DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Het Circuskind. Kniples van Onderkleeding. No. 212 Honderd en veertiende Jaargang. 1912. ZATERDAG 7 SEPTEMBER. FEUILLETON Alkmaarsche Huishoud- en Industrieschool De onkosten bedragen f 1.- voor ongeveer 8 lessen. Natuurstemmen. ROMAN VAM PAULA BUSCH. 24) _0_ SPROKKELINGEN. ALKMAARSCHE COURANT Dit nummer bestaat ait 3 bladen. Gedurende de maand September wordt aan de twee avonden per weet van 8—ÏO uur les gegeven in knippen van onderkleeding. Aangiften kunnen aan de school geschieden tot en met Maandag 9 Sept. De Directrice, M. W. ARBEITER. I SEPTEMBER. Maar het Noordzeestrand! Wie heeft er des zomers geen verlangen naar? Dochi velen zijn dit jaar teleur gesteld, daar vooral Augustus zoo weinig mooi weer heeft gegeven. Wellicht wil September het dubbel vergoeden, en ook dan kan men nog aan het strand genieten, vooral, wanneer men liefde gevoelt1 voor de levende Matuur. Aau den duinkant vinden we enkele planten, waar van het ons- verwondert, dat ze in het dikwijls mulle zand voldoende voedsel kunnen vinden. Helm en zandhaver vormen er meters lange wortels en helpen zoo in de eerste plaats mede tot vastlegging van de dluinen, die anders weer gemakkelijk zouden verstui ven. Verder vinden we enkele zoogenaamd „droge" planten met vetvormige bladeren, als loogkruid en zeekraal, terwijl we bij goed toezien overal kleine gaat jes in het zandi bespeuren, waarin de larven van de zandkevers wonen en er op eigenaardige wijze voedsel vangen, waarbij het breede laapschild als valluik dienst moet doen. We zouden hier eenigen tijd 'bij stil kunnen staan, doch de zee met haar golfgeraas, die ons fluistert van komen en gaan, van worstelen en overwinnen, trekt ons onwillekeurig aan. En dan blijft het oog al spoe dig volgen de vlucht der meeuwen, die zoo'n schoon decoratief a-an onze stranden vormen. Hoe prachtig ziet die groote- meeuw met haar zwarten rug en helder witte ondervederen er uit! De zwarte vederen van rug en vleugels vormen samen een donkeren mantel, waarnaar deze vogel dan ook Mantelmeeuw (Larus Marinus) genoemd wordt. Als de vogel zijne groote vleugels uitspreidt, kunnen we zien, dat de zwarte slagpennen nog met witte punten versierd zijn. Haar snavel is hooggeel met uitzondering van een roode vlek aan de onderkaak; de binnenkant van den bek is oranjekleurig, d. w. z. van de mondhoeken af. Mu we het voorwerp onzer beschouwing met sierlijke vlucht verder zien vliegen, valt ons oog meteen op een bijna even groote meeuw, die er evenwel, wat het vederkleed betreft, heel anders uitziet. Dit is bruinachtig wit met donkerbruine vlekken en dé snavel is1 bleek aan de wortelhelft en bruin naar voren. Meen nu niet, dat dit eene andere soort meeuw is. 't Is ook werkelijk een Mantelmeeuw, maar van nog geen twee jaar oud. Tot zoolang wordt door dezen vogel de kinderjurk ge dragen, eerst in het derde levensjaar komt hij in het kostuum der oude vogels en ook op dien leeftijd legt de Mantelmeeuw pas voor het eerst eieren. Ze doet dit evenwel niet in ons land, wel een weinig Noordelij ker en dan tot aan de Noordpoolstreken. Soms ziet men nog eene andere soort Mantelmeeuw aan het strand, een weinig kleiner, maar overigens bijna geheel gelijkende op de veel voorkomende soort. De pooten er van zijn evenwel geelachtig gekleurd. Ter onderscheiding wordt de1 kleine soort genoemd Mira had zich met bange gedachten en langzame schreden naar haar kleedkamer begeven. Wat Petroff wel van haar denken zouZou hij werkelijk nog over de zaak nadenken of zou hij haar uitlachen of het aan de Lewandowsky's- vertellen? Meen, neen, dat deed de man zeker niet! Maar wilde zij dan bij hem blij ven? O, daarover was zij het met zichzelve nog niet eens maar weg wilde zij, ver weg van deze men- sehen, die haar kwelden en mishandelden en zij bezat het bepaald gevoel, dat zij het zoo ellendig als nu wel nergens zou hebben. Zij wilde weg, wat er dan ook van haar werd', dat was haar om het even. Te Weenen zou zij de Tompsens wederzien en misschien kon zij bij hen blijven. Zij wilde ook altijd voor de beide oude lieden vlijtig arbeiden. Deze hoop en vreugde op een terugzien met die trouwe menschen gaf haar dubbele kracht deze gedachte van zelfbevrijding niet te laten rusten en vast daaraan te gelooven. Het was op den namiddag en allen sliepen. Slechts JVlira. stond in de 'keuken voor de doos, waarin zij die costuums der familie Lewandowsky en haar eigen steeds naar den circus droeg. Heden had de kleine lang werk. Onder legde zij een paar kleediingstukken van haar, die in den gang achter een gordijn hingen, dan kwam haar rose costuumpje aan de beurt, dat ma dame Lewandowsky voor dezen avond had gereed ge legd en dan die der overigen. Zij zocht nog naar een paar laarzen en eenige andere kleinigheden, die haar zeer belangrijk voor haar plan voorkwamen. „Pak alleen het noodzakelijkste in!" had Petroff hedenmorgen tot haar gezegd, nadat hij haar eenige dagen geleden ingefluisterd' had, dat hij haar wensch wilde vervullen en haar naar Weenen medenemen. He denavond na haar nummer, zou zij zich spoedig naar Kleine Mantelmeeuw of Larus Fuscus. Beide soorten behooren tot onze wintergasten, maar van de groot ste komen het geheele jaar door voorwerpen aan onze stranden en ook op het land voor. Zie, daar zweven eenige Mantelmeeuwen en. nu kunnen- we meteen zien, dat deze vogels uitstekende vliegers zijn, die op den wind kunnen zeilen, bijna zonder de vleugels te bewegen. Zulke vogels hebben toch veel voor bij de menschen, want met het grootste gemak bewegen ze zich zoowel' op het water als in de lucht Allerhande schelpen en horens liggen langs- het strand. Daar is er e-en, die wel van een groote slak gelijkt te zijn. Zoo een noemt men wel kinkhoorn. In zee vindt men vele van dergelijke horens, die door weekdieren bewoond worden. Ze heeten Wulken en er komen bij ons twee verschillende soorten voor. Deze heet Buccinum Undatum en is hier veel talrijker dan de kleinere Buccinum Anglicanum, die korter, roest bruin is-, en roode vlekken heeft. De horen van de gewone Wulk is geelwit gekleurd, doch er zijn er ook onder, die lichtbruin zijn, terwijl enkele versierd zijn met donkere banden en dwarsstre- pen. Hier is er een, die nog bewoond wordt, en -als we het dier stil laten begaan, komt het voor een groot ge deelte naar buiten. Dan blijkt het, dat de kop aan de voorzijde stomp is en aan beide zijden bezet met een langen voeler, aan de basis waarvan een oog is ge plaatst, terwijl de buikschijf vrij groot is. Wie zulke beestjes goed wil 1-eeren kennen, gaat maar eens met een Wulkenvisseher naar die Zuiderzee, waar de Wul ken met korren worden opgevangen. De Belgen be schouwen deze slakken als een lekkernij en willen ze dan ook d'oorgaans wel goed betalen. Bij de Hollan ders is de tjek er naar nog niet opgewekt. Daar is nog zoo'n horen, maar er zit een geheel an der beest in, heelemaal niet op een slak gelijkende, 't Is dan ook een krab en wel de zoogenaamde Snijder of Heremietkrab, die ten onrechte ook wel Bernardus- kreeft wordt genoemd, 't Is een rare sinjeur met een grootendeels verhard lichaam. We willen zijn huurwo ning, die hij kosteloos bewoont, eens stukslaan. Ha, daar is 't beestje! Op eenigen afstand zou men bijna denken, dat het een bloemruikertje wias met een vleeschldeurig papiertje o-m de stelen gebonden. Ziet ge die aanhangels aan het verharde achterlijf? Daar aan worden de eieren bevestigd, waaruit weder jonge Snijdertjes geboren zullen worden. Zoo met het ontbloote achtergedeelte, voelt het dier zich niet erg op zijn gemak. Daarom loopt het snel heen na-ar een anderen horen, en in minder dan geen tijd heeft het 't achterlijf door de wijde opening naar binnen gebracht. Wanneer het nu straks blijkt, dat de woning niet naar haar zin is, dan verhuist de krab opnieuw en wel' zoo lang, totdat -ze een Wulk gevonden heeft, waarin ze eenigen tijd naar genoegen kan ver blijven. Scharen, voelers, pooten enz. steken dan als een bloemtuiltje naar buiten. Deze Snijders zijn, evenals de zeekrabben, groote roovers, die heel wat schade op de mossel- en oester- banken kunnen aanrichten en menig Wulkje vermoor den. Mooie zaken kan men aan het strand vinden. Daar ligt een heel stuk „zeeschuim", waarvan menigmaal stukjes in vogelkooitjes worden gehangen, 't Is net een bootje, gevuld met een zachte, witte stof, dikwijls Sepia genoemd'. Aldus wordt het genoemd naar het dier, waarvan het afkomstig is, ml. van de Sepia of Inktvisch. Zoo'n visch is- ook al een zonderling ge vormd1 beest, met een ovaal' lichaam, lange, smalle vin nen, 8 korte en 2 zeer lange vangarmen, die aan de binnenzijde van een dtrbbele rij zuignappen zijn voor zien. Deze kunnen ingetrokken worden. De vangar men omgeven de mondopening, die van twee zware kaken, in den vorm van een vogelsnavel, voorzien zijn. En het bootje „zeeschuim", dat we hier voor ons zien, is niets anders dan de rugplaat van het dier, dat ook nog wol zeekat genoemd' wordt. Van dat zachte, witte goedje, dat zoutachtig van smaak is, en waarvan de de kleedkamer begeven, zich verkleeden en dan met de doos uit den achtersten stal-ingang gaan, om den hoek der straat buigen, waar. Petroff en zijn oud'e be diende haar in een rijtuig wildén afwachten. Mog vier lang© uren en zij was niet meer onder hare beu len Petroff was het in korten tijd met zichzelf eens ge worden. Een betere gelegenheid om aan zulk een klein handig kind voor zijne nummers te komen, zou zich niet zoo gemakkelijk wedter aanbieden. Hij tracht te eerst eens met de Lewandowsky's kalm over dit punt te spreken, maar, daar hij moest inzien, dat de lieden zelve nog zeer- veel geld met het talentvolle kind verdienen wilden, bleef hij bij zijn eersite besluit. Intussch-en waren de Lewandowsky's opgestaan en hadden zich gereed gemaakt omi te gaan. Toen de vrouw in de keuken trad en aan Mi-ra vroeg: „??u zijt gij ook klaar, is -alles ingepakt, hebt gij geen costuum vergeten toen stond zij' bevend voor de groote doos, die zij jui'st dich-tgespte. ^„Neetn, ik h-eb werkelijk niets vergeten," stamelde zij- verlegen en de vrouw, die op Mira's bedremmeld heid in het geheel niet lette, verliet de keuken niets vermoedend en liet haar verder begaan. Binnen een halfuur bevond Mira zich reeds in de circuskleedkamer en pakte zorgvuldig de costumes uit. „Kan ik je helpen?" vroeg juist Erangois, die ami de deur zag. Mira spreidde -een groot Stuk zijdepapier -over d'e doos- uit, vol' angst, dat hij daarin hare kleeren zou kunnen zien. „O neen', dat kan ik bet-er alleenantwoordde zij haastig. De knaap liet. zich echter niet afschepen, I maar trad naar binnein. „Waarom weigert gij. mij' alles?" vroeg hij belee- digd. „Gij stoort mij altijd!" antwoordde zij zacht en zij kon haar angst noch in -stem, noch in gebaren onder drukken. „,Wat is er, diat gij zoo angstig zijt, zijt gij soms- bang voor mij? En bij deze woorden trad hij nader e.n zij plaatste zich di'cht voor haar doos alsof zij die voor een plotselingen overval wilde beschermen. Maar door den stap dien zij deed, raakte zij de doos aan, die stand te balanceeren op den stoel, zoodat zij om sloeg. De costumes vielen er echter zoo gelukkig uit, zangvogeltjes gaarne af en toe wat wegpikken, wordt ook wel poeder gemaakt om te polijsten en tot het rei nigen van de tanden. Ook gebruikt men dte groote bootjes wel voor het maken van modellen, daar het zachte goed zich heel gemakkelijk laat bewerken. Van den inktvisch verkrijgt men uit den zooge- naamden inktzak ook -nog -een vocht, dat een bruine schilderverf oplevert. Zoo is ook dit vreemde dier op verschillende wijzen nuttig voor de menschen. De duinbewoners zoeken gaarne de Sepia-bootjes, daar zij deze voor enkele centen per stuk kunnen verkoopen. J. DAALDER Dz. DE MEISJES VAM TITANS. In een buitenlandsch blad vonden we een artikel van een journalis-te, die schreef over de meisjes van thans onder den titel „meisje, die men trouwt". De schrijfster meent dat het huwelijksideaal van de -mannen-wereld weinig verschilt van hetgeen de dich ters van een vorig geslacht bezongen. Natuurlijk", zeggen de vrouwen, die er op staan voor modern en. vooruitstrevend door te gaan, „hoe kan het ook anders? Een bescheiden vrouwtje, dat thuis- zit e-n zich om niets bekommert dan om d'e buis houding, dat past hen. Hoe eenvoudiger, hoe beter, immers des te meer kan de man de baa-s spelen." De schrijfster gelooft daarvan niemendal. Het mei-sje van thans, zegt zij^ is een bijzonder type, een product van onze omstandigheden -en stroomingen. Het wordt door den nood der tijden gedwongen een be roep te kiezen. Het hoort van alle kanten, dat de vrouw eerst door het beroepen een volkomen mensch wordt, dat ze te hoog staat om alleen „wijfje" te zijn, voor den man te leven en te bezwijken onder de zorgen van huishouding en kinderkamer. En zoo wordt het meisje een beroepsmenseh en denkt heel wat te zijn als het boekhouden, blouses verkoopen, de telefoon be dienen of een dergelijke betrekking vervullen kan. Vol verachting ziet het neer op grootmoeder, die een brave huismusch was en met lepel en stoffer in de af hankelijkheid van 't ouderlijk huis- op den. man wacht te. Dan zijn wij andere menschen: werkzaam in een beroep, zelfstandig vrij. Als het beroep -echter ook maar bevredigde! Al behoeft men niet op den man te wachten men verwacht hem toch graag. Men zou o zoo graag trou wen maar daar het zeer de vraag is of er wel ooit iemand zal komen, gaat men flirten, ontstaan er al lerlei „verhoudingen", waarin het mei'sje tot den man kan staan. En waarom ook niet? Spaart de man zich? Heeft men niet dezelfde reehte-n als de man? Hij amuseert zich laten wij ons ook amuseeren. En men amuseert zich en daar de man voor zijn amusement liefst mo-o-i gekleede meisjes ziet, maakt men zich mooi. Sparen voor een toekomstige huishou ding, voor een uitzet, voor den ouden dag da-ar heeft men tegenwoordig geen geld voor. Maar de zijden rok, de kanten blouse, de opengewerkte kousen en de schoenen met gespen die moeten er zijn. En wat doet d-e man met het meisje van thans? De man uit den middenstand, -die slechts een gering inko men heeft, die in de vropw een levensgezellin hoopt te vinden, welke hem- de lasten helpt te dragen en te ver lichten? Hij kan dit verwende weeldeschepseltje niet gebruiken. Geleerd heeft het meisje van thans niets dan een beetje beroepsarbeid en. dezen dikwijls -nog niet eens grondig. Van al hetgeen het huwelijk be vordert-, van het werk der vrouw, dat bet gezin in stand en bij-een houdt ook bij een gering inkomen, weet het niets. Meen, zij -zijn niet alle zoo, ik weet het er zijn ook nog meisjes in menigte die flink zijn ook al dragen ze opengewerkte 'ko-uspn en schoenen met ges pen. Dit zijn dan echter gewoonlijk de meisjes, met wie do mannen niet flirten doch met wie zij trouwen en van wie de anderen, wanneer zij haar als verloof den of jonge vrouwen ontmoeten, gewoonlijk schouder ophalend zeggen: „Wat hij nu aan die vindt? Zoo iets krijgt een man Maar de man weet wat hij heeft en zijn moeder weet het ook. Het zijn namelijk niet slechts de man nen, die van het meisje van thans niets willen weten, er zijn ook vrouwen, die er het hoo-fd over schudden en het zijn niet de eenvoudige en achterlijke vrouwen, maar juist de besten, verklaart de schrijfster aan het slot van haar betoog. PLATINA-SIGARETTEN. Sigaretten met gouden mondstukken zijn tegen woordig in Amerika niet voornaam genoeg meer. Het goud is te veel gemeen goed geworden, het krijgt al te gemakkelijk toegang tot de beurzen en tanden van ge wone stervelingen, dan dat het nog naar den smaak van een Yankee zou kunnen zijn. Daarom zijn er si garetten met platina-mondstukken in den handel ge bracht. Platina is n.l. heel wat duurder dan goud, het kost ongeveer 3000 gukl-en -per kilogram en i's- dus- veel geschikter dan het edele metaal, dat tot dusverre voor mondstukjes van sigaretten werd gebezigd. HET WOORD „RESTAURANT." Zooals men weet, is het woord restaurant afgeleid van restaurer, het Eransche werkwoord, dat herstel len beteekent. E-n elk restaurant moet den bezoeker door spijs- en drank de verloren gega-ne krachten te- tuggeven. Oorspronkelijk echter verstond men onder het woord- „restaurant" een maaltijd. Een EranscÜ geleerde herinnerde hieraan dezer dagen in een Fransch tijdschrift. Hij deelde mede, dat een restau rant gemakkelijk te verteren maal was-, dat hoofdza kelijk uit een goed1 soepje, eieren en wat gevogelte be stond. Aan kraamvrouwen, zieke en zwakke personen schreven doktoren restaurants- voor. Va-n den bekenden Era-nschen staatsman Richelieu wordt verteld, dat hij eens aan de beeldschoo-ne me vrouw de Flammaron een bezoek bracht en bij het ver laten van haar woning haar moeder ontmoette, die hem uitnoodigd-e, nog een oogenblik te blijve-n. Riche lieu zeide echter aan dit verzoek geen gevolg te kun nen geven, daar hem thuis- een -restaurant wachtte, dat hij in verband met zijn gezondheidstoestand be- slist moest gebruiken. De bejaarde dame verklaarde eehter dat zij he,m een voortreffelijk restaurant kon geven, daar ook haar er dagelijks een was voorgeschre ven. Nog in de achttiende eeuw was het slechts aan een bepaald aantal openbare eethuizen vergund den be zoekers iets anders dan restaurants voor te zetten. Eerst langzamerhand werden deze instellingen zelf restaurants genoemd en later werd' deze naam ge bruikt voor alle eet-inrichti-ngen. dat zij de overige dingen geheel' bedekten. Mira^ bleef als versteend staan en Erangois wil'de zich juist bukken om alles- op te nemen, toen het klei ne meisje zijn handen vasthield. „Frangois", smeekte -z-ij, „ik zal alles alleen doen, ga nu heen „Waarom?" vroeg hij verwonderd. „Dat zal ik je later zeggen", beloofde zij hem. „Nu goed, geef mij dan eerst -een zoen, dan ga ik. Maar gij moet er mij een geven Mira streed met zichzelve. Wat zou zij irn dit oogen blik niet gedaan hebben om van dien kwelgeest ont slagen te zijn! En zij kuste den knaap met tegen-zin op de wang. Toen hief hij haar op en kuste haar en riep „o ifc weet het toch, dat gij eens mijn kleine vrouw wordt!" En toen liep bij overgelukkig heen, terwijl Mira hem glimlachend nazag. Zij legde nu de kleeren weer op o-rde en begon zich voor de voorstelling te k-leeden. De doos had -zij dielf gemaakt en onder de tafel geschoven. Daar kwam Frangois- met zijne moeder wed-er binnen, om zich eveneens te ldeeden. Mira- was inwendig blijde, dat zij de doos zoo netjes verborgen had en was- intüs-schen veel geruster geworden. Maar bij haar werk was zij ditmaal des te meer opgewonden. Bij het jongl-e-eren viel haar de eene bal' na .den anderen, en Lewandowsky bukte zich telkens onwilliger. „Als gij nog een-s een bal afwerpt, dan ransel ik je onbarmhartig met de rijzweep", snauwde hij. Mira lachte inwendig. Daarvoor zou hij heden geen gelegenheid meer hebben. En toen hij haar later van het koord tilde en haar weder zoo wreed' in de beenen kneep.^ dacht wj slechts „dat was heden de laatste maal en blijde huppelde zij naar de kleedkamer en liet den oude schelden. Snel had zij zich verkleed. Het was juist half tien. O-m 10 uur zou zij volgens afspraak het circus verla ten Dan waren de Lewandowsky's in het restaurant en de meeste and-ere artisten ook. Met bevende han den haalde zij de doos te voorschijn en pakte het juist uitgetrokken costuum in, toen iemand aan de deur klopte. Mira liep er heen, om den grendel weg te schuiven. oor haar stond Thomas, de oude bediende van Petroff. „Mijnheer zendt mij, ik moet uw doos nu reeds me- EEN MERKWAARDIG VERDOOVINGSMID- DEL. De bewoners van Harrar in Oost-Afrika zijn van een donkerbruin ras met hooge lichamelijke eigen schappen, vooral groote spierkracht. Deze eigenschap pen zouden nog sterker ontwikkeld kunnen zijn, wan neer ze niet door het misbruik van „Tsjaad" zichzelf verzwakten. Het is een do-or mannen en vrouwen steeds gekauwde maissoort, die een oplossende en ver nietigende werking op de spier- en her-senenergie uit oefent en het geheele menschel-ijke organisme slap maakt. Het „tsjaad" heeft wel iets weg van absinth- extract. Op de markt te Harrar en vooral in een daaraan grenzende, door koo-pers druk bezochte straat kan men mannen en vrouwen met ec-bt Oosterscb ge duld urenlang zien staan, om zich takken van de won derlijke plant te ve-rschaffen. Naar den smaak en de fijnheid onderscheiden de kenners- vier soorten: arus, ga mbo t, taghei en uatei. Daar de koopers de voorkeur geven aan versohe waar, worden de kleine takjes dage lijks verzameld en in palmbladen gewikkeld, ter markt gebracht. Sommigen kunnen dit heelemaal niet af wachten, maar- gaan de poorten uit-, den verkoopers tegemoet, om zich het genot een half uur eerder te verschaffen. De plant is- van Jemen naar Harrar ge- j importeerd' en vormt d-aar een belangrijk handelsarti- i kei. Het bedwelmende vocht is voor de bewoners van Harrar i-n alle. standen onontbeerlijk. Thuis, op straat, d-enemen, opdat gij geen onaangenaamheden zult krij- gen!" fluisterde hij haar in en hij nam de dichtge maakte doos aan. „Volg mij naar d-en stal en blijf daar zoolang, totdat gij mij aan den uitgang terug ziet. Mijnheer dacht, dat het beter zoo was." Met deze woorden maakte de oude zich gereed) heen te gaan. Mira volgde hem op een zekeren afstand. Hij was pa-s de zadelplaats gepasseerd of madame Lewandows ky kwam hem van de andere zijde tegemoet. Verbaasd bl-eef zij voor hem staan en riep: „Mon Dieu, Thomas', gij hebt daar onze doos-" Thomas, die niets- ter wereld in verlegenheid' kon brengen, antwoordde met het vroolijkste gezicht: „U vergist u, madame.m Wij hebben ook zulk een mooie doos", zette zijn weg voort en liet de'verbaasde dame staan en hem nazien, Mira was van schrik omgekeerd en had de gang in andere richting ingeslagen. Nu was zij ontdekt! Nu ging madame Lewandowsky zéker zien of de doos nog in de kleedkamer was. Fluks liep Mira naar- de kleedkamer, sloot die af en liep met den sleutel naar den -stal. Daar liet zij 'hem in de haverkist vallen en ging van het eene paard naar h-et andere, sprak met hen en wist zelf niet wat. De minuten duurden uren voor haar. In eiken stal knecht, die in den stal kwam, zag zij Lewand-o-wsky, in iedere balletdame, die den ingang slechts- voorbij ging, meende zij madame Lewandowsky te herkennen. Eindelijk verscheen het goedige gezicht van Thomas aan den uitgang. Zij liep hem met een jubelkreet te gemoet. en hij legde de vingers, zwijgen gebiedende, op zijne breede lippen. „O hoe blij ben ik!" fluisterde zij den oude toe, die haar nu bij de hand nam en met haar om den aange- duiden straathoek book. „Zie eens kleine, daar staat het rijtuig al!" zeide hij zacht en gaf de richting aan. Spoedig hadden zij het rijtuig bereikt, en Petroff boog zich er uit, om h-et kind er in te tillen. Thomas klauterde o-p den bok en toen ging het naar het sta tion. Mira was vrij, zij was- aan haar pijnigers ont komen. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 5