DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Het Circuskind. Van Houtens Cac, 1912. No. 244. Honderd en veertiende Jaargang. DINSDAG 15 OCTOBER. FEUILLETON. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,— Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. NATIONALE MILITIE. Telefoonnummer 3. I Met zorg gefabriceerd uit gejonde krachtige cacao» boonen, op dezelfde wijze ais door den uitvinder van cacao (Van Houten) in 1828 reeds werd toegepast. BINNENLAND. ALKMAARSCHE COURANT. De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR gelast, krachtens bekomen aanschrijving, den onder- staanden hier wonenden zeemilicien-verlofganger, om, op na te noemen datum en plaats, tot den werkelijkeu dienst over te gaan: ALDERT BERKHOUT, lichting 1910, 2G October 1912, aan boord' van Hr. Ms. Pantserschip „Heems- kerck" te Willemsoord. Den verlofganger wordt hierbij gewezen op de na volgende bepalingen lo. dat de miliciens-verlofgangers woonachtig in de plaats van opkomst, zich op den dag voor de op komst bepaald, uiterlijk te 8 uur voormiddag# aan boord moeten aanmelden; 2o. dat de miliciens-verlofgangers woonachtig bin nen 20 K.M. van de plaats van opkomst, op den dag voor de opkomst bepaald, uiterlijk te 10 uur voormiddags aan boord aanwezig moeten zijn; 3o. dat de overige miliciens-verlofgangers voor zoo veel zij binnen het Rijk gevestigd zijn, zich op den dag voor de opkomst bepaald, met het eerst vertrekkende openbaar middel van versneld ver voer van hunne woonplaats of naaste station naar de plaats van opkomst moeten begeven, en voor zooveel zij buiten het Rijk gevestigd zijn, zïch op dien dag vóór 4 uur namiddags aan boord moeten aanmelden. Voor zooveel de milicien door ziekte of om eene an dere reden niet tot den werkelijken dienst kan over gaan, wordt hij verzocht daarvan vóór het tijdstip voor de opkomst bepaald, ter gemeente-secretarie me- dedeeling te doen. De Burgemeester voornoemd, G. RIPPING. Alkmaar, 12 Oct, 1912. KEDTMISGGTING, Het HOOFD van het Plaatselijk Bestuur te ALK MAAR brengt, op grond van artikel 1 der Wet van 22 Mei 1845 (Staatsblad No. 22) ter kennis der inge zetenen. dat bij hem ingekomen en aan den ontvan ger der Rijks directe belastingen binnen deze gemeente ter invordering zijn overgegeven: de kohieren der Personeele belasting Nos. 3, 13 en 14, voor het dienstjaar 1912, executoir verklaard door den Directeur der directe belastingen in Noordholland te Amsterdam den 11 October 1.1,; dat ieder verplicht is zijn aanslag, op den bij de Wet bepaalden voet, te voldoen en dat heden ingaat de termijn van zes weken binnen welken daartegen bezwaarschriften kunnen worden ingediend. Allernaar, den 14 October 1912. Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur voornoemd, G. RIPPING. ALKMAAR, 15 October. Over het „geluk van het Huis Koburg" bevat het Tageblati een aardig artikel. Het kleine, Tlmringsehe vorstenhuis heeft in den loop der negentiende eeuw snel en schitterend' carrière gemaakt. Op drie Euro- peesche tronen zitten zijn afstammelingen en de man, dio op den jongsten dezer tronen gezeteld is, heeft het vooruitzicht het eerwaardige Byzantynsche keizerrijk te vernieuwen vooropgesteld, dat het geluk zijn huis vergezellen blijft. ROMAN VAN PAULA BUSCH. 56) —o In do kleine kajuiten en tusschendekruimten hadden de artisten het zich reeds echt gemoedelijk gemaakt. Daar er in het geheel slechte tien kooien voorhanden waren, kon daar slechte een klein deel geherbergd wor den, terwijl de anderen bet met de zoogenaamde eet- en woonkamer en een voor slaapgelegenheid ingerichte tussehendekruimte voor lief moesten nemen. Aan het trio, juffrouw Tompsen en Violet's kame nier was een kajuit tóegewezen, en wijl daar slechts vier bedden aanwezig waren, moest voor een der dames het bed op den grond gespreid worden. „Ik wil, zoolang het gaat, dezen nacht aan dek blij ven. Geef mij dus het bed! op* den grond", zeide Mira, toen er om geloot zou worden, wie op den grond zou slapen. Er werd natuurlijk geprotesteerd, en er werd zoolang over en weer gesproken, dat Mira zich den re- genmantel omsloeg, den capuchon over het hoofd trok en wegliep.v In de hutten hadden zich reeds allen uitgekleed en sliepen reeds gedeeltelijk. Alleen in de woonkamer en het tusschendekruim scheen nog druk leven te heer- schen. Daar maakten de dames' van het ballet en de overige kunstenaressen, die geen betere plaats gekre gen hadden, haar bed deels op de sofa's, deels op den grond. Nu wist men ook, waarvoor de vele dekens, doeken, capes en mantels, die alle mede-gesleept waren, dienden. Wat lachten de meisjes en amuseerden zij zich bij het opmaken van hare bedden! Wat streden twee vrouwen op den grond als honden om een deken en wierpen anderen elkaar met hoofdkussens. Eenige moeders, die stil met hare kinderen in oen hoek gekro pen waren, verzochten ten slotte stilte. „Dat is toch werkelijk zigeunerachtig, ja reine Bo hème, zooals men het ander» slechts leest", d«oht Mi- Dit geluk te gemaakt' door een opera. „Uit het duet „Vaderlandsliefde" in de „stomme van Portici" sprong in den Brusselschen schouwburg de vonk, wel ke de heerschappij der Oranjes in de lucht vliegen deed. Maar al te graag had koning Louis Philippe, door de Julirevolutie omhoog' gekomen, een zijner zo nen gebracht op den vacanten Belgischen troon. Maar de speculatie mislukte, de nationale vergadering koos niet den hertog van Nemours, maar hertog Leopold van Saksen-Koburg tot eersten koning der Belgen. Deze haastte zich als een verstandig man den burger koning met het voldongen feit te verzoenen door zijn schoonzoon te worden. Reeds voor dat deze Koburger de Belgische kroon op het hoofd zette had hij een opmerkelijke proeve van zijn wijs inzicht gegeven, doordat hij de Griekscha weigerde. Op zoo'n onze ker zaakje ging de vader van den koninklijken koop man, die later den Kongostaat zou stichten, niet in. Daarentegen verzekerde hij op voortreffelijke wijze positie en invloed aan zijn huis, doordat hij aan een anderen Koburger het soliede, baantje verschafte, dat hem zelf eens had toegelachen: dat van prins-gemaal der Britsche koningin. Hij was immers in zijn eerste huwelijk met de erfgename van den Britschen kroon getrouwd, maar de vroege dood van zijn gemalin had aan alle toekomstdToomen een einde gemaakt. Daar voor smeedde de wereldwijze vorst nu het huwelijk tusschen Queen Victoria en prins Albert van Saksen- Koburg', die spoedig da eigenlijke leider van het En- gelsche wereldhuis' werd. En flinke zakenmenschen als de vaders werden ook de zoons, Leopold II van België en Eduard VII van Groot-Brittanje en Ierland. Dat voor den tweede grootere resultaten waren wegge- ra en voor de eerste maal in haar leven werd het haar duidelijk, hoe de menschen er eigenlijk toe kwamen de circusliedien met de zigeuners op een lijn te stellen. Zij vervolgde haar weg op het dek en zette zich voor op een hoop touwwerk neder. Hoe deelde de boeg den vloed en wat spoot het wit te schuim tot haar op! Zij had nog nooit de zee ge zien >en zoo begroette zij elke golf als een zeldzaam wonder on kon zich niet genoeg' verzadigen aan het steeds wederkeerende, eentonige spel. Zoo nu en dan deelden zich de zwarte wolken, die den hemel' bedek ten en lieten eenige maanstralen over de eindelooze vlakte glijden. Daar achter haar lag Dantzig als in nevelen, en de lichten der stad wenkten haar nog lang een afscheidsgroet toe. Maar vóór haar scheen de hemel die zee aan te ra ken en geen land ze van elkaar te scheiden. De koude wind woei haar in het gezicht en zij hulde zich nog vaster in haar mantel. ITet was een stormachtige nacht. Mira huiverde, zij stak de handen in de zak ken en maakte zich eindelijk op om.een warmer plekje aan dek op te zoeken. Misschien zou het achter meer beschut zijn. Zij naderde thans het luik waardoor de dieren in de boxes omlaag getransporteerd! waren. Drong van daar niet een geschreeuw als van vele woedende menschen? Zij knielde neder en legde het oor aan 't luik. Daar hoorde zij een gejoel van de aangeschoten stalknech ten, dat van seconde tot seconde luider en sehrikkelij- ker werd' en daartussehen schreeuwde de stem van deii stalmeester: „Laat mij er uit. Ik sterf hier." Hoe stampten de1 paarden wanhopig, alsof zij om dood en leven stredón, en Violet's leeuwen brulden zoo zwak, alsof zij slechts zwaar zuchtten. Mira beefde over het geheele lichaam. Wat zou zij doen? Zou zij het zware luik optillen om te zien wat zich daar beneden afspeelde, en om te helpen? Mis schien had zij niet goed gehoord en bedroog' haar heur verhitte fantasie. Maar neen, zij luisterde en luisterde het ge schreeuw werd luider. Zij moest thans handelen. Met bevende handen vatte aij den rin» en travhtt» ket luik legd, lag aan do grootere uitbreiding van de onderne ming, aan welker hoofd hij gesteld was. Maar gemeenschappelijk waren de Kobuvgsohe ka rakterhoofdtrekken. Het nuchtere verstaud', welke zich den helderen kijk op de dingen niet door romanti sche herinneringen aan het verleden omnevelen liet. De onfeilbare menschenkennis, welke iedereen naar zijn inhoud schatte, en niet naar de pracht en praal, waarmede hij zich omgaf, of naar de klinkende woor den, welke hij gebruikte. De voorliefde voor weinig- opvallend werk in stilte, waar rumoerig' optreden slechts overtollige aandacht zou hebbeu opgewekt. Zoo stonden ze geheel op de hoogte van den tijd, deze vier Koburgers, en hebben zich tegen elke internationale positie, waarvoor zij zich gesteld zagen, opgewassen getoond. Alleen één krachtproef is van hen niet ge vraagd: geen hunner heeft gelegenheid! gehad te be wijzen, wat hij nis in hoogste instantie beslissende persoonlijkheid zou kunnen presteeren, wanneer het lot van zijn wereld-huis op de punt, van het zwaard stond. Die proef zal thans de bezitter van den jongsten Koburger troon hebben af te leggen. Ook Tsaar Fer dinand van Bulgarije verloochent de familie niet. De misschien wel het meest kenmerkende trek, de ontoe gankelijkheid voor romantische aandoeningen, is bij hem ook in hooga mate aanwezig. De positieve aan vulling van dit negatieve kenmerk is de sterke drang, zelf te zien, zelf te handelen, zelf te beslissen. Deze Koburgers hebben door middel van hun handig optrer den en hun uitgebreide relaties, tallooze menschen beïnvloed; zij zel'f zijn voor vreemden invloed slechts inzooverre toegankelijk geweest, als z ij wilden en door niemand hebben ze zich gemakkelijk laten ver- op te heffen, maar zij kon het niet. Daar kwam ie mand haar voorbij. „O help mijriep zij de dónkere gestalte toe, en toen zij opzag, stondi Karolly voor haar. „Hoort u niet het leven daar beneden? Buig' u dieper." De storm en het bruisen der golven verdoofden het stemmengeluid gedeeltelijk, en toen de jonge man zich van de waarheid! overtuigd had, tilde hij met Mira het luik op. Een walnr steeg uit het spaarzaam verlichte ruim op. „De kerels willeu mij niet naar boven laten. Ik ik moet den directeur melden, dat twee paarden dood zijn en de groote leeuw", lalde een stem daar beneden. „Zij zijn allen dronken en spreken onzin", fluisterde de jonge man Mira in en boog zich1 diep neder om be ter te zien. Maar hij deinsde spoedig terug' met de woorden: „Mijn hemel, den armen kerel, den stal meester, vergaat liet slecht, zij pakken hem, twee wer pen hem op den grond, ik zie liet niet langer aan." En daarbij schreeuwde de man beneden zoo luide, dat Mira, die over alle leden bevend daar stond, de. woor den kon. verstaan: „Laat mij los, ik moet toch melden, dat de paarden dood) zijn, gestikt' bij deze hitte." In het volgend' oogenblik zag- Mira Karolly de lad der afdalen en om den hoek verdwijnen. Met welk een geschreeuw werd hij beneden begroet. O, nu gingen zij ook hem te lijf! Wat zou zij nu doen, ook naar be neden springen? De eerste impulsie dreef haar daar toe, maar bjiksemsnel gaf haar gezond) verstand haar een betere gedachte. In enkele oogenblikken klopte zij aan de deur der kajuit! van den directeur en deed haar kloppen vergezeld gaan van de woorden: „Mijn heer de directeur, schep orde de stalknechten zijn allen dronken en de stalmeester schreeuwt, dat er paarden gestikt zijn." Zij behoefde niet lang te wachten tot de deur ge opend werd en Lenz, in een mantel gehuld, haar onge- loovig' aanstaarde, en zij begreep zijn blik en herhas de wel een paar maal dezelfde woorden, voordat de man haar geheel begreep. Nu evenwel sloeg hij zich tegen het voorhoofd en riep: „Die vervloekte kerels. Ik heb hun toch gezegc^ dat zij het luik niet mochten schalken. Zelfs de prins-gemaal, Albert Eduard, hoe wel van ambtswege geheel zonder invloed, heeft het gedaan gekregen den almacbtigen en temperamentvol- len lord Palmerston, zoo niet, weg te krijgen, dan toch onschadelijk te maken. Zoo is ook Ferdinand van Bul garije zijn moeielijken weg in het vreemde land ge gaan: voorzichtig, beleefd en koel, steeds op alles voor bereid, altijd gereed iedereen aan te liooren, altijd ge reed iedereen te gebruiken, maar tenslotte zich op nie mand verlatend dan op zich zelf. Men zou denken, dat zulk een man in hooge mate in staat was, voor zijn land' een leider te zijn, ook in de critieke positie, waarin het ultima ratio regis („het laatste woord der koningen") meer alleen het woord heeft. Zijn land ongetwijfeld, wanneer daarin zijn volk woont. Dit echter is het hachelijke: de Koburger» zitten allen in vreemde landen en zich daar te hand haven, wanneer het gaat over het zijn of niet zijn, kan boven de kracht van het grootste genie gaan. Een dei- minst begaafde Hohenzollern, Friedricb Wilhelm ITI handhaafde zich, omdat zijn volk hem droeg en zijn geniale tegenstander viel, omdat het Fransche volk tenslotte toch den vreemdeling in den steek liet. Zoo waren Talleyrand en Fouché, deze echte Franschen, in hot laatst der tragedie machtiger dan de geweldige soldatenkeizer. Vergeten wij echter aan den anderen kant niet, dat ook de Hohenzollern in Brandenburg als vreemdelingen kwamen en nog op het hoogtepunt van hun roem als zoodanig werden beschouwd. Had de groote Eriedrich zijn volk niet langs duizelingwek kende afgronden op deze hoogte gebracht, wie kan zeg gen, of zijn nakomelingen temidden van hun volk zoo vast aan den afgrond) van 180G en 1807 gestaan had den Toegepast op het hedeneerst het succes zou Tsaar Ferdinand en zijn volk zoo vast aaneensmeden, dat hij stevig in het land stond. Men mag wel aannemen, dat hij, als echte zoon van zijn Huis er de voorkeur aan zou hebben gegeveu. door een verstandige, vredelievende politiek te berei ken, wat van der tijden gunst en de oneenigheid der mogendheden te bereiken viel. Dat hij tot den oorlog zou hebben gedreven, is weinig' in overeenstemming- met zijn anders zoo duidelijk uitgesproken familie karakter. Nu de oorlog liem drijft, zal hij hebben te toonen, of het Huis Koburg ook onder zulke verzwa rende omstandigheden zijn man staat. EEN ONDERSCHEIDING. II. M. de Koningin heeft den heer Sigfridl Natainel Linnér, secretaris-generaal van, het Departement van Binnen!andsche Zaken te Stockholm, benoemd tot Groot-Officier in de Orde van Oranje Nassau. Do heer Linnér heeft deze onderscheiding ontvangen naar aanleiding van de Olympische Spelen. TENTOONSTELLING „DE VROUW 1813—1913." Voor de afdeeling huisinrichting en huishouding van de tentoonstelling heeft zich een subcommissie sluiten." In het volgende oogenblik was hij in het dónker aan hare blikken verdwenen. Ook zij liep weer naar de plaats van het ongeluk en zag, hoe de beschohke- nen daar beneden een waren slag leverden, hoe zij nu op den directeur lossloegen. Eenigen trokken zelfa messen uit hun wambuis o, zij vergiste zich niet, zij zag die beneden glinsteren. Met een kreet sprong zij op en liep naar de kapiteinsbrug. „Kapitein", riep zij, „help ons zij slaan anders daar beneden onzen directeur dood." Tot eenige matrozen, die haai' juist wilden pas.see- ren, riep zij hetzelfde en in enkele oogenblikken had de kapitein een groot deel der bemanning om zich ver zameld en volgde het vooruitloopende meisje. Door het leven aan boord, het heen en weer loopen der matrozen, werden de overige artisten uit hun slaap gewekt en zagen door de kleine kajuitraampjos naar buiten. „Wat gebeurt er toch?" Violet en Asta hadden zich slechts een cape over haar nachtgewaad gewor pen en waren naar boven gekomen. Haastig liep de directrice achter haar. De. groote geruite doek om hare schouders waaide om strijd met hare losse haren, en daarbij gilde zij: „Ach, mijn man. mijn arme, goede man!" Zij volgden de matrozen en bleven voor den ingang van de stal ruim te staan. Een wild geschreeuw drong tot hen door en zij zagen elkaar vragend' aan, wat daar beneden geschiedde. Daar trad Mira op haar toe en riep: „De stalknechts zijn dronken en wilden Karolly en den directeur ombrengen. Ook moeten paarden gestikt zijn, en een leeuw", wilde Mira zeggen, maar zij waagde niet dit laatste woord' uit te spreken, toen zij Violet's verschrikt gezichtje zag. „Is Karolly ook beneden?" vroeg Asta. „Hij was de eerste, die den stalmeester helpen wil de", antwoordde. Mira. Er gingen eenige bange minuten voorbij. Het le ven werd zwakker en zwakker en nu kwamen de ma trozen weder boven. Een zeer dikke, wien dit nachte lijk intermezzo veel genoegen schoen te doen, riep tri omf eerend uit: „Nu, die kerels hebben wij met, touwen daar beneden vastgebonden." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 1