DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN No 236 Honderd en veertiende Jaargang, 1912* ZATERDA (1 5 OCTOBER Damrubriek. Het Kind en de School. Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,- Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. SPROKKELINGEN. VORMING VAN DE KERN DER NATIE. GODRA TURKSCHEI VERTREKKEN. In gedachten zie ik het nog voor mij, Guldana's kenrig-nefklein vertrek met het uitzicht op den oofttuin, met do blinden voor de ramen, waarvan de stand! van dte latjes zoo, is, dat hij wèl het uitzicht van huiten naar binnen, niet diat van binnen naar buiten (belemmert, zoodat in het kleine harerolik een getem perd licht valt. Dat was Guldana's eigen, kleine rijk! Het bevatte •slechts weinig meubelstukken. De rose zijden kussens van het breede bed! waren voorzien van fijne linnen sloopen met tusschenzetsels van gekloste kant; een de ken van rose zijde met geborduurde spreuken lag daar over. Ouder den hemel van het bed, die van zacht groene zijde vervaardigd! was, hing in1 het half-donker een Arabische lamp. Tusschen de ramen liet een koe koeksklokje uit het Schwarzwald! zijn eentonig getik hooren. Verder stond er een lage lange divan met een paars zijden kleed, waarin licht blauwe motieven waren aangebracht. Een luit was daarop neergelegd. Een oud-Turksche, koperen kolenbak stond broederlijk naast een modtern. petroleumlampje. Hoe dikwijls had dte goede echtgenoot, wanneer hij uit zijn humeur van zijn kantoor kwam, op koude avonden dit lampje opgestoken, zich! met een sigaret op den divan gezet en Guldana verzocht een lied voor hem te zingen. Op de kleine schrijftafel ligt alles door elkaar: een begonnen haakwerkje, n.l. een das van zijdte voor den echtgenoot een groenen zelfbinder bij den rooden fez gaat door voor zeer chic een borduurraam, waarop een lap zijdte was gespannen) versierd met ro zen, viooltjes: en duiven, een, paar nummers van cou ranten, bet boek van Pierre Loti getiteld „Les désen- chantées" en handelende over het leven der Turksche vrouwen, een Turksche vertaling van „de Jonkvrouw van Orleans." In plaats van een kleerenkasf bemerken wij bij Gul- nada een breede plank, waarop al haar zwarte zijden „tscharschaffsi" netjes in doeken gevouwen, opgesta peld liggen. Op een andere plank liggen een duizend tal portretten van Turksche vriendinnen. Naast het bed op de toilettafel staan een menigte kristallen flacons, parfum-kussens en allerlei toilet artikelen, benevens tal van vaasjes, gevuld met echte bloemen. Geen plekje is er onbezet. Guldana geeft voor allerlei kunstmiddeltjes en poe dertjes zeer veel geld uit, wat totaal niet noodig is, want zij is pas 17 jaar en heeft een gelaatskleur als een perzik. Een bedwelmende parfum gaat van een doos brief papier uit Guldana heeft er een geheel fleschje ■odeur over uit gegoten dat is Turksche mode. Hoe ziet zij er daarbinnen uit, de kleine Turkin? Het zware bruine haar is in twee vlechten gevloch ten, die haar fijn, vroom gezichtje bekoorlijk omlijsten. In de oortjes draagt zij diamanten, veel te ouwelijk voor zoo'n jong vrouwtje. Om den blanken, gevuldten hals is een koralen ketting geslingerd, die ten deele verdwijnt onder den hreeden geborduurden kraag van het losse roodzijden huiskleed. Voor den ovalen spiegel, tusschen de feestelijk bran dende waskaarsen zit Guldana urenlang, bezig met de verzorging van haar schoonheid, wachtend', droomend tot haar echtgenoot thuiskomt, diie haar op hartelijke, maar vormelijke wijze' begroet. Slechts hier, hier in het haremlik vindt hij rust; hier is het stil, heel stil' men hoort slechts buiten de vogeltjes zingen. Het selamlik is het rijk van den huisheer, de gas ten, de bezoekers en staat voor iedter open, die den heer des huizes wil spreken. Het selamlik is zeer een voudig en de weinige groote meubelen verdwijnen in het niet in deze zaal! met die twaalf vensters. Hier schijnt de zon den geheelen dag. Onder de vensters, rondom staan lage groen-zijden divans, waarover uit linpen dekken worden gelegd, die laleen des Vrijdags: worden afgenomen. Als men op deze divans ligt, heeft men een prachtig uitzicht op het wonder-mooie landschap van den Bosporus. De divans zijn zoo breed', dat men er gemakkelijk op kan slapen. De heer des huizes slaapt dan op d'e eene, dan op de andere. De lucht in het selamlik is dóórtrokken van sigarettenrook, tevens riekt het er naar de rood- marokijnsche bandten van de boeken uit de bibliotheek. Half-geleegda kopjes koffie staan overal in 't rond. In een hoek van het vertrek zitten een paar bedienden. Zij sluiten op tijd de gordijnen en zetten de brandende petroleumlamp op het schrijfbureau van den heer des huizes. Dit bureau is bezaaid met een menigte schrijf gereedschap en documenten, couranten in verschillen de talen, boeken met gedichten, romans en verhalen van Sherlock Holmes in Turksche verteling. Boven het bureau hangen platen, die soldaten en krijgskundi ge verrichtingen te zien geven. Aan een groeten spij ker aan den wand is een zilveren horloge opgehangen. In plaats van een piano staat hier een gramofoon, die als er vrienden komen, zijn vroolijke wijsjes laat hooren. Een klein kamertje naast het selamlik! is de toilet kamer voor den echtgenoot. Ook zijn klearen liggen, zorgvuldig in dteeken ingepakt, op planken langs den wand. Hier maakt de Turk als hij thuiskomt, toilet voordat hij zijn familie begroet. Zijn bezoekers ont vangt hij in het selamlik, de bezoeksters voor de da mes worden langs een aparte trap naar den harem ge voerd. Er is echter ook een trap, die rechtstreeks voert van het selamlik naar het haremlik; alleen „zij" en „hij" mogen deze gebruiken. 1 Het haremlik is geen gevangenis, aldus besluit het Duitsche blad, waaraan wij bovenstaande beschrijving ontleenen, maar een heiligdom. Het is het veiligste, het verborgenste deel van het huis, en wat er ook van verteld moge worden, geen andere mannen dan de echtgenoot dringen hier binnen. EEN REUSACHTIGEI LEUGENAAR. Naar aanleiding van eenige opzienbarende fles- schentrekkerijen, in den laatsten tijd door zwendelaars met hoogdravend© namen in Engeland uitgevoerd, wordt nog eens weer in herinnering gebracht 'n raad selachtige persoonlijkheid, die, jarenlang onder den titel Charles de Bourbon d'Este Paleoloques Gongara, Prince de Mantua et Montferrat, op de lic'htgeloovig- heidl van d© menschen speculeerde. Zijn werkelijke naam was Charles Ottley Groom, en het merkwaardig ste in hem was, dat hij nooit den menschen geld af perste, maar alleen van zich wilde doen spreken en over zich wild© doen schrijven. Beroemd wilde hij wor den, voor een weldoener der menschheid' doorgaan. Om dat doel te bereiken wasi geen lengen hem te veel hij' heeft er heel wat kapitaal aan opgeofferd. Toen zijn eerzucht hem begon te plagen, gaf hij onder den naam „Napier of Merchiston" een werk uit: „Het boek van de natuur en den mensch". Het voorwoord heette afkomstig te zijn van den overleden Lord' Brau- gham en daarin stond1 te lezen, dat de schrijver de brug tusschen instinct en verstand, gel'di en materie, man en God overschreden had. Kort daarna hield Na pier of Merchiston een lezing over een door hem uit gevonden genezing van drankzucht door vegetarisme. Tot belooning voor den bijval, dien deze voordracht vond, gaf hij zichzelf den prinsentitel. Hij maakte een stamboom, die terugging tot Adam in het para dijs. Volgens deze genealogie was de prins, met bijna alle groote mannen uit alle tijdperken verwant en om de geloofwaardigheid te verhoogen, waren er verschei dene anecdoten aan toegevoegd, die moesten bewijzen, dat zijn voorouders met historische personen in aanra king kwamen. Het merkwaardige is wel ,dat de fan tast geholpen werd door zijn moeder, die natuurlijk hertogin werd en haar rol met grandezza speelde. Zijn verheffing in rang vierde hij door een groot banket te Greenwich, waarvan hij later vertelde, dat de kosten 120.000 bedroegen en waaraan 7000 personen ge- noodigd waren. De maaltijd1 had plaats in een prach tig versierde feesttent en de spijzen werden in gouden en zilveren schotels opgediend. Er werden adressen voorgelezen, waarin o>. a. een dr. Turner verklaarde, dat de prins, hem een middel tegen tering had gege ven. Mahomed) Abdul Pasja was door hem tot het Christendom bekeerdl; een Zoeloehoofdman bedankte hem voor den raad, welk© hem een vermogen ver schaft. had. Op zekeren dag gaf hij een groot© lunch, waarbij 350 mijnwerkers van Wales hem een goud klomp gaven, omdat hij hun een middel had' gegeven, waardoor ze in Wales veel goud hadden gevonden. Al deze verhalen bestonden slechts in de verbeelding van den fantast. Ook richtte hij een medaillefonds op, waarvan hij vertelde, dat het in dö 14de eeuw gesticht was, om beroemde mannen te eeren en waarvan Ra fael, Michel Angelo, Dante, Columbus, Cervantes, Shakespeare, Molière, Racine, Erasmus) en Rapier ©en medaille bezaten. De prins schonk ze aan de levende beroemdheden. Was Sir Richard Owen er over ver rukt, Ruskin was verheugd over een zoo groote onder scheiding, Tennyson hield het voor een groote eer; al leen Gladstone schijnt het doorzien te hebben, want zijn brief liet de prins aan niemandl zien. Zijn laatste da.adl was de schenking van een Universiteit in Wales. Hij liet in de bladen lange berichten opnemen, waarin werd gezegd, dat er een twee eeuwen oud fonds be stond, dat tot 9,000,000 was opgeloopen. Verschil lende landen verzochten om de gift, maar hij gaf ten slotte de voorkeur aan Wales. Op een bijeenkomst in de Exeter Hall pleitten tal' van afgevaardigden ten gunste van hun eigen land, waarna de prins een voor dracht hield over de Phoenisische voorouders van het oude Britsche ras. Nu begonnen de pers en het pu bliek lont te ruiken, en met deze vergadering was de loopbaan van den prins tot een voorloopig einde. Nog eenmaal kwam zijn naam in de couranten toen hij stierf, maar niemand gaf zich de moeite, te bewijzen, dat de titels, di© in het adresboek stonden, en waar onder hij zijn ontdekkingen en geschenken openbaar maakte, valsch en verzonnen waren. EIGENAARDIGE' CLUBS TE LONDEN. Dezer dagen is in de Engelsche hoofdstad een club opgericht, die doofstommen tot hare leden telt. Hoogst gezellig© avondjes! worden daar door de lotge- nooten doorgebracht. De voorzitter is een uitstekend zakenman, terwijl een der leden een zeer verantwoor delijke betrekking hij een spoorwegmaatschappij be kleedt. Een dooven-club bestaat reedls eenige jaren te Lon den. Het biljartspel staat bij dte leden in hooge eere. De „club der eenzamen" is ook nog van recenten da tum. Haar doel is diegenen van de wereldstad) te ont vangen, die zich eenzaam gevoelen. Iedereen is wel kom in het clubgebouw, aan geen enkelen ei&ch be hoeft te worden voldaan. Vrouwen moeten echter op zijn minst vijf en twintig jaar oud zijn om te worden toegelaten. De eerste feestmaaltijd d'er „eenzamen" had voor eenige weken plaats. Een zeer eigenaardig gezelschap zat er bij elkaar, mannen en, vrouwen, niet alleen van zeer verschillenden rang en stand, mqar ook van de meest uiteenloopend© rassen. Aan het des sert werd' zeer veel) gespeecht, telkens in voor zeer ve len onverstaanbare talen. Maar de vreugde was op aller gezichten te lezen. Een zeer buitengewone club is die „zes-uur-club". Deze is besloten, ze telt slechts zes leden, die eiken avond om zes uur bij' elkaar komen, om den volgenden morgen, wanneer een oude ldok het zesde morgenuur heeft aangekondigd', van elkaar te gaan. Mannen j van naam in de wetenschappelijke wereld waren lid van deze club. Alvorens, den drempel van het gebouw te overschrijden, kloppen ze zes maal zacht op de deur. Zes dollar is het! bedlrag, dat elk der leden 's avonds in zijn portemonnaie heeft, wanneer hij naar d'e club In welingelichte kringen verluidt, dat! binnenkort te Londen een club zal worden opgericht, zooals er thans nog maar één ter wereld is, n.l. te Nieuw-York. Het is de zgn. club-van-d'en-zwarten-boon. Deze telt 40 ledten, die bij' hun entrée in de club een bedrag van 125 storten. Hunne geheim© samenkomsten hebben maar eens per jaar plaats. De voorzitter laat dan een doos circuleeren, welke 39 witte boonen en één zwarte be vat. Wie den laatsten trekt, moet dat jaar trouwen, de anderen zweren, dat ze tot de volgende samenkomst vrijgezel zullen blijven. Uit de kas der club worden de kosten voor de bruiloft betaald'. Een zelfmoordenaarsclub met het devies': „De dood geneest alle kwalen" is reeds zeer lang in de stad aan de Theems gevestigd. Vrouwen en vrijgezellen kunnen er geen lid van zijn. Een club vatn leelijke mannen is ook al iets heel' bij zonders. Allerlei' bezitters van minder mooie gezich ten zijn led'en van deze eigenaardige sociëteit. Een dito vrouwen-club bestaat te Londten niet. Conclusies hieruit te trekken, laten we over aan d'en lezer. Een club, die in de Engelsche hoofdlstad vele vertak kingen heeft, is die, welke gierigaards tot haar leden telt. Onder deze Harpagons zijn er, die kleeren dra gen, zoo dikwijls gelapt, dat de oorspronkelijke stof niet meer te herkennen is, anderen zijn haast geen menschen meer, 't is vel over heen. Een club van moordenaars kenmerkt zich door een opgewekt vereenigingsleven. Het is een hond van mannen, die de eer verkiezen boven het leven en iede re beleed'iging met bloed wreken. Bij hen gaat het ge sprek slechts over pistolen, degens, kogels en verwon dingen. De president heeft niet minder dan vijf en twintig mannen in het duel gedood. Hij is geen En- gelschman. Van welke nationaliteit hij is, weet geen zijner medeleden. Maar zijn prestige is zeer groot, d'e led'en d'er club gehoorzamen hem onvoorwaardelijk. Nogal begrijpelijk! (Vervolg). Hoe dte kern der natie gevormd wordt? De vraag is, of ze eigenlijk wel gevormd' kan worden. Want de kern der) natie bestaat van huis uit en heeft een eigen structuur, die van af Maerlant tot Guido Gezelle steeds dezelfde gebleven is en waaraan van buiten af niets werd veranderd. Haar bloed is dikker dan wa ter. Moet er dus veel over d© kern der natie gesproken worden? Zeker, soms moet er aan dte kern der natie worden herinnerd, doch overigens heeft Maeterlinck geen ongelijk, als hij zegt, dat er ook dingen zijn waarover moet worden gezwegen. Behoort dan de kern der natie mogelijk tot deze dingen? In iedter ge val behoort de kern der natie tot het wezenlijke leven, dat ook door onthouding kan worden bevorderd en dat nog nooit van bovenaf gegroeid is, terwijl het nimmer langs kunstmatigen weg kan ontstaan. Overal, waar een kern der natie georganiseerd wordt door vreemden invloed', daar wordt die natie zelf gedesorganiseerd', en d'e vraag is dus, hoe haar ontstaan anders kan worden begunstigd. Zullen we daarvoor geleerde boeken noo dig hebben met paedagogiek, die niet aan 't leven zelf is ontsproten? Zal de kern der natie bevorderd wor den door congressen van opvoeding, die tevens debat toelaten over reformHeeding en vleeschvoeding en over groote gezinnen? Zal ze groeien van af den ka theder? Zal de kern der natie wezenlijk sterker wor den door methodisch slöjd-ond'eTwijs Door Eransch en Nuttige Handwerken? Of mogelijk door Padvin ders? Ik bedoel hier Abel Tasman niet, maar ik be doel Padvinders van 't moderne type, met korte broe ken en chocolade-tabletten en die een sergeant tot spelleider hebben. Zal de spontaneïteit des volks bevorderd worden door organisaties van allerlei aard? Of door hoogop- gevoerde techniek? Door stelsels, theorieën en imi taties? En zullen we voortaan dloor methodiek kun nen verkrijgen, wat vroeger alleen door het wezenlijke leven kon worden verkregen? Er kan alleen door eigen kracht een kern der natie worden gevormd, en daarvoor is het noodig, dat alle belemmeringen weggeruimd wordten, die mogelijk de vrij© ontwikkeling' dezer kracht zullen verstoren. Daar voor is ook noodig, dat bij de opvoeding niet bij den top, doch bij het fundament des levens begonnen wordt en d'at het leven zelf door eigen potentie worde volmaakt. Tegenwoordig wemelt de werel'd van theo rieën, gelijk in den zomer de lucht wemelt van mug gen, maar door geen dlezer theorieën zal' ooit de kern der natie worden gevormd, omdat de kern der natie slechts wordt gevormd', wanneer opvoeder en leven één zijn geworden en d© theorieën geen voedsel meer vin den voor hun bestaan als zoodanig. De tijd daarvoor komt ook thans weder terug, gelijk in de historie des levens reedte dikwijls geschied is, wijl d'it door den aard des levens zelf is bepaald. Als d'e natie weer haar ei gen vrijheid hervindt vrijheid, die ondanks alle ver schillen bestaan kan en die over alle verschillen heen de menschen vereemigt weer tot de spontaneïteit te rugkeert, die aan de natie als zoodianig toekomt dan zal ook weer een zichtbare kern d©T natie gevormd worden, gelijk zieh reeds bij herhaling gevormd heeft in de historie der natie. Dit is de vrijheid, die Maer lant reeds wilde, die ons door Roemer Yisscher en Potgieter zoo duidelijk geteekendl werd en die ook voor Guido Gezelle "d© kracht der poëzie is geweest. Als d'at gebeurt, dan zal tevens de Holland'sch© „bottigheydtf' weer met Hollandische natuurlijkheid! gelijkgesteld worden, die eens als kracht ten goede aan 't geluk der natie zelf heeft gewerkt. Tot zoolang echter moet de kern leven als onzichtbare kracht, onder het volksbe wustzijn voort, en ondanks alles wat dat bewustzijn ooit mocht bewegen, als kracht, wier sterkte in stil heid en vertrouwen is-, naar 't woordl des profeten, maar die eens in rustiger" tijden tot vollen bloei zal herleven. En daer sla© geluck toe! J. KLOOTSEMA. ZAAKONDERWIJS- Zaakond'erwijs' o, daar meent di© man mee, dat je de kinderen alles echt moet laten zien, en diat je geen woorden moogt gebruiken. Wie zoo spreekt, nu, die heeft het) glad mis. Geen woorden gebruiken? Maar dat dOe ik op dit oogenblik tochl zelf, nu ik zaakonderwijs ga geven over zaakonder wijs. Hoe zou een leeraar in geschiedenis de zaken uit het verleden kunnen meedeelen zondter woorden? Als die man aan zijn jongens verhaalt van Napole ons tocht naar Rusland, zoo levendig, dat de jongens er met hun heele hart' bij zijn, dan geeft hij zaakonder wijs, zoo mooi als je 't maar denken kunt. En als hij zijn jongens bracht bij oude gevels, dus bij d'e dingen, en hij opende hun oogen niet door zijn woorden, of hij liet ze documenten zien, b.v. hand schriften, die ze niet begrepen, dan gaf hij geen zaak- onderwijs. Zaakonderwijs' dat is, je leerlingen bij d'e werke lijkheid brengen, zóó, d'at ze haar zien, de werkelijk heid van het nabij© of het verre, in plaats of tijd, op zinnelijk of geestelijk gebied. En daartoe gebruiken we de dingen, de modellen, de afbeeldingen, maar naast en zelfs bij dat alles toch ook de woordten. En daartegenover staat: formalistisch onderwijs, waar- geen leven in zit en d'at geen leven wekt. W© gaan samen naar het Rijksmuseum, ik wijs u Rembrandt's Staalmeesters en zeg: Dit is een wonder van schoonheid'. U zegt: die mannen met die hoeden? Van dat mooie zie ik niets. En toch is het zoo, houd ik vol, want de heele wereld zegt het. Heb ik u nu bij Rembrandt's schoonheid gebracht?' Rembrandt was er in al zijn schoonheid, en gij waart er ook. Gij stondt tegenover elkaar. Maar er was geen aanraking. Die schoonheid bleef voor u verbor gen. Ondanks uw geopende oogen zaagt ge niet. En nu bedoelt zaak-onderwijs uw oogen te openen, dat ze wel zien. Zoolang Rembrandt's schoonheid! u niet ontroerd heeft, is al uw opgeven daarvan maar napra- terij, formalisme, doode kennis. Daarom vordert zaak onderwijs twee dingen: de vatbaarheid van den leer ling om te begrijpen, te gevoelen, en dte kunst van den meester, om die vatbaarheid) in werking te brengen. De gevoelige^ plaat moet er zijn én t zonnelicht, en anders krijg j© nooit een photografie. De heele kunst van onderwijzen bestaat in het wekken d'er geestten, zoodatde leerlingen Heine en groote zelf dé stoffelijke en geestelijke realiteiten gaan zien en er varen. En wie zulk onderwijs geeft Fröbelonderwij zeres, leeraar, predikant, professor die geeft goed zaakonderwijs. Onze geheele school, lagere en hoogere, zit vol van pakhuiskennis. Kisten en balen vol worden geladen en overgeladen. Dat goedje leeft niet, 't is alles net jes ingepakt ter verzending. Hoeveel studtenten in dte letteren komen in aanraking met de ziel der dichters, verklankt in hun taal? Ze „leeren" literatuur, zooals onze kleine studentjes in de lagere school' leeren: „Op den kleigrond worden verbouwd tarwe, haver, boonen, suikerbieten, vlas, cichorei, enz." Hebben ze die, al is t in dien schooltuin bij de botanieles1, ooit lemen ken nen L een, nimmer, tarwe niet, haver niet, boonen niet, suikerbieten niet, vlas niet, cichorei niet, en enz. ook niet. t Hoeft ook niet, als ze 't maar kunnen op zeggen. ^Daartegen nn gaat het pleiten voor zaakonderwijs. Niet tegen het opzeggen, maar tegen het enkel op zeggen. Tegen de vernisbeschaving. Tegen de schijn cultuur. JAN ligtiiart. AAN DE! DAMMERS. Met dank voor de ontvangen opl. van probleem 202. Stand. Zw. 7, 8, 9, 11, 13, 14, 17/22, 24, 26. W. 15, 28, 29, 31, 33, 34, 35, 37, 38, 39, 42, 43, 48. Oplossing. 1. 15—10 1. 14 5 2. 35—30 2. 24 35 3. 3430 3. 35 24 4. 28—23 4. 19 28 5. 39—34 5. 28 30 6. 37—32 6. 26 28 7. 38—33 7. 28 39 8. 43 1 8. 24 33 9. 1 19 en wint. Wij ontvingen goede oplossingen van de heeren: G. Cloeck, D. Gerling, J. Houtkooper, J. K. en G. van Nieuwlmyk, allen te Alkmaar; P. Bakker, Schager- waard; S. Homan, Wijde-Womer en H. E. Lantinga, Haarlem. EEN FRAAIE' SLAGZET. De heer II. Hoogland! Jr., de tegenwoordige wereld kampioen, speelde 25 September simultaan in het Utr. Damgen. tegen 30 tegenstanders. Hij won 22

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 9