming Vrijdag' na de pauze te houden. De heer Schaper wilde-gelijktijdige stemming- van Raden- en Ziektewet, en ook de heer. Van Ka r - nebeek bestreed het voorstel van den voorzitter, dat werd aangenomen met 50 tegen 28 stemmen, rechts tegen' links. Aan de orde was daarna het- wetsontwerp tot uit breiding van het staatsmijnveld, waarover de algemee- ne beschouwingen geopend werden. De heer d e Ram (r.-k.) dankte den minister voor de wijziging van de balans- en -de winst- en ver liesrekening van het staatsmijnbedrijf. De heer Bos (v.-d.) wees' er op, dat met het ont werp de vraag, staatsmonopolie of niet, gemoeid1 is. Ku is spr. wel voor staatsexploitatie, doch hij is tegen een staatsmonopolie in het mijnbedrijf. Bij een sta king' op g-roote schaal zou het noodlottig kunnen wor den. Bovendien meende spr. dat bij langzame ontwik keling van het staatsmijnbedrijf de indirecte wel- vaartsvoordeelen: algemeene verhooging van den loou- standaard en de vestiging van nieuwe nijverheid, te gering zouden zijn. Spr. vreesde nu, dat het tempo bij staatsmonopolie niet vlug zal' zijn. Uit vrees voor het zich wijzigen van de maatschappelijke verhoudin gen in Limburg door het binnenstroomen van vreemde elementen bij particulier mijnbedrijf moet de regee ring geen bedrijven gaan monopoliseeren. Dat men met staatsmijnbedrijf het syndicaat zou kunnen bre ken, meende ook spr. sedert de toetreding van het Pruisische staatsmijnbedrijf tot het Rijnsch-Westfaal- sche kolensyndicaat niet meer. Spr. bestreed verder het staatsmijnmonopolie ook nog met het oog op het groote risico. Hij wist nog „Waar zat je nu?" vroeg hij, haar hand ongeduldig toestekend. „Je moet mij toch een beetje gezelschap houden. Probeer 't eens met een sigaret. Een fik- sche, jonge vrouw moet niet voor een beetje tabak be vreesd zijn." „Ik wil het beproeven te loeren", zei Ella, naast hem plaats nemend1, zooals hij haar aangeduid had en uit het glas, waaruit hij gedronken had, een slokje nemend. „Is dat ook nog van. vroeg hij haastig', op Ute's brief wijzend. Hij vreesde voor nog meerdere onverkwikkelijke papieren van de zijde van Berg-itzky. „Keen", stamelde zij verlegen en een kleur krij gend. „Een brief van Ute aan tante Marie. Wil je hem lezen? Zij is zoo tevreden en gelukkig." Hoewel zijn antipathie tegen Ute allengs groot er was geworden, kwam zijn oude toorn op haar bij Ella's woorden nogmaals boven. „Val mij daar niet lastig mee", zei hij driftig. „Ik zou heel wat te deen hebben als ik al de brieven van verliefden wilde lezen, van Ute of niet van l'te!" Ella vouwde den brief haastig op en stak hem in den zak. „Ik dacht maar zoo zei ze verlegen, „om dat ik l'te zoo lief heb en bewonder." „Kwesties van smaak!" Ilij stootte de asch van zijn sigaar, toen keerde hij zijn gezicht naar haar toe. „Spreek niet meer over zulke domme dingen Ella en geef mij een kus. Je schijnt er talent voor te heb ben, mij altijd als kostganger te behandelen. Keen, neen! Ku, blijf maar zitten, ik wil mijn hals niet zoo ver uitsteken, dat ik mij verrek. Stobmeier zal tegen den avond even bij dokter Soden gaan vragen, hoe*" 't met je vader gaat. Dan behoef jij daarvoor niet het huis uit." Zij knikte. Een innig verlangen moest zij daarmee opgeven. Maar zij waagde het niet er één woord te gen in te brengen. 's Middags stuurde de heer van Blomberg het da meszadel, waarover Kroehel al' meer dan eens gespro ken had. Kroehel, die het. in het hoofd' had gezet, dat Ella een elegante paardrijdster moest worden, die zelfs i.aas-t hem, den veel bewonderden ruiter nog een goed figuur zoü maken, en die er naar verlangde om zijn wenschen op dit punt zoo spoedig mogelijk te voldoen, wa.s al spoedig vol vuur in de weer om Ella de eerste aanwijzingen te geven. Hij nam haar mee naar den Hal, liet Hans zadelen en begifh haar uit te leggen, hoe zij te paard moest, stijgen, hoe in het zadel zitten en de teugels houden. liet was een warme dag en d© vliegen waren zeer plagerig. Dit had) tengevolge, dat Hans schopte, met clen staart sloeg en allerlei andere pogingen deed, om zich van de plaaggeesten te. bevrijden. Noch Kroehel, noch de stalknecht namet daar noti tie van, des te meer echter Ella, die, iederen keer als Hans op den grond stampte, beefde en met. hoog roode wangen, zonder te begrijpen, deze eerste les aanhoor de, zonder er bijzondere belangstelling voor te kunnen Iconen. „Heb je dat nu begrepen, Ella?" vroeg kapitein Kroehel levendig. „Toch geen heksenwerk wat? Als je er eerst maar op zit, dan zal het wel in orde ko men. Geloof me, het valt mee. Zoo, kom nu maar een- hier! Het paard is kalm en staat stil. Dat zie je toch. Nu dan Hij onderbrak zich zelf ongeduldig, toen hij zag' dal Ella angstig terug trad. „Stobmeier, pak den rakker beet, dat hij zoo blijft staan. Zoo, nu is er geen beweging meer. Zet nu*je voet in mijn hand vast! één, twee. Wel sakker loot!" riep hij driftig-, toen Ella weer naar beneden kwam. „Wat nu?" „Ik be.n zoo. „Ongeschikt voor paardrijden?" vroeg hij half lachend, half kwaad. „Nu clan nogmaals. Eén. twéé, zie zoo, daar zit ze." In plaats van in het zadel te blijven, liet Ella zicli dadelijk weer naar beneden zakken. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 1