DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN
No 236
Honderd
en veertiende Jaargang,
1912*
ZATERDA (1
5 OCTOBER
Damrubriek.
Het Kind en de School.
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,-
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
SPROKKELINGEN.
VORMING VAN DE KERN DER NATIE.
GODRA
TURKSCHEI VERTREKKEN.
In gedachten zie ik het nog voor mij, Guldana's
kenrig-nefklein vertrek met het uitzicht op den
oofttuin, met do blinden voor de ramen, waarvan de
stand! van dte latjes zoo, is, dat hij wèl het uitzicht van
huiten naar binnen, niet diat van binnen naar buiten
(belemmert, zoodat in het kleine harerolik een getem
perd licht valt.
Dat was Guldana's eigen, kleine rijk! Het bevatte
•slechts weinig meubelstukken. De rose zijden kussens
van het breede bed! waren voorzien van fijne linnen
sloopen met tusschenzetsels van gekloste kant; een de
ken van rose zijde met geborduurde spreuken lag daar
over. Ouder den hemel van het bed, die van zacht
groene zijde vervaardigd! was, hing in1 het half-donker
een Arabische lamp. Tusschen de ramen liet een koe
koeksklokje uit het Schwarzwald! zijn eentonig getik
hooren. Verder stond er een lage lange divan met
een paars zijden kleed, waarin licht blauwe motieven
waren aangebracht. Een luit was daarop neergelegd.
Een oud-Turksche, koperen kolenbak stond broederlijk
naast een modtern. petroleumlampje.
Hoe dikwijls had dte goede echtgenoot, wanneer hij
uit zijn humeur van zijn kantoor kwam, op koude
avonden dit lampje opgestoken, zich! met een sigaret
op den divan gezet en Guldana verzocht een lied voor
hem te zingen.
Op de kleine schrijftafel ligt alles door elkaar: een
begonnen haakwerkje, n.l. een das van zijdte voor den
echtgenoot een groenen zelfbinder bij den rooden
fez gaat door voor zeer chic een borduurraam,
waarop een lap zijdte was gespannen) versierd met ro
zen, viooltjes: en duiven, een, paar nummers van cou
ranten, bet boek van Pierre Loti getiteld „Les désen-
chantées" en handelende over het leven der Turksche
vrouwen, een Turksche vertaling van „de Jonkvrouw
van Orleans."
In plaats van een kleerenkasf bemerken wij bij Gul-
nada een breede plank, waarop al haar zwarte zijden
„tscharschaffsi" netjes in doeken gevouwen, opgesta
peld liggen. Op een andere plank liggen een duizend
tal portretten van Turksche vriendinnen.
Naast het bed op de toilettafel staan een menigte
kristallen flacons, parfum-kussens en allerlei toilet
artikelen, benevens tal van vaasjes, gevuld met echte
bloemen. Geen plekje is er onbezet.
Guldana geeft voor allerlei kunstmiddeltjes en poe
dertjes zeer veel geld uit, wat totaal niet noodig is,
want zij is pas 17 jaar en heeft een gelaatskleur als
een perzik.
Een bedwelmende parfum gaat van een doos brief
papier uit Guldana heeft er een geheel fleschje
■odeur over uit gegoten dat is Turksche mode.
Hoe ziet zij er daarbinnen uit, de kleine Turkin?
Het zware bruine haar is in twee vlechten gevloch
ten, die haar fijn, vroom gezichtje bekoorlijk omlijsten.
In de oortjes draagt zij diamanten, veel te ouwelijk
voor zoo'n jong vrouwtje. Om den blanken, gevuldten
hals is een koralen ketting geslingerd, die ten deele
verdwijnt onder den hreeden geborduurden kraag van
het losse roodzijden huiskleed.
Voor den ovalen spiegel, tusschen de feestelijk bran
dende waskaarsen zit Guldana urenlang, bezig met de
verzorging van haar schoonheid, wachtend', droomend
tot haar echtgenoot thuiskomt, diie haar op hartelijke,
maar vormelijke wijze' begroet.
Slechts hier, hier in het haremlik vindt hij rust;
hier is het stil, heel stil' men hoort slechts buiten de
vogeltjes zingen.
Het selamlik is het rijk van den huisheer, de gas
ten, de bezoekers en staat voor iedter open, die den
heer des huizes wil spreken. Het selamlik is zeer een
voudig en de weinige groote meubelen verdwijnen in
het niet in deze zaal! met die twaalf vensters. Hier
schijnt de zon den geheelen dag.
Onder de vensters, rondom staan lage groen-zijden
divans, waarover uit linpen dekken worden gelegd, die
laleen des Vrijdags: worden afgenomen. Als men op
deze divans ligt, heeft men een prachtig uitzicht op
het wonder-mooie landschap van den Bosporus. De
divans zijn zoo breed', dat men er gemakkelijk op kan
slapen. De heer des huizes slaapt dan op d'e eene, dan
op de andere. De lucht in het selamlik is dóórtrokken
van sigarettenrook, tevens riekt het er naar de rood-
marokijnsche bandten van de boeken uit de bibliotheek.
Half-geleegda kopjes koffie staan overal in 't rond.
In een hoek van het vertrek zitten een paar bedienden.
Zij sluiten op tijd de gordijnen en zetten de brandende
petroleumlamp op het schrijfbureau van den heer des
huizes. Dit bureau is bezaaid met een menigte schrijf
gereedschap en documenten, couranten in verschillen
de talen, boeken met gedichten, romans en verhalen
van Sherlock Holmes in Turksche verteling. Boven
het bureau hangen platen, die soldaten en krijgskundi
ge verrichtingen te zien geven. Aan een groeten spij
ker aan den wand is een zilveren horloge opgehangen.
In plaats van een piano staat hier een gramofoon,
die als er vrienden komen, zijn vroolijke wijsjes laat
hooren.
Een klein kamertje naast het selamlik! is de toilet
kamer voor den echtgenoot. Ook zijn klearen liggen,
zorgvuldig in dteeken ingepakt, op planken langs den
wand. Hier maakt de Turk als hij thuiskomt, toilet
voordat hij zijn familie begroet. Zijn bezoekers ont
vangt hij in het selamlik, de bezoeksters voor de da
mes worden langs een aparte trap naar den harem ge
voerd.
Er is echter ook een trap, die rechtstreeks voert van
het selamlik naar het haremlik; alleen „zij" en „hij"
mogen deze gebruiken. 1
Het haremlik is geen gevangenis, aldus besluit het
Duitsche blad, waaraan wij bovenstaande beschrijving
ontleenen, maar een heiligdom. Het is het veiligste,
het verborgenste deel van het huis, en wat er ook van
verteld moge worden, geen andere mannen dan de
echtgenoot dringen hier binnen.
EEN REUSACHTIGEI LEUGENAAR.
Naar aanleiding van eenige opzienbarende fles-
schentrekkerijen, in den laatsten tijd door zwendelaars
met hoogdravend© namen in Engeland uitgevoerd,
wordt nog eens weer in herinnering gebracht 'n raad
selachtige persoonlijkheid, die, jarenlang onder den
titel Charles de Bourbon d'Este Paleoloques Gongara,
Prince de Mantua et Montferrat, op de lic'htgeloovig-
heidl van d© menschen speculeerde. Zijn werkelijke
naam was Charles Ottley Groom, en het merkwaardig
ste in hem was, dat hij nooit den menschen geld af
perste, maar alleen van zich wilde doen spreken en
over zich wild© doen schrijven. Beroemd wilde hij wor
den, voor een weldoener der menschheid' doorgaan.
Om dat doel te bereiken wasi geen lengen hem te veel
hij' heeft er heel wat kapitaal aan opgeofferd. Toen
zijn eerzucht hem begon te plagen, gaf hij onder den
naam „Napier of Merchiston" een werk uit: „Het
boek van de natuur en den mensch". Het voorwoord
heette afkomstig te zijn van den overleden Lord' Brau-
gham en daarin stond1 te lezen, dat de schrijver de
brug tusschen instinct en verstand, gel'di en materie,
man en God overschreden had. Kort daarna hield Na
pier of Merchiston een lezing over een door hem uit
gevonden genezing van drankzucht door vegetarisme.
Tot belooning voor den bijval, dien deze voordracht
vond, gaf hij zichzelf den prinsentitel. Hij maakte
een stamboom, die terugging tot Adam in het para
dijs. Volgens deze genealogie was de prins, met bijna
alle groote mannen uit alle tijdperken verwant en om
de geloofwaardigheid te verhoogen, waren er verschei
dene anecdoten aan toegevoegd, die moesten bewijzen,
dat zijn voorouders met historische personen in aanra
king kwamen. Het merkwaardige is wel ,dat de fan
tast geholpen werd door zijn moeder, die natuurlijk
hertogin werd en haar rol met grandezza speelde. Zijn
verheffing in rang vierde hij door een groot banket
te Greenwich, waarvan hij later vertelde, dat de kosten
120.000 bedroegen en waaraan 7000 personen ge-
noodigd waren. De maaltijd1 had plaats in een prach
tig versierde feesttent en de spijzen werden in gouden
en zilveren schotels opgediend. Er werden adressen
voorgelezen, waarin o>. a. een dr. Turner verklaarde,
dat de prins, hem een middel tegen tering had gege
ven. Mahomed) Abdul Pasja was door hem tot het
Christendom bekeerdl; een Zoeloehoofdman bedankte
hem voor den raad, welk© hem een vermogen ver
schaft. had. Op zekeren dag gaf hij een groot© lunch,
waarbij 350 mijnwerkers van Wales hem een goud
klomp gaven, omdat hij hun een middel had' gegeven,
waardoor ze in Wales veel goud hadden gevonden. Al
deze verhalen bestonden slechts in de verbeelding van
den fantast. Ook richtte hij een medaillefonds op,
waarvan hij vertelde, dat het in dö 14de eeuw gesticht
was, om beroemde mannen te eeren en waarvan Ra
fael, Michel Angelo, Dante, Columbus, Cervantes,
Shakespeare, Molière, Racine, Erasmus) en Rapier ©en
medaille bezaten. De prins schonk ze aan de levende
beroemdheden. Was Sir Richard Owen er over ver
rukt, Ruskin was verheugd over een zoo groote onder
scheiding, Tennyson hield het voor een groote eer; al
leen Gladstone schijnt het doorzien te hebben, want
zijn brief liet de prins aan niemandl zien. Zijn laatste
da.adl was de schenking van een Universiteit in Wales.
Hij liet in de bladen lange berichten opnemen, waarin
werd gezegd, dat er een twee eeuwen oud fonds be
stond, dat tot 9,000,000 was opgeloopen. Verschil
lende landen verzochten om de gift, maar hij gaf ten
slotte de voorkeur aan Wales. Op een bijeenkomst in
de Exeter Hall pleitten tal' van afgevaardigden ten
gunste van hun eigen land, waarna de prins een voor
dracht hield over de Phoenisische voorouders van het
oude Britsche ras. Nu begonnen de pers en het pu
bliek lont te ruiken, en met deze vergadering was de
loopbaan van den prins tot een voorloopig einde. Nog
eenmaal kwam zijn naam in de couranten toen hij
stierf, maar niemand gaf zich de moeite, te bewijzen,
dat de titels, di© in het adresboek stonden, en waar
onder hij zijn ontdekkingen en geschenken openbaar
maakte, valsch en verzonnen waren.
EIGENAARDIGE' CLUBS TE LONDEN.
Dezer dagen is in de Engelsche hoofdstad een club
opgericht, die doofstommen tot hare leden telt.
Hoogst gezellig© avondjes! worden daar door de lotge-
nooten doorgebracht. De voorzitter is een uitstekend
zakenman, terwijl een der leden een zeer verantwoor
delijke betrekking hij een spoorwegmaatschappij be
kleedt.
Een dooven-club bestaat reedls eenige jaren te Lon
den. Het biljartspel staat bij dte leden in hooge eere.
De „club der eenzamen" is ook nog van recenten da
tum. Haar doel is diegenen van de wereldstad) te ont
vangen, die zich eenzaam gevoelen. Iedereen is wel
kom in het clubgebouw, aan geen enkelen ei&ch be
hoeft te worden voldaan. Vrouwen moeten echter op
zijn minst vijf en twintig jaar oud zijn om te worden
toegelaten. De eerste feestmaaltijd d'er „eenzamen"
had voor eenige weken plaats. Een zeer eigenaardig
gezelschap zat er bij elkaar, mannen en, vrouwen, niet
alleen van zeer verschillenden rang en stand, mqar
ook van de meest uiteenloopend© rassen. Aan het des
sert werd' zeer veel) gespeecht, telkens in voor zeer ve
len onverstaanbare talen. Maar de vreugde was op
aller gezichten te lezen.
Een zeer buitengewone club is die „zes-uur-club".
Deze is besloten, ze telt slechts zes leden, die eiken
avond om zes uur bij' elkaar komen, om den volgenden
morgen, wanneer een oude ldok het zesde morgenuur
heeft aangekondigd', van elkaar te gaan. Mannen j
van naam in de wetenschappelijke wereld waren lid
van deze club. Alvorens, den drempel van het gebouw
te overschrijden, kloppen ze zes maal zacht op de deur.
Zes dollar is het! bedlrag, dat elk der leden 's avonds in
zijn portemonnaie heeft, wanneer hij naar d'e club
In welingelichte kringen verluidt, dat! binnenkort te
Londen een club zal worden opgericht, zooals er thans
nog maar één ter wereld is, n.l. te Nieuw-York. Het is
de zgn. club-van-d'en-zwarten-boon. Deze telt 40 ledten,
die bij' hun entrée in de club een bedrag van 125
storten. Hunne geheim© samenkomsten hebben maar
eens per jaar plaats. De voorzitter laat dan een doos
circuleeren, welke 39 witte boonen en één zwarte be
vat. Wie den laatsten trekt, moet dat jaar trouwen,
de anderen zweren, dat ze tot de volgende samenkomst
vrijgezel zullen blijven. Uit de kas der club worden de
kosten voor de bruiloft betaald'.
Een zelfmoordenaarsclub met het devies': „De dood
geneest alle kwalen" is reeds zeer lang in de stad aan
de Theems gevestigd. Vrouwen en vrijgezellen kunnen
er geen lid van zijn.
Een club vatn leelijke mannen is ook al iets heel' bij
zonders. Allerlei' bezitters van minder mooie gezich
ten zijn led'en van deze eigenaardige sociëteit. Een
dito vrouwen-club bestaat te Londten niet. Conclusies
hieruit te trekken, laten we over aan d'en lezer.
Een club, die in de Engelsche hoofdlstad vele vertak
kingen heeft, is die, welke gierigaards tot haar leden
telt. Onder deze Harpagons zijn er, die kleeren dra
gen, zoo dikwijls gelapt, dat de oorspronkelijke stof
niet meer te herkennen is, anderen zijn haast geen
menschen meer, 't is vel over heen.
Een club van moordenaars kenmerkt zich door een
opgewekt vereenigingsleven. Het is een hond van
mannen, die de eer verkiezen boven het leven en iede
re beleed'iging met bloed wreken. Bij hen gaat het ge
sprek slechts over pistolen, degens, kogels en verwon
dingen. De president heeft niet minder dan vijf en
twintig mannen in het duel gedood. Hij is geen En-
gelschman. Van welke nationaliteit hij is, weet geen
zijner medeleden. Maar zijn prestige is zeer groot, d'e
led'en d'er club gehoorzamen hem onvoorwaardelijk.
Nogal begrijpelijk!
(Vervolg).
Hoe dte kern der natie gevormd wordt? De vraag is,
of ze eigenlijk wel gevormd' kan worden. Want de
kern der) natie bestaat van huis uit en heeft een eigen
structuur, die van af Maerlant tot Guido Gezelle
steeds dezelfde gebleven is en waaraan van buiten af
niets werd veranderd. Haar bloed is dikker dan wa
ter. Moet er dus veel over d© kern der natie gesproken
worden? Zeker, soms moet er aan dte kern der natie
worden herinnerd, doch overigens heeft Maeterlinck
geen ongelijk, als hij zegt, dat er ook dingen zijn
waarover moet worden gezwegen. Behoort dan de
kern der natie mogelijk tot deze dingen? In iedter ge
val behoort de kern der natie tot het wezenlijke leven,
dat ook door onthouding kan worden bevorderd en dat
nog nooit van bovenaf gegroeid is, terwijl het nimmer
langs kunstmatigen weg kan ontstaan. Overal, waar
een kern der natie georganiseerd wordt door vreemden
invloed', daar wordt die natie zelf gedesorganiseerd', en
d'e vraag is dus, hoe haar ontstaan anders kan worden
begunstigd. Zullen we daarvoor geleerde boeken noo
dig hebben met paedagogiek, die niet aan 't leven zelf
is ontsproten? Zal de kern der natie bevorderd wor
den door congressen van opvoeding, die tevens debat
toelaten over reformHeeding en vleeschvoeding en
over groote gezinnen? Zal ze groeien van af den ka
theder? Zal de kern der natie wezenlijk sterker wor
den door methodisch slöjd-ond'eTwijs Door Eransch
en Nuttige Handwerken? Of mogelijk door Padvin
ders? Ik bedoel hier Abel Tasman niet, maar ik be
doel Padvinders van 't moderne type, met korte broe
ken en chocolade-tabletten en die een sergeant tot
spelleider hebben.
Zal de spontaneïteit des volks bevorderd worden
door organisaties van allerlei aard? Of door hoogop-
gevoerde techniek? Door stelsels, theorieën en imi
taties? En zullen we voortaan dloor methodiek kun
nen verkrijgen, wat vroeger alleen door het wezenlijke
leven kon worden verkregen?
Er kan alleen door eigen kracht een kern der natie
worden gevormd, en daarvoor is het noodig, dat alle
belemmeringen weggeruimd wordten, die mogelijk de
vrij© ontwikkeling' dezer kracht zullen verstoren. Daar
voor is ook noodig, dat bij de opvoeding niet bij den
top, doch bij het fundament des levens begonnen
wordt en d'at het leven zelf door eigen potentie worde
volmaakt. Tegenwoordig wemelt de werel'd van theo
rieën, gelijk in den zomer de lucht wemelt van mug
gen, maar door geen dlezer theorieën zal' ooit de kern
der natie worden gevormd, omdat de kern der natie
slechts wordt gevormd', wanneer opvoeder en leven één
zijn geworden en d© theorieën geen voedsel meer vin
den voor hun bestaan als zoodanig. De tijd daarvoor
komt ook thans weder terug, gelijk in de historie des
levens reedte dikwijls geschied is, wijl d'it door den aard
des levens zelf is bepaald. Als d'e natie weer haar ei
gen vrijheid hervindt vrijheid, die ondanks alle ver
schillen bestaan kan en die over alle verschillen heen
de menschen vereemigt weer tot de spontaneïteit te
rugkeert, die aan de natie als zoodianig toekomt
dan zal ook weer een zichtbare kern d©T natie gevormd
worden, gelijk zieh reeds bij herhaling gevormd heeft
in de historie der natie. Dit is de vrijheid, die Maer
lant reeds wilde, die ons door Roemer Yisscher en
Potgieter zoo duidelijk geteekendl werd en die ook voor
Guido Gezelle "d© kracht der poëzie is geweest. Als d'at
gebeurt, dan zal tevens de Holland'sch© „bottigheydtf'
weer met Hollandische natuurlijkheid! gelijkgesteld
worden, die eens als kracht ten goede aan 't geluk der
natie zelf heeft gewerkt. Tot zoolang echter moet de
kern leven als onzichtbare kracht, onder het volksbe
wustzijn voort, en ondanks alles wat dat bewustzijn
ooit mocht bewegen, als kracht, wier sterkte in stil
heid en vertrouwen is-, naar 't woordl des profeten,
maar die eens in rustiger" tijden tot vollen bloei zal
herleven.
En daer sla© geluck toe!
J. KLOOTSEMA.
ZAAKONDERWIJS-
Zaakond'erwijs' o, daar meent di© man mee, dat je
de kinderen alles echt moet laten zien, en diat je geen
woorden moogt gebruiken.
Wie zoo spreekt, nu, die heeft het) glad mis.
Geen woorden gebruiken?
Maar dat dOe ik op dit oogenblik tochl zelf, nu ik
zaakonderwijs ga geven over zaakonder wijs.
Hoe zou een leeraar in geschiedenis de zaken uit het
verleden kunnen meedeelen zondter woorden?
Als die man aan zijn jongens verhaalt van Napole
ons tocht naar Rusland, zoo levendig, dat de jongens
er met hun heele hart' bij zijn, dan geeft hij zaakonder
wijs, zoo mooi als je 't maar denken kunt.
En als hij zijn jongens bracht bij oude gevels, dus
bij d'e dingen, en hij opende hun oogen niet door zijn
woorden, of hij liet ze documenten zien, b.v. hand
schriften, die ze niet begrepen, dan gaf hij geen zaak-
onderwijs.
Zaakonderwijs' dat is, je leerlingen bij d'e werke
lijkheid brengen, zóó, d'at ze haar zien, de werkelijk
heid van het nabij© of het verre, in plaats of tijd, op
zinnelijk of geestelijk gebied. En daartoe gebruiken
we de dingen, de modellen, de afbeeldingen, maar
naast en zelfs bij dat alles toch ook de woordten. En
daartegenover staat: formalistisch onderwijs, waar-
geen leven in zit en d'at geen leven wekt.
W© gaan samen naar het Rijksmuseum, ik wijs u
Rembrandt's Staalmeesters en zeg: Dit is een wonder
van schoonheid'. U zegt: die mannen met die hoeden?
Van dat mooie zie ik niets. En toch is het zoo, houd
ik vol, want de heele wereld zegt het.
Heb ik u nu bij Rembrandt's schoonheid gebracht?'
Rembrandt was er in al zijn schoonheid, en gij waart
er ook. Gij stondt tegenover elkaar. Maar er was
geen aanraking. Die schoonheid bleef voor u verbor
gen. Ondanks uw geopende oogen zaagt ge niet. En
nu bedoelt zaak-onderwijs uw oogen te openen, dat ze
wel zien. Zoolang Rembrandt's schoonheid! u niet
ontroerd heeft, is al uw opgeven daarvan maar napra-
terij, formalisme, doode kennis. Daarom vordert zaak
onderwijs twee dingen: de vatbaarheid van den leer
ling om te begrijpen, te gevoelen, en dte kunst van den
meester, om die vatbaarheid) in werking te brengen.
De gevoelige^ plaat moet er zijn én t zonnelicht, en
anders krijg j© nooit een photografie. De heele kunst
van onderwijzen bestaat in het wekken d'er geestten,
zoodatde leerlingen Heine en groote zelf dé
stoffelijke en geestelijke realiteiten gaan zien en er
varen. En wie zulk onderwijs geeft Fröbelonderwij
zeres, leeraar, predikant, professor die geeft goed
zaakonderwijs.
Onze geheele school, lagere en hoogere, zit vol van
pakhuiskennis. Kisten en balen vol worden geladen
en overgeladen. Dat goedje leeft niet, 't is alles net
jes ingepakt ter verzending. Hoeveel studtenten in dte
letteren komen in aanraking met de ziel der dichters,
verklankt in hun taal? Ze „leeren" literatuur, zooals
onze kleine studentjes in de lagere school' leeren: „Op
den kleigrond worden verbouwd tarwe, haver, boonen,
suikerbieten, vlas, cichorei, enz." Hebben ze die, al is
t in dien schooltuin bij de botanieles1, ooit lemen ken
nen L een, nimmer, tarwe niet, haver niet, boonen
niet, suikerbieten niet, vlas niet, cichorei niet, en enz.
ook niet. t Hoeft ook niet, als ze 't maar kunnen op
zeggen.
^Daartegen nn gaat het pleiten voor zaakonderwijs.
Niet tegen het opzeggen, maar tegen het enkel op
zeggen. Tegen de vernisbeschaving. Tegen de schijn
cultuur. JAN ligtiiart.
AAN DE! DAMMERS.
Met dank voor de ontvangen opl. van probleem 202.
Stand.
Zw. 7, 8, 9, 11, 13, 14, 17/22, 24, 26.
W. 15, 28, 29, 31, 33, 34, 35, 37, 38, 39, 42, 43, 48.
Oplossing.
1. 15—10 1. 14 5
2. 35—30 2. 24 35
3. 3430 3. 35 24
4. 28—23 4. 19 28
5. 39—34 5. 28 30
6. 37—32 6. 26 28
7. 38—33 7. 28 39
8. 43 1 8. 24 33
9. 1 19 en wint.
Wij ontvingen goede oplossingen van de heeren:
G. Cloeck, D. Gerling, J. Houtkooper, J. K. en G. van
Nieuwlmyk, allen te Alkmaar; P. Bakker, Schager-
waard; S. Homan, Wijde-Womer en H. E. Lantinga,
Haarlem.
EEN FRAAIE' SLAGZET.
De heer II. Hoogland! Jr., de tegenwoordige wereld
kampioen, speelde 25 September simultaan in het
Utr. Damgen. tegen 30 tegenstanders. Hij won 22