DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Het derde schot. No 275 Honderd en veertiende Jaargang 1912 WOENSDAG 20 NOVEMBER. FEUILLETON. CRIMINEELE ROMAN VAN HANS VON WIESA. Er was geen dokter bij. Die was reed's lang uit 't dorp vertrokken. BINNENLAND. I Dit nummer bestaat nit S bladen. ALKMAAR, 20 November. Waren de berichten over het; sluiten van een wa penstilstand tusschen de oorlog-voerende staten, op d'en Balkan tot- dusverre vaag, heden zijn; er telegrammen, die aan stelligheid niets te wenschen overlaten. Bulgarije heeft verklaard! dat het bereid! is met Turkije te onderhandelen over een wapenstilstand, de voorwaarden zijn naar Konsitantinopel gebracht, evenals de volledige vredesvoorwaarden, welke Turkije toestaan Konstantinopel te behouden, benevens een kuststrook Europeesch grondgebied. Zooals men ziet, willen de Balkanstaten van Europeesch Turkije een bedroefd1 beetje overlaten. Te Parijs gelooft men, dat de Turksche regeering wel zal toegeven, in de hoop, dat Europa tenslotte op zich zal nemen d'e aanspraken van de Balkanstaten bij het sluiten van den vrede te beperken. Maar men heeft te Konstantinopel reeds te ver staan gegeven, dat men op zulke scherpe voorwaarden niet wenscht in te gaan, doch liever den oorlog zou voortzetten. En het moet erkend1, dat zij de laatste dagen verwoed en tot dusverre niet onfortuinlijk te gen de Bulgaren aan de Tsjataldsja-linie vechten. Ziehier bijv. een fragment uit hetgeen de correspon dent der Lok. Anzeiger seint „Door den kijker bemerk ik duidelijk dat een ster ke Bulgaarsche afd'eeling van 1000 man in stormpas van Tsjataldsj.a komt anagesneld. Een oogenlblik verstomt aan deze zijde, het geschut. Dan wordt een geconcentreerd! vuur geopend', juist' op de plaats waar d'e Bulgaren komen opzetten, dat wil zeggen Zuid- Westelijk van het fort Hamidiyeh, in de richting van Seetin. Ik kijk op mijn horloge. Nauwelijks heeft de beweging twee minuten1 geduurd of er is geen enkele man van die heele linie meer over. Eerst om 6 uur verstomde de strijd. Toen ik voor bij d'e troep kwam, die heel den dag in het veld had gestaan, dreunde, van alle kanten het gejuich „Leve den sultan!" De gezichten: dier kerels straalden van vreugde." Over het geheel hebben de Turken een betere pers van ochtend. Een uitzondering „maakt, de correspon dent der Lok. Anzeiger in het Servische hoofdkwar tier, die o.a. meldt: „Dé kreet: „De Serviërs komen!" klonk in dezen oorlog luider dan het beroemde woord: „Allah il Al lah," dat zoo vaak de wereld! geschokt en bedreigd heeft. Nog kan men het niet begrijpen, dat. in enke le jaren een volk, welks fatalistische dapperheid voor onoverwinlijk gold in een vervuilde vadzige hoop mensehe.n veranderen kan. Wij behoeven niet te vechten zeide een gevangen soldaat want Allah wil niet, dat wij overwinnen, omdat wij onzen sultan weggejaagd hebben." De correspondent van het genoemde blad te Kon stantinopel legt echter een loffelijk getuigenis van den~"Turkschen soldaat, af. „Wanneer men, zooals ik, vier groote oorlogen ac tief medegemaakt heeft en aan zijn omgeving en aan zichzelf heeft kunnen waarnemen, hoe in de bloedige worsteling om het bestaan het dierlijke in de men- schen de overhand neemt en zachtere aandoeningen tot zwijgen brengt, zonder echter andere edele gevoe lens- als offervaardigheid, kameraadschap en trouw tot den dood! uit te, wissch'en, dan vraagt men zich af: wat ter wereld kan den Turk worden verweten, dat de schilderingen van hem in de pers; van de Balkanstaten (Vertaald met toestemming van den Duifesche» uitgever.) 11) o— Een ruischend' geluid, als het vallen van vele blade ren drong' van uir het bosch tot hen door, de sterren aan den hemel1 waren achter dte wolken verdwenen. „De wind is gedraaid", merkte Mylius verstoord op, „dat is nu bet ergste wat er gebeuren kon. Indien 't nu begint te regenen zou het vreeselijk zijn! En voor al ellendig voor 't bewijs van hetgeen jij gezegd hebt. Wij hadden Cora hier moeten houden! Wie kon dan ook denken dat het zou beginnen te regenen. De re gen zal maken dat de, hond! het spoor van den aange schoten reebok niet kan volgen." Het ruischendl geluid in de toppen der bommen werd al sterker en sterker, en weldra dreef de wind de eerste regendroppels in het g'ezicht- van de jagers. Dr. Mylius liep nogmaals rondom heb lichaam van do doode jonge vrouw, hij berekende nogmaals den af stand tot het struikgewas, schreef alles nauwkeurig achter op het blaadje postpapier, vouwde het papier toen vlug' samen en stak het in den binnenzak van zijn buis. Toen boog hij zich weder over de doode heen, maak te voorzichtig de stijve vingers los, die om het ket tinkje van 'het leeren taschje gesloten waren en stak ook dat taschje in zijn zak. Maar voordat hij het in den zak had) gestoken druk te hij even op het leder, om te voelen wat er in zat. Het knetterde alsof er papieren in waren. Nu hoorde hij in de verte een rijtuig aankomen. .«Gelukkig, eindelijk het rijtuig." Het rijtuig' stond' stil en weldra onderscheidde hij en ook van Europa rechtvaardigt? Een engel is de Turk zeker niet en hij kan het ook nieit zijn, als hij tegenover zijn vijand staat, die oog om oog, tand' om tand rekent, die in hem niet. slechts den vijand ziet, welken mem na het gevecht de hand biedt, maar voor wien hij d'e ongeloovige is, die uitgeroeid moet worden en voor wien) men geen me delijden behoeft te koesteren. In de jaren van de bloedige benden-gevechten in Macedonië tusschen Bulgaren, Grieken, Serviërs en Turken van 11)03 tot J90G, was- ik voornamelijk in de vilajets Saloniki, Mo- nastir en Uskjub. Wat do Turk daar aan wreedheid heeft begaan, was in verhouding tot de christenen niet zwaai'. Overdrijvingen en valsche voorstellingen waren echter aan d'e orde van den dag eni kregen zelfs vaak ha ar-loon. Ik kan naar waarheid! en1 van ganscher harte slechts bevestigen, d'at ik gedurende dezen oorlog geen enkele handeling van een Turk gezien heb, die ik wraakzuchtig en o innen schel ijk kan noeanen, daaren tegen wel vele andere, die slechts goede, onverdorven mensehen kunnen uitoefenen. Wij komen nog even op den wapenstilstand' terug. Zooals wij vroeger reeds zeiden): de Balkanstaien zullen hun eigen boontjes willen doppen. Zij zijn den oorlog begonnen, zonder Europa, te vragen, zij hebben hem zonder Europa gevoerd, zij zullen ook zonder Eu ropa hun overwinningen willen vieren, zonder Euro pa aan Turkije de vredesvoorwaarden will'en dictee- ren. Blijkbaar zijn ze genadig genoeg, om de Turken niet geheel buiten de Europeesche gemeenschap te verbannen, Den sleutel tot Europa mogen zo- behou den misschien echter onder controle: van de Euro peesche mogendheden. Zoover zal het komen. En op de Europeesche mo gendheden zal Turkije wel niet meer behoeven te re kenen. Zij kunnen het onder elkaar oneens worden, of lantaarn® en een groep mannen, die snel naderden. Stilzwijgend wachtten de beide vrienden hun komst af. Zij gingen d'e mannen tegemoet. Met behulp der lantaarns zochten1 zij eerst naar af druksels van voetstappen van den ongelukkige, om te weten te komen vanwaar zij gekomen was. Doch dit onderzoek was vruchteloos. Men kon niets zien in het korte, platte gras, en ook onder de boomen aan den randi van het bosch was niets te bespeuren. Nu begaven zij zich nogmaals naar de plek waar het dier was aangeschoten. De hond) werd losgela ten, of eigenlijk niet geheel, hij bleef aan den riem. Maar bet dier trok dadelijk aan en bracht den jagers- jongen met krachtige rukken tot aan het struikgewas en daarin verdween hij. Dat was een verademing' voor Behringer. Ja, dat was de richting, waarin het aangeschoten dier was verdwenen! Hij ging zelf met; den jager mee. Door Cora aangevoerd kwamen zij voor een sloot, Zou hot zwaar gewonde dier daar nog' over heen zijn gekomen? Dat was haast niet- mogelijk. Zorgvuldig werd! de waterkant onderzocht. Maai de hond: begon te aarzelen. Eindelijk werd hij van het touw losgemaakt, om hem vrij te laten zoeken. Maar de regen, die al harder begon neer te stroomen, wischte al meer en meer alle mogelijke sporen uit. Steeds opnieuw verdween de hond) in het bosch, door Behringer zelf aangezet, maar steeds keerde hij na korten tijd terug. Eindelijk gaf hij het. op. Hij ging liggen met deu kop op den grondl en kwispelde met zijn staart. Er was niets meer te hopen; met een be zwaard hart gaf Behringer het zoeken op. Mylius wilde nogi eens naar die plek, vanwaar Beh ringer zijn schot gelost had. D© huls van de patroon werd gevonden op die plek; dr. Mylius raapte hem op en stak hem in zijn zak. Het begon steeds harder te regenen. Et' zat niets anders op dan den terugtocht te aanvaarden en het onderzoek den volgenden dag voort te zetten. Intus- «chen was het lichaam van de doode op den wagen ge niet, de Balkanstaten oneenigheden krijgen om Turkijo's belangen zal niet. meer worden gedacht. Turkije heeft afgedaan en Europa is bankroet en ook in de hooge politiek geldt het spreekwoord' van do vrienden in den nood! TWEEDE KAMER. Do Tweede Kamer heeft gisteren met de behande ling van die Indische begrooting een aanvang ge maakt. Dé heer De Kanter (U. L.) besprak den fi-v nancieélen toestand' van Oost-Ind'ië, diien hij gunstig achtte. Hij Oordeelde echter, dat de financieel© voor spoed van Indië zich beter in voorstellen ten bate van de kolonie Op de be.grooting behoorde te weerspiege len. Spr. behandelde vervolgen» den schoolstrijd. De in landers aanvaarden het bijzonder onderwijs, meende f spr., niet- omdat zij er voorkeur voor hebben, maar omdat, zij het betere onderwijs van d'e 2de klasse scho len, waarvoor de toelatingseischen zwaar zijn, niet kunnen krijgen. De schoolstrijd! in Indië doet zeer pijnlijk aan. De heer De Meester (U. L.) gewaagde, ook van den finiancieelen voorspoed! van Indië. Deze mi nister van; koloniën; is een gelukskind. Toch moet men voorzichtig zijn, want, er kunnen minder goede jaren komen. Spr. kwam nu tot het rcgeeringsbeleid' ini het alge meen, dat niet voortvarend genoeg- is, naar spr.'s zin. Tegen de Chineezen moet krachtig worden opgetre den bij ordeverstoring, maar men moet ze niet irritee- ren door hun rechten te onthouden. Spr. behandelde uitvoerig' de opstandjes te Batavia en Soerabaja. Bij de bespreking van het' onderwijs kwam spr. er tegen op, dat de regeering het inlandisch onderwij® in confessioneel-christelijke richting dringt. Spr. haalde daar voorteekenen van aan. De, heer Vliegen (S. D. A. P.) betoogde, dat het streven van de sociaal-democratie moet zijn, zoo spoedig mogelijk de inlandsche maatschappij zelfstan dig te maken. Onder het, tegenwoordig stelsel, waar- slegd. De jagers stapten in en met spoed' begaven zij zich op weg naar het d'orp. Langzaam volgde de wa gen met zijn treurige vracht en de begeleiders. Stilzwijgend zaten de beide vrienden naast elkan der. Hoe vroolijk waren zij eenige uren te voren dien zelfden weg gekomen en nu zul'k) een terugtocht, De paarden snoven, d;e boomen zwiepten en ruisch- tcn en de wind' dreef den jongen mannen den regen in het gezicht. Intusschen spoedde zich de houtvestersjongen met rasse schreden naar de houtvesterswoning. Hij moest dadelijk nog vóór den nacht bij den houtvester rap port uitbrengen omtrent, hetgeen er was voorgevallen. Ook moest hij hem zeggen, dat hij den volgenden morgen, voordat d'e politie er geweest was, .niet naai de weide mocht gaan of naar het daaraan grenzende gedeelte van het bosch; hij moest er voor zorgen dat er niemand1 kwam en in de eerste plants maken, dat de honden niet losgelaten werden. De houtvester zat alleen in zijn groote kamer op een zwarte, ouderwetsche canapé; een klein lampje verlichtte het vertrek. Hij was alleen. Zijn moeder, een stille, bijna doove vrouw, was reeds lang naar haar kamer gegaan. Buiten droop de. regen van het dak, nu en dan kwam er een rukwind!, die het water tegen de luiken deed stroomen. Daar sloegen de honden plotseling aan en de bruine taks, die op een vel onder de schrijf tafel lag-, hief zijn kop op eni bromde. Onmiddellijk daarop werd er tegen de luiken getikt. „Wie is daar?" „Ik, de jagersgezel!" „Wat is er?" „Ik moet u spreken, houtvester." De man greep naar den zwaren stok, die naast hem stond, stond op en wendde zich met. langzamen, sle- penden tred naar de deur. welke naar de gang leidde. Hij ging de kamer uit. en liep naar de zware eiken houten. huisdeur. Hij schoof den grendel weg, en de jongen kwam binnen. Toen de deur van do woonkamer achter het tweetal «gesloten was, keek Rott den laten bezoeker pas aan. bij het kapiitaal uit Indië wegvloeit, kan echter de in lander niet economisch ontwikkeld' worden. Tegeni de onderwijspolitiek, welke spr. scherp criti- peerde, kwam hij op uit principieel oogpunt en met het oog op "het algemeen belang. Spr. oordeelde het noodig, dat de ambtenaarswereld meer toegankelijk worde voor de inlanders. De rijkdommen van het land ■moeten niet aan Indië wordien onttrokken en door staatsexploitatie moet een, einde worden gemaakt aan den verwarden toestand! op mijngebied. De lieer Scheurar (A. R.) vereenigde zich ge heel met de opmerkingen, dOor den heer de Meester ten aanzien van de financiën gemaakt. Spr. zette he denmorgen zijn rede voort. Mr. O. VAN TIENHOVEN. Men meldt uit Haarlem aan de Tel.: De gezondheidstoestand! van nu. G. van Tienhoven laat de laatste dagen te wensehen over. BARON MAÖKAY. Baron Mackay heeft thans ook zijn ontslag inge diend als lid der Staten van ZuidLHolland. CHRISTELIJKE SOCIALE, PARTIJ. In de oprichtingsvergadering van bovengenoemde partij werd' het programma met groote meerderheid in zijn geheel goedgekeurd. Daarop ging de verga dering- in comité-generaal ter bespreking van de sta tuten euz. Deze werden ook goedgekeurd en daarna werd de nieuwe partij De Christelijke Sociale Par tij, opgericht. Tot leden van het hoofdbestuur werden voorloopig alle leden van het voorloopig comité geko zen, t. w. ds. C. W. Coolsma, Groningen, dr. O. D. Oramer, Utrecht, dr. J. C. B. Eijkman, Sittard, d'e heer A. de Geus, Gendringen, dr. E. A. Keuchenius, Scheveningen, Mej. M. van Woensel Kooy, Huizen en mi', dr. A. R. van de Laar, Gendringen. Gemengd nieuws. EEN BRUID ALS BRANDSTICHTSTER. Te Hoiutigehage (Er.) brandde eeni hooischelf van den heer 11. af. Bij onderzoek dér politie bleek, d'at de toekomstige echtgenoot© den brand! gesticht had om te maken, dat het; huwelijk niet zou doorgaan. DE NIEUWE' DIENSTBODE. Een Amsterdamsch advocaat, die zich ko>rt geleden te Hilversum' had!' gevestigd, had) een' dienstbod© noo dig. Mevrouw slaagde er na! veel' gehaspel in een dienstbode te krijgen, die van den allereersfen dag af een) zeer gunstigen indruk maakte. Het meisje was keurig' netjes, wist zeer goed te werken en haar tafeldienen bewees, dat. zij bepaald! van goeden huize moest zijn, welke opmerking- de heer des huizes zoo wel als mevrouw ma,akten- De gang werd! keurig geschrobd, de keuken wae steeds in de puntjes in orde en het meisje allervoor- komendst en behulpzaam voor d'e achttienjarige doch ter en den tienjarigen zoon. Geen wonder dat me vrouw ho.og opgaf aau vrienden en bekenden over haar gedienstige, verzekerde dat ze het nog nooit zoo getroffen had en dat zij overgelukkig was met zoo'n buitenkansje. Een week-was het meisje in dienst en op den avond van den achtsten dag klopte zij bij mevrouw aan om haar even, te spreken. Mevrouw, allervriendelijkst, laat haar binnen komen doch' schrikt geweldig als het nieuwe meisje verklaart: „mevrouw, het spijt mij, maar ik zeg u mijn dienst, oj), ik ga. weg." Mevrouw vraagt naar de reden, of zij niet tevreden is en bied't zelfs opslag aan. Niets helpt. Mevrouw wil ten slotte de reden weten en nu vertelt de ge dienstige, dat „zij". een jongen is. Hij had om een hoogen inzet, met- e-en- paar vrienden gewed, dat hij best een betrekking als dienstbode zou kunnen krijgen en waarnemen, wat dan ook blijk baar best gelukt was. Mevrouw kreeg een, kleur, waut „zij" had haar vaak bij haar (oilet geholpen, de blouse dichtgeknoopt, de schoenen vastgeknoopt, ook de dochter aldus diensten bewezen, 's Avonds had) „zij" steeds gevraagd of me vrouw ook warm water noodig had en zelf een beetje Deze droop van den regen; de houtvester wees op een jas of mantel, die op ecu kapstok aan den wand hing naast een geweer. Tevens zag hij dén jongen man aan. Hij was doodsbleek en zeer ontdaan. „Wat breng je voor tijding?" „Er is iemand' doodgeschoten in het boseh, houtves ter." „Doodgeschoten? •Man.... je bent niet goed bij je hoofd." „Een dame! Een jonge dame." „Een dame?" herhaalde de houtvester werktuige lijk. Hij greep naar de eikenhouten tafel en steunde er met al zijn gewicht op. „Ga zitten, houtvester, je denkt niet aan je voet!" zeide de jongen, terwijl hij een stoel naderbij schoof, waarop Rott. zich met al zijn gewicht- liet neervallen. „Een dame...." herhaalde hij toen nogmaals, „een dame, wat komt een dame hier op ons jachtgebied uitvoeren „Ik heb het lijk met mijn eigen oogen gezien, hout vester." „Hoe was zij gekleed?" „Zij had een zwarten mantel aan, heel fijn, net een voorname dame." „Waar?" „Niet ver van het elzenbosch, aan den rand van het beukenbosch." „Daar, waar dc luitenant op deu loer zat voor den •bok?" „Ja." „En de luitenant?" „Ja, de luitenant was er ook bij toen wij haar von den." „Wie heeft haar gevonden?" „Mijnheer Mylius, de rechtsgeleerde, die zijn bok geschoten had, en ik. Wij kwamen in het bosch op het. jachtveld V, waar de luitenant gezeten had. Hij wachtte ons al op. Ilij had! zija bok ook aangeschoten, maar hij was nog niet dood, morgen zullen wij hem zoeken. Ik had Cora van, den riem af gedaan, het beest rende het bosch in, en wij hem achterna tot aan ile weide met elzen er langs; daar vonden wij 't lijk." 'iitt' i'S to (Wsrdt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 1