mM éi Schaakrubriek. PL IB 'ésm ^üp Zwakheid-Vermoeienis Pink Piilen. P I E PERT J E. iiii llll! llÊÉ éÈêt Vraag en aanbod. ZIEKEN, =.mË„ÉSi wË- pp a 'wm mm mm JW&ïy wk,, éÊk „Zoo.hebben jelui dan ook wel eens over andere dingen dan varen gesproken Norfolk knipoogde schalks en de kellner vulde nog eens de tumblers. „We zitten te beweren over dieplooden, loodsen en kompassen. Over de oude zeelui, die heel wat meer in d'er lichaam hadden, van varensgezelligheid gespro ken. Wil mij dat ouwe daags anker van een Soundry beweren, dat de ouwen zich naar de sterren richten." „Dat lieg je!" zeg ik. „Ilaa.l dat bramwant neer of ik gooi een werp in je oog." „Enter op!" zeg ik. „Je liegt het, tuinanker." „Hoe dan?" vraagt-ie. „Dat 's mannentaal. Die vuren wil ik ontsteken. Als je wat bij mij leeren wilt, dan kom op versebalie. En ik lei ze uit, dat die ouwe zeelui den weg op zee vonden, zooals een hond den weg vindt naar zijn huis of een duif naar een til. Zij hadden het in d'r ge voel. En als een eeht zeeman zijnde, zeg ik, zou ik het oog nog doen. „Nou, daar wedden ze op. De „Seahorse" lag opge tuigd in de haven. We gingen met zijn vijven aan boord. En zij haalden er alles af. kompas, windroos, dieplood en log. De vijftig pond werden gedeponeerd en ik moest zweren te varen tot de Kaap en terug zonder kompas, zonder dieplood en zonder log. Maar ik had niks om hij te zweren. Waar moet een verlaten zeemansziel bij zweren....?" Ik liet dadelijk de glazen nog eens vullen. Toen de golven onze wrakken weer kusten, ging de kapitein voort „Toen ik in 't-open water kwam, met de lapjes op, was 't een vreemd gevoel voor mij. Ik dacht, je hebt te véél gezegd. Maar neem dat van mij aan, je kunt in een helderen roes nooit te veel zeggen. Als je te veel zegt, ligt het er alleen, aan, dat je te nuchter bent geweest. En ik ging achter mijn roer staan en snoof den wind op en keek naar 't water en begon mijzelf in het water op te lossen. D:a,ti dat nou precies is, kan ik je niet zeggen. Daar zou je zelf bevareu voor moe ten zijn. Maar het is zooals die ouden ook water- zoekers en schatzoekers hadden. Die liepen met een wichelroede langs de landen en voelden onder den grond, waar of er water of metaal was. Dan sloeg de gevorkte hazeltak naar den grond en ze. voelden een strooming door d'er lijf. Ik voelde waar mijn weg over de zee lag. Vraag mij niet, waaraan ik het zag. Dat weet ik zelf niet. Maar ik stond achter mijn roer en ik keek op het water en zoo vond ik mijn weg. 's Avondte, als het donker werd, dan nam mijn stuur man mijn taak over. Ik zei hem dan, op welke ster hij had aan te houden. Maar in den morgen kwam aan mij de beurt weer. En zoo dikwijls wij bij de kusten kwamen, zoo dikwijls voelde ik al mijlen vóór wij land zagen, dat er land in zicht moest komen. En wat klippen en ondiepten betreft, als- wij er dicht bij kwa men, voelde ik prikkelingen onder mijn voetzolen, als of mijn voet sliep. Ik zei dan tot mijn stuurman, ik heb het spuitwater weer in mijn beenen.... en wij lachten dan allebei zuinig, want zie je, het eenige wat ik, nadat ik mijn schuit weer heelhuids van de Kaap te Huil binnenloodste, met geen spijker verbogen en geen rondhout gebroken, op die reis aan te merken hadi, was het belatafelde geval, dat ik, om zoo de koers te voelen, geen blaadje tabak had mogen genieten en geen droppel whiskey. Want die brengen je gevoel in een verkeerde richting. Daarom heb ik het bij die eene reis gelaten. Het wasi niet om de vijftig pond of om de eer van do weddenschap, dat ik het on dernomen had. Maar alleen om te bewijzen, hoe de ouden, de Phsnieiërs, de Grieken, de Komeinen en de Noormannen den weg over zee vonden zonder kompas of dieplood of wat instrument ook. En al die werktuigen, die ze tegenwoordig gebrui ken, barometer en sextant inbegrepen, bewijzen alleen dat het tegenwoordig op die ijzeren karkassen alleen zoetwatermatrozen benne. ze motten het in de in strumenten zoeken. omdat ze het niet meer in der lui falie hebben. kom, laat ons er daarop nog een drinken En kapitein Norfolk bestelde er twee ,,pure.' Onze Pink Pillen zijn uitstekend om de verloren krachten te herstellen en de vermoeienis te bestrijden. De vermoeide vrouwen, de jonge meisjes, door den groei bloedarm geworden, alle degenen die zich in spannen en vermoeiende werkzaamheden verrichten, zullen een werkelijke» steun ondervinden door van de Pink Pillen gebruik te maken. Leest hier wat onlangs Mejuffrouw Y. Boonstra, geb. Dijkstra, oud 58 jaren, wonende te Amsterdam, 2e Spaarndammerdwarsstraat No. 1, ons schreef: „Ik verklaar met deze dat de Pink Pillen mij het meest mogelijke goed hebben gedaan en mij van mijne pijnen in den rug en van mijn bloedarmoede genezen hebben.. Ik beveel de Pink Pillen warm aan." Er is geen ziekte waarbij de nalatigheid gevaarlij ker is, dan bij de bloedarmoede of de slapte van het bloed. Deze ziekte die vooral jonge meisjes, overwerk te personen en hen die in hygiënisch ongunstige om standigheden werken, aantast, maakt zich op zulk een geniepige wijze van het lichaam meester, dat zij reeds tot volle ontwikkeling is gekomen, wanneer men ter nauwernood hare aanwezigheid heeft bemerkt. Te juister tijd aangepakt, is de bloedarmoede volkomen geneeslijk en daartoe is noodig -een versterkend mid del dat de eigenschap bezit de hoeveelheid roode bloed- bolletjes te vermeerdereu en de zuurstof naar de weef sels en spieren over te brengen. De Pink Pillen zijn dat versterkend middel en in de geneeskundige weten schap is er niets zoo zeker als de genezing der bloed armoede door de Pink Pillen. De Pink Pillen zijn on overtroffen tegen de bloedarmoede, de bleekzucht, de algemeene zwakte en alle aandoeningen voortkomend uit een te zwak bloed. v De 1 ink Pillen zijn verkrijgbaar a 1.75 de doos en a 9, de 6 doozen, aan het Generaal-Depot der Pink Pillen, van Eeghenlaan 22-huis, te Amsterdam, bij de heeren Nierop Slothouber, Langestraat 83 te Alk maar, en in alle goede apotheken en drogisterijen. Yier jonge dames en vier gloeiende, hijgende siga- retpunten. Ze dampten, ze dampten en ze schaterden en snater den den geheelen weg, bij 'n wisselstomp niet eens voelend de staalhardheid1 der derde-klasse banken. Eigenlijk moesten ze slaap hebben, móesiten ze knik kebollen met open mondjes, de kin gezakt op 'r licht kleurige kleedjes. Maar de roes van het feest van de dartele bruiloft van Mien brandde nog in heur bloed. Wat ha.d die 'n goede partij gedaan! en die zat over een uurtje ook in den trein, jnaar niet naar hun provincienest, maar naar Parijs, het goddelijke, het eenige Parijs, waarnaar vooral Piepertje, 't spichtige juffertje in den hoek bij 't open coupéraampje, ver langde^ die er over gelezen had zulke mooie dingen, dat ze r s avonds mee kon indommelen als 'n kindje, dat je n pop geeft om zoet in te sluimeren. Achter dat Piepertje, dat zeien allen, zat meer. Ze kon soms zoo stil, zoo droomerig-stil zijn. net of ze iets van het behangsel las met 'r kleine, starende oog jes. Maar vanmorgen was ze meestentijds als de drie anderen, de drie vriendinnetjes, die, evenals zij, vrien dinnen van Mien waren en door deze op de bruiloft waren genoodigdi, die Mien's schoonouders met heel veel tact, zonder stootende zinspelingen, zelfs niet zij delings, op de maatschappelijke minderwaardigheid van Mien, hadden gegeven. En de heer en mevrouw Dreutelaar hadden hun schoondochter, die zelf ook op 't costumière-atelier ge werkt had1, niet willen weigeren, dat haar vriendinnen de bruiloft mee zouden komen vieren. Eerst was de partij wat stijf geweest. De vier naaistertjes hadden, hoewel ze dagelijks met groote mevrouwen, heel wat grooter dan mevrouw Drentelaar, die, dat zagen ze dadelijk, van echt burgerlijk komaf was, in aanraking kwamen, zich toch wat klein ge voeld in dat gezelschap van heeren en dames uit eeni- ge-sporten-hoogere-wereld. Maar het eerst had Pie- tertje het ijs gebroken. Wonderlijk dat juist zij, die dikwijls zoo stil en afgetrokken kon zijn, zich beweeg lijk als 'n gladslingerend aaltje tusschen al die dames toiletten, al die heeren-plastrons hadi gekronkeld of ze thuis was en de familie al jaren kende. Met het magere, roode Piepertje, met 'r sproetjes in 'r melk blank fijn gelaatje, hadden de heeren 'n dolle pret. Want toen het bruidspaar vertrokken was en met de afreizenden de deftige gêne ook uit de groote deuren van de eetzaal van den cuisinier scheen verdwenen, was zij het, diie de jolijt er in bracht en menig statig- koud plastron ontdooide. En de heer en mevrouw Drentelaar stieten elkaar soms aan: „Nou, dat is 'r me eentje. Wat 'n vroolijke meid! En toch zoo binnen de grenzen." Vooral mama Drentelaar had 'r schik in, die ook niet iederen dag wijn dronk, maar door de emotie glas op glas had naar binnen gewipt en met kleine, bijna toe-gebalkte oogjes het spichtige Piepertje zat te beglimlachen. Er was gedanst, er was voorgedragen en het was vier, vijf uur in' de morgen eer je 't wist. 'tWas klaarlichte dag, toen de partij ten einde liep en papa Drentela.ar, omringd' door de gloeiende ge zichten van de nog niet naar buis en -naar bed verlan gende jongelui, een afscheids-speech hield, die aan mekaar geknoopt was met moeilijk-gezochte woorden, die hortten en hobbelden alsof ook zij in de champie en de uitgelatenheid! gezwommen hadden. Aan z'n ge zicht had je kunnen zien, dat-ie nog wel een verleng stuk aan dien vroolijken nacht had willen zetten maar hij was de bedaagde gastheer, die, aangepord door zijn ega, welke op Drentelaars fatsoen had ge werkt, met onvaste stem moest orakelen van het be kende: er is 'n tijd van komen maar er is ook 'n tijd van gaan. Maar vóór ze gingen moest 'm van 't hart de groote dank voor alle jongelui, zoo dames als hee ren, die de bruiloft van zijn zoon met mejuffrouw Her mine Weber zoo hadden opgevroolijkt. En als de plichtbewuste wijste der feestvierenden, onder den arm genomen: „kom nou, Jan, nou gaan we toch heusch" door de in zijde krakende mevrouw Drentelaar, laveerde-ie d'e groote zaaldeuren uit, ge volgd door de meeste gasten, die voor hun goeden naam bij de Drentelaars hadden te waken. Maar Piepertje en Go., door 'n paar jongelui van wie er een een beetje te veel op had, zoodat hij een der tafelbedienden omverliep in de zaal"gehouden, walsten nog op een paar piano-mopjes, door een der nachtbrakende heertjes op 't afgematte instrument gehamerd. Ze moesten op den eersten trein zijn, van slapen gaan geen sprake. Ten tien uur moesten ze alle vier weer op 't atelier zijn. Onder het vroolijk geleide van wat al te vroolijke jongelui sprongen ze, alsof ze pas uit de veeren kwa men, den vroeg-trein in en een van heur galante rid dei's had de meisjes een doos Ardath geoffreerd, die ze nu aan 't brandofferen waren onder giegelend ge kout. Die Mien! zei Piepertje als ik er zoo een aan den haak kon slaan, dan trouwde ik morgen aan den dag. - Laat naar je kijken jij bent te mager voor mevrouw. Er zijn magere en dikke, bitste Piepertje, zie me vrouw Felm is. Daar kun je door heen kijken. Maar nie door 'r brandkast. As je 'n ton of twee had dan was je al geblazen. En Mien dan? Wou jij je vergelijken met Mien? Nee, maar die is goed, zog, dat weet je ook wel. Laten we mekaar geen Kaatje noemen. As zij.... Nou, zeg 't maar.... Mijn knookje en mijn sproetjes had, dan spoorde ze nou ook niet naar Parijs. Dat wil je toch zeggen? Wat was ze mooi in 'r bruidistoilet, sprak Clara van Dieren, die gauw 'n andere wending aan 't ge sprek gaf. Het is om jaloersch te worden, zóó'n beeld! Ja, beaamde Piepertje, 't spoorraampje uittu- rend, 't is een bééld) van 'n meid, ik kan er In komen, dat Frans 'r absoluut hebben wou, al was ze niet van z'n stand. Nou, maar ze is toch zeker van even goede fa milie als de Drentela'ars. Zij kan er toch ook niets aan doen, dat papa Weber op de flacon moest. Clara en Phine beiden tegelijk tot de vierde vrien din, Koosje. -Wat hê jij 'n schik! Ik mot nog lachen om dien ouden heer. Wat keek-ie, toen-ie daar bij zijn afscheidswoordje met z'n half-vol glas op z'n beenen stond te wiebelenHeb jullie 't niet gezien? hij bestaarde, toen-ie ons weder zien dronk, Piepertje, of ze 'n bromvlieg op 'r neus had zitten. -Ja, Piepertje, ja, dat is zoo, dat heb ik ook ge zien, riep Phine kind wie weet 't is wel 'n oude maar 'n vurige vlam er zijn jonggezellen en er zijn weduwnaars in de wereld. Flauwerik, praat toch niet zoo'n onzin. Ik loof dat jij wat te veel hebt gehad. Dat heb ik ook, zong bijna Phine. En dan die draaiende, schuivende weiden en velden en die hoo rnen. Ik mot soms m'n oogen dicht doen, Steek nog maar is 'n Ardath op. Mij ook nog een. Onder 't kringelen van den rook, door de scherpte van de sigaretten-aroma geprikkeld, herleefden de meisjes in druk, levendig gekeuvel, vroolijk de vroolij ke uren van 't jolige feest. Alleen Piepertje was stil, zat in haar hoek het voor bijschietend landschap te begluren. Maar ook zij liet den feestnacht voor haar geestes oog dartelen doch meer nog voorbijgaan den dag, den dag dien ze meer had doorleefd dan 'r vriendin nen, den dag vol weelde, dien ze bekeken had met 'n schrijnende afgunst, welke ze slechts had' kunnen over winnen toen het officieele van 't diner achter den rug was en ze glas na glas hadi naar binnengeslagen en ze heur uitgelatenheid' en heur jok had) laten gieren boven wat ze voelde steken bij 't zien van Mien's for tuin. Zooeven hadden ze haar vlijmend gewond met 'r: wou jij je vergelijken met Mien! Ja, dat begreep zij ook wel. Om haar zelf, besefte ze ten volle, zou een in goud-beslagen aanbidder niet uit de lucht ko men vallen maar toch wat was dat heerlijk! Zoo'n dagje al, als 'n fijne dame, bediend door wit-gehand- schoende, buigende knechts, aanzittend aan een tafel waar het zilver blonk, de tafelstukken schitterden, de wijn in de geslepen karaffen roodde, de champagne spelemeide in de kristallen kelken.... Niet om Frans wat ze op Mien jaloersch maar om wat Mien later zou kunnen doen en zij altijd zou moeten ontberen. Van uit de zaal hadi ze in de rui me, drukke straten der groote stad auto's hooren snor ren, tweespannen 't asphalt beklepperen en 'n groote ontevredenheidi was haar angel komen dlringen in haar gemoed. Het was voor haar 'n opluchting geweest, toen de bruid) d© plooien van haar sluier had! opgeno men en ma en papa Drentelaar een afscheidskus ge geven en ze Mien aan den arm van haar doodsbleeken Erans, die tranen van vreugde en emotie in de oogen had, zag wegtippelen. Kijk-zijn hoe heerlijk!.... Plotseling werd ze uit 'r knagend gemijmer gerukt. Phine, die werkelijk wat veel gedronken scheen te hebben, was opgestaan, sloeg met 'n Japansch waai ertje, dat alle dames bij 't dessert hadden gekregen, de maat. Zij zong na wat een der jongelui zoo meesterlijk had voorgedragen VOOR DAMES. Kijkjes its de Modewereld. Op het oogenblik is het voor de mode alweer van belang, wat in het komende seizoen, het „uitgaanssei- weer modern zal zijn. Da modehuizen, die er te zorgen hebben, dat alles, wat er dan nood'ig is, h O n r nl t nrt lAl 1.1a a» J1 1 1 zijn alweer druk aan zoen voor Tieneken Yan Ileule, ons Maartje, Kan werken gelijk een paardje, Kan melken, kan mesten, Kan schuren gelijk de besten 't Was Piepertje of ze geslapen had, of ze eensklaps wakker werd, en zooals bij 't dessert verjoeg ze, zich opwindend tot 'n dolle uitjuiching, 'r jaloezie door 'n gillende-bui-van-uitgelatenheid. En zij zong met 'r hooge sopraanstem boven allen uit 't refrein Liever dan een visch, die in een goudzee zwemt, Liever dan een vogel, die geen sparen kent, Liever dan een freule, Tieneken Yan. Heule, Tieneken, ons Maartje in zijn hemd1! nog niet verzwakt, toen ze Maar Clara trok Phine aan j ge- De feeststemming was in heur stad aankwamen. 'r kleedje Zeg, hou je wat geregen. Natuurlijk zei Phine, maar ze neuriede nog, tot ver bazing van de portiers, toen ze door het controle-hek moesten: Tieneken Van Heule, mijn minneken, Op u staat mijn zoetste zinneken. De zon zette reedfe 't voorplein van 't station in 'n opwekkende helderheid. Blauw spande, zich de wol- kenlooze hemel. De levenslust van 'n nieuwen, mooien zomerdag geurde door 't ruim, vol aroma van linde bloesem uit een der hoog ommuurde tuinen der heeren huizen, diie 't plein ombogen. 't Bed geraniums' op 't stationsplein gloeide in roode tinteling. De vier nacht,braakstertjes stonden één oogenblik op 't hooge bordes, knipperend met de oogen voor 't helle licht, huppelden toen de trappen af, of nog de muziek-van-den-nacht 'n wal® inzette. Kijk daar eens! riep Phine. Ze komen ons afha len! Ze schaterlachten, ook Piepertje gierde mee: Waar achtig! Mooi! Kostelijk! En net op tijd'! Zeg er eens, gilde Phine, kom jullie eens netjes voor vlak voor de trappen. Kaarsrecht, eerst met strak gelaat, maar dat spoe dig door de aanstekelijke jokkernij der naaistertjes door een glimlach werd! bewogen, zaten in hun geel grijze jassen, met hun rood) bekokarde, zilver ombande liooge hoeden, de koetsier en de palfrenier van een open victoria op hun bok. De twee paarden stonden als uit brons gegoten. Wat! riep Phine, ze willen niet. En in 'n paar passen was ze bij de lakeien. We zullen maar instappen. Allo, Piepertje', jij daar. Alsof ze 'n acrobaatje was, sprong waarachtig Pie pertje 't rijtuig in, onder 't geschater der anderen en 't geginnegap van met heur aangekomen reizigers, die eens wilden zien hoe da.t zou afloopen. De koetsier draaide zich even om, bromde: Zeg er is, geen flauwiteiten, juffer. Maar 't is geen flauwiteit 't is meenens riep Phine, wie, tot verbazing van de lakeien, nog 'n uitgedoofd sigaretstompje aan de lippen hing. Er uit, bromde nu met 'n buld'oggezicht de koet sier. Gerrit, haal de politie. Maar Gerrit, de palfrenier, dacht, dat 'n zoet lijntje beter was. Dames.begon-ie. Ach, koetsier, ach, heeren, soebatte-Piepertje, ik zit zoo lekker, jullie mot 'toch zeker wachten op den anderen trein, rij ons) is even om 'tperk heen, maar 'n paar ronden hier op 't plein, dan zijn we tevreden. Ik heb nog nooit zoo deftig gereje toe nou! Ze méénde 't, ze hadi dat genot met alles wat ze in 'r beursje nog had wel willen koopen, om even, al was 't maar eenige minuten, zóó, als 'n groote, als 'n rijke dame met 'r vriendinnen te rijden met die «twee stand beelden op den bok en met dat vurig span voor 'topen, blauwzijden-gecapitonneerd rijtuig. De koetsier vloekte in z'n baard), maar Gerrit, de palfrenier, was wijzer. Beste juffer, zei-ie tot Piepertje nee nee hieldrie met 'n stevig gebaar Phine tegen, niet er in, juffrouw, en hij vervolgde tot alle vier: We mógen niet zeker vanmorgen niet me neer komt dadelijk met den trein. Hij is ziek. -'n Mooi smoesje, vroolijkte Phine. Geen smoesje, juffrouw. Kom ga er nu uit? vrieg-ie aan Piepertje. Ieder oogenblik kan de trein komen. Plet is waarachtig waar, wat ik u vertel. We motten meneer naar 't gasthuis rijden. Hij moet om tien uur geopereerd worden. Piepertje, zei alleen, toen ze 't rijtuig uitwipte, dat veerde onder 'r sprong: Is dat wezenlijk waar?! Ja, zei de lakei, En u begrijpt dat zoo'n vroolij ke herrie meneer zou hinderen. As mevrouw 't zag, joeg ze ons weg, gromde de koetsier op z'n bok. Ga nou door ashje-blief De vier meisjes drentelden weg, nog maar half over tuigd1: waren ze niet leuk beetgenomen door d'ien palfrenier? En ze bleven op 'n afstand toezien, daar ze de locomotieffluit hadden gehoord. Aan den arm van 'n grijzende dame, ondersteund door den vlug toegeloopen palfrenier, strompelde een ietwat gebogen heer, een goede zestiger, voetje na voetje, de bordestrappen af, bleef even hijgend staan aan 't rijtuig, dat nu aan 't bordes was gereden. Toen klom-ie met moeite in de victoria, gestut door de bevende handen van de dame en de forsche van zijn knecht. Met overelkaaT* gekruiste handen op 'n stok leu nend, liet-ie zich in 't donzige kussen, dat maar even door 't magere rug'je van Piepertje was bedeukt, zak ken. Zoo'n stakker, mompelde Clara. Piepertje zei niets, staarde voor zich uit, naar de gloeiende geraniums, rood als bloed, tusschen heur weelderig groen. voor haar clientèle klaar staat, het inslaan van nouveauté's. In de eerste plaats valt daarbij op te merken, dat er van den winter een zeer groote plaats ingeruimd' zal worden aan den waaier, d'ia niet alleen bij het avondtoilet gehanteerd) zal worden, maar die ook op den middag dienst zal doen. Zij zal dan bij voorkeur in grijs worden gedragen en wel' in grijs chiffon afge zet met een veeren ruche, terwijl haudiborduursel de versiering vormt. Dit wordt gehouden in donker lila, daar grijs en donker lila de mode-tinten voor het komende donkere seizoen zullen zijn. Bijzonder modern zijn de leeren waaiers, vervaar digd van souple fluweel-kalfsleer. Deze moeten vol komen met de kleur van het toilet harmonieeren; zij zijn versierd) met gevlochten, zeer platte leder-repen, terwijl het montuur uit grijs perle dfamour bestaat. Maar ook de zijd'en waaiers, die niet alleen bij de middag-toiletten, maar zelfs bij herfst,-trotteurcostu- mes gedragen zullen worden, zullen buitengewoon po pulair worden. Op deze waaiers, die dus op straat gedragen worden, worden initialen aangebracht, waar bij de letters uit steenen of paarlen bestaan. Daar de dames er echter niet van houden zoo be pakt en bezakt op straat, te loopen wandelstokken is ook al mode zullen met de intrede van de waai ers, de tasschen verdkvijnen. De nieuwe wandelstok ken voor dames zijn tamelijk dik en van stevig mate riaal vervaardigd; de knoppen zijn zeer artistiek. Het meest in trek zullen zijn grijze en zwarte stokken. Er- worden zeer kostbare exemplaren gefabriceerd, ö.a. ebbenhouten stokken, die gedraaid zijn en die ter eenige versiering een gedraaiden, rijk met goud' ge- monteerden knop bezitten. Goedfcooper zijn de gelakte stokken, die door een leeren riem, waarin twee kwas ten met groote kristallen paarls prijken, aan den arm gedragen kunnen worden. De knoppen van deze dames-wandelstokken zijn over t algemeen groot en wel daarom, omdat zij tevens dienst moeten doen als doosje, de meeste bevatten een poederdoos met spiegel," notitie-boekje of reuk'flacon. Kedacteur: A. YAN EELDE, Bloemendaal. STo. 357. K. Erlin te Weenen. 1ste Prijs „Budapest,er"Schaakclub" 1912. y/ Mat in 2 zetten. Oplossing van No. 1 P gl h6 enz. 354 (T. E. Dawson). Goede oplossingen ontvingen wij van: P. J. Boom, F. Böttger, G. Imhülsen en C. Visser te Alkmaar; G. v. Dort te Leusden, Mr. Ch. Enschedé en P. Fa briek te Haarlem, P. Bakker, Jos. de Koning en II. Weenink te Amsterdam, J. W. Le Comte en J. Vijze laar te 's-Gravenhage, J. Deuzeman te Frederiksoord, J. Keeser te Voorburg, Mr. A. van der Ven te Arn hem, W. Korteling te Deventer, II. Strick vón Lin- schoten te Bijswijk en O. Boomsma te Kampen. De uitslag van den wedstrijd' der Budapester Schaakclub, uitgeschreven ter eere van de nagedachte nis van haren voorzitter, Sigismund Schuster, is be kend geworden, op dien van de afdeeling „Eindspelen" na. In de 1ste Afdeeling (Direkte Tweezetten) waren 136 problemen ingekomen. Van deze waren 24 incor rect. Een zevental zeer goede problemen moesten ter zijde gelegd worden wegens hunne gelijkenis met ou dere problemen, waaronder het motto „Op schoenen en klomp(en)" o. i. ©enigszins naar „de Lier" riekt. Er werden uitgereikt,: 1 eerste, 2 tweede, 4 derde en 3 vierde prijzen aan I K. Erlin; Ha L. B. Salkind (Mos- kau), lib Dr. E. P'alkoska; lila K. Erlin, Hlb Th. O. Henriksen (Frederikstad), IIIc E. Simon en Hid Dr. A. SimayMolnar, beidten te Budapest, IVa E. Leopold (Bautzen), IVb E. Ivintzig (Gyonrok), IVe M. de Moraes Eilho) (Eio de Janeiro). Het blijkt dus, dat wel eenig onderscheid) in de rangorde gemaakt werd, doch dat het uitgekeerde be drag voor lila en Illd bijv. hetzelfde was. Voorts werden er 40(!) Eervolle Vermeldingen toe gekend, waaronder de volgende door landge.nooten be haald: W. B. II. Meiners de 2de, L. A. Kuijers de 7de, 12de, 16de en 30ste, Jos. de Koning de 18de en de 22ste E. V. De schoonheidsprijs1), werdl, in 4 gelijke d'eelen ver deeld, aan de volgende componisten toegekend: L. A. Kuijers, Th. C. Henriksen, O. Nemo en G. J. Dunka (Budapest). Hoewel niet in alphabetische volgorde genoemd, wat de namen der auteurs betreft, schijnen deze vier tweezetten toch als gelijkwaardig beschouwd te zijn. Den eersten prijs (100 Kronen) geven wij hier boven. Voor de 4e Afd.Capriccio (Humor)-Problemen wa ren 42 opgaven ingekomen, waarvan er om verschillen de redenen 26 werden ter zijde gelegd. De 1ste prijs (50 Kronen) behaalde E. Kintzig, de 2de (30 Kronen) onze landgenoot en medewerker J. van Dijk. Eervol le vermeld. Dr. N. Kovacs en J. Wimmerth te Buda Pest. Als jury trad op G. Maroczy, Dr. S. Jacoby en A. Ilavasi. Bovendien waren voor de 1ste afdeeling Alain C. White en voor de 4de A. Weiss, te Bamberg prijs- rechters. Zulk een combinatie is ons niet al te duide lijk, doch vermoedelijk hebben de heeren White en Weiss wel het. meest in te brengen gehad. Want zou bij opgaven waarbij „wit" wint het oor deel van „White" en Weiss" zeldzame overeen stemming! niet zeer moeilijk aanvechtbaar zijn!? 1) 40 Kronen (pl. m. 20, Van 15 regels 35 Cents, bij vooruitbetaling. f|!E KOOPMeubelen, Stoelen en Spiegels in ver schillende stijlen, Kamernieubelen, ook solied Stof feerwerk te leveren. Aanbevelend, Firma P. J. C. NIEEOP. Alkmaar. Fnidsen 113. Langestraat 58.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 6