DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Het Circuskind.
Kniples van
Onderkleeding.
No. 212
Honderd en veertiende Jaargang.
1912.
ZATERDAG
7 SEPTEMBER.
FEUILLETON
Alkmaarsche Huishoud- en
Industrieschool
De onkosten bedragen f 1.- voor
ongeveer 8 lessen.
Natuurstemmen.
ROMAN VAM PAULA BUSCH.
24) _0_
SPROKKELINGEN.
ALKMAARSCHE COURANT
Dit nummer bestaat ait 3 bladen.
Gedurende de maand September wordt
aan de
twee avonden per weet van 8—ÏO uur les
gegeven in knippen van onderkleeding.
Aangiften kunnen aan de school geschieden tot en
met Maandag 9 Sept.
De Directrice,
M. W. ARBEITER. I
SEPTEMBER.
Maar het Noordzeestrand! Wie heeft er des zomers
geen verlangen naar? Dochi velen zijn dit jaar teleur
gesteld, daar vooral Augustus zoo weinig mooi weer
heeft gegeven. Wellicht wil September het dubbel
vergoeden, en ook dan kan men nog aan het strand
genieten, vooral, wanneer men liefde gevoelt1 voor de
levende Matuur.
Aau den duinkant vinden we enkele planten, waar
van het ons- verwondert, dat ze in het dikwijls mulle
zand voldoende voedsel kunnen vinden. Helm en
zandhaver vormen er meters lange wortels en helpen
zoo in de eerste plaats mede tot vastlegging van de
dluinen, die anders weer gemakkelijk zouden verstui
ven. Verder vinden we enkele zoogenaamd „droge"
planten met vetvormige bladeren, als loogkruid en
zeekraal, terwijl we bij goed toezien overal kleine gaat
jes in het zandi bespeuren, waarin de larven van de
zandkevers wonen en er op eigenaardige wijze voedsel
vangen, waarbij het breede laapschild als valluik dienst
moet doen.
We zouden hier eenigen tijd 'bij stil kunnen staan,
doch de zee met haar golfgeraas, die ons fluistert van
komen en gaan, van worstelen en overwinnen, trekt
ons onwillekeurig aan. En dan blijft het oog al spoe
dig volgen de vlucht der meeuwen, die zoo'n schoon
decoratief a-an onze stranden vormen. Hoe prachtig
ziet die groote- meeuw met haar zwarten rug en helder
witte ondervederen er uit! De zwarte vederen van
rug en vleugels vormen samen een donkeren mantel,
waarnaar deze vogel dan ook Mantelmeeuw (Larus
Marinus) genoemd wordt. Als de vogel zijne groote
vleugels uitspreidt, kunnen we zien, dat de zwarte
slagpennen nog met witte punten versierd zijn. Haar
snavel is hooggeel met uitzondering van een roode
vlek aan de onderkaak; de binnenkant van den bek is
oranjekleurig, d. w. z. van de mondhoeken af. Mu we
het voorwerp onzer beschouwing met sierlijke vlucht
verder zien vliegen, valt ons oog meteen op een bijna
even groote meeuw, die er evenwel, wat het vederkleed
betreft, heel anders uitziet. Dit is bruinachtig wit
met donkerbruine vlekken en dé snavel is1 bleek aan de
wortelhelft en bruin naar voren. Meen nu niet, dat
dit eene andere soort meeuw is. 't Is ook werkelijk
een Mantelmeeuw, maar van nog geen twee jaar oud.
Tot zoolang wordt door dezen vogel de kinderjurk ge
dragen, eerst in het derde levensjaar komt hij in het
kostuum der oude vogels en ook op dien leeftijd legt
de Mantelmeeuw pas voor het eerst eieren. Ze doet
dit evenwel niet in ons land, wel een weinig Noordelij
ker en dan tot aan de Noordpoolstreken.
Soms ziet men nog eene andere soort Mantelmeeuw
aan het strand, een weinig kleiner, maar overigens
bijna geheel gelijkende op de veel voorkomende soort.
De pooten er van zijn evenwel geelachtig gekleurd.
Ter onderscheiding wordt de1 kleine soort genoemd
Mira had zich met bange gedachten en langzame
schreden naar haar kleedkamer begeven. Wat Petroff
wel van haar denken zouZou hij werkelijk nog over
de zaak nadenken of zou hij haar uitlachen of het aan
de Lewandowsky's- vertellen? Meen, neen, dat deed
de man zeker niet! Maar wilde zij dan bij hem blij
ven? O, daarover was zij het met zichzelve nog niet
eens maar weg wilde zij, ver weg van deze men-
sehen, die haar kwelden en mishandelden en zij bezat
het bepaald gevoel, dat zij het zoo ellendig als nu wel
nergens zou hebben. Zij wilde weg, wat er dan ook
van haar werd', dat was haar om het even. Te Weenen
zou zij de Tompsens wederzien en misschien kon zij bij
hen blijven. Zij wilde ook altijd voor de beide oude
lieden vlijtig arbeiden. Deze hoop en vreugde op een
terugzien met die trouwe menschen gaf haar dubbele
kracht deze gedachte van zelfbevrijding niet te laten
rusten en vast daaraan te gelooven.
Het was op den namiddag en allen sliepen. Slechts
JVlira. stond in de 'keuken voor de doos, waarin zij die
costuums der familie Lewandowsky en haar eigen
steeds naar den circus droeg. Heden had de kleine
lang werk. Onder legde zij een paar kleediingstukken
van haar, die in den gang achter een gordijn hingen,
dan kwam haar rose costuumpje aan de beurt, dat ma
dame Lewandowsky voor dezen avond had gereed ge
legd en dan die der overigen. Zij zocht nog naar een
paar laarzen en eenige andere kleinigheden, die haar
zeer belangrijk voor haar plan voorkwamen.
„Pak alleen het noodzakelijkste in!" had Petroff
hedenmorgen tot haar gezegd, nadat hij haar eenige
dagen geleden ingefluisterd' had, dat hij haar wensch
wilde vervullen en haar naar Weenen medenemen. He
denavond na haar nummer, zou zij zich spoedig naar
Kleine Mantelmeeuw of Larus Fuscus. Beide soorten
behooren tot onze wintergasten, maar van de groot
ste komen het geheele jaar door voorwerpen aan onze
stranden en ook op het land voor.
Zie, daar zweven eenige Mantelmeeuwen en. nu
kunnen- we meteen zien, dat deze vogels uitstekende
vliegers zijn, die op den wind kunnen zeilen, bijna
zonder de vleugels te bewegen. Zulke vogels hebben
toch veel voor bij de menschen, want met het grootste
gemak bewegen ze zich zoowel' op het water als in de
lucht
Allerhande schelpen en horens liggen langs- het
strand. Daar is er e-en, die wel van een groote slak
gelijkt te zijn. Zoo een noemt men wel kinkhoorn. In
zee vindt men vele van dergelijke horens, die door
weekdieren bewoond worden. Ze heeten Wulken en er
komen bij ons twee verschillende soorten voor. Deze
heet Buccinum Undatum en is hier veel talrijker dan
de kleinere Buccinum Anglicanum, die korter, roest
bruin is-, en roode vlekken heeft.
De horen van de gewone Wulk is geelwit gekleurd,
doch er zijn er ook onder, die lichtbruin zijn, terwijl
enkele versierd zijn met donkere banden en dwarsstre-
pen. Hier is er een, die nog bewoond wordt, en -als we
het dier stil laten begaan, komt het voor een groot ge
deelte naar buiten. Dan blijkt het, dat de kop aan de
voorzijde stomp is en aan beide zijden bezet met een
langen voeler, aan de basis waarvan een oog is ge
plaatst, terwijl de buikschijf vrij groot is. Wie zulke
beestjes goed wil 1-eeren kennen, gaat maar eens met
een Wulkenvisseher naar die Zuiderzee, waar de Wul
ken met korren worden opgevangen. De Belgen be
schouwen deze slakken als een lekkernij en willen ze
dan ook d'oorgaans wel goed betalen. Bij de Hollan
ders is de tjek er naar nog niet opgewekt.
Daar is nog zoo'n horen, maar er zit een geheel an
der beest in, heelemaal niet op een slak gelijkende, 't
Is dan ook een krab en wel de zoogenaamde Snijder
of Heremietkrab, die ten onrechte ook wel Bernardus-
kreeft wordt genoemd, 't Is een rare sinjeur met een
grootendeels verhard lichaam. We willen zijn huurwo
ning, die hij kosteloos bewoont, eens stukslaan. Ha,
daar is 't beestje! Op eenigen afstand zou men bijna
denken, dat het een bloemruikertje wias met een
vleeschldeurig papiertje o-m de stelen gebonden. Ziet
ge die aanhangels aan het verharde achterlijf? Daar
aan worden de eieren bevestigd, waaruit weder jonge
Snijdertjes geboren zullen worden.
Zoo met het ontbloote achtergedeelte, voelt het dier
zich niet erg op zijn gemak. Daarom loopt het snel
heen na-ar een anderen horen, en in minder dan geen
tijd heeft het 't achterlijf door de wijde opening naar
binnen gebracht. Wanneer het nu straks blijkt, dat
de woning niet naar haar zin is, dan verhuist de krab
opnieuw en wel' zoo lang, totdat -ze een Wulk gevonden
heeft, waarin ze eenigen tijd naar genoegen kan ver
blijven. Scharen, voelers, pooten enz. steken dan als
een bloemtuiltje naar buiten.
Deze Snijders zijn, evenals de zeekrabben, groote
roovers, die heel wat schade op de mossel- en oester-
banken kunnen aanrichten en menig Wulkje vermoor
den.
Mooie zaken kan men aan het strand vinden. Daar
ligt een heel stuk „zeeschuim", waarvan menigmaal
stukjes in vogelkooitjes worden gehangen, 't Is net
een bootje, gevuld met een zachte, witte stof, dikwijls
Sepia genoemd'. Aldus wordt het genoemd naar het
dier, waarvan het afkomstig is, ml. van de Sepia of
Inktvisch. Zoo'n visch is- ook al een zonderling ge
vormd1 beest, met een ovaal' lichaam, lange, smalle vin
nen, 8 korte en 2 zeer lange vangarmen, die aan de
binnenzijde van een dtrbbele rij zuignappen zijn voor
zien. Deze kunnen ingetrokken worden. De vangar
men omgeven de mondopening, die van twee zware
kaken, in den vorm van een vogelsnavel, voorzien zijn.
En het bootje „zeeschuim", dat we hier voor ons zien,
is niets anders dan de rugplaat van het dier, dat ook
nog wol zeekat genoemd' wordt. Van dat zachte, witte
goedje, dat zoutachtig van smaak is, en waarvan de
de kleedkamer begeven, zich verkleeden en dan met de
doos uit den achtersten stal-ingang gaan, om den
hoek der straat buigen, waar. Petroff en zijn oud'e be
diende haar in een rijtuig wildén afwachten. Mog
vier lang© uren en zij was niet meer onder hare beu
len
Petroff was het in korten tijd met zichzelf eens ge
worden. Een betere gelegenheid om aan zulk een
klein handig kind voor zijne nummers te komen, zou
zich niet zoo gemakkelijk wedter aanbieden. Hij tracht
te eerst eens met de Lewandowsky's kalm over dit
punt te spreken, maar, daar hij moest inzien, dat de
lieden zelve nog zeer- veel geld met het talentvolle kind
verdienen wilden, bleef hij bij zijn eersite besluit.
Intussch-en waren de Lewandowsky's opgestaan en
hadden zich gereed gemaakt omi te gaan. Toen de
vrouw in de keuken trad en aan Mi-ra vroeg: „??u
zijt gij ook klaar, is -alles ingepakt, hebt gij geen
costuum vergeten toen stond zij' bevend voor de
groote doos, die zij jui'st dich-tgespte.
^„Neetn, ik h-eb werkelijk niets vergeten," stamelde
zij- verlegen en de vrouw, die op Mira's bedremmeld
heid in het geheel niet lette, verliet de keuken niets
vermoedend en liet haar verder begaan.
Binnen een halfuur bevond Mira zich reeds in de
circuskleedkamer en pakte zorgvuldig de costumes uit.
„Kan ik je helpen?" vroeg juist Erangois, die ami de
deur zag. Mira spreidde -een groot Stuk zijdepapier
-over d'e doos- uit, vol' angst, dat hij daarin hare kleeren
zou kunnen zien.
„O neen', dat kan ik bet-er alleenantwoordde zij
haastig. De knaap liet. zich echter niet afschepen, I
maar trad naar binnein.
„Waarom weigert gij. mij' alles?" vroeg hij belee-
digd.
„Gij stoort mij altijd!" antwoordde zij zacht en zij
kon haar angst noch in -stem, noch in gebaren onder
drukken.
„,Wat is er, diat gij zoo angstig zijt, zijt gij soms-
bang voor mij? En bij deze woorden trad hij nader
e.n zij plaatste zich di'cht voor haar doos alsof zij die
voor een plotselingen overval wilde beschermen. Maar
door den stap dien zij deed, raakte zij de doos aan,
die stand te balanceeren op den stoel, zoodat zij om
sloeg. De costumes vielen er echter zoo gelukkig uit,
zangvogeltjes gaarne af en toe wat wegpikken, wordt
ook wel poeder gemaakt om te polijsten en tot het rei
nigen van de tanden. Ook gebruikt men dte groote
bootjes wel voor het maken van modellen, daar het
zachte goed zich heel gemakkelijk laat bewerken.
Van den inktvisch verkrijgt men uit den zooge-
naamden inktzak ook -nog -een vocht, dat een bruine
schilderverf oplevert. Zoo is ook dit vreemde dier op
verschillende wijzen nuttig voor de menschen. De
duinbewoners zoeken gaarne de Sepia-bootjes, daar zij
deze voor enkele centen per stuk kunnen verkoopen.
J. DAALDER Dz.
DE MEISJES VAM TITANS.
In een buitenlandsch blad vonden we een artikel
van een journalis-te, die schreef over de meisjes van
thans onder den titel „meisje, die men trouwt".
De schrijfster meent dat het huwelijksideaal van de
-mannen-wereld weinig verschilt van hetgeen de dich
ters van een vorig geslacht bezongen.
Natuurlijk", zeggen de vrouwen, die er op staan
voor modern en. vooruitstrevend door te gaan, „hoe
kan het ook anders? Een bescheiden vrouwtje, dat
thuis- zit e-n zich om niets bekommert dan om d'e buis
houding, dat past hen. Hoe eenvoudiger, hoe beter,
immers des te meer kan de man de baa-s spelen."
De schrijfster gelooft daarvan niemendal.
Het mei-sje van thans, zegt zij^ is een bijzonder type,
een product van onze omstandigheden -en stroomingen.
Het wordt door den nood der tijden gedwongen een be
roep te kiezen. Het hoort van alle kanten, dat de
vrouw eerst door het beroepen een volkomen mensch
wordt, dat ze te hoog staat om alleen „wijfje" te zijn,
voor den man te leven en te bezwijken onder de zorgen
van huishouding en kinderkamer. En zoo wordt het
meisje een beroepsmenseh en denkt heel wat te zijn
als het boekhouden, blouses verkoopen, de telefoon be
dienen of een dergelijke betrekking vervullen kan.
Vol verachting ziet het neer op grootmoeder, die een
brave huismusch was en met lepel en stoffer in de af
hankelijkheid van 't ouderlijk huis- op den. man wacht
te. Dan zijn wij andere menschen: werkzaam in een
beroep, zelfstandig vrij.
Als het beroep -echter ook maar bevredigde!
Al behoeft men niet op den man te wachten men
verwacht hem toch graag. Men zou o zoo graag trou
wen maar daar het zeer de vraag is of er wel ooit
iemand zal komen, gaat men flirten, ontstaan er al
lerlei „verhoudingen", waarin het mei'sje tot den man
kan staan. En waarom ook niet? Spaart de man
zich? Heeft men niet dezelfde reehte-n als de man?
Hij amuseert zich laten wij ons ook amuseeren.
En men amuseert zich en daar de man voor zijn
amusement liefst mo-o-i gekleede meisjes ziet, maakt
men zich mooi. Sparen voor een toekomstige huishou
ding, voor een uitzet, voor den ouden dag da-ar
heeft men tegenwoordig geen geld voor. Maar de
zijden rok, de kanten blouse, de opengewerkte kousen
en de schoenen met gespen die moeten er zijn.
En wat doet d-e man met het meisje van thans? De
man uit den middenstand, -die slechts een gering inko
men heeft, die in de vropw een levensgezellin hoopt te
vinden, welke hem- de lasten helpt te dragen en te ver
lichten? Hij kan dit verwende weeldeschepseltje niet
gebruiken. Geleerd heeft het meisje van thans niets
dan een beetje beroepsarbeid en. dezen dikwijls -nog
niet eens grondig. Van al hetgeen het huwelijk be
vordert-, van het werk der vrouw, dat bet gezin in
stand en bij-een houdt ook bij een gering inkomen,
weet het niets.
Meen, zij -zijn niet alle zoo, ik weet het er zijn
ook nog meisjes in menigte die flink zijn ook al
dragen ze opengewerkte 'ko-uspn en schoenen met ges
pen. Dit zijn dan echter gewoonlijk de meisjes, met
wie do mannen niet flirten doch met wie zij trouwen
en van wie de anderen, wanneer zij haar als verloof
den of jonge vrouwen ontmoeten, gewoonlijk schouder
ophalend zeggen: „Wat hij nu aan die vindt? Zoo
iets krijgt een man
Maar de man weet wat hij heeft en zijn moeder
weet het ook. Het zijn namelijk niet slechts de man
nen, die van het meisje van thans niets willen weten,
er zijn ook vrouwen, die er het hoo-fd over schudden en
het zijn niet de eenvoudige en achterlijke vrouwen,
maar juist de besten, verklaart de schrijfster aan het
slot van haar betoog.
PLATINA-SIGARETTEN.
Sigaretten met gouden mondstukken zijn tegen
woordig in Amerika niet voornaam genoeg meer. Het
goud is te veel gemeen goed geworden, het krijgt al te
gemakkelijk toegang tot de beurzen en tanden van ge
wone stervelingen, dan dat het nog naar den smaak
van een Yankee zou kunnen zijn. Daarom zijn er si
garetten met platina-mondstukken in den handel ge
bracht. Platina is n.l. heel wat duurder dan goud, het
kost ongeveer 3000 gukl-en -per kilogram en i's- dus- veel
geschikter dan het edele metaal, dat tot dusverre
voor mondstukjes van sigaretten werd gebezigd.
HET WOORD „RESTAURANT."
Zooals men weet, is het woord restaurant afgeleid
van restaurer, het Eransche werkwoord, dat herstel
len beteekent. E-n elk restaurant moet den bezoeker
door spijs- en drank de verloren gega-ne krachten te-
tuggeven. Oorspronkelijk echter verstond men onder
het woord- „restaurant" een maaltijd. Een EranscÜ
geleerde herinnerde hieraan dezer dagen in een
Fransch tijdschrift. Hij deelde mede, dat een restau
rant gemakkelijk te verteren maal was-, dat hoofdza
kelijk uit een goed1 soepje, eieren en wat gevogelte be
stond. Aan kraamvrouwen, zieke en zwakke personen
schreven doktoren restaurants- voor.
Va-n den bekenden Era-nschen staatsman Richelieu
wordt verteld, dat hij eens aan de beeldschoo-ne me
vrouw de Flammaron een bezoek bracht en bij het ver
laten van haar woning haar moeder ontmoette, die
hem uitnoodigd-e, nog een oogenblik te blijve-n. Riche
lieu zeide echter aan dit verzoek geen gevolg te kun
nen geven, daar hem thuis- een -restaurant wachtte,
dat hij in verband met zijn gezondheidstoestand be-
slist moest gebruiken. De bejaarde dame verklaarde
eehter dat zij he,m een voortreffelijk restaurant kon
geven, daar ook haar er dagelijks een was voorgeschre
ven.
Nog in de achttiende eeuw was het slechts aan een
bepaald aantal openbare eethuizen vergund den be
zoekers iets anders dan restaurants voor te zetten.
Eerst langzamerhand werden deze instellingen zelf
restaurants genoemd en later werd' deze naam ge
bruikt voor alle eet-inrichti-ngen.
dat zij de overige dingen geheel' bedekten.
Mira^ bleef als versteend staan en Erangois wil'de
zich juist bukken om alles- op te nemen, toen het klei
ne meisje zijn handen vasthield.
„Frangois", smeekte -z-ij, „ik zal alles alleen doen,
ga nu heen
„Waarom?" vroeg hij verwonderd.
„Dat zal ik je later zeggen", beloofde zij hem.
„Nu goed, geef mij dan eerst -een zoen, dan ga ik.
Maar gij moet er mij een geven
Mira streed met zichzelve. Wat zou zij irn dit oogen
blik niet gedaan hebben om van dien kwelgeest ont
slagen te zijn! En zij kuste den knaap met tegen-zin op
de wang. Toen hief hij haar op en kuste haar en riep
„o ifc weet het toch, dat gij eens mijn kleine vrouw
wordt!" En toen liep bij overgelukkig heen, terwijl
Mira hem glimlachend nazag.
Zij legde nu de kleeren weer op o-rde en begon zich
voor de voorstelling te k-leeden. De doos had -zij dielf
gemaakt en onder de tafel geschoven. Daar kwam
Frangois- met zijne moeder wed-er binnen, om zich
eveneens te ldeeden. Mira- was inwendig blijde, dat
zij de doos zoo netjes verborgen had en was- intüs-schen
veel geruster geworden. Maar bij haar werk was zij
ditmaal des te meer opgewonden. Bij het jongl-e-eren
viel haar de eene bal' na .den anderen, en Lewandowsky
bukte zich telkens onwilliger.
„Als gij nog een-s een bal afwerpt, dan ransel ik je
onbarmhartig met de rijzweep", snauwde hij.
Mira lachte inwendig. Daarvoor zou hij heden geen
gelegenheid meer hebben. En toen hij haar later van
het koord tilde en haar weder zoo wreed' in de beenen
kneep.^ dacht wj slechts „dat was heden de laatste
maal en blijde huppelde zij naar de kleedkamer en
liet den oude schelden.
Snel had zij zich verkleed. Het was juist half tien.
O-m 10 uur zou zij volgens afspraak het circus verla
ten Dan waren de Lewandowsky's in het restaurant
en de meeste and-ere artisten ook. Met bevende han
den haalde zij de doos te voorschijn en pakte het juist
uitgetrokken costuum in, toen iemand aan de deur
klopte. Mira liep er heen, om den grendel weg te
schuiven. oor haar stond Thomas, de oude bediende
van Petroff.
„Mijnheer zendt mij, ik moet uw doos nu reeds me-
EEN MERKWAARDIG VERDOOVINGSMID-
DEL.
De bewoners van Harrar in Oost-Afrika zijn van
een donkerbruin ras met hooge lichamelijke eigen
schappen, vooral groote spierkracht. Deze eigenschap
pen zouden nog sterker ontwikkeld kunnen zijn, wan
neer ze niet door het misbruik van „Tsjaad" zichzelf
verzwakten. Het is een do-or mannen en vrouwen
steeds gekauwde maissoort, die een oplossende en ver
nietigende werking op de spier- en her-senenergie uit
oefent en het geheele menschel-ijke organisme slap
maakt. Het „tsjaad" heeft wel iets weg van absinth-
extract. Op de markt te Harrar en vooral in een
daaraan grenzende, door koo-pers druk bezochte straat
kan men mannen en vrouwen met ec-bt Oosterscb ge
duld urenlang zien staan, om zich takken van de won
derlijke plant te ve-rschaffen. Naar den smaak en de
fijnheid onderscheiden de kenners- vier soorten: arus,
ga mbo t, taghei en uatei. Daar de koopers de voorkeur
geven aan versohe waar, worden de kleine takjes dage
lijks verzameld en in palmbladen gewikkeld, ter markt
gebracht. Sommigen kunnen dit heelemaal niet af
wachten, maar- gaan de poorten uit-, den verkoopers
tegemoet, om zich het genot een half uur eerder te
verschaffen. De plant is- van Jemen naar Harrar ge-
j importeerd' en vormt d-aar een belangrijk handelsarti-
i kei. Het bedwelmende vocht is voor de bewoners van
Harrar i-n alle. standen onontbeerlijk. Thuis, op straat,
d-enemen, opdat gij geen onaangenaamheden zult krij-
gen!" fluisterde hij haar in en hij nam de dichtge
maakte doos aan. „Volg mij naar d-en stal en blijf
daar zoolang, totdat gij mij aan den uitgang terug
ziet. Mijnheer dacht, dat het beter zoo was." Met
deze woorden maakte de oude zich gereed) heen te
gaan.
Mira volgde hem op een zekeren afstand. Hij was
pa-s de zadelplaats gepasseerd of madame Lewandows
ky kwam hem van de andere zijde tegemoet.
Verbaasd bl-eef zij voor hem staan en riep: „Mon
Dieu, Thomas', gij hebt daar onze doos-"
Thomas, die niets- ter wereld in verlegenheid' kon
brengen, antwoordde met het vroolijkste gezicht: „U
vergist u, madame.m Wij hebben ook zulk een mooie
doos", zette zijn weg voort en liet de'verbaasde dame
staan en hem nazien,
Mira was van schrik omgekeerd en had de gang in
andere richting ingeslagen. Nu was zij ontdekt! Nu
ging madame Lewandowsky zéker zien of de doos nog
in de kleedkamer was.
Fluks liep Mira naar- de kleedkamer, sloot die af en
liep met den sleutel naar den -stal. Daar liet zij 'hem
in de haverkist vallen en ging van het eene paard
naar h-et andere, sprak met hen en wist zelf niet wat.
De minuten duurden uren voor haar. In eiken stal
knecht, die in den stal kwam, zag zij Lewand-o-wsky, in
iedere balletdame, die den ingang slechts- voorbij
ging, meende zij madame Lewandowsky te herkennen.
Eindelijk verscheen het goedige gezicht van Thomas
aan den uitgang. Zij liep hem met een jubelkreet te
gemoet. en hij legde de vingers, zwijgen gebiedende, op
zijne breede lippen.
„O hoe blij ben ik!" fluisterde zij den oude toe, die
haar nu bij de hand nam en met haar om den aange-
duiden straathoek book.
„Zie eens kleine, daar staat het rijtuig al!" zeide
hij zacht en gaf de richting aan.
Spoedig hadden zij het rijtuig bereikt, en Petroff
boog zich er uit, om h-et kind er in te tillen. Thomas
klauterde o-p den bok en toen ging het naar het sta
tion. Mira was vrij, zij was- aan haar pijnigers ont
komen.
Wordt vervolgd.