DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No 221.
Honderd en veertiende Jaargang.
1912.
WOENSDAG
18 SEPTEMBER.
Open brief aan den heer
en mevrouw Drucker.
BINNENLAND.
Dit nummer bestaat uit 2 bladen.
ZUdie zich met 1 October op
dit blad abonneeren, ontvangen
de tot dien datum verschijnende
nummers Iraneo en gratis.
De Uitgevers.
Hooggeachte land'genooten,
Sta mij toe, nu liet heerlijk geschenk, dat gij, onder
zoo goedbedoelde, maar helaas blijkbaar bezwarende
voorwaarden, aan het Nederlandische volk wilt maken,
dreigt voor one, beminnaars van de Nederlandsche
schilderkunst, verloren te gaan, in het publiek enkele
woorden tot u te richten. Gij hebt zoovele jaren bui-
ton het vaderland doorgebracht, arbeidendl in die
groote maatschappij buiten onze enge grenzen, dat gij,
thans, nu gij Nederland, d'at u blijkbaar altoos zoo lief
is gebleven, deel wilt geven in de heerlijke vruchten
van uw intelligentie, doorzicht en vlijt, wel eenigszins
verwonderd moet zijn, op een tegenstand te stuiten,
welke niet alleen aan den samenloop der omstandighe
den te wijten is.
Gij schenkt ons ten tweede male een verzameling
schilderijen, die roemrijk het getuigenis aflegt van het
kunnen onzer beste kunstenaars en tevens van den
uitnemenden smaak van de verzamelaars. Maar gij
verbindt, aan dit heerlijk geschenk de voorwaarde, dat
de u zoo dierbare d'oeken ook voortaan de goedë zorgen
zullen genieten, waarvan zij verzekerd waren, toen zij
uw bezit nog uitmaakten. Gij eischit, dat deze, uwe
schilderijen zullen gehangen worden op een wijze, wel
ke het volkomen rustig bezichtigen en het geheel in
de ziel der werken doordringen voor den beschouwer
mogelijk maakt. Want kunstkenners, kunstbemin-
nenden als gij zijt, hebt gij, als zoovele deskundigen,
een afkeer van musea, die meer pakhuizen, verzamel
plaatsen, stapelplaatsen van kunstwerken zijn, dan
wel tempels, waarin rust, stemming, eerbied' en wij
ding heerscht. En ook eischt gij dat uw kunstschatten
geplaatst zullen worden in de zalen van het Rijksmu
seum te Amsterdam, opdat traditie zich bindend1 aan
traditie, grootsch verleden aan groot heden, een ge
heel zal vormen van Neerlancls glorie op een gebied,
waarop kleine volken, groot kunnen zijn, ja de grooten
kunnen evenaren en zelfsi overtreffen.
He-laas, ons Rijksmuseum blijkt te klein. Helaas?
Het is tevens een reden tot vreugde. Hit groote, zoo
breed opgevatte gebouw blijkt, nauwelijks een kwart
eeuw na zijn opening, te klein te zijn om de vaderland'-
sehe grootheid te. kunnen bevatten. Twee wegen staan
open. Of het gebouw te vergroöten, door den aan
bouw van een nieuwen vleugel. Maar men vreest, dat
ten tweede male dan ontsierd zal worden, wat ver
dient, juist als elk der schilderijen "uwer verzameling
beschouwd te kunnen worden in zijn geheele, onaan
getaste schoonheid. Of, een geheel nieuw museum te
bouwen, waar allereerst de door u aangeboden schat
ten naar uw wenschen zullen kunnen worden geplaatst.
Een derde, weg blijft open. Het is een kronkelig
pad. Er zijn daar veel hindernissen. Er is' veel aar
zeling om ook dat in te slaan. Het is mogelijk een
groot aantal der schilderijen, thans in 't Rijksmuseum
opgehangen, te verwijderen en op de vrijgekomen
plaats uw werken te hangen.
Maar wie- zal hier de keurmeester zijn? Wie zal
hier het oordeel durven uitspreken. En vooral ook,
wie is hier bevoegd?
Zie, een museum gelijk het onze te Amsterdam is
het best te vergelijken met een deftige behuizinge,
waarin geslachten hebben gewoond1 en dan de nazaten
bobben gelaten, dat-gene, 't welk hun schoon, goed,
lief of nuttig was. De waardige nazaat kent dan nog
andere waarde toe tian het geërfde, dan die van
geldswaarde alleen. Opgegroeid! te midden van het
geen t voorgeslacht lief was, wordt hij doordrongen
yan den geest, die den voorvader bezielde en hij leert
een innerlijke waarde der dingen kennen, die voor
geen goud! ter wereld te koop is. Jongere volkeren,
zonder traditie, zien wij al de schatten aan goud, ten
koste van zooveel inspanning en arbeid en moeiten
verkregen, offeren om een schijn van die traditie der
oudere volkeren te verwerven. Heeft niet Amerika
een stroom van goud uitgestort over 't beschaafd oud'-
Europa om zijn musea en zijn paleizen te vullen met
cle kunstwerken, die Amerika zelf niet vermocht voort
te brengen.
Het was een hulde aan Europa's verleden -en ter
vens een bewijs van erkenning der eigen minderwaar
digheid. En iets van den parvenu, van den nieuwen
rijke, van den man zonder afkomst, zonder verleden,
zonder ^traditie behielden zij allen, die meenden, dat
geestelijke waarden te koop zijn, deze waarden, die
immers alleen verworven kunnen worden in stage
ontwikkeling van ziel, hart, hoofd, gemoed1 eens volks,
door vele eeuwen heen. Wie het kunstvoorwerp ge
kocht heeft met geld, die bezit daarom den g-ees-t van
het kunstvoorwerp nog niet. Maar dit behoeve ik u
nauwelijks te zeggen, gij, die door uw voorzorgen om
trent de plaatsing en door de keuze der werken zoo
overtuigend aantoonde, hoe gij den geest van het
kunstwerk, (dat een ding is van de ziel, van cle ziel
des scheppers en van de ziel der natie, waartoe die
schepper behoort) keilt en doorproeft.
Zoo dan hangen in ona Rijks Museum t-al van wer-
cen, ie wellicht onzen modernen smaak niet meer ge
heel voldoen, maar die desondanks een heilig recht
blijven behouden om daar, en nergens anders, tentoon
gesteld te blijven, omdat zij een historische traditie
vertegenwoordigen. Omdat zij spreken van het den
ken en voelen en doen der voorvaderen, door de eeuwen
heen, m wisseling van tijden, in tijden van bloei en in
tijden van inzinking, van verbloei. Ook zijn daar
voorwerpen, die schijnbaar met anderen in een zeer
verwijderd verband' staan, maar voor dengeen, die
weet te denken en te voelen, onafscheidelijk bij elkaar
behooren. Het is onmogelijk den praal en de weelde
van vrijheid! der stehutterstukken goed te begrijpen,
zonder de stille devotie en de onderworpen gehoor
zaamheid der primitieven te hebben doorvoeld. Want
hoe zoudt gij de schoonheid van de bloem kunnen be
wonderen, als gij niet stengel en tak en blad! daarne-
lens aaagtEn nogmaals, ho© is de glorie van Rem
brandt» Nachtwacht geheel te begrijpen, hoe de „vrij
heid van geest, den durf van den opzet, de breedheid
van de schildering te beseffen, wanneer niet te voren,
wanneer gij niet in jongere jaren met andere ontvan
kelijkheid, den spiegel van den Royal Charles1 hebt be
wonderd, beiden, Nachtwacht, en verwonnen zee-gal
joen, getuigend van één ontembaren wil, vrij en on
afhankelijk te zijn, beiden getuigend! van dëiizelfden
moed, den geestelijken en den lichamelijken. Veel
soortig zijn de uitingen van de volkskracht. Veel
soortig zijn ook de smaken. Wat heden voor onaan
tastbaar schoon wordt gehouden en velen- een werkelij
ke schoonheids-ontroering- (dat is troost 0111 dit leven
lief te hebben) geeft, ziet, een nieuw geslacht, verrijst
en wat de ouden hoog verhieven, dat dringen de jon
gelieden in onstuimigen jeugd'sdrang vanzelve zich
ook uit te leven, weg.
Alleen de wijze, do onbevooroordeelde weet, dat de
schoonheids-principes mogen wisselen maar dat
blijft, dat onvergankelijke in alle dingen, uit het ver
leden of het heden, 't welk met liefde is gewrocht.
Zie, men lacht om dat groote doek van den slag- van
V aterloo van Pieneman. Die daar lachen, hebben
andere eischen van compositie, opvatting, kleuren
gamma, doorvoering.
En toch wie onzer zou zonder dat werk willen
ziynj Toegegeven, dat het dan geen monument van
nationale schilderkunst zij. Maar isl het geen monu
ment van herleving van onzen volksgeest en, onze
volkskracht Wat het geen juichkreet over de her -
stelde onafhankelijkheid Wie heeft ooit een juicli-
kreet beoordeeld naar zijn muzikale verdienste! En
weder, is het geen tastbare, zichtbare hernieuwing van
den band tussehen Oranje en Nederland? Is daar, op
dat groote doek, door een tijdgenoot aanschouwelijk
voorgesteld, hoe het bloed van Oranje's- h-eldenzonen
ook toen weer vloeide voor de natie, waarvoor Oranje
„nooit, nooit te veel kan doen," zooals het vloeide, toen
Jaurègui en Balthasar den kogel' schoten, toen Heili-
gerlee de Hollandsche vendels zag, toen de dorre erica
bevochtigd werd door 't. bloed van Oranje's zonen?
En weder zijn wij als jongens er niet mede opge
groeid, met. dat groote historische tableau en hebben
wij niet da-ar de eerste indrukken gekregen van dien
zo-o gruwelijken tijd, toen de despoot, Neerland-s tra
ditie, Neerland» taal' en Neerland» vrijheid wilde ver
trappen. Zien wij op dat groote doek dan niet op
nieuw herhalen den strijd! t-usschen Romein en Galliër
tegen den. Germaan? Den strijd van Germaans-che in
dividualiteit tegenover Romeinsche minachting voor
de rechten van den vrijen mensch?
En dit schilderij, deze tot heilig symbool geworden
antiquiteit, dit monument van den volksgeest van 1813
zullen wij moeten verwijderen uit Neerlan-ad's roem-
ha. te Amsterdam en de ledige plaats doen innemen
door den rustigen nazaat, die niet meer onder den in
vloed van kruitdamp en kanongebulder, niet meer be
vend onder de emotie van h-et pas herwonnen recht
om zichzelf weer te mogen zijn, zijn rustige schaap-
kens rustig schilderde in het blonde vredesland, of
zpn breedgeschofte koelen aan de plas, of zijn kwetter-
bekkende eendekens in de vliet, of zijn dijzige stede
kens aan de stroomen.
Gij moogt dit niet vergen, edele schenkers1. Wij
kunnen geen eeuwig verleden ruilen voor een vergan
kelijk heden.
Ons Rijksmuseum, zooals het daar staat, met wat
ei m is, het isl organisch gegroeid, lelie opgerezen uit
donkere, mysterie-volle diepte en da-ar is niet één en
kel doelqe te missen, niet een enkel kanon, geen
scheepje zelfs weg te brengen. Wij missen het recht
om persoonlijken tijdelijken smaak tyranniek te doen
heerschen in dit- gebouw, dat een hulde aan den geest
van zoovele eeuwen is. Wij kunnen het niet doen,
zonder aan onszelf ontrouw te worden. Op palen in
den drassen grond staat' het gebouw, vast en onverzet
telijk en onschendbaar, en op palen, vast- en diep inge
heid» staat ook de geest van dit gebouw, d'e geest des
Nederlandschen volks door de eeuwen heen.
Daarom gij, uitnemende vaderlanders gij groot
moedige e-n dankbare vrienden van het volk, dat utv
vaderen gastvrijheid! schonk, wilt op dit volk ver
trouwen, dat altoos trouw als- hoogste gebod heeft be
schouwd'. Schenk ons uw schatten, schenk ons de
schatten van den Nederlandschen kunstzin. Maar
hecht er geen voorwaarden aan. St-a toe, dat men ze
plaatse, zoo goed! mogelijk als. de omstandigheden ge-
c.oogen, maar verhoede, dat uit o-nsi museum doeken
zullen worden verwijderd,"die aan zoovelen lief zijn
geworden, omdat zij er mede groot zijn geworden, ze
ais oude bekenden telkens weer begroeten, wanneer zij
die stukken, mèt of zonder kunstwaarde, weerzien.
erhoedt ook, dat men het gebouw van het Rijksmuse
um aandoe, wat gij immers wilt, d'at men yermijde bij
de stukken, welke gij ter plaatsing wel wilt afstaan.
dat men het v-erandere, dat men het verminke
Want het. zou dan kunnen zijn, dat er waren, die u
min-der dank zouden weten voor uw geschenk, dan gij
verdient. dat gij bitterheid bracht i-n harten, waar
in gij genegenheid! hebt gezocht.
Met betuigingen van waardeering
en hoogachting
Ha arken. BERNARD PANTER.
Tussehen de donkergroene ambtsgewaden der Ka
merleden zag men enkele heeren in rok of gekleede
jas.
Evenals altijd droeg- de Voorzitter der vereenig-de
vergadering groot- tenue generaalsuniform, waarover
het lint van grootkruis van d'en Nederlandschen
Leeuw. Dan zag men verder de leden van den Raad
van State, van do Rekenkamer en van den Iloogen
Raad in ambtsgewaad.
Een aantal leden van het corps diplomatique, waren
in van goud en ridderordCrs fonkelende uniformen, d'e
Turksche gezant, met zijn rood'e fez, de Japanschen ge
zant wegens den rouw in zijn land1 in eenvoudig zwar
voorts de. Commissaris der Koningin in Zuid-Holland,
baron Sweerts en de burgemeester der residentie, jh
mr. Van Karnebeek in ambtecostuumverschillende
leden van den generalen staf, onder wie de chef va
dien staf, generaal Snijders en andere autoriteiten, te
veel om op te noemen.
Een kleurrijke groep vormden de Minister van wi
verschillenden getooid met groene, roode of paarse
grootkruis, ordelinten. Zij namen ter linkerzijde van
den halven cirkel plaats, waarin tegenover den. troon
de Kamerleden gezeten waren. Het was een plechtig
oogenblik, toen onder doodsehe stilte buit-en het oude
YV il'helmus weerklonk en de; lïoms-t der Koningin werd
aangekondigd, terwijl men buiten het gejubel der me
nigt-e hoorde. De Koningin, in wit satijn en een witte
pleureuse op den hoed', schreed' binnen ter zijde- van
het Eerste Kamerlid' den heer 't Hooft, lid der Com
missie van in- en uitgelei-de en- gevolgd' door den Prins
die door den heer Van den Boreh van Verwolde werd
begeleid. De stoet grootwaardig-heidsbekleedérs, Ka
merheeren en Hofdames, die H. M. en- Z. K. II. voor
afgingen en volgden, schaarden zich deels achter, deel
terzijde van den troon. De Prins nam op den troon
zetel ter linkerzijde van H. M. -plaats, die, zittende,
met welluidende, doch tamelijk zachte stem de troon
rede voorlas. Toen II. M. de lezing beëindigd had,
stonden alle aanwnezi-gen op e-n hieven dte Kamerleden
een driewerf „Leve de Koningin, hoera" aan, waartoe
de heer Van den Borcb van Verwolde het sein gege
van had. Van de socialistische Kamerleden was bij
de plechtigheid geen tegenwoordig.
De Koningin droeg het lint van het grootkruis van
den Nederlandschen Leeuw,de Prins was in ad'mi
raalsuniform.
Door geen enkel incident kenmerkte zich de tocht
noch naar, noch van de vergaderzaal. De menigte
die ih de nabijheid va.n het Koninklijk paleis stond,
wachtte nog de verrassing, dat- II. M. en de Prins
even nadat zij waren teruggekeerd, zich gedurende
eenige oogenblikken achter een der vensters vertoonde
liet gejuich, dat verstomd was, brak nu opnieuw en
zoo mogelijk nog levendiger los, terwijl de Koninklijke
militaire kapel opnieuw het Wilhelmus inzette. Eerst
toen liet volkslied uitgespeeld was, trok het Kon. echt
paai zich terug, waarna de troepen onder een vroolij
ken marsch aftrokken.
Nog eenigen tijd bleven velen zich bij het paleis
ophouden om Koningin en Prins nog even te zien bij
het uitrijden naar het Staatsspoorstation circa half
drie.
DE OPENING VAN I)E STATE'N-GENERAAL.
De plechtige opening der Staten-Generaal bracht
gisteren weer duizenden -en duizenden op dë been.
Om een uur kwam de g-ouclen koet-s voor het paleisfoor-
de.s, de eerewachti presenteerde het geweer, de trom
men werden geroerd' en -plechtig zette de Kon. Mili
taire Kapel het Oude Wilhelmus in. Daar verschenen
Koningin en Prins op t bordes: een daverend' gejubel
weeiklonk, toen liet Koninklijk echt-paar plaats; nam in
de gouden statiekoers en die juichkreten plantten zich
voorts langs dien gaaschen weg, waar uit- verschillende
buizen de driekleur was ontplooid'. Zoo schreed de
stoet langzaam voort tussehen de- dichte rijen toe
schouwers langs Heulstraat, Voorhout-, Korte Vijver
berg naar het Binnenhof. De Ridderzaal bood' bij de
opening der Staten Generaal weder den bekenden
schitterenden aanblik van uniformen, zwaar van zil
ver en g-oud, van hooggepluimde steken en kleurige
unitormen, van ridderorden en breede eerelinten in al
lo tinten,, van smaakvolle damestoiletten en pracht
van gala-oostuiuns.
NOTA BETREFFENDE DEN TOESTAND VAN
VLANDS FINANCIëN.
L; it bovengenoemde nota stippen wij liet- volgende
aan
Voor het dienstjaar 1910 bedroegen de uitgaven in
totaal^/ .203.947.100,34, uitgesluitend' gewonen dienst
J 197.091.487.8214, de ontvangsten in totaal
200.092.384.82, uitsluitend! gewonen dienst
J 198.630.497. zood'at dit' jaar oplevert een tiadeelig
saldo op den geheelen dienst van 3.854.775.52, en een
voordeelig- saldo op den gewonen dienst van
1,539.009.1714, zijnde gunstiger dan ten vorigen jare
werd! verwacht in totaal 1.393.502.50, uitsluitend ge
wone dienst 1.357.404.02y2.
Volgens de voorloopige cijfers zal de totale dienst
een tekort opleveren van 4.716.640.11, doch de gewo
ne dienst een overschot' geven van 594.189.89%,
waarbij in aanmerking- is te nemen, d'at volgens de- wet
van 4 December 1909 (Staatsblad no. 375) hetgeen de
verhoogde accijns op liet gedistilleerd in de jaren 1911
en de volgende zoude opbrengen bove-n de 25.200.000
niet onder dë Middelen mocht worden geboekt, doch
moest worden tegoed' geschreven aan een fonds, waar
uit slechts krachtens een afzonderlijke wet voor eenig
doel mag- worden geput.
Als einduitkomst' vindt men over 20 jaren 1892
1911 een tekort van 26.760.579.30 hetwelk het resul
taat is va een overschot op den gewonen dienst van
54.920.88(.99 -en een tekort op den buitengewonen
dienst van 81.681.467.29.
Omtrent de -vermoedelijke uitkomsten van h-et loo-
pende dienstjaar 1912 valt nog niet veel met- zekerheid
te zeggen.
De oorspronkelijke begrooting' had! een eindcijfer
van 222.241.840.46 (waaronder 11.285.500 aan bui
tengewone uitgaven).
Sedert zijn verschillende hoofdstukken verhoogd.
De uitgaven voor het dienstjaar 1913 zijn geraamd
op 231.219.908.03, waaronder aan buitengewone uit
gaven 11.982.000.— blijft voor gewone
219.237.968.03.
Y ergeleken -bij het totaal van de dertien hoofdstuk
ken, gelijk die aanvankelijk voor 1912 werden vastge
steld wijst liet totaal thans aangevraagd bedrag een
vermeerdering aan van 8.978.127.57 voor den gehee
len dienst en van 8.281.627.57 voor dén gewonen
dienst, hetgeen -een gevolg is van een hoogere raming
van
Geheele dienst. Gewone dienst.
Hoofdstuk II f 17,479.— f 17,479.
111 112,039 87 112jm87
IV 308,696.— 308,696.—
v 1.590,346.58 1,590,346,58
VI 41,123.28 41,123.28
VIIA 184,066.50 184,066.50
VUB 1,320,744.50 1,261,244.50
VIII 3,088,953.— 3,088,953.-
IX 1,371,943.50 1,143,91-3.50
X 1,026,603.84 617,603.84
waar tegenover staat een lagere raming van
Geheele dienst. Gewone dienst.
Hoofdstuk XI f 83,868.50 f 83,868.50
Gemengd nieuw*.
ROODE DINSDAG.
Reeds vroeg in den ochtend' brachten de treinen gis
teren groote groepen mannen en vrouwen in dén Haag
aan, getooid met het embleem voor den „Rooden Dins
dag,' een wit lint-, in rood'e letters het opschrift' dra
gend: „Wij eisehen algemeen kiesrecht." En hoe
meer de ochtend verliep, hoe talrijker déze- groepen
werden.
YVas dan ook vóór elven het aantal meeting-gangers
op het uitgestrekte terrein van Hout-rust nog niet
bijster groot, na dat urn- stroomden de bezoekers toe.
De menigte op het terrein groeide steeds aan. De
meegevoerde banieren, vaandels en vlaggen werden
successievelijk naast elkaar rond! het terrein geplaatst
en g-aven met hun rood -en goud en geel en blauw een
kleurigen zoom aan het groene grasveld.
Blijkens een rondgedeeld' strooibiljet' ging men na af
loop der betooging tien groepen betoogers vormen ter
opmar-sch naar het Binnenhof. De eerste groep be
stond uit betoogers uit Limburg-, NoordLBrabant en
Zeeland, de tweede uit Utrecht en het Gooi, de derde
uit Overijsel en Gelderland', de vierde; uit Friesland,
Groningen en Drente, de vijfde uit Noord-Holland
(buiten Amsterdam en het Gooi), d'e zesde Amsterdam
5 9, de zevende Amsterdam 14, de achtste Zuid-
Holland! (buiten Rotterdam e.n Den Haag-), de negen
de door Rotterdamsche en de tiende door Haagsche
betoogers.
Boven het terrein hing een loodgrijze lucht, die niet
veel goeds- beloofde, maar o-nder de aanwesdgen
heersehte een opgewekt-e stemming, die zich uit in
drukke, luid gevoerde gesprekken. In een hoek van
liet grasveld' stond' een linnen tentje met het Roode-
Kruisembleeui en de ziekenauto.
Paecies te half twaalf brak het zonnetje even door
en hief een muziekkorps dén socialistenmarsch a'an.
Een reusachtig rood' doek tegenover het reistaurat-iege-
bouw verkondigde in groote witte letters dë opwek
king: „arbeiders, strijdt voor het algemeen kiesrecht!"
Om 2 uur trok de stoet naar het Binnenhof. Belang--
stelling van het. publiek was er onderweg niet, sehrijff
de N. R. Ct. Zelfs op hef Stadhoudërsplein, waar -een
g-root gedeelte van de betoogers; langs moest, stond
geen mensch op straat- te kijken. De bewoners, die van
achter hun vensters het voorbijtrekken gadesloegen,
waren de eenige nieuwsgierigen. Kalm liepen de.
drommen voort onder het zingen van socialistische lie
deren.
Do politie, die bij de velschillende -strtitenkruisin-
gen was opgesteld, had' dan ook niets te doen. Hoe
meer men het centrum naderde hoemeer verschillende
groepen ziteh aan elkaar sloten.
De wegén, die naar het paleis leidden, waren afge
zet, evenals alle toegangen t-ot het Binnenhof.
De betoogers kwamen ten slotte samen op de Plaats
en trokken vandaar over het Buitenhof, waar de te
nemen weg door rijen agenten was aangeduid' naar da
Gravenstraat, Luidkeels werd! de Internationale ge
zongen, maar verdere manifestaties bleven achterwege.
Het Binnenhof lag geheel verlaten.
Het voorbijtrekken duurde ruim een uur. Had aan
vankelijk door het aaneengesloten zijn van de groepen
er, het luidfe zingen de betooging het karakter van een
optocht verkregen, de animo daalde spoedig.
De pas werd langzamer en weldra sloften troepjes
meuseheu zonder eenig verband' over het Buitenhof,
steelsehe blikken naar het Binnenhof werpend.
Voor het handhaven van de rust, deden 500 agenten
cn maréchaussee'» dienst.
In het geheel werden alleen uit Amsterdam 3800 be
toogers vervoerd.
ei-melding verdient hierbij nog dat de. trein, die 9
uur 8 vertrok, reeds 1200 betoogers bevatte uit de
richting- Wormerveer.
an Leeuwarden werden gistermorgen ongeveer 1000
betoogers per_ extra-trein via Stavoren en Enkhuizen
vervoerd naar 's-Gravenhage.
Het brandpunt van de straatbeteog-ing was- echter
het I lein, dat over zijn geheele oppervlakte zwart van
de mensehen zag, meldt de N. Ct. Een paar malen
werd; hier door bereden politie en door marechaussee
gechargeerd'; het gezang verstomdë d'an en opgewon
den dreigende kreten, gegil van vrouwen en meisjes
klonken door de lucht. Mens-chen zag men over den
grond rollen, doch allest liep zonder ongelukken af.
Opmerkelijk was het hoe spoedig het publiek in het
algemeen betoogers zoowel als niet-betoogers voor de
paarden uiteenstoven, want moes-t er zooals vermeld
een paar maal gechargeerd! en daarbij gegild', men
kwam gelukkig met den schrik vrij, dank zij de goedo
voorzorgsmaatregelen.
YYrel bleef men ronddraaien maar blijkbaar omdat
men niets beters had' te doen.
Vooral trokken tussehen 3 en 4 uur telkens kluiten
betoogers, aangevuld met en begeleid door massa's
nieuwsgierigen en tuk-op-een-relletje - zijnde jon
gens van de Vijverberg door de Gevangenpoort en
langs het Buitenhof naar 't stadscentrum. Slechts
twee wijzen uit' het socialistisch repertoire hoorden we
tot in den treure zingen. Het opname-toestel van Al-
berts freresi word op hef Buitenhof braaf geëxploiteerd
en telkens schoten er betoogers, vooral betoogeressen
even vóór het toestel: -sta ik er óók op?" Zeker, zeker
knikte maar steeds de onvermoeide- fotograaf.
Ie halt vier werd besloten het geheele- Plein te out-
ruimen waartoe de politie en de marechaussee liet pu-
iliek langzaam uit liet midden achter de boomen terug
need gaan. Kort daarna kwam een lange colonne niet
nasleep langs het. ministerie van Justitie zingende het.
I lein op. Onmiddellijk hield! do politie de reeds naar
voren schrijdende menigte tegen. Aan het. hoofd ging
mr. I roelstra, die onmiddellijk den hoofdcommissaris
van politie beduidde dat zijn geestverwanten eenvou
dig over straat wandelden. De, clief der politie gaf
toen last tot liet- ongestoord laten doorgaan dei- wan
delenden en geleidde ben in het belang der orde een
eind weegs verder. Juichende, zingende, hoera-ro-ep-en-
de marcheerde men achter den heer Versteeg aan. Bij
de ontmoeting niet de politie werdl een betooger ge
arresteerd en naar de wacht gebracht. De gearresteer
de- betooger bad een boksbeugel in'de hand, zoodat te-
geu hem wegen-s overtreding van dë wapenwet proces
verbaal werd opgemaakt. Verwondingen van eenige
be teelten is werden niet toegebracht. Een'man werd
dooi- een paard op de feenen getrapt; in den centralen
post van den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst
werd hij vérbonden en daarna per ziekenauto naar zijn