DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No 221. Honderd en veertiende Jaargang. 1912. WOENSDAG 18 SEPTEMBER. Open brief aan den heer en mevrouw Drucker. BINNENLAND. Dit nummer bestaat uit 2 bladen. ZUdie zich met 1 October op dit blad abonneeren, ontvangen de tot dien datum verschijnende nummers Iraneo en gratis. De Uitgevers. Hooggeachte land'genooten, Sta mij toe, nu liet heerlijk geschenk, dat gij, onder zoo goedbedoelde, maar helaas blijkbaar bezwarende voorwaarden, aan het Nederlandische volk wilt maken, dreigt voor one, beminnaars van de Nederlandsche schilderkunst, verloren te gaan, in het publiek enkele woorden tot u te richten. Gij hebt zoovele jaren bui- ton het vaderland doorgebracht, arbeidendl in die groote maatschappij buiten onze enge grenzen, dat gij, thans, nu gij Nederland, d'at u blijkbaar altoos zoo lief is gebleven, deel wilt geven in de heerlijke vruchten van uw intelligentie, doorzicht en vlijt, wel eenigszins verwonderd moet zijn, op een tegenstand te stuiten, welke niet alleen aan den samenloop der omstandighe den te wijten is. Gij schenkt ons ten tweede male een verzameling schilderijen, die roemrijk het getuigenis aflegt van het kunnen onzer beste kunstenaars en tevens van den uitnemenden smaak van de verzamelaars. Maar gij verbindt, aan dit heerlijk geschenk de voorwaarde, dat de u zoo dierbare d'oeken ook voortaan de goedë zorgen zullen genieten, waarvan zij verzekerd waren, toen zij uw bezit nog uitmaakten. Gij eischit, dat deze, uwe schilderijen zullen gehangen worden op een wijze, wel ke het volkomen rustig bezichtigen en het geheel in de ziel der werken doordringen voor den beschouwer mogelijk maakt. Want kunstkenners, kunstbemin- nenden als gij zijt, hebt gij, als zoovele deskundigen, een afkeer van musea, die meer pakhuizen, verzamel plaatsen, stapelplaatsen van kunstwerken zijn, dan wel tempels, waarin rust, stemming, eerbied' en wij ding heerscht. En ook eischt gij dat uw kunstschatten geplaatst zullen worden in de zalen van het Rijksmu seum te Amsterdam, opdat traditie zich bindend1 aan traditie, grootsch verleden aan groot heden, een ge heel zal vormen van Neerlancls glorie op een gebied, waarop kleine volken, groot kunnen zijn, ja de grooten kunnen evenaren en zelfsi overtreffen. He-laas, ons Rijksmuseum blijkt te klein. Helaas? Het is tevens een reden tot vreugde. Hit groote, zoo breed opgevatte gebouw blijkt, nauwelijks een kwart eeuw na zijn opening, te klein te zijn om de vaderland'- sehe grootheid te. kunnen bevatten. Twee wegen staan open. Of het gebouw te vergroöten, door den aan bouw van een nieuwen vleugel. Maar men vreest, dat ten tweede male dan ontsierd zal worden, wat ver dient, juist als elk der schilderijen "uwer verzameling beschouwd te kunnen worden in zijn geheele, onaan getaste schoonheid. Of, een geheel nieuw museum te bouwen, waar allereerst de door u aangeboden schat ten naar uw wenschen zullen kunnen worden geplaatst. Een derde, weg blijft open. Het is een kronkelig pad. Er zijn daar veel hindernissen. Er is' veel aar zeling om ook dat in te slaan. Het is mogelijk een groot aantal der schilderijen, thans in 't Rijksmuseum opgehangen, te verwijderen en op de vrijgekomen plaats uw werken te hangen. Maar wie- zal hier de keurmeester zijn? Wie zal hier het oordeel durven uitspreken. En vooral ook, wie is hier bevoegd? Zie, een museum gelijk het onze te Amsterdam is het best te vergelijken met een deftige behuizinge, waarin geslachten hebben gewoond1 en dan de nazaten bobben gelaten, dat-gene, 't welk hun schoon, goed, lief of nuttig was. De waardige nazaat kent dan nog andere waarde toe tian het geërfde, dan die van geldswaarde alleen. Opgegroeid! te midden van het geen t voorgeslacht lief was, wordt hij doordrongen yan den geest, die den voorvader bezielde en hij leert een innerlijke waarde der dingen kennen, die voor geen goud! ter wereld te koop is. Jongere volkeren, zonder traditie, zien wij al de schatten aan goud, ten koste van zooveel inspanning en arbeid en moeiten verkregen, offeren om een schijn van die traditie der oudere volkeren te verwerven. Heeft niet Amerika een stroom van goud uitgestort over 't beschaafd oud'- Europa om zijn musea en zijn paleizen te vullen met cle kunstwerken, die Amerika zelf niet vermocht voort te brengen. Het was een hulde aan Europa's verleden -en ter vens een bewijs van erkenning der eigen minderwaar digheid. En iets van den parvenu, van den nieuwen rijke, van den man zonder afkomst, zonder verleden, zonder ^traditie behielden zij allen, die meenden, dat geestelijke waarden te koop zijn, deze waarden, die immers alleen verworven kunnen worden in stage ontwikkeling van ziel, hart, hoofd, gemoed1 eens volks, door vele eeuwen heen. Wie het kunstvoorwerp ge kocht heeft met geld, die bezit daarom den g-ees-t van het kunstvoorwerp nog niet. Maar dit behoeve ik u nauwelijks te zeggen, gij, die door uw voorzorgen om trent de plaatsing en door de keuze der werken zoo overtuigend aantoonde, hoe gij den geest van het kunstwerk, (dat een ding is van de ziel, van cle ziel des scheppers en van de ziel der natie, waartoe die schepper behoort) keilt en doorproeft. Zoo dan hangen in ona Rijks Museum t-al van wer- cen, ie wellicht onzen modernen smaak niet meer ge heel voldoen, maar die desondanks een heilig recht blijven behouden om daar, en nergens anders, tentoon gesteld te blijven, omdat zij een historische traditie vertegenwoordigen. Omdat zij spreken van het den ken en voelen en doen der voorvaderen, door de eeuwen heen, m wisseling van tijden, in tijden van bloei en in tijden van inzinking, van verbloei. Ook zijn daar voorwerpen, die schijnbaar met anderen in een zeer verwijderd verband' staan, maar voor dengeen, die weet te denken en te voelen, onafscheidelijk bij elkaar behooren. Het is onmogelijk den praal en de weelde van vrijheid! der stehutterstukken goed te begrijpen, zonder de stille devotie en de onderworpen gehoor zaamheid der primitieven te hebben doorvoeld. Want hoe zoudt gij de schoonheid van de bloem kunnen be wonderen, als gij niet stengel en tak en blad! daarne- lens aaagtEn nogmaals, ho© is de glorie van Rem brandt» Nachtwacht geheel te begrijpen, hoe de „vrij heid van geest, den durf van den opzet, de breedheid van de schildering te beseffen, wanneer niet te voren, wanneer gij niet in jongere jaren met andere ontvan kelijkheid, den spiegel van den Royal Charles1 hebt be wonderd, beiden, Nachtwacht, en verwonnen zee-gal joen, getuigend van één ontembaren wil, vrij en on afhankelijk te zijn, beiden getuigend! van dëiizelfden moed, den geestelijken en den lichamelijken. Veel soortig zijn de uitingen van de volkskracht. Veel soortig zijn ook de smaken. Wat heden voor onaan tastbaar schoon wordt gehouden en velen- een werkelij ke schoonheids-ontroering- (dat is troost 0111 dit leven lief te hebben) geeft, ziet, een nieuw geslacht, verrijst en wat de ouden hoog verhieven, dat dringen de jon gelieden in onstuimigen jeugd'sdrang vanzelve zich ook uit te leven, weg. Alleen de wijze, do onbevooroordeelde weet, dat de schoonheids-principes mogen wisselen maar dat blijft, dat onvergankelijke in alle dingen, uit het ver leden of het heden, 't welk met liefde is gewrocht. Zie, men lacht om dat groote doek van den slag- van V aterloo van Pieneman. Die daar lachen, hebben andere eischen van compositie, opvatting, kleuren gamma, doorvoering. En toch wie onzer zou zonder dat werk willen ziynj Toegegeven, dat het dan geen monument van nationale schilderkunst zij. Maar isl het geen monu ment van herleving van onzen volksgeest en, onze volkskracht Wat het geen juichkreet over de her - stelde onafhankelijkheid Wie heeft ooit een juicli- kreet beoordeeld naar zijn muzikale verdienste! En weder, is het geen tastbare, zichtbare hernieuwing van den band tussehen Oranje en Nederland? Is daar, op dat groote doek, door een tijdgenoot aanschouwelijk voorgesteld, hoe het bloed van Oranje's- h-eldenzonen ook toen weer vloeide voor de natie, waarvoor Oranje „nooit, nooit te veel kan doen," zooals het vloeide, toen Jaurègui en Balthasar den kogel' schoten, toen Heili- gerlee de Hollandsche vendels zag, toen de dorre erica bevochtigd werd door 't. bloed van Oranje's zonen? En weder zijn wij als jongens er niet mede opge groeid, met. dat groote historische tableau en hebben wij niet da-ar de eerste indrukken gekregen van dien zo-o gruwelijken tijd, toen de despoot, Neerland-s tra ditie, Neerland» taal' en Neerland» vrijheid wilde ver trappen. Zien wij op dat groote doek dan niet op nieuw herhalen den strijd! t-usschen Romein en Galliër tegen den. Germaan? Den strijd van Germaans-che in dividualiteit tegenover Romeinsche minachting voor de rechten van den vrijen mensch? En dit schilderij, deze tot heilig symbool geworden antiquiteit, dit monument van den volksgeest van 1813 zullen wij moeten verwijderen uit Neerlan-ad's roem- ha. te Amsterdam en de ledige plaats doen innemen door den rustigen nazaat, die niet meer onder den in vloed van kruitdamp en kanongebulder, niet meer be vend onder de emotie van h-et pas herwonnen recht om zichzelf weer te mogen zijn, zijn rustige schaap- kens rustig schilderde in het blonde vredesland, of zpn breedgeschofte koelen aan de plas, of zijn kwetter- bekkende eendekens in de vliet, of zijn dijzige stede kens aan de stroomen. Gij moogt dit niet vergen, edele schenkers1. Wij kunnen geen eeuwig verleden ruilen voor een vergan kelijk heden. Ons Rijksmuseum, zooals het daar staat, met wat ei m is, het isl organisch gegroeid, lelie opgerezen uit donkere, mysterie-volle diepte en da-ar is niet één en kel doelqe te missen, niet een enkel kanon, geen scheepje zelfs weg te brengen. Wij missen het recht om persoonlijken tijdelijken smaak tyranniek te doen heerschen in dit- gebouw, dat een hulde aan den geest van zoovele eeuwen is. Wij kunnen het niet doen, zonder aan onszelf ontrouw te worden. Op palen in den drassen grond staat' het gebouw, vast en onverzet telijk en onschendbaar, en op palen, vast- en diep inge heid» staat ook de geest van dit gebouw, d'e geest des Nederlandschen volks door de eeuwen heen. Daarom gij, uitnemende vaderlanders gij groot moedige e-n dankbare vrienden van het volk, dat utv vaderen gastvrijheid! schonk, wilt op dit volk ver trouwen, dat altoos trouw als- hoogste gebod heeft be schouwd'. Schenk ons uw schatten, schenk ons de schatten van den Nederlandschen kunstzin. Maar hecht er geen voorwaarden aan. St-a toe, dat men ze plaatse, zoo goed! mogelijk als. de omstandigheden ge- c.oogen, maar verhoede, dat uit o-nsi museum doeken zullen worden verwijderd,"die aan zoovelen lief zijn geworden, omdat zij er mede groot zijn geworden, ze ais oude bekenden telkens weer begroeten, wanneer zij die stukken, mèt of zonder kunstwaarde, weerzien. erhoedt ook, dat men het gebouw van het Rijksmuse um aandoe, wat gij immers wilt, d'at men yermijde bij de stukken, welke gij ter plaatsing wel wilt afstaan. dat men het v-erandere, dat men het verminke Want het. zou dan kunnen zijn, dat er waren, die u min-der dank zouden weten voor uw geschenk, dan gij verdient. dat gij bitterheid bracht i-n harten, waar in gij genegenheid! hebt gezocht. Met betuigingen van waardeering en hoogachting Ha arken. BERNARD PANTER. Tussehen de donkergroene ambtsgewaden der Ka merleden zag men enkele heeren in rok of gekleede jas. Evenals altijd droeg- de Voorzitter der vereenig-de vergadering groot- tenue generaalsuniform, waarover het lint van grootkruis van d'en Nederlandschen Leeuw. Dan zag men verder de leden van den Raad van State, van do Rekenkamer en van den Iloogen Raad in ambtsgewaad. Een aantal leden van het corps diplomatique, waren in van goud en ridderordCrs fonkelende uniformen, d'e Turksche gezant, met zijn rood'e fez, de Japanschen ge zant wegens den rouw in zijn land1 in eenvoudig zwar voorts de. Commissaris der Koningin in Zuid-Holland, baron Sweerts en de burgemeester der residentie, jh mr. Van Karnebeek in ambtecostuumverschillende leden van den generalen staf, onder wie de chef va dien staf, generaal Snijders en andere autoriteiten, te veel om op te noemen. Een kleurrijke groep vormden de Minister van wi verschillenden getooid met groene, roode of paarse grootkruis, ordelinten. Zij namen ter linkerzijde van den halven cirkel plaats, waarin tegenover den. troon de Kamerleden gezeten waren. Het was een plechtig oogenblik, toen onder doodsehe stilte buit-en het oude YV il'helmus weerklonk en de; lïoms-t der Koningin werd aangekondigd, terwijl men buiten het gejubel der me nigt-e hoorde. De Koningin, in wit satijn en een witte pleureuse op den hoed', schreed' binnen ter zijde- van het Eerste Kamerlid' den heer 't Hooft, lid der Com missie van in- en uitgelei-de en- gevolgd' door den Prins die door den heer Van den Boreh van Verwolde werd begeleid. De stoet grootwaardig-heidsbekleedérs, Ka merheeren en Hofdames, die H. M. en- Z. K. II. voor afgingen en volgden, schaarden zich deels achter, deel terzijde van den troon. De Prins nam op den troon zetel ter linkerzijde van H. M. -plaats, die, zittende, met welluidende, doch tamelijk zachte stem de troon rede voorlas. Toen II. M. de lezing beëindigd had, stonden alle aanwnezi-gen op e-n hieven dte Kamerleden een driewerf „Leve de Koningin, hoera" aan, waartoe de heer Van den Borcb van Verwolde het sein gege van had. Van de socialistische Kamerleden was bij de plechtigheid geen tegenwoordig. De Koningin droeg het lint van het grootkruis van den Nederlandschen Leeuw,de Prins was in ad'mi raalsuniform. Door geen enkel incident kenmerkte zich de tocht noch naar, noch van de vergaderzaal. De menigte die ih de nabijheid va.n het Koninklijk paleis stond, wachtte nog de verrassing, dat- II. M. en de Prins even nadat zij waren teruggekeerd, zich gedurende eenige oogenblikken achter een der vensters vertoonde liet gejuich, dat verstomd was, brak nu opnieuw en zoo mogelijk nog levendiger los, terwijl de Koninklijke militaire kapel opnieuw het Wilhelmus inzette. Eerst toen liet volkslied uitgespeeld was, trok het Kon. echt paai zich terug, waarna de troepen onder een vroolij ken marsch aftrokken. Nog eenigen tijd bleven velen zich bij het paleis ophouden om Koningin en Prins nog even te zien bij het uitrijden naar het Staatsspoorstation circa half drie. DE OPENING VAN I)E STATE'N-GENERAAL. De plechtige opening der Staten-Generaal bracht gisteren weer duizenden -en duizenden op dë been. Om een uur kwam de g-ouclen koet-s voor het paleisfoor- de.s, de eerewachti presenteerde het geweer, de trom men werden geroerd' en -plechtig zette de Kon. Mili taire Kapel het Oude Wilhelmus in. Daar verschenen Koningin en Prins op t bordes: een daverend' gejubel weeiklonk, toen liet Koninklijk echt-paar plaats; nam in de gouden statiekoers en die juichkreten plantten zich voorts langs dien gaaschen weg, waar uit- verschillende buizen de driekleur was ontplooid'. Zoo schreed de stoet langzaam voort tussehen de- dichte rijen toe schouwers langs Heulstraat, Voorhout-, Korte Vijver berg naar het Binnenhof. De Ridderzaal bood' bij de opening der Staten Generaal weder den bekenden schitterenden aanblik van uniformen, zwaar van zil ver en g-oud, van hooggepluimde steken en kleurige unitormen, van ridderorden en breede eerelinten in al lo tinten,, van smaakvolle damestoiletten en pracht van gala-oostuiuns. NOTA BETREFFENDE DEN TOESTAND VAN VLANDS FINANCIëN. L; it bovengenoemde nota stippen wij liet- volgende aan Voor het dienstjaar 1910 bedroegen de uitgaven in totaal^/ .203.947.100,34, uitgesluitend' gewonen dienst J 197.091.487.8214, de ontvangsten in totaal 200.092.384.82, uitsluitend! gewonen dienst J 198.630.497. zood'at dit' jaar oplevert een tiadeelig saldo op den geheelen dienst van 3.854.775.52, en een voordeelig- saldo op den gewonen dienst van 1,539.009.1714, zijnde gunstiger dan ten vorigen jare werd! verwacht in totaal 1.393.502.50, uitsluitend ge wone dienst 1.357.404.02y2. Volgens de voorloopige cijfers zal de totale dienst een tekort opleveren van 4.716.640.11, doch de gewo ne dienst een overschot' geven van 594.189.89%, waarbij in aanmerking- is te nemen, d'at volgens de- wet van 4 December 1909 (Staatsblad no. 375) hetgeen de verhoogde accijns op liet gedistilleerd in de jaren 1911 en de volgende zoude opbrengen bove-n de 25.200.000 niet onder dë Middelen mocht worden geboekt, doch moest worden tegoed' geschreven aan een fonds, waar uit slechts krachtens een afzonderlijke wet voor eenig doel mag- worden geput. Als einduitkomst' vindt men over 20 jaren 1892 1911 een tekort van 26.760.579.30 hetwelk het resul taat is va een overschot op den gewonen dienst van 54.920.88(.99 -en een tekort op den buitengewonen dienst van 81.681.467.29. Omtrent de -vermoedelijke uitkomsten van h-et loo- pende dienstjaar 1912 valt nog niet veel met- zekerheid te zeggen. De oorspronkelijke begrooting' had! een eindcijfer van 222.241.840.46 (waaronder 11.285.500 aan bui tengewone uitgaven). Sedert zijn verschillende hoofdstukken verhoogd. De uitgaven voor het dienstjaar 1913 zijn geraamd op 231.219.908.03, waaronder aan buitengewone uit gaven 11.982.000.— blijft voor gewone 219.237.968.03. Y ergeleken -bij het totaal van de dertien hoofdstuk ken, gelijk die aanvankelijk voor 1912 werden vastge steld wijst liet totaal thans aangevraagd bedrag een vermeerdering aan van 8.978.127.57 voor den gehee len dienst en van 8.281.627.57 voor dén gewonen dienst, hetgeen -een gevolg is van een hoogere raming van Geheele dienst. Gewone dienst. Hoofdstuk II f 17,479.— f 17,479. 111 112,039 87 112jm87 IV 308,696.— 308,696.— v 1.590,346.58 1,590,346,58 VI 41,123.28 41,123.28 VIIA 184,066.50 184,066.50 VUB 1,320,744.50 1,261,244.50 VIII 3,088,953.— 3,088,953.- IX 1,371,943.50 1,143,91-3.50 X 1,026,603.84 617,603.84 waar tegenover staat een lagere raming van Geheele dienst. Gewone dienst. Hoofdstuk XI f 83,868.50 f 83,868.50 Gemengd nieuw*. ROODE DINSDAG. Reeds vroeg in den ochtend' brachten de treinen gis teren groote groepen mannen en vrouwen in dén Haag aan, getooid met het embleem voor den „Rooden Dins dag,' een wit lint-, in rood'e letters het opschrift' dra gend: „Wij eisehen algemeen kiesrecht." En hoe meer de ochtend verliep, hoe talrijker déze- groepen werden. YVas dan ook vóór elven het aantal meeting-gangers op het uitgestrekte terrein van Hout-rust nog niet bijster groot, na dat urn- stroomden de bezoekers toe. De menigte op het terrein groeide steeds aan. De meegevoerde banieren, vaandels en vlaggen werden successievelijk naast elkaar rond! het terrein geplaatst en g-aven met hun rood -en goud en geel en blauw een kleurigen zoom aan het groene grasveld. Blijkens een rondgedeeld' strooibiljet' ging men na af loop der betooging tien groepen betoogers vormen ter opmar-sch naar het Binnenhof. De eerste groep be stond uit betoogers uit Limburg-, NoordLBrabant en Zeeland, de tweede uit Utrecht en het Gooi, de derde uit Overijsel en Gelderland', de vierde; uit Friesland, Groningen en Drente, de vijfde uit Noord-Holland (buiten Amsterdam en het Gooi), d'e zesde Amsterdam 5 9, de zevende Amsterdam 14, de achtste Zuid- Holland! (buiten Rotterdam e.n Den Haag-), de negen de door Rotterdamsche en de tiende door Haagsche betoogers. Boven het terrein hing een loodgrijze lucht, die niet veel goeds- beloofde, maar o-nder de aanwesdgen heersehte een opgewekt-e stemming, die zich uit in drukke, luid gevoerde gesprekken. In een hoek van liet grasveld' stond' een linnen tentje met het Roode- Kruisembleeui en de ziekenauto. Paecies te half twaalf brak het zonnetje even door en hief een muziekkorps dén socialistenmarsch a'an. Een reusachtig rood' doek tegenover het reistaurat-iege- bouw verkondigde in groote witte letters dë opwek king: „arbeiders, strijdt voor het algemeen kiesrecht!" Om 2 uur trok de stoet naar het Binnenhof. Belang-- stelling van het. publiek was er onderweg niet, sehrijff de N. R. Ct. Zelfs op hef Stadhoudërsplein, waar -een g-root gedeelte van de betoogers; langs moest, stond geen mensch op straat- te kijken. De bewoners, die van achter hun vensters het voorbijtrekken gadesloegen, waren de eenige nieuwsgierigen. Kalm liepen de. drommen voort onder het zingen van socialistische lie deren. Do politie, die bij de velschillende -strtitenkruisin- gen was opgesteld, had' dan ook niets te doen. Hoe meer men het centrum naderde hoemeer verschillende groepen ziteh aan elkaar sloten. De wegén, die naar het paleis leidden, waren afge zet, evenals alle toegangen t-ot het Binnenhof. De betoogers kwamen ten slotte samen op de Plaats en trokken vandaar over het Buitenhof, waar de te nemen weg door rijen agenten was aangeduid' naar da Gravenstraat, Luidkeels werd! de Internationale ge zongen, maar verdere manifestaties bleven achterwege. Het Binnenhof lag geheel verlaten. Het voorbijtrekken duurde ruim een uur. Had aan vankelijk door het aaneengesloten zijn van de groepen er, het luidfe zingen de betooging het karakter van een optocht verkregen, de animo daalde spoedig. De pas werd langzamer en weldra sloften troepjes meuseheu zonder eenig verband' over het Buitenhof, steelsehe blikken naar het Binnenhof werpend. Voor het handhaven van de rust, deden 500 agenten cn maréchaussee'» dienst. In het geheel werden alleen uit Amsterdam 3800 be toogers vervoerd. ei-melding verdient hierbij nog dat de. trein, die 9 uur 8 vertrok, reeds 1200 betoogers bevatte uit de richting- Wormerveer. an Leeuwarden werden gistermorgen ongeveer 1000 betoogers per_ extra-trein via Stavoren en Enkhuizen vervoerd naar 's-Gravenhage. Het brandpunt van de straatbeteog-ing was- echter het I lein, dat over zijn geheele oppervlakte zwart van de mensehen zag, meldt de N. Ct. Een paar malen werd; hier door bereden politie en door marechaussee gechargeerd'; het gezang verstomdë d'an en opgewon den dreigende kreten, gegil van vrouwen en meisjes klonken door de lucht. Mens-chen zag men over den grond rollen, doch allest liep zonder ongelukken af. Opmerkelijk was het hoe spoedig het publiek in het algemeen betoogers zoowel als niet-betoogers voor de paarden uiteenstoven, want moes-t er zooals vermeld een paar maal gechargeerd! en daarbij gegild', men kwam gelukkig met den schrik vrij, dank zij de goedo voorzorgsmaatregelen. YYrel bleef men ronddraaien maar blijkbaar omdat men niets beters had' te doen. Vooral trokken tussehen 3 en 4 uur telkens kluiten betoogers, aangevuld met en begeleid door massa's nieuwsgierigen en tuk-op-een-relletje - zijnde jon gens van de Vijverberg door de Gevangenpoort en langs het Buitenhof naar 't stadscentrum. Slechts twee wijzen uit' het socialistisch repertoire hoorden we tot in den treure zingen. Het opname-toestel van Al- berts freresi word op hef Buitenhof braaf geëxploiteerd en telkens schoten er betoogers, vooral betoogeressen even vóór het toestel: -sta ik er óók op?" Zeker, zeker knikte maar steeds de onvermoeide- fotograaf. Ie halt vier werd besloten het geheele- Plein te out- ruimen waartoe de politie en de marechaussee liet pu- iliek langzaam uit liet midden achter de boomen terug need gaan. Kort daarna kwam een lange colonne niet nasleep langs het. ministerie van Justitie zingende het. I lein op. Onmiddellijk hield! do politie de reeds naar voren schrijdende menigte tegen. Aan het. hoofd ging mr. I roelstra, die onmiddellijk den hoofdcommissaris van politie beduidde dat zijn geestverwanten eenvou dig over straat wandelden. De, clief der politie gaf toen last tot liet- ongestoord laten doorgaan dei- wan delenden en geleidde ben in het belang der orde een eind weegs verder. Juichende, zingende, hoera-ro-ep-en- de marcheerde men achter den heer Versteeg aan. Bij de ontmoeting niet de politie werdl een betooger ge arresteerd en naar de wacht gebracht. De gearresteer de- betooger bad een boksbeugel in'de hand, zoodat te- geu hem wegen-s overtreding van dë wapenwet proces verbaal werd opgemaakt. Verwondingen van eenige be teelten is werden niet toegebracht. Een'man werd dooi- een paard op de feenen getrapt; in den centralen post van den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst werd hij vérbonden en daarna per ziekenauto naar zijn

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 1