Schaakrubriek.
De grooie verrassing
STAD S"nTËUw S7
Boekaankondiging.
f
op reis, op de markt, op hun vergaderingen, overal
waar het maar eenigszins mogelijk is, dragen ze in de
linkerhand, eenigszins verborgen, het kostbare takje,
waarvan ze nu en dan een paar blaadjes scheuren,
wanneer ze deze er al niet tevoren afgehaald hebben.
Met een uitdrukking van zalige bevrediging steken ze
een half dozijn bladeren in den mond en kauwen ze
dan met heiligen ernst. Moet bij de een of andere ge
legenheid de redenaar lang spreken, dan neemt hij bet
balletje uit den mond en steekt het zooals bij ons
de schrijver de pen achter het oor.
ALPEN-HUMOR.
Telken jare leest men in de bladen, dat bergbeklim
mers hun isport met den dood hebben moeten bekoo-
pen. Doch de Alpinistiek heeft evengoed als haar
tragischen ook een komisohen kant.
Vroeger, toen deze sport nog weinig werd beoefend,
was ieder Alpinist in de oogen der Alpenbewoners,
een krankzinnige of een goudzoeker, die met den dui
vel en booze geesten in verbinding' stond. Ook de on
langs overleden Engelsche bergbeklimmer Wympers
werd bij bestijging der Andes door Indianen voor een
goudzoeker gehouden, wat in landen als Peru en Boli-
vië, waar reeds de Inka's hun gouden schatten van
daan haalden, niet zoo vreemd is als in de Zwitsersche
Alpen. Deze Engelsche Alpinist en zijn metgezellen
kwamen bij de eerste historische bestijging van den
Matterhorn in een eigenaardige verdenking bij de Ita-
liaanscbe gidsen, die den volgenden dag de bestijging
van den Italiaanschen kant dachten te doen. De laat-
sten naderden d'en bergtop toen ze in nevelen schijn
baar dansende gestalten zagen, welke echter tot het
gezelschap Wympers gehoorden. De Zwitsersche gid
sen dansten n.l. van vreugde over het behaalde succes
en wierpen steenen in de richting van de Italianen.
De Italianen waren ten zeerste ontsteld en vertelden
thuis: „Het is werkelijk waar, dat op den Matter
horn duivels wonen, want wij hebben ze zelf zien dan
sen en ze hébben zelfs steenblokken naar beneden ge
wenteld
Een romantische gebeurtenis w$rd' op den top van
den Mont Blanc afgespeeld, toen een Fransche dame,
Mile. d'Angeville, in den zomer van 1838 als eerste
van haar geslacht het „dak van Europa" had beklom
men. Zij was vergezeld door twaalf gidsen en deze
hieven haar op de schouders, opdat zij voortaan met
het volste recht zou kunnen zeggen, dat zij de hoogste
hoogte in Europa had bereikt. Toen verzochten de
twaalf gidsen haar in alle eer en deugd een kus.te mo
gen geven. Mademoiselle gaf gaarne hiertoe vergun
ning en terwijl de gidsen heur wang kusten, klonken
beneden de kanonschoten, waarmede de overwinning
der Fransche dame over berg en man werd gevierd.
De oude gidsen waren van meening, dat hun lastge
vers hun onder alle omstandigheden moesten gehoor
zamen, indien deze eenmaal hun leven en veiligheid
aan hen hadden toevertrouwd. Zurbriggen, de beroem
de giils van Sir Martin Conway, behoorde tot dit gil
de. Een Engelsehman, mister Fison en hij werden bij
een Alpentocht door een sneeuwstorm overvallen. Mr.
Fison viel uitgeput op den grond. Zurbrigger gaf hem
eerst- cognac, schold en vloekte maar alles te ver
geefs: Fison bleef liggen. Toen begon Zurbriggen
het hoofd van den Emgelschman op geweldige wijze
met zijn vuisten te bewerken en dit hielp. Mr. Fi
son stond plotseling bevend van toorn opentenboogste
verontwaardigd sloeg hij er.op los, zoodat het een for
meels vechtpartij werd. Gedurende de terugreis deed
hij niets anders dan zijn gids dreigen den ,gids, die
hem het leven had gered. Na een gezonde slaap zag
Mr. Fison in, hoe onbillijk hij was geweest en hij stel
de den gids rijkelijk schadeloos. Zurbriggen verhaalde
deze gebeurtenis dikwijls en voegde er altijd aan toe:
„Het was maar goed, dat ik toen. geen Engelsch ver
stond."
Joseph Imboden was een andere oude gids, die in
een dergelijk geval de boksmethode moest volgen, om
degenen, die onder zijn bescherming stonden, uit een
kritieken toestand te redden. Vooral echter kon hij
de jonge onervaren en dikwijls bovenmatig angstige
provianddragers niet uitstaan en toen eens een dezer
jongelui hardnekkig weigerde, over een zeer smallen
gletscherkloof te springen, pakte Imboden den laf
aard beet en wierp hem met een flin'ken zwaai over
den kloof, zoodat de vreesachtige een paar meter ver
der aan den anderen kant in de sneeuw terecht kwam,
weliswaar zonder gebroken beenen, maar natuurlijk
doornat. Een andere gids werd eens door éen berg-
beklimmende touristenkring gadegeslagen, toen deze
een door een duizeling overvallen en heftig tegen een
verdere opstijging protesteerenden bergbeklimmer,
niettegenstaande diens tegenstribbelen en schreeuwen,
aan een touw letterlijk op een honger gelegen rotspunt
trachtte te trekken. Toen de vreemde touristen den
gids daarop het verkeerde van zijn handelwijze onder
het oog brachten, zeide deze heel naïef: „Ik ben een
eerlijk man en mijn heer heeft me vooruit betaald, om
hem tot den top van den 'berg te brengen. Nu moet hij
er boven op, het gaat zooals het gaat, of hij wil of
niet
Verteld wordt, ofschoon liet niet zeer geloofwaardig
klinkt, dat een gids eens een touw om zijn middel
had, waaraan hij een heer en een dame, die het touw
met een lus om deu hals bevestigd hadden, naar boven
trok.
Redacteur A. VAN EELDE, Bloemendaal.
STo. 360.
W. B. H. MEINERS te 's-Gravenhage.
2de Eerv. Vermelding „Budapester Schaakclub"1912.
Mat in 2 zetten.
Oplossing van No. 157 (K. ERLIN).
1 Kd'l el enz.
Goede oplossingen ontvingen wij van:
P. J. Boom, F. Böttger eni G. Imhiilsen te Alkmaar;
G. v. Dort te Leusden, Mr. Oh. Enschedé en P. Fa
briek te Haarlem, P. Bakker, Jos. de Koning en H.
Weenink te Amsterdam, J. W. Le Comte en J. Vijze
laar te 's-Gravenhage, J. Deuzeman te Frederiksoord,
J. Reeser te Voorburg, S. te S., Mr. A. v. d. Ven te
Arnhem, W. Korteling te Deventer, H. Strick van kin
schoten te Rijswijk en O. Boomsma te Kampen.
Ad. 360. v
In deze onderscheiding hebben wij schik
Niet omdat deze,, in den prolbleemdienst vergrijsden,
krijgsman getoond heeft, dat hij het zwaard niet in
de scheed© heeft laten roesten. Want dat „la garde
meurt mais se ne rend pas" zijn devies is en nog ge-
I ruimen tijd zal blijven, dat wisten, dat weten wij allen.
Ook niet, omdat hij deze maal ©ene overwinning
heeft behaald, niet uitblinkende door de resultaten,
doch door de oorspronkelijke wijze waarop zij bevoch
ten werd. Want dit bewonderen wij.
Maar wel, omdat deze ridder zonder vrees of blaam,
die jaren en jaren de eer van de schoone jonk
vrouwen „Economie" en „Matreinheidl" met de groot
ste dapperheid verdedigd heeft, omdat deze krijgsman
zijn laatste zege bevocht terwijl deze beide edele vrou
wen jammerend in het stof voor zijne voeten kropen
om ten slotte amechtig neer te zijgen!
De heer Meiners, en dat weet u ook wel, lezer, zal
nooit iets uit zijn handen laten gaan op probleemge
bied zonder de uiterste zorg aan economische matrein-
heid t-e wijden.
Deze nu i.s in No. 360 ver te zoeken en daarin had
den wij schik. Het is alles goed en wel te beweren:
elk behoorlijk thema kan ook behoorlijk uitgewerkt
worden en wij achten dit ook stellig juist. Doch, de
uitzonderingen niet te na gesproken! En dat nu ie
mand als de heer Meiners, wien economische matrein-
heid een tweede, natuur is, dat zoo iemand een dhder-
scheiding behaalde met een opgave waarin hij, om zoo
te zeggen, zijne natuur geweld aan moest doen, dit
vinden wij onbeschrijfelijk komiek.
Intussohen, lezer, de reden ligt voor da hand. De
componist kon zijn thema niet economisch rein uit
werken, anders had hij het stellig gedaan.
En wat nu het resultaat betreft, de bijzondere
frischheid van het thema1) bracht er den heer White
wellicht toe deze opgave de 2de Eervolle Vermelding
te verleenen, doch het gebrek aan economische mat-
reinheid maakte hem dam weder huiverig haar eene
hcogere onderscheiding toe te kennen.
Het thema1), door den componist en ook door ons,
nooit meer gezien, zullen wij bij de oplossing aange
ven. Wellicht zijn wij dan ook in de gelegenheid' het
oordeel van den prijsrechter te vermelden.
CORRESPONDENTIE.
Aan enkele oplossers. In No. 357 gaat na 1 L bl
(c2, h7) T dö: 2 P c6 niet omdat de witte koning
dan in schaak staat.
x) „Pointe" is hier wellicht het goede woord.
Door BERNARD CAN'TER.
Achter te blijven, nu alleen, al: zoo' heel oud en in
het- groote huis.o, o, o, het was toch wel droevig.
Zeker, zij moest van hem gehouden hebben. Tijdens
zijn leven had' ze dat eigenlijk zoo niet geweten en ze
hadden altoos gekibbeld en dikwijls bad ze dagen ge
mokt, weken gemokt, en hij, ook al zoo, koppig, had de
eerste niet willen zijn en zij had ook de eerste niet
willen zijn. en zoo waren zij allebei gebleven. Want
vijandschap houdt den geest vaardig en kibbelen bet
verstand waakzaam en mokken maakt taai. Zij voelde
zich dan ook, nu hij gestorven was, hij had dan 't
eerst den strijd voorgoed opgegeven, zwak en laf en
slap en week. Het was nu zoo. rustig om haar heen
en met die goede Sophie, haar oude, trouwe dienstbo
de, d'ie haar altoos, altoos gelijk gegeven had als ze
met „hèm" kibbelde en harrewarde, kon zij 't over
niets oneens worden. Zij had allerlei kleine dingetjes
gehad, waarmede zij haar man vroeger had getreiterd
en waarmede zij wist, dat zij hem aan den gang
bracht. Hij kon niet velen, dat de eieren te hard ge
kookt waren bij 't ontbijt, en hij kon uit zijn vel sprin
gen als de poes melk te drinken kreeg van een schotel
tje, dat tot het servies behoorde. Dieren zijn vies en
moeten hun eigen vaatwerk hebben, beweerde bij. En
thee mocht niet op een lichtje trekken, doch moest on
der een cossy warm gehouden worden. Tijdens zijn
leven had zij al die dingen opzettelijk gedaan. Als zij
's morgens in een kwade bui opgestaan was, liet zij de
eieren blauw hard koken. Als „hij" dan er over viel,
beweerde zij, dat de eieren precies zoo als altijd waren.
Nog zachter dan gewoonlijk, tergde zij, als hij zich op
wond. Tot hij met den vuist op tafel sloeg of zijn
lange Goudsche pijp van drift in allemaal kleine stuk
jes brak en toornig wegliep.
Dan voelde zij zich tevreden, opgelucht en zij ging
naar Sophie en liet haar de harde eieren zien, vragend
of zij niet zoo zacht waren als een schelvischoog en bij
de altoos haar toestemmende Sophie klaagde zij haar
leed uit over dien tyran, dien ze nu al langer dan veer
tig jaren had verdragen.
Maar als de tyran 's middags weder thuis kwamj
dan was ze zacht en onderworpen en begon zijn kleine
lievelingsdingetjes te doen om hem weer goed'-humeu-
rig te maken en zij liet het creton zien met groote
blommen, waarvan ze nieuwe hoezen voor de stoelen
in de mooie kamer zou maken en van 't overschot zoo'n
nieuwerwetsche cossy om de thee warm te houden.
maar sneu was het toch om de gezelligheid van het
theelichtje met de mooie porseleinen diaphaantjes, die
't lichtje van binnen-uit verguldde.
Hij was dood en nu dte wrijving met de wederhelft
uitbleef, voelde zij zich versuffen en verslappen. „Ik
heb dien man zoo lief gehad", zei ze tot Sophie, „dat
ik voel 'm van verdriet niet l'ang te kunnen overle
ven
En ze vertelde dat ook aan alle anderen. Aan de
buren, aan de kennissen, aan de nichtjes en de neef
jes, aan al de vele familie-leden, die haar kwamen
troosten. Want. ze kreeg nu veel bezoek van de fami
lie. Haar man had haar familie nooit in huis willen
hebben. .Allemaal erfenisjagerij" had hij gezegd. En
zij had er heerlijk over gekibbeld en soms de meest
door hem gehate nichten vertroeteld en geschenken
gegeven. Maar nu vond zij geen pleizier in al die fa
milie, die haar zoo slaafs dienden. En niet in al de
buren en kennissen, die naar haar oogen keken. Zij
wist het wel „hij" had gelijk gehad, 't Was alleen
on# haar geld. Allemaal erfenis-jagerij, juist zooals
hij gezegd had. Het kwami precies uit. Want de bu
ren, de kennissen, de neven en de nichten, als zij bij
haar waren, vertelden haar kwaad van elkaar.
véél, véél kwaad, de eene van den anderen en de an
dere van den eenen en zoo kreeg „hij" dan in zijn graf
gelijk. En zoo waar, voor 't eerst weende zij om hem,
omdat hij gelijk had gehad en zij 't nu niet meer kon
erkennen. Maar zij ging Zondag naar 't kerkhof
om te zien of 't graf wel goed verzorgd werd en zij
legde er een nieuwen krans van immortellen op en op
de mauve linten stond met zilveren letters: „Zijn
treurende weduwe". Maar zij vond er nu een nieuw
vermaak in, al de erfenisjagers en jaagsters met hoop
te vervullen. Zij beloofde niets zekers maar zij gaf
halve aanduidingen als: „Je zult na mijn dood verrast
zijn", waarop geantwoord werd dat zij dan hoopten,
dat die verrassing nog lang zou uitblijven, waarop de
weduwe kwaadaardig glimlachte en dacht: „Wat zal
je daarin liegen." Of zij zeide: „Ik hoop, dat jelui
na mijn dood tevreden over mij zullen zijn." Zij infor
meerde ook graag naar bijzonderheden omtrent teste-
montaire beschikkingen of vroeg, wat nu eigenlijk een
zoogenaamd codicil was. Zij liet ze gaarne haar kas
ten met oud' kristal', met veel' zwaar linnen, met ouder-
wetsch zilverwerk zien en zuchtte dan, dat ze dat alles
spoedig zou moeten verlaten.
Het was een klein hof, met een strenge vorstin en
hovelingen, diplomaten, intriganten.En alleen So
phie was niets anders dan een stille, onderworpen,
goede ziel, die weinig sprak en haar verzorgde. Zij
was „de Trouw" aan 't hof. Want ook die vindt men
daar.
Men bracht haar vaak bloemen. Men zond haar veel
heerlijke koeken van eigen baksel, die zijzelve niet al- j
leen op kon eten en die zij dan weer wegschonk, wel 1
zorgend zoo eikaars heftigste stille vijandinnen te
doen smullen van eikaars koek. En al die kleine in
trigues, boosaardigheden, treiterijen, kwaadsprekerij
en, gaven haar vergoeding voor den gestorven man en
hielden haar geest weer levendig en vulden haar le
ven en waarlijk, velen die zij beloofd had, dat zij na
haar dood verrast zouden zijn, beleefden die verrassing
niet, verrast als zij zelve waren geworden, door die an
dere groote verrassing, waarna men niet erft maar
laat erven.Daarbij werd zij steeds rijker.
Want de buren wilden nooit iets van haar aannemen,
geen geschenk en geen fooi en geen moeite voor in
spanning. Wel foei, men was niet zoo uitgerekend,
men had wel wat voor haar over ook al betaalde zij
niet. Om alle lieve dingen -niemand wou ook zelfs
den schijn van geldzucht op zich laden. Want geld
zucht is de leelijkste aller ondeugden
Zij stierf, vier en tachtig jaar oud. Sophie was nu
vijf en zestig en het - testament benoemde haar tot
universeel erfgenaam. Er was maar één rijtuig achter
haar lijkkoets.... Daarin zaten slechts drie men-
schen, waarvan twee gehuurden. Maar op haar
graf weende toch ééft persoon. en die vertegen
woordigde een geheel volk, een geheele menschheid.
Op het graf van de Tyrannie weende de Trouw.
ARRONDISSEMENTS-RECHTBANK TE
AT,KMA AR. -
Zitting van Dinsdag 3 September.
MISHANDELING.
Florits D., caféhouder te Texel, had zich den llen
Juli schuldig gemaakt aan mishandeling van Johanna
Arnolda Hartman, huisvrouw van Cornells H. F. A.
de Leeuw.
De mishandelde, die thans te Noordwijk-Binnen
woont, deelde mede, wat er d'en lld'en Juli gebeurd1 is.
Dien dag ging zij met haar man, die door beid. als kok
ontslagen was, naar het café toe om de goederen, die
hem nog toekwamen, te halen. Bij die gelegenheid
bem'erkten zij, dat hun hond door bekl. was opgesloten.
Bekl. wilde den hond niet afstaan, maar kwam met
een bierfleschje op getuige's- man af. Hij werd even
wel verhinderd te slaan door den veldwachter, die
daarbij tegenwoordig was. Daarom kwam bekl. op
getuige af en gaf baar een paar schoppen, zoodat zij
zich onder behandeling van een dokter moeSt stellen.
Cornelis IT. F. A. de Leeuw, thans te Noordwijk-
binnen, verklaarde, dat hij den 9den Juli den dienst
van bekl. verlaten heeft. Vervolgens deed hij hetzelf
de verhaal als zijn vrouw omtrent hetgeen''den. lldten
Juli is gebeurd. ITet schoppen heeft hij evenwel niet
gezien.
Jan Cornelis van der Poll, gemeente-veldwachter te
Texel, die tegenwoordig geweest is bij het voorgevalle
ne, verklaarde, dat bekl. zeer opposant is opgetreden
en o.a. de vrouw van dte Leeuw een hevigen schop gaf.
Bekl. was 't in geenen deele eens met de afgelegde
verklaringen, hij had in 't geheel niet geschopt.
De Officier was van mieening, dat beid. zich zeer
onhebbelijk gedragen had, achtte het wettig en over
tuigend bewijs geleverd en eischte tegen bekl. 2 weken
gevangenisstraf.
Bekl. bleef ontkennen geschopt te hebben.
Cornelis A,, landbouwer te Ileer-Hugowaard, had
zich den 24en Juni min of meer onhebbelijk gedragen.
Ten eerste mishandelde hij Cornelis Berkhout en ten
tweede gooide hij diens fiets op den grond en trapte
er daarna op.
Cornelis B'érkhout, arbeider te Heer-IIugowaard,
was den 24en Juni per fiets uitgeweest, toen hij op
den Middenweg ruzie kreeg met bekl. Deze mishan
delde hem door hem met een stuk puin op het hoofd
te slaan. Daarna gooide hij getuige's fiets op een
steenhoop en ging er opzettelijk op staan trappen,
zoodat de fiets ernstig beschadigd werd.
Nicolaas Weel, landbouwer te Heer-Hugowaard,
was met bekl. en get. geweest in een café aan den Rus-
tenburgerweg, waar ruzie ontstond. Getuige ging met-
Berkhout weg en reed met hem naar den Middenweg.
Bekl. volgde hen. Op den Middenweg stapten allen»af
en had de mishandeling plaats.
De Officier herinnerde er aan, dat bekl. verleden
"jaar ook terecht heeft gestaan wegens mishandeling en
toen tot een boete veroordeeld is. Thans eischte Z.
E. A. een gevangenisstraf tegen bekl. en wel voor den
tijd van 3 weken.
sfs sje 9fc
Jan van der K., timmermansknecht te Helder, was
niet verschenen. Hem was ten laste gelegd', dat hij
den 29stten Juni te Anna Paulowna den 14-jarigen
Herman Wendel had mishandeld. Deze als getuige
gehoord, deelde mede, dat hij op genoemden dtetum
met bekl. in het veld werkte. Bekl. vroeg hem een jas
voor hem van die boerderij te halen, aan welk verzoek
get. voldeed. Hij ging naar de boerderij, maar kon de
jas niet vinden, waarna bekl. hem op den grond wierp
en hem een klap in het gezicht' gaf, zoodat hij bloedde.
Hyacinthus J. Oosterbaan te Helder was tegen
woordig geweest bij de ruzie tusschen bekl. en Wendel.
Hij deelde nogmaals1 de toedracht van de zaak mede.
De eisch tegen beklaagde luidde10 boete subs. 10
dagen hechtenis.
Hendrik van D., kapper te Helder, was eveneens
mishandeling ten laste gelegd. Uit de verklaringen,
afgelegd door den brigadier van politie uit den Helder,
Dirk Stuivenberg, bleek, dat deze met de vrouw van
bel% die ruzie met haai* man had, naar de woning
van bekl. was gegaan om baar hoed1 en mantel' te ha
len. Toen er na geklop niet werd opengedaan, opende
de vrouw met een sleutel de deur. Zij begaven zich
beiden naar boven en vonden beid. op bed liggen. Deze
zeide: „Als m'n vrouw me vraagt of ze weer bij me
mag komen is het goed." Op haar antwoord „Dat
nooitwerd bekl. woedend', liep met den veldwachter
en de vrouw Paar beneden en mishandelde daar den
veldwachter door hem een geweldigen slag op den lin
kerwang toe te brengen.
Volgens bekl. heeft de veldwachter hem geslagen en
liep deze met z'n wang tegen den kant van de deur.
De Officier achtte het wettig en overtuigend' bewijs
geleverd en eischte tegen bekl. wien bovendien belee-
diging en wederrechtelijke vrijheidsberooving ten laste
gelegd had kunnen worden en die een zeer lastig per
soon voor de politie is, 4 weken gevangenisstraf.
Ook Pieter en Paulus W., landbouwers te Westwoud,
hadden zich te verantwoorden wegens mishandeling.
Jacob Bijvoet, de mishandelde, winkelier te West-
woud, eischte 20 schadevergoeding voor onkosten,
die hij aan dien dokter1 moet betalen en wegens geleden
schade in zijn zaak.
Getuige verklaarde den lOden Juni oneenigheid te
hebben gehad mtet Paulus W. Zijn moeder hield hem
aan om daarover tie spreken. Paulus die er bij was,
zeide er ook wat in, daardoor ontstond1 er ruzie en sloe
gen Pieter en Paulus W. er maar op los. Getuige, die
verscheidene slapen opliep, bloedde ervan. Zesmaal
heeft de dokter hem moeten verbinden.
Paulus W. bekende Bijvoet te hebben geslagen, maar
gelooft niet hem gewond te hebben. Pieter W. ont
kende Bijvoet geraakt te hebben.
Cornelis Groot, landman te Westwoud, bevond zich
in de buurt van beklaagden, toen zij ruzie met Bijvoet
kregen. Zij sloegen er beiden op los. Toen d'e ruzie
afgeloopen was, zag hij dat Bijvoet bloedde.
Gerard Besseling, landman te Westwoud1, verklaarde
eveneens de schermutsteliing tusschen beklaagden en
Bijvoet gezien te hebben. Ook hij zag dat Bijvoet
bloedde.
Gerardus Johannes Fors, arbeider te Westwoud,
getuige a décharge, gaf ©enige inlichtingen omtrent
d'e plaats waar dte getuigen Groot en Besseling ston
den. Volgens hem stonden zij eerst met den rug naar
de vechtenden toe, eerst later gingen zij op hen af.
De Officier was van meening, dat beklaagden zicll
wel degelijk aan de gepleegde mishandeling hebben
schuldig gemaakt en den aanval van hun kant uitging
en eischte tegen ieder hunner 10 boete subs. 10 da
gen hechtenis.
GEVESTIGDE PERSONEN.
W. J. Nouwens, zonder beroep, n.h., Snaarmans-
laan 78. C. Molenaar, dienstbode, r.c., Oudegracht
287. C. G. Schoonhoven, zonder beroep, n.h., Hekel-
straat 25. W. Tangerink, kantoorbediende, e.l., Prins
Hendrikstraat 42. H. Bleijie, zonder beroep, n.h.,
Strafgevangenis, P. J. J. Papavoine, zonder beroep,
r.c., Strafgevangenis. AI. II. van der Wal, dienstbode,
n.h., Langestraat 106. C. A. van der Veen, slagers
knecht, n.h., Fnidsen 101. J. Twisk, pakhuisknecht,
r.c„_Westerhofje 12. J. H. Reurs, huishoudster, e.l.,
Steijnstraat 19. C. J. Minck, kappersbediende, r.c.,
Snaarmanslaan 66. A. Th. G. Jansen, winkeljuffrouw,
r.c., Houttil 62. Al. Iloman, letterzetter, geref., Oude
gracht 171. A. H. Claasen, zonder beroep1, n.h., Lin-
d-engracht 13. Th. van Diepen, los werkman, r.c., Lut-
tik-Oud'orp 3. Al. AI. Morsch, zonder beroep, r.c., Oude
gracht 16. J. W. Regeer, kleermaker, n.h., Nieuw-
poortslaan 73. H. E. Lodder, zonder beroep, n.h., Ken-
nemerstraatweg 108. A. Bruin, kruideniersbediende,
n.h., Snaarmanslaan 147. F. Millaard, zonder beroep,
n.h., Zuiderhoutlaan 15. W. Ooms, boerenarbeider, n.
li., Egmonderipeer 9. KI. Wijker, zonder beroep, n.h.,
St. Annastraat 6. N. Zuurbier, zonder beroep, r.c.,
Heiligland 34.
VERTROKKEN PERSONEN.
Wed. A. C. Alooij-Wierda, zonder beroep, geref.,
Verlengde Landstraat 13, Franeker. D. Sepp, hoofd
inspecteur van politie, d.g., Oudegracht 154, Delft.
JStoop, hulpbewaarder Rijks Opvoedingsgesticht, r.
c., Westerhofje 14, Charleroi. P. Tersteege, zonder be
roep, r.c., Verlengde Landstraat 42, Haarlem. W.
Bralts, onderwijzer, n.h., Oudegracht 154, Amsterdam.
J. H. Iviburg, schilder, r.c., Metiusstraat 1, Amster
dam. A. W. Blokhuis, zonder beroep, n.h., van Ever-
dingenstraat 6, Amsterdam. A. E. Stoop, dienstbode,
r.c., Kennemerpark 28, Antwerpen. L. A. Borst, zon
der beroep, r.c., Voordam 4, Oudenbosch. F. P. M.
Schouten, zonder beroep, r.c., Verdronkenoord 121,
Utrecht. A. Haarman, banketbakker, r.c., Doodlaan 12,
Antwerpen. L. Kooij, slagersknecht, n.h., Pluigbrou-
werstraat 5, Noord Amerika. D. Ilalf, kuiper, n.h.,
Overdiestraat 57, Egmond-Binnen. A. M. Blaauw,
zonder beroep, r.c., Bergerweg 20, Aalsmeer. A. J. H.
de Blij, zonder beroep, rem., Prins Hendrikstraat 42,
Den Ilaag. G. Vis, schipper, n.h., Zeglis 53, Rotter
dam. J. Wijmde, smid, n.h., Laat 16, Helder. P. Haan,
smid, n.h., Noorderkade 60, Haïenkarspel. D. Beunder,
rijwielhersteller, d.g., Hoogstraat 1, Aliddelie. P. J.
Terbaak, zonder beroep, geref., van EVerdingenstraat
8, Utrecht G, Kuijper, dienstbode, r.c., Breestraat 5,
Heemskerk. C. G. Becker-Pannevis, zonder beroep, n.
h., Forestusstraat 33, Schagen. N. II. Verdam, electro-
teehnisch ingenieur, geene, Langestraat 82, Amster
dam. A. J. H. W. Luijckx, zonder beroep, r.c., Kim-
heimstraat 22, AVeert. J. Koorn, arbeider, r.c., San-
dersbuurt 21, Beemster. K. F. G. Hentsehel, kunst
schilder, geene, Snaarmanslaan 92, Amsterdam. N. v.
d. Oord, zonder beroep, n.h., HuigbrouwerstrÉlat, Ber
gen. Al. A. Erkamp, kappersbediende, r.c., Fnidsen
115, Medemblik. I. Rike, kinderjuffrouw, geene, Ma-
riënlaan 3, Amsterdam. P. J. de Wit, winkelbediende,
r.c., Zeglis 54, Amsterdam. H. Kleverlaan, zander be
roep, r.c., Overdiepad 24, Leuven. F. Grootkerk, zon
der beroep, n.i., Gr. Nieuwland 18, Watergraafsmeer.
Verkortingen: n.h. - Nederl. Hervormd, r.k.
gel. Luthersch. n.i. Nederlandsch Israëlitisch, w.h.
Roomsch Katholiek, d.g. Doopsgezind, l.d.h.
Leger des Heils. geref. Gereformeerd, rem. Re-
monstrantsch. h.l. Hersteld Luthersch. e.l. Evan-
Waalsch Hervormd, c. g. christelijk gerefor
meerd, (v. g. vrije gemeente).
LEIDDRAAD \TOOR DE BEDRIJFSRECLAME.
Van Meindert Boogaert Jnr. te Krimpen aan de
Lek ontvingen wij bovenstaand interessant boek. Het
is voor Nederland bewerkt naar de Duitsche uitgave
van dr. Victor Malaga. Vooral in het begin het
schijnt dat er meer dan één vertaler i's geweestdoet
de vertaling wel wat heel erg aan het oorspronkelijke
denken. E;n overigens valt het te betreuren, dat er
zoo weinig specifiek Nederlandsch in deze bewerking
is gebracht. Deze beide opmerkingen daargelaten is
het een boek, dat aanbeveling verdient omdat het niet
slechts het- lezen, doch ook bestudeering waard is.
Wat een schat van internationale literatuur heeft de
schrijver tot zijn beschikking moeten hebben. Welk een
belangwekkende lijst van artikelen en boeken wordt er
gegeven in het Nederlandsch vonden we een bro
chure tje, het oude werk van -Th. Lion vermeld en.
De uithangteekens van Van Lennep en ter Gouw!
Daad en strekking der reclame, reclame-middelen,
de economische beteekenis der reclame in het alge
meen, de reclametechniek worden in ruim 150 bladzij
den behandeld, terwijl een artikel over de Warenhui
zen de bi'bliographie vooraf gaat. Het specifiek Ne-
derlandsche is te vinden in de blijkbaar zeer volledige
lijst van Nederlandsche dag-, week- en maandbladen,
in binnen- en buitenland verschijnende.
Het boek lijkt ons, behalve voor practische doelein
den, uitnemend geschikt om belangstelling in het on
derwerp en daardoor den studielust te wekken.
Indien een tweede druk noodzakelijk mocht zijn, mo
ge de uitgever dan een „bewerker" vinden, die aan het
boek een meer Nederlandsch cachet kan geven en het
daardoor meer geschikt voor onze middenstanders kan
maken.
GEEN DIENSTBODEN MEER.
Door A. v. W. Geertruid'enberg A. Bellaard.
De 'schrijfster van dit werkje zegt op pag. 23, dat
zij gewoon is zeer weinig zorg aan haar toilet te be
steden. Het schijnt, dat die gewoonte zich niet slechts
tot haar toilet bepaalt, maar dat ook haar stijl en taal
daaronder danig te lijden hebben, terwijl uitgever en
corrector blijkbaar niet de minste moeite genomen
hebben de daardoor ontstane gebreken eok maar
eenigszins te verhelpen. Het is onder deze omstan
digheden wel wat moeielijk te voldoen aan het verzoek
van de schrijfster, om! n.l. ter wille van het doel fou
ten in den vorm of ideeën in strijd met de persoonlijke
opvattingen van de lezers te excuseeren. Te meer,
omdat de schrijfster in het voorwoord den lezers de