DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Het derde schot.
No. 289.
Honderd en veertiende Jaargang.
1912
VRIJDAG 6 DECEMBER.
FEUILLETON.
Het derde Int Middenstands-Congres.
Gemeenteraad van Alkmaar
BINNENLAND.
(Woi'dfc m-volgd).
ALKMAARSCHE COURANT.
Slot.
ALKMAAR, 0 December.
Een tweede inleider behandelde op het Derde In
ternationale Midden-standscongresi te Munchen het
onderwerp „de Middenstand1 in verhouding tot de Wa
renhuizen) en) de Coöperatieve Yereenigimgen." Hij
vond' beide coneentreerende instellingen1 vijanden van
de kleine zelfstandige ondernemers, van wie de niet-
georganiseer'den) en niet-vakkundigen het eerst zul
len worden getroffen. Z. i. moet de Middenstand al
les doen wat mogelijk is, om het publiek een juist in
zicht te geven inzake de slechte werking van Waren
huizen en Verbniiksvereenigingen. Een uitgebreide
inlichtingendienst wilde hij ingericht zien, om ge
vallen van prostitutie van personeel, omkooperij van
afdeelingechefs door leveranciers, oneerlijke concur
rentie, verkoopen van bedorven levensmiddelen, pu
bliek te maken. En eindelijk beval hij aan, dat de
Middenstand inkoopvereenigingen gaat oprichten,
om döor het koopen van groot© hoeveelheden lagere
prijzen van den fabrikant te kunnen bedingen, be
paalde goedlcoope artikelen (alsi lokmiddelen) te ver
koopen en om met hulp der fabrikanten eene soort
prijseenheid' te krijgen.
Togen dit betoog 'kwam het eerst op de heer Meuw-
sen, die het onjuist achtte den Middenstand' als een
heelmiddel om het Warenhuis te bestrijden aan te
prijzen. een verdacht gemaakte, en als sociaal scha
delijk bestempelde handelwijze van de Warenhuizen.
Krachtig waarschuwde hij verder tegen het aanbeve
len van het voeren van1 een negatieve politiek. Hij
wekt© de wetenschappelijke mannen op, om het voor
beeld van Nederland van „Self help" voor den Mid
denstand zooveel mogelijk in het waarachtig belang
der middenstanders) zeiven, zoo krachtig mogelijk te
doen volgen. Het 'eeuwigdurend, in de eerste plaats
vragen van Staatssteun, alvorens! zelf de handen uit
cte, mouwen te steken, moet verlammend werken op de
ontwikkeling- van den middenstand.
.Daarentegen zal een positieve actie in de eerste
plaats gebaseerd' op zelfkennis, zelfvertrouwen, ge
volgd' door meerdere ontwikkeling ©n vakkennis van
den Middenstand) het gevolg hebben, dat een ge
zond© en krachtige tegenstand, een evenwicht zal
kuinnen bieden tegen de uitwassen van Coöperatieve
Yerbruikersvereenigingen en Warenhuizen.
Het verslag constateert, dat dit betoog bij de ver
gadering blijkbaar vrij algemeen instemming vond.
Een Oostenrijksch afgevaardigde kwam verzekeren,
dat men in zijn landt aanzienlijk groot-ere resultaten
bereikte, door het zelfvertrouwen bij dén Middenstand
aan te kweeken, dan door van hoven af den menschen
het geloof in te pompen, dat zij alleen door d'em staat
zijn te helpen. Ook een Parijzenaar steunde krachtig,
hetgeen door den Nederlandschen afgevaardigd© was
bepleit. Hij was, zeide hij verder, geen bewonderaar
van het Warenhuis, maar de aanwezigen moesten als
verstaindigo mannen niet vergeten, 'dat d'e dames wèl
bewonderaarsters van deze mooie, groote, wimkelpalei-
zen zijn gewordbn. En uit zijn eigen omgeving- dbel-
de hij staaltjes mede om te laten zien, hoe weinig
mooi te verschillende winkeliers zich geven om op de
hoogte, van hun tijd) te zijn. In vele winkels te Parijs,
zeide hij, weet de patroon niets van zijn voorraad
goederen, komt daar een klant naar een artikel vra
gen, dat weinig gevraagd) wordt, 'dan1 wordt door den
patroon eerst aan zijn vrouw, dan aan de winkeljuf
frouw of den bediende gevraagd: „Hebben wij dat ar
tikel nog?" Niemand) weet h^t en nadat een kwartier
lang overal gezocht is, wordt tenslotte maiar gezegd,
dat het artikel niet meer voorradig is.
Tenslotte willen We nog de aandacht vestigen op
een derde punt dat behandeld) werdl: „De Midden
stand en de aanbestedingen van openbare lichamen."
Inleider was een Mr. schilder, tevens Kdl van het Bei-
ersche parlement, Hij betoogde o.m. dat door het
systeem, om hij aanbestedingen het werk en de le
veranties te gummen aan de laagste inschrijvers, den
uijverheidsmid'denstand een wilde concurrentie wordt
CRTMINEELE ROMAN VAN
HANS VON WIESA.
(Vertaald1 met toestemming van den Duitschen
uitgever.)
25) -o-
Mylius ging- .naar de schrijftafel. „Dit is mijn hee-
lo voorraad. Nog- drie stuks. Daar krijgt u er twee
van' niet tegenspreken als 't u blieft! U ziet
hij zwaaide met zijn arm door den rook die in de ka
mer hing „ik zelf heb mij niet onbetuigd' gelaten,
lïier is vuur! F schreef dat u de critieke punten
zelf eerst nog even in oogenschouw wou nemen."
„Ja. Maar eerst moet ik u doen opmerken, dab be
halve mijnbeer Behringer nog een tweede persoon, in
aanmerking komt."
„Hoezoo?" vroeg de officier van justitie met de
grootste belangstelling.
.„Naar mijn overtuiging is daar geen twijfel aan."
„En wie zou dat dan wezen?"
„Houtvester Rott."
Het gelaat van den) officier van justitie drukte? de
gTootste teleurstelling uit,
„Do houtvester? Ach kom, hoe dan?"
„De dame heeft stellig in) d'e een of andere betrek
king gestaan tot dien man."
„Dat veronderstelt u."
„Ik weet het zeker."
„Daar ben ik nieuwsgierig naar."
„Zij 'kende b..v een steen aan den rand van den
weg, die tot gisteren, toe voor anderen zoo goed als
onzichtbaar was en vandaag duidelijk zichtbaar ge
worden is; het is duidelijk dat hij voor een onbekende
in deze streek herkenbaar gemaakt meest worden."
„Ik begrijp nog niet, wat dat met den houtvester te
maken heeft,"
aangedaan, welke het uitzicht o-p het verwerven van
een zeïfs zeer bescheiden winst bij voorbaat uitsluit.
En tevens wees hij er op, 'dat staat en gemeente er
meer en meer toe zijn overgegaan, het werk, voorheen
door den nijverheidkmidd'ensfand) gedaan, in eigen be
heer te verlichten. Hij noemde het den zedelijken
plicht van Staat en Gemeente, dit kwaad t.e keeren,
daar de taak der Overheid) is, de zwakkeren te steu
nen en het behoüdetn) en versterken van dén zelfstan
digen Middenstand) in het eigen belang van Staat en
Gemeente liggen. Hij steldt o.m. de volgende eischen
liet. systeem, om openbare aanbestedingen te hou
den, mag slechts dam gevolgd! worden, wanneer feite
lijk bewezen is, dat de allereerst in aanmerking ko
mend© Middenstanders1 dén prijs1 van hun werk onge
rechtvaardigd hoog stellen, of er grond! is, om aan te
nemen, dat hun praestaties onvoldoende zijrn, Aller
eerst in aanmerking moeten komen die Middenstan
ders, die in de gemeent-e wonen, althans) in wier
district het werk moet- uitgevoerd worden. Met het
principe, dat het werk moet gegund worden aan den
laagsten inschrijver, dient voorgoed gebroken te wor
den.
Uitvoering in eigen beheer van zoodanig werk, als
door den nijverheidsmiddenstand' wordt, gppraesteerd,
moet niet plaats hebben.
Om een en ander door te voereim zal het noodig zijn,
dat de bestuursorganen bij de aanbestedingen en le
veringen meer voeling houden met de Middenstands-
vereenigingen, en dezer voorslagen welwillend te
overwegen. Groot-ere werken en leveringen moeten
aan die vereenigingen gegund worden.
Staat en Gemeente hebben) ook den zedelijkeu
plicht, evenals zij d'e behoeften aan ontwikkeling voor
enkele andere standen bevredigen, ook zoodanige in
richtingen te stichten of te steunen, die de vervolma
king van de kennis, voor het nijverheddsleven noodig,
beoogen.
De nijveïheidsmiddenstand zëlf heeft tot plicht,
zich nog meer dan tót. nu toe te organiseeren en naast
de zoTg voor de eigen zaak, den blik ook op het alge
meen stnn'd.sbelang en de standseer niet te verliezen.
Noodig is ook, vooral met het oog op het aannemen
van greotere werken en leveringen, dat- zij zich aan
sluiten bij eene niiddenstandskredietbank. Ook zijn
daarvoor noodig middenstands-vakvereenigingen, die
zoodanige werken of leveranties 'kunnen aannemen,
welke niet door één middenstander kunnen worden
uitgevoerd.
Wij gelooven, dat deze eischen bij eiken midden
stander weerklank zullen viimden. Maar ook, dat zij
bij niet-niiddenstanders niet veel bezwaren zullen
ontmoeten. Immers het is duidelijk, d!at de referent
de nadeelen) van de beperkte concurrentie zooveel mo
gelijk wil ondervangen:. Zoodra er maar waarborgen
zijn, dat- het door hem aangeprezen) en in theorie al
leszins billijke stelsel van' gunning aan eigen ingeze
tenen, niet lijdt, tot welke schade ook van de gemeen
te, vervallen d© bedenkingen, die voorstanders van
vrije concurrentie daartegen kunnen opperen. En ook
is er in theorie alles: voor te zeggen, om te breken
met het systeem, om het werk te gunnen aan den
laagsten inschrijver. Even goed1 als de arbeider is de
middenstander zijn. loon waard. En evengoed' als de
overheid er voor zorgt, dat het loon van allen, die bij
haar in dienstbetrekking staan, „op peil" blijft, even
goed mag en moet ze er naar streven, d'at het. werk,
buiten een vast dienstverband! verricht, behoorlijk
wordt bezoldigd. Nu geven we onmiddellijk toe, dat
de practijk mot-lelijkheden biedt.. Wanneer men de
gunning niet aan deini laagsten inschrijver geeft
aan wien dan? Welken maatstaf dient men te ne
men Dreigt niet het gevaar van protectie, zal het
wel altijd mogelijk zijn, daarvan zelfs den schijn te
vermijden? Die vragen zijn niet gemakkelijk to be^
antwoorden. Alleen een proefneming zou o. i. een
juist antwoord kunnen geven, zou kunnen uitmaken,
of het inderdaad, mogelijk is, bij aanbestedingen) van
overheidswege den zelfden weg in te slaan als bij
aanstelling en salarieering van personeel. Een proef,
intussehen belangrijk genoeg om haar eene te nemen.
„Geduld! wat, mijnheer. Van af dien steen loopt
'n streng- verboden voetpad, waar nooit iemand' langs
gaat, dóór een afgelegen gedeelte van het bostbi re
gelrecht naar de houtvesterswoning."
„En dieni weg zou de dame gevolgd zijn!"
„Ja."
„Heeft u dat nauwkeurig' nagegaan?"
„Zonder eenigen twijfel zoo goed! als zonder
eenigen twijfel!" Hij tastte in zijn zak en haalde er
het stukje kant uit, dat aan den doornstruik gezeten
had.
„Wanneer dit stukje kant van die kleeren der jonge
dame afkomstig is, dan bestaat er geen twijfel aan."
Dr. Mylius nam het kleine stukje kant in de hand
en hekeek het met aandacht.
„Ik geloof wel dat ik deze kant gezien: heb aan Jden
rok van die doode. maar dat zal morgen vroeg
moeten blijken."
Volk legde het stukje kant zorgvuldig gladl gestre
ken in zijn portefeuille.
„En wat nog- meer?"
„Wij zfjii op de plek geweest waar de misdaad heeft
plaats gehad."
„Wij? wie is met u mee geweest?"
„De houtvestersleerling."
„Best. Die jonge man wist er alles van, want hij
is er van 't begin af a,an bij geweest. En heeft u
daar iets gevonden dat licht op de zaak kan werpen?"
„Op de plek zelve niets, hoe nauwkeurig wij alles
onderzocht hebben. Maar er heeft een1 zonderling- ge
val plaats gehad, het is natuurlijk mogelijk, dat het
bij toeval was. Wij hoorden plotseling het klagen
van een reebok, zooals de jagersgezel den smartkreet
van het dier noemde. En weldra komt er een hond to
voorschijn, e,en hond) d'ie aan den houtvester toebe
hoort. Mijn jeugdige metgezel! riep het dier bij zich;
hij vloog echter spoedig weer weg toen hij een twee
den hond in het bosch hoorde blaffen. De honden
zijn gewoonlijk, zooals ik hoor, binnen, ze stroopen
gewoonlijk nooit, want het zijn goed gedresseerde
honden hoe komen zij dan op dezen tijd van iden
dag in het bosch? Zou u daar een verklaring van
VERGADERING ran den
op Woensdag 4 Dec. 1913, nam. 1 nnr.
(Vervolg).
TEGEMOETKOMING IN DE KOSTEN
VAN KAASVERVOER.
De overlieden van het korps kaasdragers, al» zoo
danig optredende namen» de kaasdragers', hebben
zich met een adres tot den Raad gewend, waarin
o. a. wordt gezegd, dat in de laatste jaren de afstan
den van de adressen waar de kan» moet worden be
zorgd zich steeds uitbreiden en grooter worden en het
te voorzien is, dat deze in de naaste toekomst eerder
toe- dan zullen afnemenp
dat. voor het bezorgen dier kaas door de dragers
tien cent per wagen wordt betaald, waaronder begre
pen is het terughalen der ledige wagens;
dat de uitgaven aan rijloon hebben hediragen:
in 1907 42.2-0, in 1908 58.20, in 1909 61.80, in
1910 75.20, in 1911 91.20 en over de afgeloopen
tien maanden van 1912 112.80;
dat hieruit blijkt, dat de uitgaven aan rijloon steeds
grooter worden zonder dial de dragers bij machte zijn
daar iets aan te veranderen;
dat liet onmogelijk is voor de dragers om deze kaas
zelf te bezorgen, daar dit de markt zeker meer dan
een uur zou ophouden.
Redenen waarom zij den Raad beleefd verzochten
hun in de uitgaven van dat rijloon „zoo mogelijk ook
over 1912" jaarlijks wat tegemoet te komen.
B. en W. zijn van meening dat het verzoek behoort
te worden afgewezen. Het rijloon, 't welk voor het
bezorgen der kaas wordt betaald, wordt ontvangen
door oude kaasdragers, die zich met die bezorging be
lasten en zich ter kaasmarkt laten vervangen door
noodhulpen. Alszoodanig is de belooning van 10 cent
per handwagen kaas eene vergoeding voor het gemis
van draag-loon, dat zij aan de noodhulpen hebben te
voldoen. Het rijloon blijft dus onder de ontvangsten
van het korps dragers en wordt niet uitgekeerd aan
derden.
Daarin eene tegemoetkoming te verleenen ligt vol
gens hun oordeel niet op den weg der gemeente.
Zij stellen den Raad dan ook voor aan de overlie
den van het korps kaasdragers, als beschikking op
hun adres d.d. 4 November 1.1. te berichten, dat hun
daarbij gedaan verzoek om eene tegemoetkoming te
ontvangen in de kosten van rijloon voor het bezorgen
van kaas, niet voor inwilliging vatbaar is.
De heer Ringers zeide, dat d© vraag wel eeniige
grond van recht heeft. Er moeten uitgaven worden
gedaan om de kaas- per wagen Weg te brengen naar
yerschillendo verre punten, welko uitgaven weer ge
deeltelijk i.n hun kas komen. Uit art. 17 van het re
glement blijkt, dat indien de kaasdragers niet. zelf de
wagons wegrijden, het dan veel later zou worden. Ze
moeten hulp nemen. Wordt het tegenwoordige con
tingent vain helpers wat minder, dan komen de kos
ten voor dei kaasdragers. Dit acht spr. niet billijk.
Spr. had gedacht, dat het voprstel wa» gekomen om
de helft te vergoeden. Verschillend© verbeteringen
het aanschaffen van burrie» en wagens g-aan
gc-heel buiten de kaasdragers om. Spr. acht het bil
lijk, de helft te vergoeden.
De Voorzitter zeide, dat inlichtingen zijn in
gewonnen bij den president-wa aguieester. Leest men
het begin van dat advies, dan) verwondert men zich
niet, dat B. en' W. anet hum advies zijn gekomen. De
kaasdragers hebben reeds meerdere verdiensten dooi
den grooten aanvoer. Ini 1911 werd 3840 aan draag-
loo.nen uitbetaald, tot en met 22 November reeds
4710. 't Is een buitengewoon jaar.
De lieer Ringers zei, dat dit 'bedrag van 4710
ook door meer gedeeld moet worden. De president-
waagmeester laat den klemtoon niet vallen op het
werk, dat gedaan moet worden. Spr. stelt voor de
helft van het gevraagde toe te staan.
De heer Govers merkte op, dat, het wel e,en zeer
goed jaar is, doch de grootene aanvoer -heeft ook
meer werk geëischt. Het la'atste veem is er bij geko
men, dat d'eelt nu ook in die inkomsten. Spr. stelt
voor het gevraagde toe te staan.
kunnen geven?"
Dr. Mylius schudde het hoofd. „Wat belet ons aan
te nemen dat zij van den ketting losgebroken zijn of
uit hun hok ontvlucht? U is geen jager; maar wie
met honden heeft omgegaan, weet dat men van den
best gedyesseerden hond nooit zeker kan wezen."
„Goed. Dat mag dan zoo wezen. Mijn metgezel
verzekerde mij echter, dat de hond een reebok had ge
dood, zijn bek zat vol bloedl.
„Heeft de jonge man' dat opgemerkt?" vroeg- My
lius met klimmende belangstelling.
Völk knikte.
„En een gezonde reebok laat zich door een hond
niet vangen, heeft de jager verder gezegd het kan
alleen een gewonde, een zwaar gewonde bok geweest
zijn."
Mylius was overeind gesprongen; opgewonden liep
hij met haastige schreden de kamer op en neder.
„Das is zoo! Dat is volkomen waar! Maar dart
weet u wat dit dan beteekenen kan? Dat kans de. on-
geluks'bok wezen, de ongelukkige bok dien.1 wij te ver
geefs gezocht hebben, de bok waarop Behringer zich
beroept en die. getuigenis moet afleggen van zijn
schot."
„Dat is ook mijn meening, ik heb dat dadelijk ge
dacht
Weder begon Mylius in groote opgewondenheid de
kamer op en neer te loepen; toen bleef hij plotseling
voor Völk staan, die rustig zijn sigaar zat te roeken.
„Ga voort, als ik u verzoeken mag. D© hond liep
dus weg. En wat heeft u toen gedaan?"
„Ik besloot mij onmiddellijk te gaan overtuigen of
de houtvester thuis was. Want gaat u eens even de
feiten na, mijnheer Mylius. Er is een jong meisje
doodgeschoten dat nemen wij aan als 'n vaststaand
feit do lieer Behringer is de .c-enige die als- de da
der verdacht wordt, daar mc-n zijn schot heeft ge
hoord en hij zelf ook in de verste verte niet ontkent
geschoten to hebben. Hij beweert echter een reebok
gora.akt. en gewond to hebben. Heeft men den aange
schoten bok gevonden, dan. is alle verdenking van
hem weggenomen. D« bok wordt echter niet gevon-
D.o V oorzitter wees er op, dat het verder be
zorgen alles per wagen -geschiedt, niet por burrie.
Dat kan toch zooveel bezwaar niet opleveren. Het is
niet noodig, na de meerdere inkomsten nog meer toe
te kennen.
Het voorstel van den heer Gever» vindt, geen onder
steuning.
Het voonstel-Ringea-s hierna in stemming gebracht,
wordt verworpen met 13 tegen 5 stemmen, die der
heeren Govers, Wanna, Ringers, Glinderman en For
tuin.
Overeenkomstig het voorstel van B. en W. wordt
hierna zonder hoofdelijke stemming besloten.
Hierna kwam aan de orde het rapport Inzake het
beleid van dien directeur der gemeentewerken.
De voorzitter stelde voor het rapport voor
kennisgeving aan' te nemen. Nadat hiertoe besloten
was, zeide de voorzitter ongeveer hot volgende:
Het rapport van de commissie ad hoe luidt alles
zins1 gunstig en het college van B. en W. sluit zich
gaarne daarbij aan.
Alleen wil ik even onder de -aandacht brengen, dat
de directeur van publieke werken een langen, moeie-
lijken tijd achter den rug heeft, welke zeker niet zo'n-
der invloed op zijn zenuwgestel is gebleven. Deson
danks heeft hij onverflauwd zijn taak voortgezet en
op een wijze vervuld, waarvoor hem hulde toekomt en
waarvoor ik hem ook ga,arne een woord! van waardee
ring breng. Ik hoop voorts hartelijk, dat de zaak
'hiermede geëindigd is ©n dat de heer Looman in de
jaren, welke aan zijn pensionnieerinig voorafgaan, de
voldoening en waardeering zal vinden, waarop, naar
mijn vaste overtuiging zijn werk aanspraak heeft.
(Applaus.)
D'e heer Govers vroeg of er ook bezwaar was,
dat het rapport-Cool ter visie van de raadsleden werd
gelegd'.
De V oorzitter had hiertegen .geern bezwaar.
De heer v. A E een de Li Tie zou er voor zijn,
ook het rapport-Coo'l in zijn geheel als bijlage te
do<eu drukken. De zaak is van de zijde van den heer
Pot zoo openlijk mogelijk behandeld, en dat diende
z. i. ook te doen daar openbaarheid' in dezen ten zeer
ste gewenscht is.
De heer Glinderman achtte dit niet raadzaam.
Er staat in het. rapport heel veel over inwendige aan
gelegenheden1 van den dienst publieke werken en
daarom is de commissie van gevoelen, dat het beter
is, het rapport niet te publioeeren. De commissie
heeft zoo objectief mogelijk het rapport) gesteld en
het geeft een goed beeld! van het rapport-Cool. Pu
bliceert men bijzonderheden, dan komt 'er misschien
weer onnoodig geschrijf van een kant, dien spreker
niet met name wilde noemen en begint misschien het
zelfde relletje weer opnieuw.
De heer lbink Meleubrink vond ook dat pu
blicatie niet ging.
Hierna werd de openbare vergadering gesloten en
ging de Raad in geheime zitting over ter behande
ling van reclames tegen den Hoofdelijken Omslag.
TWEEDE KAMER.
De behandeling- der Lndïsche begrooting werd gis
teren voortgezet.
De heer Ter Laan (S. D. A. P.) sprak o. m.
over de slechte behandeling der oudbroftficieren in
Indië, de gruwelen in Atjeh en d'e samensmelting van
burgerlijken en miltairen dienst.
De heer II u g e n h o 11 z (B. D. A. P.) uitte
klachten over het vervoer van- militairen met d'e sche
pen van de Paket v a a rtin a a tschapp i j
De heer V liegen (S. D. A. P.) besprak de zaak
van midden Soemba, waar twee .sergeanten ernstige
wandaden hebben bedreven.
De minister van koloniën beantwoordde de.
verschillende spreker» van Woensdag en gisteren. Hoo-
ger onderoffieierenpensicenen bij korter diensttijd
kon spr. niet toezeggen.
Bij eventueele nadere proeven met berg-geschut kan
de frrrna Schneider mededingen, al» zij aannemelijke
voorwaarden aanbiedt. Klachten over het vervoer
de:n ondanks alle nasporingen, zelfs met behulp van
bloedhonden.
„De stortregen wischte alle bloedsporen uit", bracht
de officier van justitie hier in het. midden.
„Toegegeven. Er wordt dus op een beter resultaat
gehoopt den volgenden morgen. Nu kan ik zolf ge
tuigen dat de beste honden van den houtvester, niet
tegenstaande het strenge verbod' van den officier van
justitie, 's nachts in het bosch rondloopen, juist in de
nabijheid-van de plaats van de misdaad' e:n dat dio
honden een ziek of gewond dier ophitsen en dood
bijten."
„Dan zal hij morgen gevonden worden."
„Waarschijnlijk zal hij niet gevonden1 worden."
„Ma,ar mijnheer Völk, weet u wat u daarmee uit
spreekt
..Ja zeker. Da.t do houtvester er belang bij heeft,
de verdenking op uw Vriend! te laten rusten en hem
de mogelijkheid te ontnemen zich ooit te rechtvaardi
gen."
..Maar wat zou de beweegreden zijn voor zulk een
gedrag?"
..liet kan een persoonlijk geval van haat wezen.
er bestaat echter ook nog een tweede mogelijkheid,"
„Welke dan?"
„De verdenking van) zichzelf ai' te wentelen."
„Mijnheer, acht u de mogelijkheid niet uitgesloten
dat Rott zelf het noodlottige schot heeft gelost?"
Völk haalde de schouders op.
„Nu, met alle respect voor uw scherpzinnigheid,
maor nu bevindt ga u toch op een dwaalweg."
„Waarom?"
..De houtvester ken zonder hulp zijn huis niet uit.
Hij heeft gisteren zijn voet verstuikt, zoodat hij zijn
leerling moest opdragen' ons op do jacht te vergezel
len."
Do politie-beambte glimlachte. „Hoe weet u dat
Rott zijn voet zoo ernstig gekwetst heeft?"