DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 240
Honderd en veertiende Jaargang.
1912.
DONDERDAG
10 OCTOBER.
DICHT BIJ HUIS.
Gemeenteraad van Alkmaar
VI.
ALKMAAR, 10 October.
Een eigenaardigheid' van Montjoiei in den Eifel is,
dat men op die huizen neerzien kan en er tegen opkij
ken. Want sinds de „kom" dit. woord in zijn eigen
lijke bet-eekenis genomen geheel bebouwd is, is men
aan den „rand" huizen gaan zetten, meest buitenver
blijven, die in kleur en vorm denken doen aam de voe
derhuisjes van vogels. Zoo kan het gebeuren dat. een
twintig meter boven uw hoofd tennis-gespeeld' wordt,
terwijl ge even later, na den Haller, een grilliger ruï
ne dan die van den burcht en langs kunstmatige treden
gemakkelijk te bereiken, te hebben beklommen, de ten
nisspelers voor bewegende poppetjes zoudt gaan hou
den.
Aardig is het de vele auto's van de hoogte af te
volgen. Nu eens kruipt er een naar boven, dan weer
gaat het in vliegende vaart naar beneden, als in een
trechter de chausseeën zijn breed, de straten nauw
la de straatjes kun je ze niet nakijken, maar je hoort
dikwijls nog het getoeter en daar ga je op af als je
raden wilt, waar ze weer te voorschijn zullen komen.
Een van de mooiste wandelingen men kan alle
kanten uit en er is- keuze te over is die naar het
plaatsje Kalterherberg. Wel drie wegen leiden er
heen, maar wanneer men dien kiest, die het dichtst
langs den Roer loopt, is de wandeling het mooist en
het leerrijkst. Men leert het karakter van de rivier
kennen, ziet hoe zij op sommige plaatsen een anderen
weg is ingeslagen, zoodat er een oude bedding droog is
blijven liggen, hoe zij elders stroomversnellingen of
watervalletjes heeft gevormd, die zich reeds op een
afstand klaterend aankondigen. Soms verliest men de
rivier geheel uit het oog, men hoort haar wel, maar
hoe men ook speurt, ontdekken doet men haai" niet,
Hoewel ze in den herfst, als het water van boven
bruisen komt, breed en diep moet zijn, is ze in het zo-
merjaargetij zoo weinigi waterrijk dat de koeien er
hier en daar genoeglijk in rondplassen.
Twee oude kloosters komen we op deze wandeling
voorhij, waarvan de een in een bierbrouwerij, do- andere
in een brandewijnstokerij was herschapen. Als we de
rivier met. het .frissche groene dal in de diepte laten
liggen en het Hooge Y-een opklimmen, wordt het land
schap vlakker en eentoniger. Hoe .meer de weg ons het
plateau opbrengt, des te uitgestrekter worden de wei
den en korenvelden. Hier maakte de verweening
vruchtbare huimus, maar het laagje is o zoo dun en als
we maar eens eventjes met den puntigen stok schar
relen, sto.oten we heel gauw op dën steenigen ondier-
grond. I)e huizen hebben hier weer gewone afmetin
gen en het zijn meest boerenwoningen, van het beken
de Duitsche type met steun- of besparingsplannen in
de gevels. Af en toe halen we -een met ossen bespan
nen wagen in, die traag omhoog gaat.
Kalterherberg maakt een bepaald armoedigen in
druk. Trouwens de naam verklaart reeds alles.
Zijn we hier niet in de streek, die wegens haar onher
bergzaamheid den bijnaam „Siberië van het Westen"
met -eere draagt In de inderdaad koele herberg, van
het plaatsje verzekerde ons de zomersch gekleede kas
teleinsdochter met wie we voor de aardigheid een
tijd lang het Groningsclï dialect ruilden tegen het
plat-Duitsch, waarbij geen van ons twee ietsi te kort
kwam dat zij dan ook geen laag' uitgesneden
blouses droeg. De wind! kon er zoo ijzig blazen
en dagen achtereen was de sneeuwbedekte vlakte
in koude nevelen gehuld. Maar dan ging men
rodeln en skiloopen zich op deze wijze schadeloos1
stellend voor, bij gebrek aan water, het gemis van het
schaatsenrijdersgenot. Van schaatsenrijden had ze
wel eens gehoord en gelezen, maar hoe dat precies
ging wist ze niet.
Daar een oude man ons aan den ingang van het
dorpje in het 1 ranselt had' aangesproken, kwam het ge
sprek op de talen en verzekerde de jonge dame ons,
dat in het nabijgelegen Zurbrot dë Franscbe taal1 de
spreektaal is. Hier in Duitschland op het Ilooge
Veen was dus het I ranselt binnengedrongen, terwijl,
naar we later vernamen, ten' Z. O. van Vervier» de
Duitsche taal d;e Belgische grens had overschreden.
Dat was een troost voor hetgeen we in Vaals hadden
waargenomen.
Reeds herhaaldelijk hadden we in de omgeving- bord
jes aangetroffen met de woorden „zur Fissehers1
hütte en men had ons verteld, dat dit -een restaurant
was, dat een zekere vermaardheid) bezat wegens de in
de Roer gevangen forellen, die er te verkrijgen waren.
Geheel verscholen in het woud is dit. bouten boschres
taurant aan de rivier gelegen, Het ligt er idyllisch,
men heeft, er een aardig zitje, dicht bij klaterende wa
tervalletjes, waar de eendjes handig over heen ma
noeuvreeren, de kellners' verstoren de illusie van lan
delijke eenvoud niet door rok en witte das.en de
goudbespikkeld© aristocratisch© visschen laten zich bij
een Mass „hiesiges" voortreffelijk smaken.
'1 Vrugg-f-'keCrd in het -schilderachtige stadje zagen we
nabij het kleine marktplein op een muur een groote
advertentie de reclame had! hier haar schreeuweri-
gen intocht nog niet gedaan, maar enkele bonte herau
ten kondigden haar komst- reeds aan. Sleetjes1 voor het
todeln en ski s waren blijkens die ïnededeelin-g' daar te
huur. Plotseling kwam in ons het hevige verlangen
op Montjoie ook eens in winter'kleed1 te zien, er te
doen aan de wintersport, die hij ons niet inheemsch is,
maar die daar veelvuldig- wordt beoefend.
En wij staan er heusoh niet voor in, dat we sterker
zullen zyn dan dit- verlangenAls de- Duitscho
couranten ons uit den Eifel sneeuw en vorst melden,
dan kan het wel eens zijn, dat we er -een paar tientjes
aan wagen, om „dicht bij huis" de genieting-en te zoe
ken, dje we tot dusverre aan veel verder verwijderde
streken veijbonden waanden.
(Slot, volgt.)
VERGADERING rail den
op Woensdag 9 Oct. 1912, 's nam. 1 unr.
(Vervolg.)
De geheime zitting duurt ruim anderhalf uur.
Ka heropening der deuren komt, aan de orde:
BENOEMING VAK EEK ONDERWIJZER AAK
DE 5e GEMEENTESCHOOL.
Ter vervulling der vacature van onderwijzer aan de
5e gemeenteschool, ontstaan door het verleend eervol
ontslag aan den heer W. Bralts, worden voorgedragen
de heeren: 1. D. Speets, onderwijzer, St. Maartens
brug. 2. A. F. J. van den Broek, onderwijzer, Eg-
mond aan Zee. 3. A. Schilstra, onderwijzer, Heerliu-
gowaard.
Benoemd de lieer D. Speet» met 15 stemmenop
den heer Van den Broek waren 3 stemmen uitgebracht.
BENOEMING INGENIEUR BIJ DEN DIENST
DER GEMEENTE-WERKEN.
De voorzitter deelt mede, dat dit punt van de agen
da wordt afgevoerd.
GEMEENTELIJK W ER K 1.0 O ZEN FOX DS
Volgens de 2e alinea van art. 3 van de verordening-
op het gemeentelijk werkloozenfonds te Alkmaar (Ge
meenteblad No. 374), wordt één lid van het fondsbe
stuur, tevens Voorzitter, benoemd door den Raad. Hij
wordt, evenals de andere leden, benoemd voor den tijd
van drié jaren.
In verband1 met deze bepaling stellen B. en W. den
Raad voor te benoemen tot lid, teven3 Voorzitter, van
het gemeentelijk werkloozenfonds te Alkmaar, den
heer E. II. Ringers Sr., alhier.
De heer Ringers heeft zich, desgevraagd, bereid
verklaard eene eventueels benoeming te sullen aan
vaarden.
Door het college zijn verder op aanbeveling van de
vereenigingen die zich voor aansluiting bij liet fonds
hebben opgegeven, benoemd tot leden de heeren F.
Wigman, 11. Uitenboscli, W. Mannes en P. Dekker erg
tot plaatsvervangende leden de heeren H. Habiecht en
Joh. Kuijper.
De heer V a n den B o s c h zegt, dat hij, nu de
verordening blijkens de ingekomen adressen van be
langhebbenden niet beantwoordt- aan de bedoeling, hij
had gehoopt, dat B. en W. te dien opzichte hetzelfde
.standpunt hadden ingenomen als vroeger bij de vast
stelling der verordening. Toen zeiden B. en W. dat
waar er zooveel drang werdi uitgeoefend) om tot de
stichting van het fonds te komen, men deze zaak niet
langer kon laten wachten. Nu de drang- even groot is
tot een wijziging der verordening, nu had spr. gehoopt,
dat B. en W. ook van meening waren geweest, dat men
niet langer kon wachten, en zij daarom den heer Dor-
beck in de gelegenheid zouden hebben gesteld om de
door hem gewenschte veranderingen aan te brengen
Blijkens de vorige zitting heeft men dat niet gewild.
Do heer Boelnians ter Spill hoeft toen gezegd laten
wij eerst, het bestuur van het fond-s benoemen, dan
hebben 'wij een lichaam, dat ons van advies kan dienen,
en kunnen we zien wat er te verbeteren valt. Spreker
meent evenwel, dat dat bestuur niet moet zijn het ad-
viseerend orgaan, dat orgaan is dë raad zelf. Daarom
had spreker vroeger voorgesteld een raadscommissie te
benoemen om dë zaak te bestudeeiren. Men heeft dat
niet gewild. Ik heb toen, ging spreker voort, a-an B.
en W, gezegd, dat ik tal va-u bescheiden over de zaak
had, een geheel dosier, dat ik gaarne te hunner be
schikking stelde. Het eenigste echter, dat men van
mij heeft gevraagd, is de verordening der gemeente
Leiden, overigens liet de boel hen vrij koud. De Raad
heeft in de vorige zitting goedgevonden, te besluiten
overeenkomstig het voorstel van B. en W. Spreker
wil er nu niet op terug komen.
Evenwel wenscht hij thans te verklaren, dat hij bij
de benoeming van een voorzitter van het bestuur, zich
zal onthouden,. wat niet wil zeggen, dat hij iets heeft
tegen den voorgedragen persoon, doch waarmee hij al
leen wil doe-n uitkomen, dat hij niet noodig acht, dat
deze commissie de raad van voorlichting dient
om de verordening te verbeteren. Hij meent, dat de
raad nog wel zooveel sociologische kennis heeft, dat hij
die voorlichting kan ontberen. Spreker zou zich door
aan de-ze stemming deel te nemen een brevet van on
vermogen geven; hij herhaalt daarom, dat door zijn
onthouding hij alleen wil uitdrukken, dat hij niet
voorgelicht behoeft te worden door deze commissie.
Do voorzitter zal na alles wat er over deze
zaak al is gezegd, er niet op ingaan en -stelt voor over
te gaan tot de benoeming van een lid-voorzitter.
Benoemd wordt) daarop de heer Ringers met 14
stemmen; 4 stemmen waren in blanco- uitgebracht.
OPHEFFING COMMISSIE VAN TOEZICHT OP
HET HANDELSONDERWIJS.
B. en W. stellen voor in verband met een schrijven
van den min. van Binnenl. Zaken te besluiten:
lo. de Verordening voor de Ilandelsdagschool (Ge
meenteblad) no. 378) te wijzigen als volgt
In art. 2 wordit de 2e alinea: „Het toezicht wordt
mede uitgeoefend] door eene door den Raad) te benoe
men commissie van drie leden" geroyeerd.
2o. in te trekken de Verordening' op de samenstel
ling- en inrichting der commissie van toezicht op de
Handelsdagschool (Gem. blad no. 311).
oo. in te trekken de benoeming van de tegenwoor
dige leden der Commissie, onder dankbetuiging aan
die leden voor de in die betrekking aan de gemeente
bewezen diensten.
En voorts:
de Verordening- op de samenstelling en wijze van
benoeming' der plaatselijke commissie van toezicht op
de scholen van middelbaar onderwijs (Gemeenteblad
no. 29) te wijzigen als volgt: In art, 1 alinea 1 wordt
in plaats van „vijf," gelezen het getal „zeven."
Afschrift van dit besluit te zenden aan de Commis
sie van Toezicht voornoemd, met uitnoodiging voor
elk der twee plaatsen, waarmede de Commissie is uit
gebreid, aan deze vergadering- een dubbeltal ter benoe
ming te willen voordragen.
De heer Meienbrink zegt, dat hij zal stem
men voor het voorstel van B. en W. Hij wenscht ech
ter ten opzichte van het in de bijlage, ond-er 3e voorko
mende op te merken, dat hij gaarne instemt met den
dank door B. en W. daarin aan de commissie voor het
Handelsonderwijs gebracht-. Die commissie zal zich
zelf ook ongaarne zien uitgeschakeld. Nu had spreker
ook gaarne gewenscht, dat men deze afzonderlijke
commissie had kunnen behouden, ma-ar nu uit d-e wet
olijkt, dat er niet meer dan een commissie voor het
middelbaar onderwijs kan zijn, heeft men er zich een
voudig bij neer te leggen.
De heen Van der Feen de Lille stemt
in met hetgeen door den heer Meienbrink is gezegd.
Opk hij betreurt het, dat de commissie v'o-or het han
delsonderwijs niet kan blijven bestaan. De wet op het
middelbaar onderwijs echter kent maar één commissie
an toezicht, en die zal eenig- moeten -blijven. Spreker
kan echter niet nalaten er zijn groote verbazing over
to kennen te geven, dat de minister dan drie jaren ge
leden het instellen der commissie v-o-or de handelsdaa1-
eehool heeft kunnen goedkeuren.
Men kan nu wel niet anders doen, dan wat de mi
ni-ster verlangt en afwachten wat de commissie voor
het middelbaar onderwijs zal doen.
Do voorzi tter herinnert er aan, dat toen de
voordracht tot regeling van het handelsonderwijs was
ingediend, ook B. en W. meenden dat het -toezicht be
hoorde tot de competentie der commissie voor hetM.O.
Toen is in dën Raad die gedachte uitgeschakeld en
was men van de wenschelijkheid overtuigd, dat het
toezicht moest worden opgedragen aan een speciale
commissie. Dit werd goedgekeurd en daarom meende
men, toen de reorganisatie van den handelsavondcur
sus aan dë orde kwam, te kunnen voorstellen ook het
toezicht hierover aan dezelfde commi-ssie op te dragen
als voor de dagschool bestpnd.
Toen heeft zich de commissie van toezicht op het M.
O. gepasseerd gevoeld. Dat is de zaak geweest. De
voorzitter meent verder, dat er niet veel aan de zaak
is te doen, en brengt nog- een1 woord) van hartelijken
dank aan de leden der commissie voor het handelson
derwijs, die op zoo uitstekende wijze met zooveel toe
wijding en liefde voor de, zaak zich van hunne taak
hebben gekweten. (Instemming)
De heer F or tuin geeft ook zijn groote verba
zing- te kennen over de houding van den minister, die
3 jaren geleden het instellen der bijzondere commissie
goedkeurde, en te meer nu er met zooveel klem en
-spoed op wordt aangedrongen om dë za-ak recht te
zetten. Spreker heeft zich over deze zaak buiten den
raad om gewend! tot een jurist hier ter stede en deze
heefhem gezegd, dat- in art, 46 der wet op het- M. O.
staat, dat door de gemeenteraden plaatselijke comanis-
siënj van toezicht worden benoemd, er zouden dus wel
twee commission kunnen bestaan.
Spreker betreurt bet evenzeer als de andere heeren,
dat de commissie, bestaande uit industrieelen en han
delaars, nu op zij wordt gezet, dat men haar een schop
geeft. Dat is een grievende teleifl-stelling, gezien de
goede vruchten van hun toezicht, dank zij hun per
soonlijke medewerking- met de directie van het han
delsonderwijs.
Had men nu nog de zekerheid, dat de commissie
van toezicht bij hare uitbreiding deze zelfde menschen
zou voordragen, dan was dë zaak nog niet zoo erg
doch die toezegging heeft spreker niet kunnen krijgen
En toch moet de commissie van toezicht voor liet. M
O. zonder dat daarin zitten menschen uit den in
dustrieelen en handcddrijveuden middenstand' niet bere
kend geacht worden voor het toezicht op het Handels
onderwijs. Dat blijkt, meent spreker, ook al uit het
gemeentoverslag-, waar de commissie over den handels
avondcursus zegt, dat de ijver en de vooruitgang der
leerlingen goed' was. Dat is onjuist, door gebrek aan
ijver bij de leerlingen waren de resultaten nihil.
Spreker stelt ten slotte voor een nieuwe commissie
te benoemen' in den geest zooals dë wet op het M. O.
dit verlangt.
De voorzitter trekt in twijfel of de beer
Fortuin goed is ingelicht, In geen enkele gemeente
bestaat een tweede commissie van toezicht op het M.
O. Wel is het mogelijk dat een particuliere am
bachtsschool of technische school een commissie van
toezicht benoemt naast- de bestaande- gemeentelijke,
maar waar het scholen van Rijk of gemeente betreft,
gaat het niet.
De heer Fortuin meent, dat dit verweer niet
opgaat. Met het handelsonderwijs, dat iet-s is van den
laatsten tijd meent hij is het een ander geval, dat ken
de men vroeger niet.
De voorzitte r wijst er op, dat alle vakscholen
volgens de wet vallen onder het M. O. en onder 't toe
zicht de inspecteurs van dit onderwijs vallen.
De heer F ortirin: Maar er is voor het Handels
onderwijs een afzonderlijke inspecteur.
De heer Meienbrink zegt, dat hij tevreden
zou zijn als de drie leden die tot nu het toezicht op
het handelsonderwijs uitoefenden in de commissie
voor het M. O. werden benoemd.
De voorzitter merkt op, dat dat afhangen
zal van de commissie die- zelf dë voordracht doet.
De heer Van der Feen de Lille was niet
geheel op deze zaak voorbereid. Naar aanleiding van
hetgeen de heer Fortuin heeft gezegd, merkt hij op
dat, oppervlakkig gezien, men zou kunnen zeggen, dat
de wet -sprekende van liet benoemen der commis
si n van- toezicht op het- L. O. het aanstellen van een
tweede commissie niet verbiedt. Evenwel men dient
zich bij de behandeling dezer zaak ook te baseeren op
de alhier bestaande verordening voor het toezicht op
het M. O. Daarom vraagt spreker of de verordening
-er is.
De heer Boel mans ter Spill vraagt, of de
heeren wel eens gehoord' hebben win de kiesvereeni-
ging van Stellendijk. De kwestie over het woord
commissie of commissië n herinnert er
aan.
De voorzitter zeg-t de verordening te zullen
laten komen. Nadat deze is gebracht en na enkele be
spreking-en aan de tafel van B. en W. vraagt de heer
D o r b e c k het woord.
Deze zegt. dat het voor hem nog een open vraag- is,
of inderdaad de wet op het. M. O. dc benoeming van
een tweede commissie verbiedt.
Hij wordt gesterkt in die meening doordat de mi
nister zelf niet homogeen is met- zijn vroegere denkwij
ze, toen hij de benoeming- der speciale commissie goed
keurde.
Nog meer sterkt hem in die meening het feit, dat er
ook verschillende inspecteurs voor het M. O. zijn.
Voor het handelsonderwijs heeft de. regeering zelf
een specialen inspecteur benoemd, waardoor zij dus de
noodzakelijkheid erkende, dat het toezicht aan iemand
w-erd opgedragen, die zich speciaal da-araan kon wij
den. Daarom lijkt het hem toe, dat de instelling van
een speciale commissie niet is uitgesloten. Alvorens
nu de zaak te beslechten en in te ga-an op het voorstel
van B. en W. om de bestaande commissie aan den dijk
te zetten, zou hij willen voorstellen om den minister
apodictisch de vraag te stellen of de in-stelling van een
tweede commissie in strijd! is met dë wet.
Valt het antwoord' gunstig- u'it, dan is de raad van
al d'ie vieren en vijven af en zon vo-orkomen worden,
wat spreker betreurt, dat dë commissie van toezicht
op het M. O. het aantal dëskundigen zoo gering mo
gelijk zou maken, door haar ledental slechts1 van 5 op
7 te brengen. Die opposanle houding der commissie
keurt spreker af. Oïn al' deze redenen zou spreker het
wenschelijk vinden, dat de door hem bedoelde categori
sche vraag aan den minister werd gesteld. Is het ant
woord ontkennend, welnu dan moet men er zich hij
neerleggen, alleen hoopt spreker dat dan dë leden dei-
commissie ook beëedigd worden, zooals voorgeschreven
isi
Uit het schrijven- van den minister blijkt thans niet
welke meening hij ten opzichte van deze vraag is toe
gedaan.
De heer Fortuin neemt dan zijn voorstel te
rug.
De lieer Boel mans ter Spill wil niet den
schijn op zich laden, alsof -hij dë zaak wil tegenwerken,
maar 't komt hem voor dat het een vragen is naar
den bekenden weg. Bovendien bedenke men, dat een
tweede commissie dit gevolg zal hebben, dat naast
haar ook de andere commissie voor het M. O. rechtens
toezicht op het Handelsonderwijs kan uitoefenen. Men
krijgt dan tweekapiteins op een schip en dat is altijd
verkeerd.
De heer Fortuin zegt, dat ook zijn raadsman
daarop heeft gewezen, doch hij meent, dat door den
localen toestand deze conflicten wel zou kunnen wor-
dën voorkomen.
De voorzitter meent, dat da minister wel de-
gelijk te kennen heeft gegeven, dat een tweede com
missie in strijd zou zijn met de wet.
Dat blijkt naar zijn meening ook uit het rapport der
commissie tot wetsherziening, waar deze het gewenscht
acht toezicht op het Handelsonderwijs als een bijzon
dere tak van het M. O. te regelen door districts»- en
plaatselijke commissiën. Als het handelsonderwijs niet
geheel onder de wet op het M. O. viel' zou zij dit voor
stel niet behoeven te. doen.
De heer Van der Eeen de Lille gelooft
dat er niet veel aan de za-ak te doen is, doch 't is mo
gelijk, dat de wet het toestaat en daarom is hij er niet
tegen de vraag te stellen.
De heer Boelmans ter Spil! acht de beste
weg deze, dat men voorloopig- genoegen neemt met de
uitbreiding met twee leden.
De heer Fortuin zegt, dat die leden altijd ver
in de minderheid zijn, waarop de heer Bo elm ana
ter Spill antwoordt, dat de raad het altijd in zijn
macht heeft het aantal' dëskundigen uit te breiden.
Voorts merkt hij op dat juist de commissie voor het
M. O. heeft aangëdrppgën óp stichting van de Han-
delsa.vondcursus;
De heer Q;11n d e r m a n zegt dat ook de commis
sie van toezicht op het L. O. niet uit deskundigen be
staat en dat. is met vele commissies- 'het geval.
De heer Van den Bosch vraagt of er over
het benoemen van een subcommissie voor het handels
onderwijs, zoonis de minister bedoelt, overleg is ge
pleegd met de commissie voor het M. O. Weigert do
commissie dat, dan zou men kunnen zeggen, dat ze
vijandig staat tegenover deze zaak. Anders komt het
hem voor, dat de commissie, die toch wel lezen zal, wat
hier is gesproken, rekening zal houden met de wen
schelijkheid in den rand uitgesproken. Dat is- de weg
tot den vrede.
De voorzitter laat het schrijven der commis
sie voorlezen, waaruit blijkt, dat deze dit nader zal
overwegen als tot de uitbreiding van haar ledental is
besloten.
Ten slotte brengt de vooi-zitter, om een einde aan do
zaak te maken het voorstel Dorbeck in stemming.
Het wordt aangenomen met 10 tegen 6 stemmen.
Voor stemden de heeren Glinderman, den Boesterd,
Fortuin, Luiting, Melenbriuk, van der Feen de Lille,
Dorbeck, Wanna, de Lange en Thomson.
Tegen de heeren: Boelmans ter Spill, Ringers,
Le-guit, de V it, Van den Bosch en Zaadnoordijk.
VERHOOGING JAARWEDDE LEERAAR
GYMNASIUM.
Tussehen den inspecteur der Gymnasia en B. en W.
gevoerde besprekingen hebben het college er toe geleid
den Raad voor te stellen te besluiten:
aan den heer J. B. van Amerongen, leeraar in het
Engels-ch aan liet Gymnasium alhier, eene personeele
toelage toe te kennen van 300, met. dien verstande,
dat art. 3 der Verordening (Gemeenteblad no. 313)
niet op hem zal toepasselijk zijn, zoodat deze regeling
neerkomt op eene vervroegde toekenning der periodie
ke verhoogingen, wordende aan deze regeling de na
volgende voorwaarden verbonden:
zij komt te vervallen, zoodra aan den beer van Ame
rongen, naast zijne betrekking van leeraar aan het
Gymnasium, eene leeraarsbetrekking aan een andere
onderwijsinrichting wordt opgedragen, aan welke eene
hoogere bezoldiging dan 300 verbonden is, behouden
de Burgemeester en Wethouders zich het recht voor
aan den heer van Amerongen voor den tijd gedurende
welken deze voor hem gunstige regeling van toepas
sing is, des noodig geacht, lessen in de Engelsche taal
op te dragen in de hoogste klassen der Meisjesschool
en wel 3 lessen, 2 lessen of eene les per week, naarma
te van den tijd, waarop hij, in normale omstandighe
den, aanspraak zou hebben verkregen op verhooging
van zijne jaarwedde, ingevolge art. 3 der bovengenoem
de verordening.
De heer Van "der E een de Lille vraagt
of curatoren gehoord zijn over hetgeen in de laatste
alinea wordt bepaald?
Do voorzitter zegt dat Curatoren geen be
zwaar hebben.
De heer Van der Feen de Lille. verbaast
er zich over, daar het kan voorkomen, zooals bij den
heer Belonje, dat het moeilijkheden gaf, doch als cura
toren geen bezwaar hebben, zal hij zich er bij neerleg
gen.
Daarna wordt conform besloten.
WIJZIGING- VERORDENING OP DE HEFFING
VAN HAVEN- EN KAAIGELDEX.
Bij adres, gedagteekend 6 Juni 1.1., wendden W. A.
Crone, C. Lust en J. Schutte, vlettenverhuurders, wo
nende alhier, zich tot den Raad met hét verzoek de
verordening op het heffen van haven- en kaaigeldea
in deze gemeente te willen wijzigen.
Het wil1 B. en W. voorkomen, dat er wel eenige ro
den bestaat adressanten in dezen ter wille te zijn,
door het maximum van den tonneninhoud dier vaar
tuigen waarvoor een jaarabonnement van 1 kan
worden gesloten, te brengen van 20 op 25 ton. Op dezv
wijze is voldoende aan het bezwaar van adressanten
tegemoet gekomen.