DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Het Circuskind. Van Houten's Cacao No 260. Honderd en veertiende Jaargang. 1912 ZATERDAG 2 NOVEMBER Het Schilderij van Jan Klaassen FEUILLETON. Weet Ge dat de enorme toename in verbruik van ROMAN VAN" PAULA BUSCH. tc danken is aan de uitstekende kwaliteiten van deze Cacao t Uw eigen belang brengt mede daarvan een geregeld gebruiker te worden. a ,,0, dat circus is je bederf, mijn zoon. Ik heb het zoo zien komen. Als knaap zijt. gij reeds eiken dag in het geheim daar geweest en heden hebt gij er je met je beroep ook binnen gedrongen. Tk heb het geweten, BINNENLAND. ALKMAARSCHE Door BERNARD CANTER. Op zekeren dag, toen het Jan Klaassen verveelde, langer zorgen te hebben' voor de huishuur, gevechten op leven en dood! te leveren met den deurwaarder en vooral, te vaak1 gebrek aan duiten te betreuren om in „Het Zwaantje" zijn dorst uit. te roeien, besloot, hij een schilderij te gaan maken, dit duur te verkoopen en zoo voor goed' van! zijn beslommeringen bevrijd te zijn. Hij begaf zich naar zijn vriend Pierlala, die als voornaam man drie adressen had, één in „Het Zwaan tje", één in de goot en één op de brits van het politie bureau en hem aan zijn eerste adres vindende, deden zij gezamenlijk zulk een aanval op hun erfvijandin, de dorst, dat zij voor dien daig zeker van dieze plaag verlost waren. Pierlala had namelijk een schitterend idéé gekregen. Bemerkt, hebbende, dat de brandewijn, dit kostelijke en zuivere product, uit de mode was ge raakt en verdrongen door jenever, cognac en enger, citroen-nat, frambozen-limonade en tapte melk, wilde hij een grootscho beweging op touw petten tot her nieuwde populariseering van het brandewientje mèt en zonder suiker en op dit idéé dronken zij tot aan de grens van hun crediiet. „Pierlala", zei Jan, „ik weet, dat je een gvoot schrijver bent. En wat je onderneemt, zal je geluk ken. Want je laat het niet bij woorden alleen, jij geeft ook zelf het voorbeeld. Jij doet ook daden.'' Dadelijk na deze vleiende woorden, bestelde Pierlala nog twee kelkjes. Maar de waard) vroeg liem betaling vooruit en zoo bloosde hij onder zijn krijtwit masker. „Zie," zei Jan Klaassen, „ik heb óók een idee. Waarom zal jij je pen leenen aan dien brandewijn, daar deze zelf toch zoo weinig geschikt blijkt om in bruikleen te worden afgestaan? Ik heb genoeg van de poppenkasterij en wil schilder worden. Alle schil ders verdienen méér dan genoeg om hun' dorst te les- schen. Help mij met- je pen en vertel' mij, hoe ik dat schilder-worden aanleggen moet." „Klaas," zei de man met het ivitte masker, „bet is een heól inoeielijk vak en gevaarlijk bovendien. Je moet, 's morgens vroeg op. Je moet op hooge steigers klimmen en wij, die samen weten, wat. bet wil zeg gen, onvast op de been en te zijn en last van duizelig heid' te hebben. „Loop heen," zei Klaas. ..Ik wil geen huisschilder worden, maar kunstschilder." „O Fio!" riep Pierlala uit, „dat is wat anders. Vroe ger #fs' dat óók een' moeielijk vak. Je behoefde er wel niet vroeg voor op to staan, maar je moest er veel voor leeren. Eerst teekenen goed teekenen. Tee- kenen naar gips, naar de natuur, naar het verstarde levende model van de academie en naar het bewege lijke, natuurlijke levende model, dat je zelf ergens op dook. Je moest oog voor lijn, vorm en kleur hebben, liefde voor de natuur,-kennis van het werk der groote ouden. en als je dat alles kende en je had't geen zelf, geen persoonlijkheid, dan kwam je er nog niet." „Persoonlijkheid heb ik genoeg,'' meende Jan, wat benepen. „Dat geloof ik meer dan iemand anders, jij met je bult van voren en je bult van achteren." „Zij zit niet allédii in mijn knoesten, ook in mijn neiging om er op los te slaan." „Iets meer dan dat heb je tegenwoordig niet meer noodig om kunstschilder te worden. Schilderen is durven." „Moed heb ik genoeg." „Meer dan iemand anders, jij die den Dood zelf aandurft." „En de huisbaas? En de gerechtsdienaars en.... enen.Katrijn!" „Laat Katrijn er buiten. dan houdt je toch nog genoeg moed over. En begin morgen maar te schilde ren. En- denk er aan, alles in dit leven is een zaak van durf. Dus óók schilderen." Den volgend'en dag ging Jan Klaassen uit, stal een laken van een bleekveld, spande het op twee galgen, die een net. raam vormden, stal bij den varkensslager een emmer bloed, waarvan beuling zou gemaakt wor den en goot het vocht over 't doek uit. Daarna stal 72) -o- Mira werd warm en koud', zij beefde over het ge heel© 'lichahm 'en stond' haastig' op. Hoe zoet en lief klonken haar die woord'en hoe wèl deden zij haar! Een gevoel van innerlijke,n vrede, trok haar hart bin nen. Dit heilige gevoel hadl zij vroeger reeds eens gekend, maar lang, lang geleden, toen zij nog een zeer klein kind was. Toen was er ook een stem ge weest, die zulke warme, lieve woorden tot haar spre ken kon, andere, ja: geheel andere, maar ook zulke, die haar diep in, het hart drongen. „Arme, lieve vader, sedert, gij dood zijt, sprak niemand' meer zoo tot mij", dacht zij en de vele droeve uren, die nadien vervlo gen waren, stonden haar weder voor den geest en zij schreide stil. Ja, zij voelde' het maar al te goéd, hoe zeer zij een mensch noodig had, die de booze herinne ringen geheel kon uitwissehen, aan wieu zij haar overvol hart, dat zoo rijk aan liefde was, kon schen ken. Hij sloeg zijne a ruien oni haar heen en kuste 'haar de tranen van de oogen. „Niet treurig zijn", zei hij zacht. Toen glimlachte zij zoo lieftallig, zooals hij dat van haaf nog nooit gezien had. En zij wandelden verder, arm in arm en spraken weinig, maar dachten veel, en ieder aan zijn lot en of de wensehén en verwachtingen in vervulling zouden gaan. De eén zeide tot den ander niets van zijne wenschen, maar toch wisten zij, dat zij beiden het zelfde vfeflangden. Later dan zij het gewild hadden, keerden zij naar huis. Het. was reeds half vier en- Mira moest om 4 uur voor de namidkiagvoorstelliing in het circus zijn. Olivier, die telephonisch zijn middagmaal tehuis had afbesteld, voelde zich quasi verplicht, voordat hij dien namiddag in het circus kwam, zijn ouders op te zoeken. ROM A li ij bij de n bakker een zak meel, bij den drogist een zak zwavel, bij den schipper een emmer teer en toen het doek nu vuil genoeg was, dompelde hij het, op 't vlondertje staande, in 'de sloot, waschte het wat schoon en zie, het schilderij was- gereed om aan Pierlala getoond te worden. „Vriend," zei Pierlala, toen hij het schilderij beke ken had, „dat is een zeer mooi stuk werk. Het zal, als 't. ingelijst is, bijzonder goed doen." „Wat beteekent dat?" vroeg Jan Klaassen. „Dat's een schilders-uitdrukking." „Begrepen," zei Jan. ..Was het niet lastig, dat schilderen?" „ik keu maar één lastig ding in de wereld." „Spreek niet over Katrijn." „Ik heb het niet over haar. Ik bedoel een vloo op die plaats op onzen rug, welke noch te bereiken is van boven, noch van onderen af." „Bemoei je niet, meer met je rug, nu je vooruit wilt. Want alleen, die komen voorwaarts, die voorwaarts zien. Laat ons nu uitdenken' wat het. schilderij zal voorstellen. Want het groote publiek wil nog maar altoos weten, wat een schilderij voorstelt. Daarna zullen wij beslissen tot welke richting het behoort. Want óók d'at wil het, grpote publiek nog altoos we ten. Ja, ja, het is véél-eischend." „Het stelt niets voor mijn doek en' het behoort tot geen enkele richting." „Jawel, maar de naam?" „Poppenkasterij Na zulk een vondst- togen beiden verheugd: naar den waard. Deze nu was: een kunstliefhebber en, zeldzame samenloop van omstandigheden, tevens kunstkenner. Toen hij Jan Klaassen en Pierlala met het schilderij, getiteld: „Poppenkasterij" zag komen aandragen, be greep hij dadelijk, dat hier de kans werd geboden om rijk te worden. Hij schonk dien dag den heiden ver tegenwoordigers der nieuwste richting in de schilder kunst vrij wijn, riep al zijn gasten bijeen om in de ge lagkamer, waar het schilderij boven op het biljart ge steld werd., de nieuwe kunst te bewonderen en weken achtereen kwamen de kunst-minnaars, spraken vóór of tegen de nieuwste richting, matir spraken er over en met veel hartstocht. Het. véél! spreken met hartstocht nu, heeft altoos twee gevolgen. Het véél drinken en het veel schrij ven beide eveneens met harten, die door tochten doorwaaid' zijn. De waard1 was tevreden met het vele drinken. Maai de gasten begonnen te schrijven. Eerst in de couran ten. Er was een partij vóór de nieuwe richting, wat natuurlijkerwijs ten gevolge had, dat er ook een partij tegen' de nieuwe richting was. De tegenstanders zei den, „de kleur van de rivier lijkt wel beuling." De voorstanders antwoordden: „Wel1 zéker, het is ook met harte-bloed) geschilderd.'' De tegenstanders zei den „Het land lijkt wel met meel beklodderd." De voorstanders antwoordden: „Wel zeker, want deze kunst is het brood des levens." De tegenstanders zei den: „De lucht is geel als zwavel." De voorstanders antwoordden: „Wel zeker, want het temperament fan Jan Klaassen is als een krater in werking." De tegenstanders zeiden, de molen lijkt wel met teer ge daan." De voorstanders antwoordden: „Wel zeker, teer is de synthese van de kleur van alle moderne schilderijen." De tegenstanders: zeiden: „Het lijkt vel door een sloot gehaald, zoo slordig is. de fresco techniek toegepast." De voorstanders gaven daarop geen antwoord. Want zij waren te blij om te spreken, nu ze te weten waren gekomen, dat het schilderij voorstelde een molen met een lucht van boven, een rivier er vóór, een land' er onder, met toepassing van de bitume synthese op de fresco-techniek. Want dat alles: hadden de tegenstanders dan toch maar moeten erkennen. Natuurlijk werd het doek nu naar de groote ten toonstelling gezonden, met het oog op de jury, die onverstandig genoeg zou zijn om het te weigeren. Da delijk na dit eerste overdonderend succes, zag de rich ting der „Poppenkasterij" zich omringd door al dege nen, die eveneens: door de jury geweigerd waren, ver dedigd door ai de bladen en tijdschriften, welke hun bestaan vinden in oppositie, terwijl twee der leden van de jury ostentatief ontslag namen, behoorende deze twee tot dégenen, die zich zelfs: niet, aan koud water willen branden. In elke jury vindt men twee dezer lieden; twee jabroers; een, dwarsdrijver; één op portunist en twee liedlen, die het werkelijk weten, maar elkaar vinnig haten. Er werd nu onmiddellijk gezocht naar een geschikte gelegenheid waar men de „clou" van de groote ten toonstelling zou kunnen ophangen. Men zocht eerst naar zij-licht. Toen naar boven-licht. Vervolgens naar hoven-zijlicht en daarna naar zij-bovenlicht. Na dat alle autoriteiten hun meening over de belichting gegeven, hadden, wendde men zich tot Pierlala. De man met het witte masker stelde voor een uitbouw aan de Beurs te maken. „Dan kan die uitbouw later ook dienen voor alle beurszaken, die het licht kunnen verdragen." De architect van de Beurs, vreezende, dat zoo hij één puist bouwde, later er meer zouden moeten, volgen en zoo ten slotte het bouwwerk aan den handel zou worden onttrokken en tot. Rijks-Muse um ingericht, weigerde, zijn gebouw te vergrooten met- het oog, naar hij zeide, op de duurt© van de lange hei palen. Nu, ten einde raiad, ging men naar Jan Klaas sen zelf toe en vroeg* hem, in welk licht „de Poppen kasterij" het gunstigst zou uitkomen. „Tn géén! licht!" antwoordde Jan. „Alle kunst is werk der duisberniese." Want Jan was behoudend van aard. Alleen klappen gaf hij terug. Zoo werd „de Poppenkasterij" dan in een donkere zaal gehangen. Het heele land' liep uit, om dat won dere schilderstuk te kijken en daar niemand er iets van zien kon, was het een buitenkansje voor al de lie den, die over de dingen meespreken en meeschrijven, zonder ze gezien te hebben. Deze vormen altoos de meerderheid. De meerderheid nu, heeft altoos gelijk. Alles wat de meerderheid) wil en wenscht, geschiedt. Want twee weten meer dan één, vier meer dan twee en dat gaat zoo maar door. Toen Jan Klaassen beroemd' en rijk was geworden door de moderne schilderkunst, betoonde hij zich niet ondankbaar. Pierlala kroeg een vierde, adres op liet redactie-bureau van het nieuwe tijdschrift, speci aal gewijd aan alle werken der duisternis. Want die met oen wit masker op deze aarde ro-ndloopen, hebben altoos veel verstand' van wat er zwart is op deze we reld. En ziet, Pierlala kan nu ook voor zijn eigen lieve lingsdenkbeeld, de repopularisatie van het brande- wientje mèt en zonder suiker, propaganda maken. En dit bewijst opnieuw, dat. ook de schoonheid er niet alleen om haar zelve is. Ook zij brengt, al is het na vele onzekere wegen, nut. Alles heeft een doel en al leen het geheel is het Doel-looze. Dit ten minste is het leidend principe van Pierlala's Poppenkasterij „Nu, jongen, waar blijft gij toch?" vroeg zijne moe der hem en liet hare heldere oogen ond'erzoekend' op hem rusten. Zij was een kleine, slanke vrouw in een eenvoudig zwart toilet, wier geheels verschijning een mengeling van aristokratie en' spitsburgerschap was. „Een heerlijk uitstapje heb ik geanaakt- en daar het mij in het bosch al te goed beviel, kon ik niet tehuis komen, moeder!" „Dan waart gij het. dus, dien vader te half elf in de electrische naar Dornbach gezien lieeft. Gij waart echter niet alleen." „Neen, juffrouw Mira Verconi heeft mij vergezeld. „Dat is toch die van1 het, circus? En gij schaamt; je niet dat je moeder in het gezicht te zeggen?" Hare oogen fonkelden toornig. „Juffrouw Verconi is een d'anie," gaf hij ten ant woord. „Zoo eejie, als die van het circus: en de tingeltangel allen zijn," zeide de moeder ironisch. „Hoe durft- gij een eerbaar meisje, een werkelijke artiste, die eiken avond' met levensgevaar haar werk verricht, met avonturiersters, die met: een grooten naam rondloopen, zich sc'h'oolrijd'sters, dres-s-euses en zoo noemen, op één lijn stellen? Die vrouwen belmo ren in het geheel niet, tot; het gilde der art.isten, en aan die juist- denkt gijlieden, wanneer gij van die van het circus spreekt. De meisjes, die in de zaak groot geworden zijn, worden door geen avonturiers-lust ge dreven, zij werken stil voor haar dagelijksch brood als ieder ander eerlijk beroepsmensch," „O, die schaamteloozen in hare* lichte tricots en de rokjes tot aan de knie zijn allen gelijk", antwoordde mevrouw Brandes. „Deze meisjes, die van de jeugd! af aan dezen aan blik gewoon zijn, hare moeders eni grootere zusters el- ken avond' in hetzelfde cos-tuum in de manége zien werken, hebben geen enkele obscure gedachte bij de keuze van haar toilet." dat op een zekeren dag een sirene je in hare netten zou lokken, om je nooit meer eruit: te laten. Gij zijt te goed, dat geraffineerd! volk te doorzien; wanneer gij zulk een meisje in handten gevallen zijt, dan kunt, gij haar niet meer kwijt worden. Ik waarschuw je, Olly, ik, je moeder, een oudte, ervaren vrouw!" Nog voordat zij den zin voltooid! had, was de vader binnen gekomen en had in een grooten, lederen, fau teuil plaats genomen. Hij glimlachte over het vuu van zijn vrouw en zag dan zijn zoon aan, terwijl hij door zijn baard streek'. „Gij vrouwen neemt zulke dingen te tragisch op" zeide hij kalm. „Goede hemel, laat de jongen zijn le ven toch een beetje genieten, dat is toch geen schan de!" „Ja, ja, mannenmoraal'riep de vrouw verontwaar digd. Olivier trad' op zijn moeder toe, en legde haar de hand op den mond. „Moeder, misschien mannenmoraal, maar niet. d mijne. Ik bemin en acht juffrouw Verconi en ik heb het voornemen deze dame eens te trouwen." „Jongen, zijt gij dol?" was het eenige antwoord. „Wat, eene van het circus en trouwen?" riep de vader woedend. „Voor amusement zooveel gij wilt, .daar geef ik ook nog geld voor maar trouwen? Gij praat als een schooljongen!" Zonder antwoord te geven, verliet Olivier de kamer en in het volgende oogenblik reeds viel de buitendeur in het slot. „Ik heb het je gezegd, dat gij de zaak veel te licht opneemt, hij is niet als de anderen. Wanneer die een- op eeu meisje verliefd is. dan is het gedaan met hem, dan kan men praten en doen wat men wil." „Nu, oude, men zal hem nog wel kunnen bewijzen, dat zulk een mensch niet in onze familie tehuis be hoort. Dat mankeerde er nog maar aan, zulke tingel tangeldames en lieden van het circus in huis te sle pen! Het zal niet moeilijk vallen hem de oogen te openen. Ik zal naar haar verleden onderzoek doen en al het andere, wat daaraan vast zit." Gemengd nieuw*. UIT HARENKARSPEL. Donderdag vergaderde de Raad! in voltallige zit ting. Nadat de Voorzitter de vergadering' had ge opend en verschillende mededeelingen gedaan, die alle voor kennisgeving- werdén aangenomen, kwamen de verslagen van het in den a-fgeloopen zomer te Kerk buurt en Dirkshorn aan meisjes gegeven herhalings- ondervvijs ter tafel. Na voorlezing werden ook deze voor kennisgeving aangenomen. Een verzoekschrift met. memorie van toelichting van de afdeemig Schagen van. den. Bond' van Neder- landsche Ouderwijzers, om herziening der salaris-re geling, daarna aa-n de ordte gesteld, lokte geen discus sie uit; overeenkomstig het- adVie.s van B. en W. werd afwijzend beschikt. De Voorzitter memoreerde, dat onlangs op een verzoek van gelijke strekking van het Genootschap afwijzend is beschikt, en dat de motieven voor die afwijzende beschikking ook thans nog aanwe zig zijn. Op een verzoek van de Vereeniging voor Schoolart sen, om in. de politic-verordening bepalingen op te nemen to-t wering van besmettelijke zieken in de scho len, zal niet worden ingegaan, Wel wordt de wen- sehelijkheid van enkele bepalingen erkend, doch zoo lang niet tot de aanstelling van een Schoolarts wordt overgegaan, is het handhaven van de bepalingen door de Vereeniging gewenscht. geacht-, niet mogelijk. Kohieren van het schoolgeld' over het 3e kwartaal dezes ja ars werden vastgesteld) voor Kerkbuurt, op 53.60, voor Dirkshorn op 44.40, voor Waarland op 54.15 en suppletoir© kohieren 2e kwartaal voor Dirkshorn 2.55 eni voor Waarland! 0.40. De Voorzitter bracht- in herinnering, dat de Raad zich i nde voorlaatste vergadering in beginsel heeft uitgesproken voor gaslevering door Warmenhuizen. Als gevolg- daarvan heeft, dé Gascommissie zich in be trekking gesteld' met de pachters- van de gasfabriek, die circulaires: hebben doen rond'zenden en lezingen In groote haast liep Mira door de circus-vestibule. „Waarom hebt u zulk een haast, juffrouw Verconi", sprak Era.ngois het jonge meisje aan, terwijl hij haar in den weg trad. „Ik moet mij toch haasten, opdat ik mij zorgvuldig kleed'en kan." ..Nog altijd als vroeger. Ja, ja, weet u nog. hoe wij beiden samen koorcldans-ten en ik u dan op den arm nam en'over het koord droeg? Dat zou ik heden, ook nog gaarne doen", zeide Francois, terwijl hij haar naar haar kleedkamer geleidde. „Ik wilde eigenlijk vreeselijk boos op u zijn. maar wie kan dat?" En daarbij drukte hij baar hand: hartstochtelijk. Toen hij die echter aan zijne lippen wilde brengen, onttrok Mira hem die snel en ging haar kleedkamer binnen. Wat hadden zijn oogen akelig gefonkeld, zoo woest als in vroeger jaren. Een groote angst overviel haar. Toen zij uit de kleedkamer trad, wachtte hij haat- op de zadelplaats. Hij geleidde haar in de manége ei hield de touwladder vast bij haar opstijgen Zij werkte heden vluchtiger dan anders. Hare gedachten vertoefden in het bosch bij den beuk, waaronder zij met Olly gezeten had en zijne lieve, goede woorden klonken haar nog- duidelijk in de obren en deden haar hart zoo goed. En dan zag zij plotseling naar beneden! Daar stond een a-nder, die tot haar opzag en den blik niet van haar wendde! Deze blikken, welke zij vreesde, welke zij liaattè! Hoe blij was zij, toen zij weder kon afdalen en rustig- zich aan hare gedachten, dio vele duizenden gedacliten, kon overgeven. Zij kleeddie zich langzaam, zeer langzaam weder aan, bleef nog een poosje op de kleine sofa zitten en droomde. Toen evenwel stondl zij op. Zij moest toch naar huis gaan, juffrouw Tompsen en Natalina wachtten haar reeds lang. De voorstelling was afgeloopen. Zij liep door de ci.rcjjsgang en zag noch rechts noch links om. Daar drong eene haar welbekende stem in haar oor. Wat wilde hij dan nu weer van- haar, die Francois? Ila.l hij dan in het geheel geen medelijden? Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 9