DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 240 Honderd en veertiende Jaargang. 1912. DONDERDAG 10 OCTOBER. DICHT BIJ HUIS. Gemeenteraad van Alkmaar VI. ALKMAAR, 10 October. Een eigenaardigheid' van Montjoiei in den Eifel is, dat men op die huizen neerzien kan en er tegen opkij ken. Want sinds de „kom" dit. woord in zijn eigen lijke bet-eekenis genomen geheel bebouwd is, is men aan den „rand" huizen gaan zetten, meest buitenver blijven, die in kleur en vorm denken doen aam de voe derhuisjes van vogels. Zoo kan het gebeuren dat. een twintig meter boven uw hoofd tennis-gespeeld' wordt, terwijl ge even later, na den Haller, een grilliger ruï ne dan die van den burcht en langs kunstmatige treden gemakkelijk te bereiken, te hebben beklommen, de ten nisspelers voor bewegende poppetjes zoudt gaan hou den. Aardig is het de vele auto's van de hoogte af te volgen. Nu eens kruipt er een naar boven, dan weer gaat het in vliegende vaart naar beneden, als in een trechter de chausseeën zijn breed, de straten nauw la de straatjes kun je ze niet nakijken, maar je hoort dikwijls nog het getoeter en daar ga je op af als je raden wilt, waar ze weer te voorschijn zullen komen. Een van de mooiste wandelingen men kan alle kanten uit en er is- keuze te over is die naar het plaatsje Kalterherberg. Wel drie wegen leiden er heen, maar wanneer men dien kiest, die het dichtst langs den Roer loopt, is de wandeling het mooist en het leerrijkst. Men leert het karakter van de rivier kennen, ziet hoe zij op sommige plaatsen een anderen weg is ingeslagen, zoodat er een oude bedding droog is blijven liggen, hoe zij elders stroomversnellingen of watervalletjes heeft gevormd, die zich reeds op een afstand klaterend aankondigen. Soms verliest men de rivier geheel uit het oog, men hoort haar wel, maar hoe men ook speurt, ontdekken doet men haai" niet, Hoewel ze in den herfst, als het water van boven bruisen komt, breed en diep moet zijn, is ze in het zo- merjaargetij zoo weinigi waterrijk dat de koeien er hier en daar genoeglijk in rondplassen. Twee oude kloosters komen we op deze wandeling voorhij, waarvan de een in een bierbrouwerij, do- andere in een brandewijnstokerij was herschapen. Als we de rivier met. het .frissche groene dal in de diepte laten liggen en het Hooge Y-een opklimmen, wordt het land schap vlakker en eentoniger. Hoe .meer de weg ons het plateau opbrengt, des te uitgestrekter worden de wei den en korenvelden. Hier maakte de verweening vruchtbare huimus, maar het laagje is o zoo dun en als we maar eens eventjes met den puntigen stok schar relen, sto.oten we heel gauw op dën steenigen ondier- grond. I)e huizen hebben hier weer gewone afmetin gen en het zijn meest boerenwoningen, van het beken de Duitsche type met steun- of besparingsplannen in de gevels. Af en toe halen we -een met ossen bespan nen wagen in, die traag omhoog gaat. Kalterherberg maakt een bepaald armoedigen in druk. Trouwens de naam verklaart reeds alles. Zijn we hier niet in de streek, die wegens haar onher bergzaamheid den bijnaam „Siberië van het Westen" met -eere draagt In de inderdaad koele herberg, van het plaatsje verzekerde ons de zomersch gekleede kas teleinsdochter met wie we voor de aardigheid een tijd lang het Groningsclï dialect ruilden tegen het plat-Duitsch, waarbij geen van ons twee ietsi te kort kwam dat zij dan ook geen laag' uitgesneden blouses droeg. De wind! kon er zoo ijzig blazen en dagen achtereen was de sneeuwbedekte vlakte in koude nevelen gehuld. Maar dan ging men rodeln en skiloopen zich op deze wijze schadeloos1 stellend voor, bij gebrek aan water, het gemis van het schaatsenrijdersgenot. Van schaatsenrijden had ze wel eens gehoord en gelezen, maar hoe dat precies ging wist ze niet. Daar een oude man ons aan den ingang van het dorpje in het 1 ranselt had' aangesproken, kwam het ge sprek op de talen en verzekerde de jonge dame ons, dat in het nabijgelegen Zurbrot dë Franscbe taal1 de spreektaal is. Hier in Duitschland op het Ilooge Veen was dus het I ranselt binnengedrongen, terwijl, naar we later vernamen, ten' Z. O. van Vervier» de Duitsche taal d;e Belgische grens had overschreden. Dat was een troost voor hetgeen we in Vaals hadden waargenomen. Reeds herhaaldelijk hadden we in de omgeving- bord jes aangetroffen met de woorden „zur Fissehers1 hütte en men had ons verteld, dat dit -een restaurant was, dat een zekere vermaardheid) bezat wegens de in de Roer gevangen forellen, die er te verkrijgen waren. Geheel verscholen in het woud is dit. bouten boschres taurant aan de rivier gelegen, Het ligt er idyllisch, men heeft, er een aardig zitje, dicht bij klaterende wa tervalletjes, waar de eendjes handig over heen ma noeuvreeren, de kellners' verstoren de illusie van lan delijke eenvoud niet door rok en witte das.en de goudbespikkeld© aristocratisch© visschen laten zich bij een Mass „hiesiges" voortreffelijk smaken. '1 Vrugg-f-'keCrd in het -schilderachtige stadje zagen we nabij het kleine marktplein op een muur een groote advertentie de reclame had! hier haar schreeuweri- gen intocht nog niet gedaan, maar enkele bonte herau ten kondigden haar komst- reeds aan. Sleetjes1 voor het todeln en ski s waren blijkens die ïnededeelin-g' daar te huur. Plotseling kwam in ons het hevige verlangen op Montjoie ook eens in winter'kleed1 te zien, er te doen aan de wintersport, die hij ons niet inheemsch is, maar die daar veelvuldig- wordt beoefend. En wij staan er heusoh niet voor in, dat we sterker zullen zyn dan dit- verlangenAls de- Duitscho couranten ons uit den Eifel sneeuw en vorst melden, dan kan het wel eens zijn, dat we er -een paar tientjes aan wagen, om „dicht bij huis" de genieting-en te zoe ken, dje we tot dusverre aan veel verder verwijderde streken veijbonden waanden. (Slot, volgt.) VERGADERING rail den op Woensdag 9 Oct. 1912, 's nam. 1 unr. (Vervolg.) De geheime zitting duurt ruim anderhalf uur. Ka heropening der deuren komt, aan de orde: BENOEMING VAK EEK ONDERWIJZER AAK DE 5e GEMEENTESCHOOL. Ter vervulling der vacature van onderwijzer aan de 5e gemeenteschool, ontstaan door het verleend eervol ontslag aan den heer W. Bralts, worden voorgedragen de heeren: 1. D. Speets, onderwijzer, St. Maartens brug. 2. A. F. J. van den Broek, onderwijzer, Eg- mond aan Zee. 3. A. Schilstra, onderwijzer, Heerliu- gowaard. Benoemd de lieer D. Speet» met 15 stemmenop den heer Van den Broek waren 3 stemmen uitgebracht. BENOEMING INGENIEUR BIJ DEN DIENST DER GEMEENTE-WERKEN. De voorzitter deelt mede, dat dit punt van de agen da wordt afgevoerd. GEMEENTELIJK W ER K 1.0 O ZEN FOX DS Volgens de 2e alinea van art. 3 van de verordening- op het gemeentelijk werkloozenfonds te Alkmaar (Ge meenteblad No. 374), wordt één lid van het fondsbe stuur, tevens Voorzitter, benoemd door den Raad. Hij wordt, evenals de andere leden, benoemd voor den tijd van drié jaren. In verband1 met deze bepaling stellen B. en W. den Raad voor te benoemen tot lid, teven3 Voorzitter, van het gemeentelijk werkloozenfonds te Alkmaar, den heer E. II. Ringers Sr., alhier. De heer Ringers heeft zich, desgevraagd, bereid verklaard eene eventueels benoeming te sullen aan vaarden. Door het college zijn verder op aanbeveling van de vereenigingen die zich voor aansluiting bij liet fonds hebben opgegeven, benoemd tot leden de heeren F. Wigman, 11. Uitenboscli, W. Mannes en P. Dekker erg tot plaatsvervangende leden de heeren H. Habiecht en Joh. Kuijper. De heer V a n den B o s c h zegt, dat hij, nu de verordening blijkens de ingekomen adressen van be langhebbenden niet beantwoordt- aan de bedoeling, hij had gehoopt, dat B. en W. te dien opzichte hetzelfde .standpunt hadden ingenomen als vroeger bij de vast stelling der verordening. Toen zeiden B. en W. dat waar er zooveel drang werdi uitgeoefend) om tot de stichting van het fonds te komen, men deze zaak niet langer kon laten wachten. Nu de drang- even groot is tot een wijziging der verordening, nu had spr. gehoopt, dat B. en W. ook van meening waren geweest, dat men niet langer kon wachten, en zij daarom den heer Dor- beck in de gelegenheid zouden hebben gesteld om de door hem gewenschte veranderingen aan te brengen Blijkens de vorige zitting heeft men dat niet gewild. Do heer Boelnians ter Spill hoeft toen gezegd laten wij eerst, het bestuur van het fond-s benoemen, dan hebben 'wij een lichaam, dat ons van advies kan dienen, en kunnen we zien wat er te verbeteren valt. Spreker meent evenwel, dat dat bestuur niet moet zijn het ad- viseerend orgaan, dat orgaan is dë raad zelf. Daarom had spreker vroeger voorgesteld een raadscommissie te benoemen om dë zaak te bestudeeiren. Men heeft dat niet gewild. Ik heb toen, ging spreker voort, a-an B. en W, gezegd, dat ik tal va-u bescheiden over de zaak had, een geheel dosier, dat ik gaarne te hunner be schikking stelde. Het eenigste echter, dat men van mij heeft gevraagd, is de verordening der gemeente Leiden, overigens liet de boel hen vrij koud. De Raad heeft in de vorige zitting goedgevonden, te besluiten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Spreker wil er nu niet op terug komen. Evenwel wenscht hij thans te verklaren, dat hij bij de benoeming van een voorzitter van het bestuur, zich zal onthouden,. wat niet wil zeggen, dat hij iets heeft tegen den voorgedragen persoon, doch waarmee hij al leen wil doe-n uitkomen, dat hij niet noodig acht, dat deze commissie de raad van voorlichting dient om de verordening te verbeteren. Hij meent, dat de raad nog wel zooveel sociologische kennis heeft, dat hij die voorlichting kan ontberen. Spreker zou zich door aan de-ze stemming deel te nemen een brevet van on vermogen geven; hij herhaalt daarom, dat door zijn onthouding hij alleen wil uitdrukken, dat hij niet voorgelicht behoeft te worden door deze commissie. Do voorzitter zal na alles wat er over deze zaak al is gezegd, er niet op ingaan en -stelt voor over te gaan tot de benoeming van een lid-voorzitter. Benoemd wordt) daarop de heer Ringers met 14 stemmen; 4 stemmen waren in blanco- uitgebracht. OPHEFFING COMMISSIE VAN TOEZICHT OP HET HANDELSONDERWIJS. B. en W. stellen voor in verband met een schrijven van den min. van Binnenl. Zaken te besluiten: lo. de Verordening voor de Ilandelsdagschool (Ge meenteblad) no. 378) te wijzigen als volgt In art. 2 wordit de 2e alinea: „Het toezicht wordt mede uitgeoefend] door eene door den Raad) te benoe men commissie van drie leden" geroyeerd. 2o. in te trekken de Verordening' op de samenstel ling- en inrichting der commissie van toezicht op de Handelsdagschool (Gem. blad no. 311). oo. in te trekken de benoeming van de tegenwoor dige leden der Commissie, onder dankbetuiging aan die leden voor de in die betrekking aan de gemeente bewezen diensten. En voorts: de Verordening- op de samenstelling en wijze van benoeming' der plaatselijke commissie van toezicht op de scholen van middelbaar onderwijs (Gemeenteblad no. 29) te wijzigen als volgt: In art, 1 alinea 1 wordt in plaats van „vijf," gelezen het getal „zeven." Afschrift van dit besluit te zenden aan de Commis sie van Toezicht voornoemd, met uitnoodiging voor elk der twee plaatsen, waarmede de Commissie is uit gebreid, aan deze vergadering- een dubbeltal ter benoe ming te willen voordragen. De heer Meienbrink zegt, dat hij zal stem men voor het voorstel van B. en W. Hij wenscht ech ter ten opzichte van het in de bijlage, ond-er 3e voorko mende op te merken, dat hij gaarne instemt met den dank door B. en W. daarin aan de commissie voor het Handelsonderwijs gebracht-. Die commissie zal zich zelf ook ongaarne zien uitgeschakeld. Nu had spreker ook gaarne gewenscht, dat men deze afzonderlijke commissie had kunnen behouden, ma-ar nu uit d-e wet olijkt, dat er niet meer dan een commissie voor het middelbaar onderwijs kan zijn, heeft men er zich een voudig bij neer te leggen. De heen Van der Feen de Lille stemt in met hetgeen door den heer Meienbrink is gezegd. Opk hij betreurt het, dat de commissie v'o-or het han delsonderwijs niet kan blijven bestaan. De wet op het middelbaar onderwijs echter kent maar één commissie an toezicht, en die zal eenig- moeten -blijven. Spreker kan echter niet nalaten er zijn groote verbazing over to kennen te geven, dat de minister dan drie jaren ge leden het instellen der commissie v-o-or de handelsdaa1- eehool heeft kunnen goedkeuren. Men kan nu wel niet anders doen, dan wat de mi ni-ster verlangt en afwachten wat de commissie voor het middelbaar onderwijs zal doen. Do voorzi tter herinnert er aan, dat toen de voordracht tot regeling van het handelsonderwijs was ingediend, ook B. en W. meenden dat het -toezicht be hoorde tot de competentie der commissie voor hetM.O. Toen is in dën Raad die gedachte uitgeschakeld en was men van de wenschelijkheid overtuigd, dat het toezicht moest worden opgedragen aan een speciale commissie. Dit werd goedgekeurd en daarom meende men, toen de reorganisatie van den handelsavondcur sus aan dë orde kwam, te kunnen voorstellen ook het toezicht hierover aan dezelfde commi-ssie op te dragen als voor de dagschool bestpnd. Toen heeft zich de commissie van toezicht op het M. O. gepasseerd gevoeld. Dat is de zaak geweest. De voorzitter meent verder, dat er niet veel aan de zaak is te doen, en brengt nog- een1 woord) van hartelijken dank aan de leden der commissie voor het handelson derwijs, die op zoo uitstekende wijze met zooveel toe wijding en liefde voor de, zaak zich van hunne taak hebben gekweten. (Instemming) De heer F or tuin geeft ook zijn groote verba zing- te kennen over de houding van den minister, die 3 jaren geleden het instellen der bijzondere commissie goedkeurde, en te meer nu er met zooveel klem en -spoed op wordt aangedrongen om dë za-ak recht te zetten. Spreker heeft zich over deze zaak buiten den raad om gewend! tot een jurist hier ter stede en deze heefhem gezegd, dat- in art, 46 der wet op het- M. O. staat, dat door de gemeenteraden plaatselijke comanis- siënj van toezicht worden benoemd, er zouden dus wel twee commission kunnen bestaan. Spreker betreurt bet evenzeer als de andere heeren, dat de commissie, bestaande uit industrieelen en han delaars, nu op zij wordt gezet, dat men haar een schop geeft. Dat is een grievende teleifl-stelling, gezien de goede vruchten van hun toezicht, dank zij hun per soonlijke medewerking- met de directie van het han delsonderwijs. Had men nu nog de zekerheid, dat de commissie van toezicht bij hare uitbreiding deze zelfde menschen zou voordragen, dan was dë zaak nog niet zoo erg doch die toezegging heeft spreker niet kunnen krijgen En toch moet de commissie van toezicht voor liet. M O. zonder dat daarin zitten menschen uit den in dustrieelen en handcddrijveuden middenstand' niet bere kend geacht worden voor het toezicht op het Handels onderwijs. Dat blijkt, meent spreker, ook al uit het gemeentoverslag-, waar de commissie over den handels avondcursus zegt, dat de ijver en de vooruitgang der leerlingen goed' was. Dat is onjuist, door gebrek aan ijver bij de leerlingen waren de resultaten nihil. Spreker stelt ten slotte voor een nieuwe commissie te benoemen' in den geest zooals dë wet op het M. O. dit verlangt. De voorzitter trekt in twijfel of de beer Fortuin goed is ingelicht, In geen enkele gemeente bestaat een tweede commissie van toezicht op het M. O. Wel is het mogelijk dat een particuliere am bachtsschool of technische school een commissie van toezicht benoemt naast- de bestaande- gemeentelijke, maar waar het scholen van Rijk of gemeente betreft, gaat het niet. De heer Fortuin meent, dat dit verweer niet opgaat. Met het handelsonderwijs, dat iet-s is van den laatsten tijd meent hij is het een ander geval, dat ken de men vroeger niet. De voorzitte r wijst er op, dat alle vakscholen volgens de wet vallen onder het M. O. en onder 't toe zicht de inspecteurs van dit onderwijs vallen. De heer F ortirin: Maar er is voor het Handels onderwijs een afzonderlijke inspecteur. De heer Meienbrink zegt, dat hij tevreden zou zijn als de drie leden die tot nu het toezicht op het handelsonderwijs uitoefenden in de commissie voor het M. O. werden benoemd. De voorzitter merkt op, dat dat afhangen zal van de commissie die- zelf dë voordracht doet. De heer Van der Feen de Lille was niet geheel op deze zaak voorbereid. Naar aanleiding van hetgeen de heer Fortuin heeft gezegd, merkt hij op dat, oppervlakkig gezien, men zou kunnen zeggen, dat de wet -sprekende van liet benoemen der commis si n van- toezicht op het- L. O. het aanstellen van een tweede commissie niet verbiedt. Evenwel men dient zich bij de behandeling dezer zaak ook te baseeren op de alhier bestaande verordening voor het toezicht op het M. O. Daarom vraagt spreker of de verordening -er is. De heer Boel mans ter Spill vraagt, of de heeren wel eens gehoord' hebben win de kiesvereeni- ging van Stellendijk. De kwestie over het woord commissie of commissië n herinnert er aan. De voorzitter zeg-t de verordening te zullen laten komen. Nadat deze is gebracht en na enkele be spreking-en aan de tafel van B. en W. vraagt de heer D o r b e c k het woord. Deze zegt. dat het voor hem nog een open vraag- is, of inderdaad de wet op het. M. O. dc benoeming van een tweede commissie verbiedt. Hij wordt gesterkt in die meening doordat de mi nister zelf niet homogeen is met- zijn vroegere denkwij ze, toen hij de benoeming- der speciale commissie goed keurde. Nog meer sterkt hem in die meening het feit, dat er ook verschillende inspecteurs voor het M. O. zijn. Voor het handelsonderwijs heeft de. regeering zelf een specialen inspecteur benoemd, waardoor zij dus de noodzakelijkheid erkende, dat het toezicht aan iemand w-erd opgedragen, die zich speciaal da-araan kon wij den. Daarom lijkt het hem toe, dat de instelling van een speciale commissie niet is uitgesloten. Alvorens nu de zaak te beslechten en in te ga-an op het voorstel van B. en W. om de bestaande commissie aan den dijk te zetten, zou hij willen voorstellen om den minister apodictisch de vraag te stellen of de in-stelling van een tweede commissie in strijd! is met dë wet. Valt het antwoord' gunstig- u'it, dan is de raad van al d'ie vieren en vijven af en zon vo-orkomen worden, wat spreker betreurt, dat dë commissie van toezicht op het M. O. het aantal dëskundigen zoo gering mo gelijk zou maken, door haar ledental slechts1 van 5 op 7 te brengen. Die opposanle houding der commissie keurt spreker af. Oïn al' deze redenen zou spreker het wenschelijk vinden, dat de door hem bedoelde categori sche vraag aan den minister werd gesteld. Is het ant woord ontkennend, welnu dan moet men er zich hij neerleggen, alleen hoopt spreker dat dan dë leden dei- commissie ook beëedigd worden, zooals voorgeschreven isi Uit het schrijven- van den minister blijkt thans niet welke meening hij ten opzichte van deze vraag is toe gedaan. De heer Fortuin neemt dan zijn voorstel te rug. De lieer Boel mans ter Spill wil niet den schijn op zich laden, alsof -hij dë zaak wil tegenwerken, maar 't komt hem voor dat het een vragen is naar den bekenden weg. Bovendien bedenke men, dat een tweede commissie dit gevolg zal hebben, dat naast haar ook de andere commissie voor het M. O. rechtens toezicht op het Handelsonderwijs kan uitoefenen. Men krijgt dan tweekapiteins op een schip en dat is altijd verkeerd. De heer Fortuin zegt, dat ook zijn raadsman daarop heeft gewezen, doch hij meent, dat door den localen toestand deze conflicten wel zou kunnen wor- dën voorkomen. De voorzitter meent, dat da minister wel de- gelijk te kennen heeft gegeven, dat een tweede com missie in strijd zou zijn met de wet. Dat blijkt naar zijn meening ook uit het rapport der commissie tot wetsherziening, waar deze het gewenscht acht toezicht op het Handelsonderwijs als een bijzon dere tak van het M. O. te regelen door districts»- en plaatselijke commissiën. Als het handelsonderwijs niet geheel onder de wet op het M. O. viel' zou zij dit voor stel niet behoeven te. doen. De heer Van der Eeen de Lille gelooft dat er niet veel aan de za-ak te doen is, doch 't is mo gelijk, dat de wet het toestaat en daarom is hij er niet tegen de vraag te stellen. De heer Boelmans ter Spil! acht de beste weg deze, dat men voorloopig- genoegen neemt met de uitbreiding met twee leden. De heer Fortuin zegt, dat die leden altijd ver in de minderheid zijn, waarop de heer Bo elm ana ter Spill antwoordt, dat de raad het altijd in zijn macht heeft het aantal' dëskundigen uit te breiden. Voorts merkt hij op dat juist de commissie voor het M. O. heeft aangëdrppgën óp stichting van de Han- delsa.vondcursus; De heer Q;11n d e r m a n zegt dat ook de commis sie van toezicht op het L. O. niet uit deskundigen be staat en dat. is met vele commissies- 'het geval. De heer Van den Bosch vraagt of er over het benoemen van een subcommissie voor het handels onderwijs, zoonis de minister bedoelt, overleg is ge pleegd met de commissie voor het M. O. Weigert do commissie dat, dan zou men kunnen zeggen, dat ze vijandig staat tegenover deze zaak. Anders komt het hem voor, dat de commissie, die toch wel lezen zal, wat hier is gesproken, rekening zal houden met de wen schelijkheid in den rand uitgesproken. Dat is- de weg tot den vrede. De voorzitter laat het schrijven der commis sie voorlezen, waaruit blijkt, dat deze dit nader zal overwegen als tot de uitbreiding van haar ledental is besloten. Ten slotte brengt de vooi-zitter, om een einde aan do zaak te maken het voorstel Dorbeck in stemming. Het wordt aangenomen met 10 tegen 6 stemmen. Voor stemden de heeren Glinderman, den Boesterd, Fortuin, Luiting, Melenbriuk, van der Feen de Lille, Dorbeck, Wanna, de Lange en Thomson. Tegen de heeren: Boelmans ter Spill, Ringers, Le-guit, de V it, Van den Bosch en Zaadnoordijk. VERHOOGING JAARWEDDE LEERAAR GYMNASIUM. Tussehen den inspecteur der Gymnasia en B. en W. gevoerde besprekingen hebben het college er toe geleid den Raad voor te stellen te besluiten: aan den heer J. B. van Amerongen, leeraar in het Engels-ch aan liet Gymnasium alhier, eene personeele toelage toe te kennen van 300, met. dien verstande, dat art. 3 der Verordening (Gemeenteblad no. 313) niet op hem zal toepasselijk zijn, zoodat deze regeling neerkomt op eene vervroegde toekenning der periodie ke verhoogingen, wordende aan deze regeling de na volgende voorwaarden verbonden: zij komt te vervallen, zoodra aan den beer van Ame rongen, naast zijne betrekking van leeraar aan het Gymnasium, eene leeraarsbetrekking aan een andere onderwijsinrichting wordt opgedragen, aan welke eene hoogere bezoldiging dan 300 verbonden is, behouden de Burgemeester en Wethouders zich het recht voor aan den heer van Amerongen voor den tijd gedurende welken deze voor hem gunstige regeling van toepas sing is, des noodig geacht, lessen in de Engelsche taal op te dragen in de hoogste klassen der Meisjesschool en wel 3 lessen, 2 lessen of eene les per week, naarma te van den tijd, waarop hij, in normale omstandighe den, aanspraak zou hebben verkregen op verhooging van zijne jaarwedde, ingevolge art. 3 der bovengenoem de verordening. De heer Van "der E een de Lille vraagt of curatoren gehoord zijn over hetgeen in de laatste alinea wordt bepaald? Do voorzitter zegt dat Curatoren geen be zwaar hebben. De heer Van der Feen de Lille. verbaast er zich over, daar het kan voorkomen, zooals bij den heer Belonje, dat het moeilijkheden gaf, doch als cura toren geen bezwaar hebben, zal hij zich er bij neerleg gen. Daarna wordt conform besloten. WIJZIGING- VERORDENING OP DE HEFFING VAN HAVEN- EN KAAIGELDEX. Bij adres, gedagteekend 6 Juni 1.1., wendden W. A. Crone, C. Lust en J. Schutte, vlettenverhuurders, wo nende alhier, zich tot den Raad met hét verzoek de verordening op het heffen van haven- en kaaigeldea in deze gemeente te willen wijzigen. Het wil1 B. en W. voorkomen, dat er wel eenige ro den bestaat adressanten in dezen ter wille te zijn, door het maximum van den tonneninhoud dier vaar tuigen waarvoor een jaarabonnement van 1 kan worden gesloten, te brengen van 20 op 25 ton. Op dezv wijze is voldoende aan het bezwaar van adressanten tegemoet gekomen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 1