DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Van Houten's
Cacao
Het derde schot.
No.2,280
Honderd en veertiende [Jaargang
1912
DINSDAG
26 NOVEMBER.
FEUILLETON.
Eiken dag wordt RONA meer gewaardeerd.
Het aantal geregelde gebruikers neemt voortdurend sterk toe.
Hun goede voorbeeld kan met gerustheid door iedereen worden
gevolgd.
Daar men voor een heerlijken kop chocolade van RONA minder
noodig heeft dan van andere soorten, is zij zoo bizonder
voordeelig in 't gebruik. Velen hebben dit reeds door ervaring
geleerd.
Het is dan ook zeer waarschijnlijk, dat in) de Oos-
tersche kwestie op het oogenblik andere vraagpunten
aan de orde zijn, dan officieel' wordt verklaard. Ko
rt nd de Marès zegt, dat Servië zich wil onttrekken
aan de economische voogdijschap van Oostenrijk en
dat Oostenrijk al een eeuw bezig isi om SalonikL in
bezit te, nomen, daardoor zijn toekomst in het Oosten
te verzekeren en daardoor een tegenwicht voor Rus
land te vormen. Vandaar dat Duitschlaad en Italië
Oostenrijk steunen cm dat Rusland Frankrijk en
Engeland op zijn) hand! heeft.
~ST ADSNIEUWS"
PROTESTVERGADERING TEGEN DEN
OORLOG.
ROND
ALKMAAR, 26 November.
Do Beurs de pols van het internationaal-politie-
ke levert slaat zwakjes en de patiënt Europa is
zenuwachtig' èn onrustig.
Ze-lfs de grootste optimisten kunnen niet ontken
nen, dat d© internationale toestand slecht is.
Het is haast niet te gelooven, dat de staten van
Europa om kleinigheden als een Servische, haven aan
de Adriatische zee ten oorlog zouden trekken, maar
in de politiek is wat men ziet en wat men niet
ziet, wat men hoort on wat men niet hoort. Hetgeen
de regeeringen verklaren en de diplomaten zeggen, is
slechts: een klein tipje van den .sluier oplichten. Ver
borgen blijven de verdcr-re,ikende .plannen, welke de
regeeringen geheim houden en welke do diplomaten
ontkennen. Een voorbeeld1 uit het verleden moge dit
ophelderen. Tijdens de conferentie van Algeciras,
weieens' eert feest der volkeren genoemd, heeft
Duitsch'land het onderspit gedolven en Frankrijk, ge
steund door Italië, zijn doei bereikt. Waarom koos
het rijk van koning Victor Emanuel de zijde der re
publiek? Omdat. Frankrijk reeds vier jaren te voren
in alle stilte zich met de Italaaansche plannen inzake
Tripolis had verzoend!
Nu zijn, volgens officieel© Duitsche verklaring, de
mogendheden overeen gekomen zich ten opzichte van
ORIMINEELE ROMAN VAN
HANS VON WIESA.
O ertaald me» toestemming van den Duitse^»»
uitgever.)
16) _0_
ZEVENDE HOOFDSTUK.
1
Behringer en zijn verloofde waren intusschert met
beklemd hart de kamer binneng'etreden, waarin me
vrouw von Rittner hen wachtte.
Zij hadden verwacht, dat de oude dame zeer opge
wonden zou wezen en ontdaan door de gebeurtenissen
van dien avond; hoe verbaasd waren zij dust, toen zij
haai kalm aan een tafel zagen zitten, waarop een
kostbare verzameling- staalgravures van oude en nieu
we meesters lag uitgespreid.
Met haar slanke hand schoof zij de portefeuille weg'
toen het jonge paar binnentrad eu vestigde baar trot-
Hchoii blik koel on onderzoekend1 op ham* a&ns'taaii-
den schoonzoon en na eenige oogenblikk van pijnlijk
stilzwijgen, ook op het bleeke gelaat hnrer dochter.
„Waar is dr. Mylius?"
„Hij heeft het heel druk met allerlei ambtsbezighe
den," antwoordde Jutta.
„Ik kan niet- zeggen dat hij het treft, terwijl hij
hier voor zijn pleizier komt logeeren. Maar het is in
ieder geval iets bijzonders. De geschieclboeken van
ons kasteel zijn een merkwaardig hoofdstuk rijker
geworden!"
De schijnbaar zoo kalme stem was ijzig om aan to
hooren; het was of er eensklaps een koude lucht
stroom in de kamer werd gevoeld.
„En dit romantisch intermezzo hebben wij aan u
te danken, mijnheer Behringer! Het freurijpsie i» dat
geen enkele kwestie, uit het Balkanvraagst.uk voort
vloeiende, van te voren te binden. De zes groote
mogendheden zullen) op een conferentie trachten tot
overeenstemming te komen over het Balknnprobleem
in zijn tegenwoord'igen1 vorm. Ziedaar „in zijn
tegenwoordigen vorm." Komt het dus thans niet tot
een oorlog, dan wordt de Oosrtersche kwestie voorloo-
pig van de baan geholpen, maar blijft voor de toe
komst onopgelost.
Zal het tot. een oorlog komen? Natuurlijk kan
men) niet altijd maar door den gewapenden vrede
handhaven. Eenmaal zal het er wel toe moeten- ko
men, nu of later. Vandaar de begrijpelijke ongerust
heid en opgewondenheid der alarmeerende geruchten.
Gisteren heette het zelfs, dat de beide Oost-Pruisi
sche legerkorpsen werden gemobiliseerd, dat Oosten
rijk op het punt- stond! Servië een ultimatum te zen
den, dat in Pola, de oorlogshaven van Oostenrijk-Hon-
igarijo aan, de Adriatische zee, de oorlogsvloot gereed
lag op het eerste sein te vertrekken, dat vier torpedo-
booten reeds de Donau afzakten. Zoo worden de ge
moederen mede overspannen ,em officieel© geruststel
lingen kunnen geen ontspanning br'engen. De man-
men, die thans over den- stand van zaken hebben te
beslissen, schrijven een der belangrijkste bladzijden
van do nieuwste geschiedenis en zoolang over het lot
der volkeren niet is beslist, hetzij dan door de pen ot'
door het zwaard, zoo lang zal de e-ene crisis op de
andere blijven volgeu.
Reeds, voor achten was het gisteravond! tjokvol in
de groote zaal der Harmonie, waar op uitnoodiging'
van de Anti-Militairistenvereeniging de heer Domela
Nieuwenhuis zou sipreken over: De oorlog' en de ar-
miju dochter ook iu deze...." hier zweeg zij eenige
oogenblikken - „laten wij maar zeggen in deze inte
ressante zaak betrokken wordt."
Behringer trad een schrede nader, hij zag doods
bleek, zijn oogen schoten vuur.
Met kalmen blik zag de fiere vrouw hem aan.
„Wou u iets zeggen, mijnheer Behringer?"
Er heerschtie een oogenblik diepe stilte in de ka
mer; het duurde echter niet lang of Behringer had
zijn zelfbeheersching- weer terug gekregen.
„Niemand1 kan het meer betreuren dan ik; het spijt
mij ontzettend, dat deze tragische gebeurtenis mijn
vriend zoowel' als ons allen zooveel ontroering en last
bezorgt."
„Ik moet u vriendelijk verzoeken," viel mevrouw
von Rittner hem met- haar scherpe stem in de rede,
,,u zelf en mij en mijn dochter niet in- één adem te
noemen of bij elkaar te rekenen. Ik voor mij bedank
ten minste voor die eer."
Jutta trad een weinig nader, zij hief de hand op
als tot een verzoek, want zij zag zeer g'oed, dat.
Behringer groote moeite had- zijn zelfbeheersching' te
bewaren.
„Ik herhaal nog eens," zeide de jonge man, „dat ik
zeil in de. eerste plaatss groot verdriet heb van het
geen er is voorgevallen; maar er is niets gebeurd, dat
u het recht geeft mij te beleed,igen."
„Het is mogelijk, dat het in1 uw oog niet waard' is
veelwoordert omi te verspillen", antwoordde mevrouw
von Rittner langzaam, „in onze familie hebben wij
echter een strenger begrip van hetgeen/ men eer
noemt
„Moeder!" rie-p het jonge meisje hevig ontsteld.
Hetgeen men niet verwacht zou hebben, geschiedL
de: kalm richtte de beleedigde man zich tot zijn ver
loofde eu zeide:
„Maak je niet ongerust Jutta-, ik zal niets doen
waarover ik later berouw zou moeten hebben. De
liefde van een moeder tot haar kind doodt ieder an
der gevoel in haar, ook.
Hij zweeg' plotseling' en zich tot, m«vrouw von Ritt-
rvêr wondende, ging hij voort:
beidende klasse. Zeer velen kon geen toegang tol do
zaal worden verleend.
De heer D. Klomp, die de vergadering leidde, zeide
in zijn openingswoord zich ten zeerste te verheugen
over die g-roote opkomst. Daar honderden niet tot de
zaal konden worden toegelaten, was terstond het plan
gerijpt tegen hedenavond! een vervolgvergadering te
beleggen, hetgeen echter onmogelijk bleek, daar de
heer Nieuwenhuis reeds bezet was.
De heer Nieuwenhuis, het woord verkrijgende,
wees er op, dat allen deni oorlog iets afschuwelijks
vinden, leder is- er tegen, en met elkaar bestendigen
we den oorlog. De tijd) is voorhij, zei spr., dat wc den
oorlog- toeschrijven) aam den gril van den- een of ande
ren vorst. De bankiers, de ka-pitnlisteni zijn de mees
ters der wereld; elke oorlog is1 een economische oorlog.
Nederland! voert reeds meer dan 30 jaar oorlog in
Atjeh. Waarom? vroeg s-pr. In het-b elang der kapita
listen.
Thans woedt de oorlog met al zijn verschrikkingen
op d'en Balkan. Er is bijna geen gezin, dat niet in
rouw gedompeld wordt, door het .verlies- van een fami
lielid' of vriend. Een oorlogscorrespondent vertelt,
hoe hij in tijd van twee minuten 1000 man zag neer
schieten. Daarbij komt de ellende, veroorzaakt dooT
besmettelijke ziekten.
Men vraagt zich af: Is het nu noodig, dat de wereld
zoo wordt geringeloord door eenige mens'chen, die
zich'trachten te verrijken? Het antwoord! moet lui
den: Neen. Zagen allen dit in, dan zou aan de
schanddaden van de grooten der aarde, die den vrede
huichelen, een einde kunnen worden gemaakt. Hui
chelen is het a-andringen o-p vredescongressen en vre
desconferenties. Het vredespaleis' zal misschien, wor
den ingewijd onder het gebulder van het geschut,
want er is alle kans, dat de oorlog zal ontaarden in
een wereldbrand. Een klein vonkje is maar noodtig
om alles te doen opgaan in lichte laaie vlam.
Wat moet de houding zijn van de arbeidende klasse
tegenover al die verschijnselen, vroeg spr. Dikwijls
hoort men van de arbeidende klasse zelf dat ze er
niets aa-m kan doen. Noodig is, dat de arbeidende
klasse wordt wakkergeaehud' uit dien dfoom, dat ze
tot het inzicht komt, d'at^ze er alles aan) kan döen en
zij alleen.
De Noorsche dichter Bjornson zei onlangs: We moe
ten een ©inde nfaken aan den oorlog. Dit kan) ge
schieden, doordat de financiers' weigeren om geld te
leen-en aan de oorlogvoerende mogendheden, de groot
handelaren weigeren' waren te leveren' en de grootin-
duRtrieelen hetzelfde standpunt innemen ten opzichte
van de levering van amumifie. Zonder toevoer van
buitejn kan de strijd niet volgehouden worden. Zon
der toevoer van de zoogenaamde neutrale mogendhe
den jou de oorlog gedaan zijn, deze zijn het dus, die
den oorlog mogelijk maken.
Bjornson heeft ten deele gelijk, zei spr., en toch is
het een naieve voorstelling van den stand' van zaken.
Iloeikan men een beroep doen op dei financiers om
geen- geld te geven. Deze maken de beste zaken in
di-eur tijd. Ze hebben den oorlog gemaakt en sluiten
vrede, als hun belang het meebrengt. Ook een beroep
op de groothandelaren is even naief, deze beleven
gulden1 dagen door de schatten, die ze verdienen aan
de leveranties' van tal van artikelen. Met de groot-
in dust rieelen, eigenaars van wapensmederijen b.v. is
het al weer -precies evenzoo gesteld. Camegie, de
vredesapostel, wordt hemelhoog' geprezen als de wel
doener van het menscheljik geslacht, Vroeger echter
was hij president van de staal- en ijzertrust in Ame
rika en heeft geen leveranties afgewezen, groote
winsten heeft o-ok hij gemaakt, uit den oorlog. Nu hij
zich genoeg heeft toegeëigend, aldus spr., geeft de
man, die 10 millioen verdiende, een millioen voor het
vredespaleis. Hoe goed! het denkbeeld, gepropageerd
door Bjornson, ook is, hij komt a'an een verkeerd
adres. Hij moet komen tot den prodüctieven arbei
der. Dit is de man, de eenige man, die den oorlog
kan beletten, als hij wil. Dit idee moet meer en meer
doordringen tot d'en arbeider, die de eenige vrede
stichter zal worden.
Oorlog en arbeid! kunnen niet samengaan, ze vloe
ken tegen elka-ar, de één vernietigt, de andtere produ
ceert.
„Om mij te beleedigen beroept u zich op de gevoe
lens van uw familie en van uw voorouders. Maar u
schijnt een -symbool van uw familiewapen over het
hoofd te hebben gezien. Het is de weegschaal m.et 't
bijschrift: justitia.
„Voor uw lessen en vermaningen bedank ik kort en
goed!"
„Misschien zou het mij niet zoo heel veel moeite
kosten onverschillig' te wezen voor de opinie, die u
omtrent mij koestert, nraar.
„Mijnheer
„Maar met. het oog op uw dochter, die vol vert.rou
wen, eenmaal haar lot aan mij heeft toevertrouwd,
moet ik -spreken, ik ben er toe genoodzaakt. Het staat
u vrij het oor te sluiten voor mijn verklaring, maar ik
zelf zal deze -plaats niet verlaten zonder mij gerecht
vaardigd te hebben."
„Moeder' zei Jutta, toe.n zij zag, dat mevrouw von
Rittner op het .punt was dc kamer uit te gaan, „u
moet Behringer'* verklaring- aanhooren."
„Ik weet alle* door dr. Mylius."
„Hij kan u alleen hebben medegedeeld, dat wij een
meisje gevonden hebben- in het bosch, dood, waar
schijnlijk doodgeschoten. Waarschijnlijk! Dit feit
staat echter nog' niet vast, en toch moet ik beleedi-
gende woorden aanhoören. Om er nog niet eens van
te spreken, dat ik hoegenaamd niets te maken heb
met dit ongeluk of deze misdaad, indien bewezen
wordt, dal een kogel de oorzaak i* geweest van haar
dood."
„De dood van de actrice kan het gevolg' wezen van
een ongeluk of een misdaad', daar weet ik niets van
en dat is het ook niet wat mijn toorn heeft opgewekt.
Wie weet daarenboven of zij dit ongeluk niet verdiend
heeft, Maar dat d-e verloofde van mijn dochter met
de-ze zaak in verband staat, al was het ulleem het feit,
dat hij de dame kende en maar al te goed kende, dat
is het waarover ik verontwaardigd ben. Ik heb bitter
berouw ooit te hebben geluisterd naar het dringend
verzoek van mijn dochter. Het kan dunkt mij niet
twijfelachtig' wezen, wat op dit oogenblik de eer ge
biedt, da a«r waarop ga u altijd' z»oa«aa hebt l»e-
S'pr. zette uiteen, hoe de productieve arbeider den
oorlog onmogelijk kan maken. Indien de havenarbei
ders weigerden schepen te laden of te lossen, welke
bestemd' zijn voor twee oorlogvoerende lauden, dan
zou men verlegen worden) met de artikelen. Voegden
zich daarbij do spoorarbeiders, die weigerden een
trein te rijden, waarmee amunitie of troepen worden
vervoerd, dan zonden deze twee categorieën- van arbei
ders het geheel in hun macht hebben, den oorlog on
mogelijk te maken. Ook de mijnarbeiders, die de ko
len delven, waarbuiten- de wereld niet kan, kunnen
den oorlog onmogelijk maken.
Er is reed's een internationale bond: van transport
arbeiders, van spoorwegarbeiders- en een bond van
kolenmijnwerkers. Vindt de idee ingang in deze bon
den, aldus spr., dau is het maar een kwestie van tijd,
voor latere geslachten wordt op 'die manier oorlog on
mogelijk gemaakt. In- den mijnwerkersbond is de
vraag, hoe door staking de oorlog onmogelijk kan
worden gemaakt, reeds op den dagorder gesteld; en
de vraag komt er niet weer af voordat ze is opgelost.
De koleudelvers in liet gebied! van de Loire besloten
bij eventuoelen oorlog' het werk te staken.
In 1891 lieeft s'pr. het boven omschreven denkbeeld
te Brussel verkondigd! en werd) toen uitgemaakt, voor
eeu utopist. Thans, zei spr., ziet men reeds, dat die
richting wordt ingeslagen. Ook de sociaal-democra
ten, die deze week te Bazel' een internationaal con
gres tegen den oorlog houden en eens algemeene sta
king algemeenen onzin noemden, worderton/willekeurig
in die richting gedreven. Spr. is/ het volkomen eens
met hetgeen) Gustave Hervé nlaar aanleiding van het
congres in zijn blad schreef, n.l. diat het nu niet de
tijd is om redevoeringen te houden, maar om maat
regelen te nemen, om te handelen. Bij mobilisati»
van het leger moet het antwoord! van de arbeidende
klasse zijn-: algemeene werkstaking. De regeeringen
geven het voorbeeld, ze- roepen tal van jongelieden en
mannen van hun werk af. Bij oorlogsverklaring helpt
algemeene werkstaking niet meer. Het, eenige gezon
de antwoord! is dan1: algemeene opstand.
De oorlog is een misdaad, alles mag worden aan
gewend om den oorlog onmogelijk te maken. Maar
dan moeten ook allen handelend! optreden en dan zijn
er reuzenvorderingen gemaakt om den vrede to beves
tigen.
Het is waar, dat da oorlog dan bestreden wordt
door een middel, dat zelf oorlog maakt. Maar spr.
verkiest den burgeroorlog, want dan voert de arbei
dende klasse strijd tegen zijn' eigen vijand, het kapi
talisme. Bij een oorlog tusschen twee mogendheden
weten de menschen niet, waarvoor ze vechten.
Spr. is het eens met het manifest, voor eenige ja
ren door Upton Clare gericht tegen den oorlog. We
moeten inzien en verklaren, dat do oorlog ds een mis
daad, begaan door de bezittende klasse, die daarbij
de arbeidende klasse een aderlating doet ondergaan.
Hier is algemeene werkstaking, ja algemeene op
stand' plicht. Slechts de productieve arbeider kan
een einde maken' aan den oorlog.
Het verheugde spr., dat zoovele vrouwen ter verga
dering waren. De taak der vrouw is hier zeer groot,
want bij het proletariaat heeft de man geen tijd' om
mee te helpen aan de opvoeding der kinderen. Geen
vrouw ziet graag' haar kind naar de kazerne gaan, ze
weet dat. de kazerne is geen school van beschaving,
inaar van misdaad, drankzucht en .prostitutie. De
moeder moet. het kind afkeer voor het militairisme
inprenten, want zonder militairisme is de oorlog niet
mogelijk- Allen zullen geen dienstweigeraars wor
den, zij die in de kazerne gaan moeten daar propa
ganda maken of trachten goed schieten te leeren, wat
van dienst kan zijn. Worden deze kiemen, die vrucht
moeten dragen, gelegd, dan werken de moeders in
direct mee tot bestrijding van den1 oorlog. Steeds
minder kan, wanneer een andere geest ingang vindt,
op het leger worden gerekend. En dam moeten de
regeeringen voorzichtig zijn. Zoo was het hier to
lande in 1903, toen men niet al te goed kon rekenen
op de marine.
De soldaten, meest arbeiders, zijn thans de waak
honden van het kapitalisme. Het proletariaat moet
vechten voor de brandkast Van een ander. Dat mag
niet langer, er moet verbroedering- zijn tusschen' de
roemd."
„Meent u daarmee, moeder, dat Hans-Joost mij
mijn jawoord) terug moet geven?"
„Aan de beteekenis van mijn woorden kan niemand
twijfelen en Jutta von' Rittner zal weten, wat- zij aan
zichzelf verschuldigd! is."
„Ja, dat weet ik, moeder! Behringer heeft mij al
les verteld wat zijn verhouding tot dit jonge meisje
betreft. Hij heeft mij niets verzwegen. Hij heeft mij
ook precies meegedeeld hoe alles- op die ongelukkige
plek heeft plaats gehad; hij i» vrij van) alle schuld. En
in deze dogen, nu mijn aanstaand© strijdt om zijn be
dreigde eer te redden, 'is het mijn' plicht aan zijn zijde
te staan en met hem te strijden, evenals- onze voorou
ders deden; zij streden aan- de zijde vair hun wapen
broeder, totdat zij onschuldig bewezen was."
..Jutta
..En ik verklaar u plechtig, dat niets mijn besluit
kan doen wankelen, zelfs niet uw toorn, moeder."
„Jutta! herhaalde zij. maar nu was er eon smarte
lijke klank in haar stem, de smart, van een moeder die
gevoelt, dat zij op het punt is een kind te verliezen.
„Ie Hans-Joost onschuldig bevonden en dat kan
reeds morgen gebeuren, dan pas zullen alle andere
vragen) misschien opkomen in mijn hart."
AI et. kloppend! hart en een gevoel van trots had
Behringer de dappere woorden van Jutta aangehoord;
hij voelde zich met onweerstaanbare macht aangetrok
ken tot het. jonge meisje, dat daar met vaste stem, al
was het dan ook met bevende lippen, voor zijn eer op
trad. Maar één blik op haar gelaat, op haar geheels
houding, zeide hem duidelijk, dat er een dieipe kloof
lag tusschen hen beiden. Was hel de geest van de
dood©, die zich onzichtbaar tusschen hen in plaatste,
die hen van elkander scheidde, al wendden hun harten
zich verlangend naar elkander toe?
Danr klonk in dat stille vertrek de stem van me
vrouw von Rittner gebiedend:
„Laat ons alleen! Mijn dochter heeft de zorg ra»
een moeder noodig."
Wordt mwulgd.