DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Het derde schot.
Heerlijk,opwekkend is een kop
VAN HOUTEN S
No 272.
Honderd en veertiende Jaargang.
1912
ZATERDAG
16 NOVEMBER.
FEUILLETON.
Woensdag 20 November 1912.
m
Dit nummer bestaat alt 3 bladen.
ISü)
SPROKKELINGEN.
ALKMAARSCHE COURANT.
OP
CRIMINEELS ROMAN VAN
HANS VON WIESA.
(Vertaald' met toestemming van den! Duitache*
uitgever.)
8) _o_
„Ik weet precies waar mijn kogels terechtkomen en
welken weg zij afleggen 1 De bok, waarvoor mijn ko
gel bestemd was, liep op zijn minst, dertig schreden in
zijdelingsche richting- ik heb je immers gezegd1 op
welke plek ik hem geraakt heb, wij zijn er voorbij ge
komen."
,,Maar de ongelukkige kan zich op het. oogenblik
dat het schot gevallen! is, in èen elzenboschje verbor
gen gehouden hebben en doodelijk gewond hierheen
zijn geloopen; het gebeurt immers vaak, dat men nog
©enige schreden doet, door doodsangst gedreven."
„Dan had ik haar immers moeten z:ien, toen zij in
elkaar z.akte; ik heb hoegenaamd niets gezien."
„Het was al donker; zij was daarenboven 'in het
zwart gekleed. En de bok, die op de vlucht was ge
gaan, nam je geheele aandacht in beslag.kom,
misschien vinden wij nog iets, dat ons opheldering
kan geven."
Hij haalde de lantaarn uit het gras en speurde met
opmerkzaamheid de geheele omgeving na. Het gras
was kort, men kon er dus geen voetsporen in zien,
maar vlak achter de eerste struik lag er iets op den
grond; de jonge man bukte en keek er met aandacht
naar.
Het was een dameshandschoen.
„Kijk, mijn veronderstelling was juist."
Hij stak den handschoen in zijn zak en zocht daar
na te vergeefs naar den. tweede.
Peinzend keerden beide jomg.e mannen terug' naar
de plaats, die zij zooeven verlaten hadden en Mylius
OVER PRACT1SOHE UITVINDINGEN!
Geen gebiedi van het organische of anorganische
leven, waarin de menschelijke geest niet zijn zoekende
voelhorens uitstrekt om te vorschen, verborgenheden
in het daglicht re brengen, de wetenschap, de kennis
en ook den zak te verrijken.
Echter is dit laatste niet altijd! het hoofddoel van
allen lust tot uitvindingen en men deed den onder
zoekers onrecht aan, wanneer men hun arbeid slechts
uit drang naar geld! en goed' zou beschouwen. Ja, men
kan zelfs beweren, dat dit materieel© motief, hetwelk
de meeste handelingen van de menschen leidt., juist
dikwijls hij den onderzoeker en uitvinder ontbreekt,
zoodat het zelfs niet zeldzaam is, dat de vrachten van
de uitvinding aan anderen, dan den vlijtigen en ge-
cnialen ontdekker te beurt vallen.
Niet alle uitvindingen zijn, doordat ze iets nieuws
of oorspronkelijks laten zien, ook reeds ruime geld
bronnen. Er zijn zeer, zeer veel goede uitvindingen,
dikwijls zelfs gepatenteerde, welke noch den geestelij
ken vader, noch den uitbuiter in goeden of kwaden
zin gcnomeu eenig voordeel brengen.
En er zijn daaronder dingen, welke waard zouden
zijn, aan de vergetelheid ontrukt te worden. In de
archieven van de patentburenux van de verschillende
staten sluimeren duizenden en nog eens duizenden
modellen e.n teekeningen, welke nooit uit dit stadium
gekomen zijn, omdat er niemand was, die de uitvin
ding financieel steunde, en de Iritvinders in den Te
gel geen geld hebben, hunne uitvindingen zelf met 't
noodige geschreeuw do wereld' aan te prijzen.
Soms gaat het ook niet om dingen, welke ter be
schikking van een grooteren kring personen, ten min
ste in. den zin van een algemeenen handel, moeten ge
steld ■- worden. De uitvinder heeft slechts voor zich
alleen een praetischen, uitweg of de een of andere ver
betering uitgevonden en verheugt zich over de ver
lichting van het werk, besparing van tijd of andere
voordeelen, welke hij, en misschien ook zijn onmiddel
lijke omgeving uit de zaak trekt. Dikwijls is de uit
vinding ook niet- overal aan te wenden, omdat zo aan
bepaalde voorwaarden onderworpen is. Het woord
„uitvinding" moet daarbij in alle gevallen in de meest
uitgebreide beteekenis genomen worden en omvat ook
alle ideeën, welke oorspronkelijke, in het bijzonder na
tuurlijk technische inrichtingen ten gevolge hebben.
Den wind voor het drijven van. een motor of een
moLen te gebruiken, is reeds een zeer oud denkbeeld;
eigenaardiger echter is het, wanneer men den wind
als ijsfabrikant gebruikt.. In de nabijheid van Triëst
bestaat nu een geheel oorspronkelijke ijsfabriek. De
tamelijk hoog gelegen streek staat, bloot aan een zeer
kouden Noord-Oostenwind, welke dagelijks daarover
strijkt. Men heeft nu een' houten gebouw opgericht,
dat twee verdiepingen hoog is. De bovenste bestaat
slechts uit een houten latwerk, waarin 48 kranen van
een waterleiding aangebracht zijn. Strijkt nu de
wind daarover, dan worden- de kranen open gedraaid
en het over het latwerk strooiuende water bevriest
bijna oogenblikkelijk. Er vormen zicli ijskristallen,
welke, wanneer zo sterk genoeg' zijn, afgebroken en
naar de onderste verdieping gebracht worden, waar
zich de verkoopplaats bevindt. Een zeer eenvoudige
en goedkoope handelwijze voor het maken van ijs;
meru heeft daartoe slechts den, noodigen wind en bet
goede idee noodig.
Een gelukt denkbeeld, evenwel geen natuurkracht,
maar een mechanische kracht te gebruiken, had een
krantenuitgever te Stanford! in Amerika. Deze slim
me ankee wilde het cijfer van zijn abonmée's ver-
ONA Cacao
gröot'éb en dacht natuurlijk allereerst aan de huis
vrouwen. Om deze tot vriendinnen) te maken, kon
digde hij aan, dat men hij hem gratis de in Amerika
zoo gewilde ijsgeiechten kon laten bevriezen. Voor
dit doel had! hij eenvoudig de asi van zijn drulunachine
met een ijs-machine in verbinding gebracht, en terwijl
do machine aan de verbreiding van berichten werkte,
bevroren in het apparaat de smakelijke ijsmengsels
van de eerbare huisvrouwen, die in groote scharen
toestroomden en tegelijkertijd abounée's- van het blad
werden.
Papier, dat is bekend, is geduldig, h-et laat zich ook
voor de meest verschillende1 soort behandeling en
doeleinden gebruiken. Uit papier maakt men niet
slechts kranten en hoeken, sedert eenige jaren ook
kleeren en waschgoed. Ni-et alleen papieren boorden
of do bekend-e pa-pieren fees-tkleereu en hoofddeksels,
waarmee zich in de dirie wintermaanden de verstan
dige menschen gaarne zelf tot narren maken, neen,
werkelijke costumes en kleeren om te dragen, uit ga-
stak den steel van de lantaarn weer in den grond'.
„Wanneer heb je je schot gelost, Behringer?"
„Ik denk ongeveer om zeven uur."
„Dat komt precies uit met mijn berekening. Ik
heb duidelijk het knallen van een buksi gehoord, onge
veer één minuut nadat ik mijn schot had gelost, em ik
legde mijn slachtoffer neder even vóór zeven uur, ik
heb op- mijn horloge gekeken."
„En er zijni maar twee schoten- gedaan."
„Ja, maar twee."
Een oogenblik zwegen heide vrienden.
Toen sprak Behringer op opgewonden toon: „Van
het oogenblik waarop de vrouw is- ges-torven weten wij
niets met zekerheid! te zeggen. Kan d-e noodlottige
kogel haar niet getroffen hebben, voordat wij in het
bosch waren aangekomen?"
De rechtsgeleerde trok de schouders op.
„De verstijving van- den dtood was- nog niet eein-s ge
heel ingetreden; het is niet het eerste, lijk dat ik voor
oogen krijg, in ieder geval.
Hij zweeg; er scheen eensklaps een gedachte bij
hem op te komen.
Hij nam de lantaarn en) reikte die zijui vriend toe.
„Je moet mij helpen, Behringer, ik heb mijn beide
handen) noodig.
Behringer nam de lantaarn aan; hij zag hoe Mylius
zich over de dóode heenboog en voorzichtig uit een
klein zakje, dat- hij zeker reeds opgemerkt had, een
klein horloge t-jo te voorschijn haalde. Dit zakje zat
vlak hij het gaatje dat de kogel veroorzaakt had.
Mylius1 hield het horloge hij hef: licht- en beschouw
de het met de grootste aandacht.
Het was een horloge met een gouden kast met eeni
ge edelsteentjes' ingelegd; een va.n di-e steentjes zat
een weinig los. De gouden kast, waarmee de wijzer
plaat bedekt was, was aan den ramd een heel klein
beetje gedeukt. De. kast wa® heel moeilijk open te
krijgen. Er vi-elen stukjes- glas uit, to-en de kast open
was, de eene wijzer zat los, maar de kleine wijzer zat
nog vast op zijn plaats.
Mylius hield het horloge aan zijn oor. Het stond
stil. De kleine wij eer stond1 precies a-p zeven uur.
„Indien het een kogel geweest is\, waardoor het jon
ge meisje gedood is", zeide hij, „dan is het schot ge
vallen preci-es- op hetzelfde oogenblik dat wij onze
buksen afschoten."
Behringer zweeg.
Mylius bracht d-e- lantaarn weer naar zijn pla-ats,
stak zijn beide handen in zijn zakken en keek pein
zend voor zich uit.
„Dat moet met zekerheid! aangenomen- worden", zei
hij een oogenblik daarna, alsof hij zich zelf daarmee
wilde geruststellen. „Je weet precies hoe alles ge
gaan is, niet waar Behringer?"
„Ja, precies. De hok kwam plotseling uit het kreu
pelhout te voorschijn, hetgeen ik volstrekt niet ver
wacht had; ik stond aan den rand van het kreupel
hout., achter een ouden wilgenboom. Hij liep vrij
vlug over het weiland heen; zoo vlug dat ik niet zeker
was van mijn schot. Plotseling, hier in de nabijheid
van het elzenboschje, bleef hij staan slechts eeuige
weinige seconden, en van dat oogenblik mankte ik ge
bruik. ik schoot, maar een weinig te laag denk ik.
Zoodra liet schot gevallen was, bukte ik, om onder
den rook van het kruit door de uitwerking van mijn
schot, -na'te gaan."
„En?"
„Ik had niet alleen duidelijk den val van den kogel
gehoord, maar zag ook precies dat de bok getroffen
was en met gekromde® rug voortliep daar dier.
kant op naar het berkenbosch met het dicht-e struik
gewas, op den grond."
„Met een krommen rug-; dat was zeker een duidelijk
bewijs dat, hij gewond was. En ben je daarna naar de
plek geloopen waar hij aangeschoten werd?"
„Natuurlijk, dadelijk."
„En heb je haren gevonden en bloed?"
„Neen, geen van beide,"
„Was het dan al te donker?"
„Misschien wel.".
„Wij hadden den hond er op af moeten zenden",
riep Mylius verstoord, „niemand' heeft gedacht aan
iets dat toch zoo voor de hand! lag! Maar je zei,
dat ja, aarlat ja gaschotan laadt, duidelijk zaaien laadt
ren, dat uit' papier gesponnen wordt, wanneer men
voor de bewerking de uitdrukking' „spinnen" mag ge
bruiken. En zulke: kfeedings-tukken laten) zich was-
schen-, evenals- de uit papier gemaakte handdoeken- en
servetten. Het idee is juist vooir ons papieren tijd
perk. Als doelmatig schijnt het zich toch niet te heb
ben bewezen, want de papieren costuums1 in Berlijn
werden ze werkelijk eenige jaren geleden gedragen
zijn weer verdwenen.
Voor paklinnen schijnt echter de papierspinnerij
nog' gebruikt te worden, in ieder geval ook voor stof-
vervaïschingen' en namaaksels van stoffen, want. de
goedkoope slechte waren houden niet op te bestaan.
Werkelijker en practiscker zijn in) ieder geval de
melkkannen, welke van papier gemaakt worden en in
Londen in plaat-s van het glazen of blikken vaatwerk
gekomen zijn. Een goed idee voor reclame: „Drinkt
melk uit een) papieren zak 1"
\Y anneer men 'broeken en flesschen, welke toch
uiterlijk.feui minste een zekere gelijkenis met el
kaar hebben, uit papier maakt, waarom ook niet an
dere voorwerpen En doordat het papier zoo gedul
dig is, kan het alles verdragen en maakt men er o. m.
■spoorwegwielon1 van. Dit is echter niet eens zoo
nieuw, want reeds in 1869 werden de eerste papieren
wielen in Amerika door den uitvinder B. N. Allen
vervaardigd. Tegenwoordig loopen een groot aantal
spoorwagens in het land! der onbegrensde mogelijkhe
den op papier.
Wanneer men dingen, welke men zich gewoonlijk
cl? van ijzer voorstelt, van pn-pier vervaardigt, waar
om kan dan ook niet het omgekeerde gebeuren? Edi
son beweert tenminste dat men- in de toekomst de
boeken op blik zal drukken. Edison heeft een middel
bedacht, waardoor men langs- electro-technisehen weg'
metalen platen kan vervaardigen, welke zoo dun als
zijdepapier zijn. Daarbij kunnen deze metaalplaten
voor schrijven en drukken dienen, e.n hebben liet voor
deel, dat zulke boeken en schrifturen niet geel wor
den, maar hoogstens mettertijd verroesten kunnen.
Edison beweert echter, dat de duurzaamheid zeer
groot is. Bovendien zouden bij groote hoeveelheden
deze metalen boeken goedkooper zijn dan die van pa
pier.
Door verbetering van een- reeds bekend chemisch
proces is men, zooals wij vroeger reeds mededeelden,
in staat- nit zaagsel' alcohol te dis till eeren. Een ton
zaagsel geeft ongeveer 95 Liter zuivere spiritus. Ve
len zullen reeds om deze reden tegen het omhakken
van de bosscben willen protesteeren, want als er geen
hoornen meer zijn, waar haalt men dau het zaagisel
vandaan?
Spiritus is er echter niet slechts «m te drinken, hij
heeft ook andere doeleinden, men gebruikt hem name
lijk om te bran-den. Wan-neer men uit hoornen spiri
tus- maakt, dan kan men uit gras ook lucifers vervaar
digen, wat werkelijk in Indië gebeurt. Er bestaat daar
■pen grassoort, welke, gesneden em met ontbrandbare
stof bestreken, heel voortreffelijke lucifers geeft,
waarvan een doos ongeveer een kwart cent kost. In
'Sholapoer werd de eerste groote lucifersfabriek opga-
richt.
Voor niet-rookers' is liet zoeken- naar de coupé niet
rooken dikwijls zeer lastig. Om dit te vergemakkelij
ken heeft een vindingrijke kop het idee gehad, de in
schriften op de spoorwagens door platen te vervan
gen, welke men gemakkelijker onthouden kan en die
buiten-dien het voordeel hebben, ook begrijpelijk te
zijn voor hen, tlie.de landstaal niet machtig zijn. De
platen zijn op de coupé-raampjes aangebracht en ver
gemakkelijken het terugvinden van het' comparti
ment, wanneer men) int een station- uitgestapt is. De
vensters zijn voorzien! van afbeeldingen van dieren,
welke, men gemakkelijk onthouden kan. Een zekere
Mr. Cross had dit geniale idee en op de lijm Cher
bourgParijs werd een) proeftocht gehouden, welke*
den bijval van het publiek heeft gekregen. Wie bij
den „Leeuw" ingestapt was, zou zich niet vergissen
door in den „Beer" te gaan, en een passagier, die zijn
bagage in den „Rhinoceros" heeft, zal niet bij den
„Beer te land! komeni Wat zullen echter de passa
giers doen, wanneer toevallig een reiziger het raamp
je heeft neergelaten? Daarover zwijgt de berichtge
ver.
Men ziet, dat naast waardevolle invallen, welke aan
het publiek en den uitvinder nut brengen, ook geheel
bijzondere ideeën) zijn, welke in het eerste oogenblik
zeer veelbelovend schijnen, maar bij practiscb gebruik
niet voldoen. De suggestieve kracht van usommigg
uitvinders is zoo sterk, dat ze voor de belachelijkste
dingen zeer veel kapitaal krijgen, dat na eenigen tijd
verloren blijkt. Aan den anderen.kant blijven uitvin
dingen, welke voor de meruschheid van veel waarde
zouden zijn, eeuwig in het duister, omdat den: werke
lijk genialen uitvinder de kunst te overreden en de
gave, zichzelf en zijn uitvinding in) het, klaarste licht
te stellen, zeer dikwijls ontbreekt.
DIEREN ALS VERKLEEDER8.
Evenals de menschen, vers-taan ook de dieren het,
zich te verkieeden en) hun waren aard met een- masker
te bedekken. De zoogen. Wolkrab, van de familie der
kleine strandkrabben, houdt veel van een rustig le
ventje en beschermt zich daarom tegen eventueele
dat. de bok gewond was."
„Duidelijk, een vergissing van mijn kant is bepaald
niet mogelijk."
„Morgen, wanneer het beest gezocht wordt, zal alles
wel tot opheldering komen. Laten wij dat, punt dus
maar laten rusten."
„Ja, da-t moe.t, ik je met aandrang' verzoeken. Ik
ben er zenuwachtig van, Mylius, en je- zult mij moe
ten permit,teeren' heen- te gaan, wan/neer die menschen
komen. Het is zoo donker dat er toch niets meer
nagegaan kan worden en wat ik er va-n weet heb ik je
alles meegedeeld."
Zijn vriend' zweeg. Het wat duidelijk dat dit ver
zoek van Behringer hem ontstemde.
„Je.hebt, den inspecteur dan toch bij je", voegde
Behringer er nog bij; de uitwerking van zijn woor
den was hem niet ontgaan.
„Dat is, zijn plicht, hij moet natuurlijk blijven."
Met dezelfde gedachten vervuld, wendden beiden
hu-n hoofd naar den kamt vanwaar de mannen ver
wacht werden. Zij waren ongeduldig, dus de tijd viel
hun lang.
„In hoeveel tijd kan men naar het dorp rijden?"
„Daar is hoogstens twintig minuten voor noodig."
„Ik hoor toch nog niets."
„Neen, ik ook niet."
Plotseling stak Mylius de hand in zijn borstzak;
bij sch-een iets te zoeken.
„Ik kan dien gedwongen wachttijd' nuttig- besteden
en een teékening maken van de plaats waar de doode
ligt uitgestrekt en van de omgeving. Ik heb geluk
kig een potlood gevonden, maar een stukje wit pa
pierkan jij mij daar misschien mee helpen?"
„Ik? Leen, ik geloof het, niet." Behringer voelde
in den zak va-n zijn jachtbuis. „Neen, ik heb niet»
bij mij."
..Je hebt toch zoo straks een brief gekregen. Mis
schien is het papier gedeeltelijk beschreven. Een half
velletje is voldoende."
„Een brief? O. ja, 't is waar ook."
(Wordt vervolgd).