DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Het Circuskind. No. 253. Honderd en veertiende Jaargang. 1912. VRIJDAG 25 OCTOBER, FEUILLETON. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Telefoonnummer 3. Noord-Nederlandsche Componisten STADSNIEUWS. DERDE HULLE BEQECK-AVOND VOOR DE ABONNé's. <loor EMI EL HULLEBROECK. Wanneer men de geschiedenis! der muziek in de Middeleeuwen doorbladert, dan men getroffen door het overgroot aantal muziekkunstenaars, die in Vlaanderen en in Nederland leefden. De roem der Nederlandsche school was zóó groot, dat zij de kroon spande over gansch Europa. Dit tijdperk van hooge-n bloei hield aan van 1400 tot omstreeks 1600. Da 17e eeuw bracht ons nog enkele componisten van belang, doch langzamerhand' verslapte de schep pende macht der Vlamingen en der Nederlanders. De Italianen, gevormd aan de Nederlandsche school, had den op. hunne beurt hunnen oorsprobkelijken stijl ge vonden. De bijzonderste oorzaak van het verval der Neder landsche school1 waren politieke onlusten, welke plaats vonden in Nederland) in de 16e en 17e eeuw. De scholen werden gesloten te midÜón van bloedige gevechten; onze componisten vonden in hun land noch bezieling- noch bestaansmiddelen meer en Duitschlalid ontving de uitwijkingen met open ar men en nam den muzikalen scepter uit onze handen oveT. De glorierijke Nederlandsche school, de school, waaruit al de andere zijn voortgesproten, zoowel de Duitsche als de Italiaansche, welke om zoo te zeggen, de grondslag is gefeest van de muziekkunst in gansch Europa, bewijst, dat een klein volk als het onze wel geschikt is om den toon te geven aan groo- tere natiën en de kunstwaarde van een volk niet af hangt van de uitgestrektheid! van 'a lands- grondge bied, maar alleenlijk van de intellectueele ontwikte ling. De Nederlandsche school, sedert verscheidene eeuwen in slaap gezonken, is thans aan het ontwa ken. Het Nederlandsche*volk heeft het stof van zijn kleeren geschud- en zal' welhaast bij machte zijn dón verloren muziekscepter weerom over de gansehe we reld te zwaaien! Ja, de NederlandSche muziek ontwaakt, zij ont waakt terzelfder tijd- als de Nederlandsche taal, die zij ook haar oorspronkelijkheid moet teruggeven. Ziet maar eens naar Vlaanderen! Sedert Peter Benoit den grondsteen legde der Nieu we Ne-derIandsebe school zijn de componisten als uit den grond gerezen. Nooit werden zóóveel Vlaamsche werken geschreven, nooit zag men een zoo groot getal kunstenaars- hetzelfde ideaal nastreven. En wat zien wij rondom ons gebeuren? Fransche uitgevers geven Vlaamsche liederen en partituren uit; hunne catalo gussen vermelden de werken onzer Vlaamsche kunste naars onder de rubriek: Ecole flamande. Peter Be; noit-s kindercantatë wordt te Parijs uitgevoerd, ter wijl de opera's van Jan Blockx de wereld rondgaan met een onbetwistbaren- bijval. Antwerpen bezit reeds een Vlaamschen kunsttempel, waar de werken onzer toondichters een waardige vertolking krijgen. 'De Muntschouwburg te Brussel, die tot hiertoe voor de Vlaamsche componisten gesloten bleef, trekt met hunne werken stampvolle zalen, en er wordt verlan gend uitgezien naar mogelijke uitvoeringen in de Vlaamsche taal. En Gij, _Nederland!sche stamgenooten, Gij moogt U insgelijks in een heropbeuring' verheugen. Bij U ook zijn tegenwoordig ontelbare componisten welke alle genres beoefenen en welke, te zamen met de onzen, de machtigste schaar kunstenaars vormen welke ooit in een land zijn aangetroffen! Roman van PAULA BUSCH. 65) -o- Mira zag niet- op, want zij schaamde zich voor de tranen, welke haar bij de laatste woorden in de oogen gekomen waren. Maar de heen- Joernsen had ze toch gezi-en. „Wat een komedie!" dacht hij. „Zij is toch -als- al die andere vrouwen. Welk een plompe 'leugen van zusters1 of oude tantes of ooms te spreken, van wier bestaan men „voorloopig nog niets mag weten. Wanneer zij geld inoodig heelt, moet zij niet eerst zulk een doorzichtig ■masker voordoen. Zij schijnt daarin nog beginnelinge te zijn, want- zij kleedt het veel te onhandig in." „Maar als ik u helpen kan, doe ik het. gaarne, voor zoover het in! mijn) vea-mogen is1", zeidie hij. „U moet mij niets cadeau doen, mijnheer Joernsen, alleen leenen. Ik zal u in maandelijksche termijnen eiken pfennig teruggeven, dat spreekt van zelf." Toen moest hij weer glimlachen. „Dat beloven zij allen'. Op dien zwendel' ga- ik nooit weer in. Bij mij is slechts dienst en wederdienst eni een paar dui zend! mark isi mij siignorina Mira wel' waard." Hij hief afwerend de hand op. „Neen, neen, lieve juffrouw, daarvan zal in het geheel geen sprake zijn. Of het is- een som die ik missen kan, of het is onmo gelijk." „Ik heb 2-000 mark noodig," stamelde Mira en bloos- de. „Nu ja, dat zullen wij nog wel kunnen doen," zeide hij joviaal en zag- er tevreden uit, daar deze som hem aangenaam trof. Zij echter zag stralend! van geluk tot hem op. Zij reikte hem dankbaar-de hand en hij vatte die haastig. „Ik wil niets geschonken- hebben. U moet in den kortst mog-elijken tijd alles- terug hebben. Ik dank u En men is nog- bij lange aan het toppunt niet van die muzikale heropflikkering, en er valt nog veel te strijden voor aleer alles wat vreemd is zal zijn wegge ruimd en de ware nationale strekking zal zijn verkre gen, want zooals wij, Vlamingen, te kampen hebben tegen het indringen der frans-che taial en invloed, zoo moet Gij het doen tegen de Duitsehers, maar niette min is het sein gegeven, het is verstaan door het ganscho Nederlandsche land en de vooruitgang gaat immer „crescendo." Ik weet zeer wel dat de Hollandsehe componisten hier in hun eigen land niet naar waarde worden ge schat, dat hunne werken hier nog te weinig gezongen worden en dat is wel betreurenswaardig. Hier komt weer wonderwel- het spreekwoord te pas-: „Niemand is sant in eigen land'." Reeds verscheidene jaren span ik al mijn krachten in om hunne werken ook in Vlaanderen toegang te doen vinden en, indien ik tot hiertoe redelijk hierin ben geslaagd', indien vele liederen van' Hollandsehe componisten regelmatig o-p concertprogramma's- en liederavondón voorkomen, dan is- het wel het beste be wijs dat die werken gemaakt en dóór het zingend Vlaamsche volk na-ar waardó worden geschat. ^Aan Richard! Hol, die te Utrecht een oorspronkelijk Nederlandsch muziekleven wekte, dient in d-e aller eerste plaats hulde gebracht. Zijn „Ons Vaderland" is een lied, waarmede hij zijn tijdgenooten om zoo te zeggen wakker schudde en dat, vermoed) ik, voor de Ilollande?» ongeveer is ge weest, wat het Lied der Vlamingen van Benoit was voor het Vlaamsche volk. Bernard! Zweers -schreef eenige eenvoudige liedjes, die zich in- een immer stijgenden bijval mochten ver heugen. De „Liedekens der Liefde" zijn vooral in Vlaanderen bekend. Emile von BruekenFock behoort insgelijks tot. de beste Nederlandsche componisten gerekend! te worden, hoewel hij zijn liederen bij voorkeur op d'uitschen tekst schrijft, iet-s wat men hem ten kwade kan duiden. Zijne werken getuigen van zeer lioog-e vlucht en ver bazende techniek. Van Johan Wagenaar schat ik bijzonder hoog zijn openingsstuk Cyrano dó Bergerac" en ik vernam met blijdschap, dat verscheidene Belgische vereeni gingen het op haar programma's hebben geplaatst. Eenige liederen van Wngenaar worden in Vlaande ren zeer gesmaakt. Een naam die in de laatste jaren veel ophef maak te is die van Alfons Diopenbrock, een der knapste componisten van onzen tijd. Zijn muziek .getuigt van zeer hooge vlucht en' klinkt breed, diep^ en overweldigend! met Wagner-klank. Zij is echter niet gemakkelijk uitvoerbaar en slechts de f ij npro'evers voorbehouden. Philip Loots maakte zich in de eerste plaat-s uiterst verdienstelijk door 'eenige reeks-en allermooiste kin derliederen, waardoor hij ten andere heeft bewezen, dat hij de Vlamingen op d'if gebied! ver vooruit is. Loots schreef veel. Zijn mannenkoren schat ik zeer hoog en onder zijn liederen is er bijzonderlijk een, dat mij een pereltje lijkt van het zuiverste water. Ik be doel ,,ïn 't woud." Onder de jongere componisten bekleedt Peter van Anrooy de schitterendste plaats-. Zijn rapsodie over „Piet Hein' begeestert mij bij elke vertolking. Ook Kor Kuiler belooft veel en schonk reeds menig stukje, dat zeer verdienstelijk is. Op het gebied] van den volkszang- werden eenige, helaaste weinig, véél te weinig pogingen gedaan. De componist Wiertz leverde eenige goed'geslaagde stukjes. voor het vertrouwen, dat u in mij stelt." Zij zag hem nog altijd dankbaar aan, -en hij begreep haar blik niet, zooals hij reeds gedurende- het geheele onderhoud elk woord op zijn wijze had uitgelegd. Hij vatte haar heftig hij den arm en trachtte haar aan zijn borst te trekken. Daarbij fluisterde hij„wat, lieve kleine, krijg ik daarvoor? Ik wil geen pfennig- van het geheel' terug hebben maar ietsi anders daarvoor, verstaat ge? Je liefde!" Mira stiet hem met alle kracht van zich. „Ik dank u voor uwe edelmoedigheid'! Zoo wilt u een mensch helpen? Schaam u van de verlegenheid van een meis je zulk een misbruik te willen: maken!" -riep zij buiten zichzelve van opwinding, en Joernsen bleef verbluft- staan en scheen opeens ontnuchterd' te zijn, toen het jonge, meisje he-m den rug toedraaide en naar de depr liep. Ilij vond geen tijd' meer een verontschuldiging- of iets dergelijks te uiten, want zij was reeds aan- zijn blikken verdwenen en zoo hield' hij hef voor het ge schiktst zich eveneens stilletjes- te verwijderen. Mira liep, alsof zij door Satan zelf vervolgd werd, in haai 'kamer, zoodat Natalin-a, d'i-e op. de sofa lag en in een boek las, verschrikt opkeek. „Wat is er?" vroeg zij en zag haar zuster aan. „Ach niets, niets'! zeide Mira, op een' stoel neder- vallend. Ja, Olivier Brandes had gelijk, dat haar beroep ge vaarlijk was >en vooral als het iemand slecht ging en men zoo alleen op de wereld staat. Malar, had! zij het niet weer gezien, dat het slechts aan den mensch lag, welken weg hij wilde inslaan? Wanneer het- een directeur in een stad goed gaat en zijn circus eiken avond! uitverkocht is, ontbreekt het meestal niet aan den concurrent, die dan spoedig- zich opmaakt om den ander te o"vertro-even. Dit samentreffen van twee concurrenten viel ook voor in het Kopenhaagschef -seizoen, en Lenz zag de voorbereidende maatregelen van zijn mededinger, die In Nederland, zooals in Vlaanderen, zijn er ook enkele muzikantenfamiliën, welker leden hoog staan aangeschreven -en waarvan enkelen zelfs onder de beste Nederlandsche componisten doorgaan (de de Lange's, de Brandts—Buys). Rijen bekwame mannen, voorzeker zeer verdienste lijk. heeft Nederland' aa-n te wijz-en. En voor 't laatst heb ik -een naam te noemen, op zettelijk tot het einde verzwegen. Die naam is „Catharina van Rennes," eene leer linge van Richard1 Hol en wel de me-estgevierde com poniste van Nederland, eene van die, welke meest llollandsch is gebleven. Zij heeft gevonden, dat haar eigen taal_ beter klinkt en is er ruimschoots voor be loond gewórden, want hare werken zijn geheel Neder land en Vlaanderen door populair. Ze liggen op do lippen der kinderen en worden door de g*root,ste kunst- zangers op concerten ten gehoore gebracht. Daarbij kent zij hare techniek op volmaakte wijze en is een der meest productieve componisten van Nederland. Ik aarzel' 'dam ook geenszins Catharina van Ren nies de incest typische, de meest oorspronkelijke der Ne derlandsche toonkunstenaars te noemen. Inderdaad, in Noord-Nedterland, zoowel als in Vlaanderen, is de muziekkunst een nieuw tijdperk van hoogen bloei ingetreden, een nieuw muzikaal le ven ontwikkelt zich in volle kracht en die bloei, dat leven wordt van dag tot d'ag heerlijker. Indien nu de Nederlandsche componisten niet zoo oorspronkelijk zijn als de Vlaamsche, dan is zulks enkel te wijten aan het onverklaarbaar feit- dat do Hollandsehe toondichters bij voorkeur op Duitsch-en tekst werken, en het is onomstoetbaar bewezen, dat zulks alle oorspronkelijkheid moet wegnemen. Im mers de taal is de trouwe weerspiegeling van den aard en het karakter van het volk en het spreekwoord blijft altijd waar: Een taal, een volk, Geen taal, geen volk! Hier zou ik lang bij stil kunnen staan, maar dat zal wel niet noodig wezen. Ik zal mij bepalen met te verklaren dat, moeten wij Vlamingen onze werken op Iranschen tekst schrijven, die werken ook de oor spronkelijkheid! zouden missen, w'elke ze nu zoo zeer kenmerkt. Een enkel voorbeeld zal hier wel vokloen- de wezen. Onze pas afgestorven laams-che componist Jan Blockx, wiens opera's „Herbergprinses" en „De Bruid! der zee" terecht geroemd) worden als- echt- VI»amacho muziekprodueteu, lief zich eens verleiden -en toondïchtte een opera op fransehen tekst „Tijl Uilenspiegel. Het werk is gevallen als een s'teen, het werd in 'tVlaamsch overgezet en nochtans het heeft nooit de gunst der Vlamingen kunnen verwer ven. Men vond er den Vlaamschen Blockx niet in te rug En dat voor Nederland! de mode va-n op Duitsche teksten te werken zoowat algemeen is, dat weet ieder een. Ik vroeg- onlangs aan een muziekhandel' te Am sterdam een Nederlandsch gezet liedje van ik weet niet meer welken componist. Het antwoord' liet zich vrij lang- wachten. Eindelijk schreef men mij, dat men geen enkel Nederlandsch liedje van dien compo nis-t kende Die plaag moet dus worden uitgeroeid' en dan zal alles wat de componisten voortbrengen ook meer na tionaal klinken en de lokale en wel persoonlijke kleur vinnen. De muziek zit nu eenmaal de Nederlanders in liet bloed en zij gaan met reuzenschreden naar een tijdperk van bloei, dat alles zal overschaduwen. Gij zult mij zeggen, dat ik misschien den gezicht einder der Nederlandsche muziek te schitterend, te op een groot plein een voorloopig circus had laten op bouwen, met groot misnoegen. Al troostte hij zich telkens weer met de gedachte, dat hij niet dadelijk kon sluiten, zoo kon hij toch geen onbehagelijk gevoel van zich zetten. „Nu, laat hij komen, zeide hij dan, „laat hij komen, ik ben toege rust.' En hij kwam, de andere. Met- trommen en trompet ten hield hij zijn1 intocht- en de bonte reclame-platen van zijne grootsche prestaties overstroomden de ge heele stad. De lieden waren zeer.nieuwsgierig en vul den zijn circus, terwijl Lenz een lang- gezicht trok. Maar het succes bleef niet laug aan den vijandelij ken kant en na verloop van een week reeds kon' Lenz zich in zijne vorige inkomsten verheugen. Toen span de Sempach zich weer in en trachtte aa-n den ander de beste krachten te ontfutselen. Zoo ontving- ook Mira op een zekeren- dag een brief van den concurrent. Sempach bood- haar een 300 mark ho-ogere -gage aan en betaling van de déd-it. Lang was zij met zichzelve in tweestrijd geweest voordat zij besloot het aanbod aan te nemen. Zij veelde maar al te goed, hoe incorrect hare handeling was, maar moest zij niet met alle middelen strijden, om meer te verdie nen? Zij had na dat treurige middag-gesprok aan haar zuster met een bezwaard hart den geheelen toestand geschetst en dan met haar wil alle sieraden, welke Natalina en zij nog b-ezaten, verkocht. De overige 1000 mark zou zij met werkelijken woekerwinst elke maand afbetalen, een overeenkomst, welke zij eerst na, menigen harden strijd' met de lieden had' gemaakt. Zoo was zij erop aangewezen geld los- te krijgen, en het viel haar niet gemakkelijk haar ouden directeur Lenz op een zekeren dag- om een onderhoud t-e ver zoeken. Hoe schuchter betrad zij zijn bureau en verzocht hem onder vier oogen te spreken. Ach, iedereen moest het haar aanzien, met welk een bevende stem zij hare wenscheu zou uitspreken. „Excuseer mij, mijnheer de directeur", begon zij, maar ik moet mij tot u wenden en openhartig met u helder blinkend! zie? 't Is mogelijk! maar, wann-eer ik al die prachtige werken lees, welke in d-e laatste jaren in Noord- en Zuid-Nederland werden geschreven, dan zwelt mij de borst van fierheid e-n meer en meer over tuigd roep ik vol geestdrift uit: Het daget in den Oosten! Aan ons de toekomst! loen gisteravond' de heer Emiel Hullebroeck uit Gent voor de stampvolle Harmoniezaal verscheen, werf hij met daverend applaus begroet. Maar voordat hij zijn voordracht begon, verscheen onze hoofdredac teur, de heer E. C. H. C'hr. Bruins, op het tooneei, om hem namens directie, redactie en, naar hij ver trouwde, al de aanwezige lezeressen en lezers van de Alkmaarsche Courant hulde te brengen en geluk te weuschen met den honderdsten voordiacht- en liede- renavond in Nederland', hem -erkentelijkheid te betui gen voor bet herdonken van dezen jubileumavond in onzen kring-. Het moge, zoo ging spreker voort, vreemd! klinken, dat in dezen tijd van een wfeesten zoo bij U in "V laanderen, als hier bij ons d!e aandacht wordt gevraagd van een honderdd a a g s c h jubileum. Maar wanneer we bedenken hoe U, wel stamgenoot, maar toch vreemdeling, vredelievend! in Nederland) is door gedrongen, hoe uw liederen thans in heel ons land worden -gezongen, dan begrijpen we, dat deze hon derdste dag' voor U een feestdag' is, waard gevierd te worden. Gevierd vooral te Alkmaar. Wanneer waar is en daar twijfel ik niet aan wat op een brief kaart, die ik hedenmorgen' van U ontving, gedrukt stond: „zingende menschen, gelukkige menschen," dan heeft u hier heel veel menschen gelukkig ge maakt; één trompetsignaal in de courant bleek zelfs voldoende om heel' dózè zaal te vullen. A ij hopen, dat als dó reeksen Uwer zoo gewaar deerde liederen Uw voordracht- en liederenavond zich in Nederland' zullen blijven rijen, alom d-enzelfdeu bijval zullen blijven vindten. Het zij mij vergund U dezen lauwerkrans aan to bieden loen het langaanhoudtende applaus geëindigd wa9 onze redactrice, mej. O. C. Cock had' op hetzelfde oog-enblik mevrouw Hullebroeck in de zaal een bloem stuk aangeboden eindigde de heer Bruins aldus; Het zwart-wit en róód-wit der aangehechte linten -herinneren U steeds aan de banden, door U tusschen Uw Gent en ons Alkmaar geknoopt. Mogen die ban den steeds hechter worden en zij het onze courant gegeven, nog- menigmaal daarbij, bemiddeling te ver- leenen. (Daverend' applaus). De heer Hullebroeck, dank bre-ngend aan de Alk maarsche Courant, zeide bang te zijn niet genoeg <lank te kunnen brengen. Hij verzekerde echter, dat de daink uit' het' hart kwam. „Tk zal dón krans in eero bewaren, hij zal me herinneren aan het lieftallige-, dankbare publiek van Alkmaar. Met dón dank van mijn vrouw ook nogmaals mijn hartelijken dank." (Herhaald applaus) Nadat de feeststemming- dus was opgewekt, hield de heer Hullebroeck zijn zeer toegejuichte voordracht, haar Onderbrekende met telkens luiden bijval verwer vende liederen. Nauwelijks waren de slotwoorden geestdriftig uit gesproken den hoofdinhoud der voordracht vindt men aan het hoofd van dit blad' verscheen de heer P. M. de Wolf op het tooneei en sprak de heer Hulle broeck als volgt toe: „Straks, bij den aanvang van Uw lOOsten liederen- avond werd U reeds gehuldigd door de Alkmaarsche Courant een p 1 a a t s e 1 ij k e hulde dus. spreken, voordat ik dezen' brief hier beantwoord." Daarbij gaf zij hem Sempach's schrijven. De directeur las het vluchtig en gaf het, haar glim lachend terug. „Ja, dat wil dirs zeggen met andere woorden: als directeur Lenz mij ook geen 300 mark meer betaalt, loop ik weg." „Mijnheer de directeur, ik verzoek u niet te verge ten, dat ik daarop aangewezen ben." „Zoo, ineens? Tot nu toe ging het toch zeer goed!-" En voordat Mira1 hem een ophelderend antwoord' kou geven, ging hij opgewonden voort: „Neen, neen, mijn waarde, als u zich inbeeldt, dat wij het zonder' u niet zouden kunnen stellen, dan vergist u zich kolossaal. En wanneer Sempach denkt dat hij wonder wat krijgt, dan g-un ik het, hem. Moge hij u de gage betalen", zeide hij schouderophalend. „Zulk een koorddanseres imf ik alle da-gen weer!" Wat had zij dan gedaan, dat deze man zoo persoon- ijk kon worden, zoo beleedigcnd'? Zij wilde toch slechts correct handelen en zakelijk met he inspreken. Opgewonden liep de directeur in de kamer op en ne- ier. Hij wist het maar al te goed, dat hij zulk een kracht als Mira Verconi niet alle dagen zou terugvin- len. Maar zijn trots, die in opstand kwam tegen el- ren dwang-, had hem iet-s laten doen, wat een scherp zinnig zakenman met kalm oordeel nooit, had' gedaan. „Ik zal het gespuis- toonen, dat ik niet van hen, maar zij van mij afhangen!" Dat was zijn devies, waarnaar hij steeds handelde. De goede man wilde niet inzien, dat juist hij meer dan ieder ander werk gever de prestaties van zijne ondergeschikten moest, waardeeren. Zoo had het jonge meisje vast. besloten het nieuwe engagement oogenblikkelijk aan te nemen en met een kalm geweten ging zij tot de vijandelijke partij over. (Werdt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 1