DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Het derde schot. No. 289. Honderd en veertiende Jaargang. 1912 VRIJDAG 6 DECEMBER. FEUILLETON. Het derde Int Middenstands-Congres. Gemeenteraad van Alkmaar BINNENLAND. (Woi'dfc m-volgd). ALKMAARSCHE COURANT. Slot. ALKMAAR, 0 December. Een tweede inleider behandelde op het Derde In ternationale Midden-standscongresi te Munchen het onderwerp „de Middenstand1 in verhouding tot de Wa renhuizen) en) de Coöperatieve Yereenigimgen." Hij vond' beide coneentreerende instellingen1 vijanden van de kleine zelfstandige ondernemers, van wie de niet- georganiseer'den) en niet-vakkundigen het eerst zul len worden getroffen. Z. i. moet de Middenstand al les doen wat mogelijk is, om het publiek een juist in zicht te geven inzake de slechte werking van Waren huizen en Verbniiksvereenigingen. Een uitgebreide inlichtingendienst wilde hij ingericht zien, om ge vallen van prostitutie van personeel, omkooperij van afdeelingechefs door leveranciers, oneerlijke concur rentie, verkoopen van bedorven levensmiddelen, pu bliek te maken. En eindelijk beval hij aan, dat de Middenstand inkoopvereenigingen gaat oprichten, om döor het koopen van groot© hoeveelheden lagere prijzen van den fabrikant te kunnen bedingen, be paalde goedlcoope artikelen (alsi lokmiddelen) te ver koopen en om met hulp der fabrikanten eene soort prijseenheid' te krijgen. Togen dit betoog 'kwam het eerst op de heer Meuw- sen, die het onjuist achtte den Middenstand' als een heelmiddel om het Warenhuis te bestrijden aan te prijzen. een verdacht gemaakte, en als sociaal scha delijk bestempelde handelwijze van de Warenhuizen. Krachtig waarschuwde hij verder tegen het aanbeve len van het voeren van1 een negatieve politiek. Hij wekt© de wetenschappelijke mannen op, om het voor beeld van Nederland van „Self help" voor den Mid denstand zooveel mogelijk in het waarachtig belang der middenstanders) zeiven, zoo krachtig mogelijk te doen volgen. Het 'eeuwigdurend, in de eerste plaats vragen van Staatssteun, alvorens! zelf de handen uit cte, mouwen te steken, moet verlammend werken op de ontwikkeling- van den middenstand. .Daarentegen zal een positieve actie in de eerste plaats gebaseerd' op zelfkennis, zelfvertrouwen, ge volgd' door meerdere ontwikkeling ©n vakkennis van den Middenstand) het gevolg hebben, dat een ge zond© en krachtige tegenstand, een evenwicht zal kuinnen bieden tegen de uitwassen van Coöperatieve Yerbruikersvereenigingen en Warenhuizen. Het verslag constateert, dat dit betoog bij de ver gadering blijkbaar vrij algemeen instemming vond. Een Oostenrijksch afgevaardigde kwam verzekeren, dat men in zijn landt aanzienlijk groot-ere resultaten bereikte, door het zelfvertrouwen bij dén Middenstand aan te kweeken, dan door van hoven af den menschen het geloof in te pompen, dat zij alleen door d'em staat zijn te helpen. Ook een Parijzenaar steunde krachtig, hetgeen door den Nederlandschen afgevaardigd© was bepleit. Hij was, zeide hij verder, geen bewonderaar van het Warenhuis, maar de aanwezigen moesten als verstaindigo mannen niet vergeten, 'dat d'e dames wèl bewonderaarsters van deze mooie, groote, wimkelpalei- zen zijn gewordbn. En uit zijn eigen omgeving- dbel- de hij staaltjes mede om te laten zien, hoe weinig mooi te verschillende winkeliers zich geven om op de hoogte, van hun tijd) te zijn. In vele winkels te Parijs, zeide hij, weet de patroon niets van zijn voorraad goederen, komt daar een klant naar een artikel vra gen, dat weinig gevraagd) wordt, 'dan1 wordt door den patroon eerst aan zijn vrouw, dan aan de winkeljuf frouw of den bediende gevraagd: „Hebben wij dat ar tikel nog?" Niemand) weet h^t en nadat een kwartier lang overal gezocht is, wordt tenslotte maiar gezegd, dat het artikel niet meer voorradig is. Tenslotte willen We nog de aandacht vestigen op een derde punt dat behandeld) werdl: „De Midden stand en de aanbestedingen van openbare lichamen." Inleider was een Mr. schilder, tevens Kdl van het Bei- ersche parlement, Hij betoogde o.m. dat door het systeem, om hij aanbestedingen het werk en de le veranties te gummen aan de laagste inschrijvers, den uijverheidsmid'denstand een wilde concurrentie wordt CRTMINEELE ROMAN VAN HANS VON WIESA. (Vertaald1 met toestemming van den Duitschen uitgever.) 25) -o- Mylius ging- .naar de schrijftafel. „Dit is mijn hee- lo voorraad. Nog- drie stuks. Daar krijgt u er twee van' niet tegenspreken als 't u blieft! U ziet hij zwaaide met zijn arm door den rook die in de ka mer hing „ik zelf heb mij niet onbetuigd' gelaten, lïier is vuur! F schreef dat u de critieke punten zelf eerst nog even in oogenschouw wou nemen." „Ja. Maar eerst moet ik u doen opmerken, dab be halve mijnbeer Behringer nog een tweede persoon, in aanmerking komt." „Hoezoo?" vroeg de officier van justitie met de grootste belangstelling. .„Naar mijn overtuiging is daar geen twijfel aan." „En wie zou dat dan wezen?" „Houtvester Rott." Het gelaat van den) officier van justitie drukte? de gTootste teleurstelling uit, „Do houtvester? Ach kom, hoe dan?" „De dame heeft stellig in) d'e een of andere betrek king gestaan tot dien man." „Dat veronderstelt u." „Ik weet het zeker." „Daar ben ik nieuwsgierig naar." „Zij 'kende b..v een steen aan den rand van den weg, die tot gisteren, toe voor anderen zoo goed als onzichtbaar was en vandaag duidelijk zichtbaar ge worden is; het is duidelijk dat hij voor een onbekende in deze streek herkenbaar gemaakt meest worden." „Ik begrijp nog niet, wat dat met den houtvester te maken heeft," aangedaan, welke het uitzicht o-p het verwerven van een zeïfs zeer bescheiden winst bij voorbaat uitsluit. En tevens wees hij er op, 'dat staat en gemeente er meer en meer toe zijn overgegaan, het werk, voorheen door den nijverheidkmidd'ensfand) gedaan, in eigen be heer te verlichten. Hij noemde het den zedelijken plicht van Staat en Gemeente, dit kwaad t.e keeren, daar de taak der Overheid) is, de zwakkeren te steu nen en het behoüdetn) en versterken van dén zelfstan digen Middenstand) in het eigen belang van Staat en Gemeente liggen. Hij steldt o.m. de volgende eischen liet. systeem, om openbare aanbestedingen te hou den, mag slechts dam gevolgd! worden, wanneer feite lijk bewezen is, dat de allereerst in aanmerking ko mend© Middenstanders1 dén prijs1 van hun werk onge rechtvaardigd hoog stellen, of er grond! is, om aan te nemen, dat hun praestaties onvoldoende zijrn, Aller eerst in aanmerking moeten komen die Middenstan ders, die in de gemeent-e wonen, althans) in wier district het werk moet- uitgevoerd worden. Met het principe, dat het werk moet gegund worden aan den laagsten inschrijver, dient voorgoed gebroken te wor den. Uitvoering in eigen beheer van zoodanig werk, als door den nijverheidsmiddenstand' wordt, gppraesteerd, moet niet plaats hebben. Om een en ander door te voereim zal het noodig zijn, dat de bestuursorganen bij de aanbestedingen en le veringen meer voeling houden met de Middenstands- vereenigingen, en dezer voorslagen welwillend te overwegen. Groot-ere werken en leveringen moeten aan die vereenigingen gegund worden. Staat en Gemeente hebben) ook den zedelijkeu plicht, evenals zij d'e behoeften aan ontwikkeling voor enkele andere standen bevredigen, ook zoodanige in richtingen te stichten of te steunen, die de vervolma king van de kennis, voor het nijverheddsleven noodig, beoogen. De nijveïheidsmiddenstand zëlf heeft tot plicht, zich nog meer dan tót. nu toe te organiseeren en naast de zoTg voor de eigen zaak, den blik ook op het alge meen stnn'd.sbelang en de standseer niet te verliezen. Noodig is ook, vooral met het oog op het aannemen van greotere werken en leveringen, dat- zij zich aan sluiten bij eene niiddenstandskredietbank. Ook zijn daarvoor noodig middenstands-vakvereenigingen, die zoodanige werken of leveranties 'kunnen aannemen, welke niet door één middenstander kunnen worden uitgevoerd. Wij gelooven, dat deze eischen bij eiken midden stander weerklank zullen viimden. Maar ook, dat zij bij niet-niiddenstanders niet veel bezwaren zullen ontmoeten. Immers het is duidelijk, d!at de referent de nadeelen) van de beperkte concurrentie zooveel mo gelijk wil ondervangen:. Zoodra er maar waarborgen zijn, dat- het door hem aangeprezen) en in theorie al leszins billijke stelsel van' gunning aan eigen ingeze tenen, niet lijdt, tot welke schade ook van de gemeen te, vervallen d© bedenkingen, die voorstanders van vrije concurrentie daartegen kunnen opperen. En ook is er in theorie alles: voor te zeggen, om te breken met het systeem, om het werk te gunnen aan den laagsten inschrijver. Even goed1 als de arbeider is de middenstander zijn. loon waard. En evengoed' als de overheid er voor zorgt, dat het loon van allen, die bij haar in dienstbetrekking staan, „op peil" blijft, even goed mag en moet ze er naar streven, d'at het. werk, buiten een vast dienstverband! verricht, behoorlijk wordt bezoldigd. Nu geven we onmiddellijk toe, dat de practijk mot-lelijkheden biedt.. Wanneer men de gunning niet aan deini laagsten inschrijver geeft aan wien dan? Welken maatstaf dient men te ne men Dreigt niet het gevaar van protectie, zal het wel altijd mogelijk zijn, daarvan zelfs den schijn te vermijden? Die vragen zijn niet gemakkelijk to be^ antwoorden. Alleen een proefneming zou o. i. een juist antwoord kunnen geven, zou kunnen uitmaken, of het inderdaad, mogelijk is, bij aanbestedingen) van overheidswege den zelfden weg in te slaan als bij aanstelling en salarieering van personeel. Een proef, intussehen belangrijk genoeg om haar eene te nemen. „Geduld! wat, mijnheer. Van af dien steen loopt 'n streng- verboden voetpad, waar nooit iemand' langs gaat, dóór een afgelegen gedeelte van het bostbi re gelrecht naar de houtvesterswoning." „En dieni weg zou de dame gevolgd zijn!" „Ja." „Heeft u dat nauwkeurig' nagegaan?" „Zonder eenigen twijfel zoo goed! als zonder eenigen twijfel!" Hij tastte in zijn zak en haalde er het stukje kant uit, dat aan den doornstruik gezeten had. „Wanneer dit stukje kant van die kleeren der jonge dame afkomstig is, dan bestaat er geen twijfel aan." Dr. Mylius nam het kleine stukje kant in de hand en hekeek het met aandacht. „Ik geloof wel dat ik deze kant gezien: heb aan Jden rok van die doode. maar dat zal morgen vroeg moeten blijken." Volk legde het stukje kant zorgvuldig gladl gestre ken in zijn portefeuille. „En wat nog- meer?" „Wij zfjii op de plek geweest waar de misdaad heeft plaats gehad." „Wij? wie is met u mee geweest?" „De houtvestersleerling." „Best. Die jonge man wist er alles van, want hij is er van 't begin af a,an bij geweest. En heeft u daar iets gevonden dat licht op de zaak kan werpen?" „Op de plek zelve niets, hoe nauwkeurig wij alles onderzocht hebben. Maar er heeft een1 zonderling- ge val plaats gehad, het is natuurlijk mogelijk, dat het bij toeval was. Wij hoorden plotseling het klagen van een reebok, zooals de jagersgezel den smartkreet van het dier noemde. En weldra komt er een hond to voorschijn, e,en hond) d'ie aan den houtvester toebe hoort. Mijn jeugdige metgezel! riep het dier bij zich; hij vloog echter spoedig weer weg toen hij een twee den hond in het bosch hoorde blaffen. De honden zijn gewoonlijk, zooals ik hoor, binnen, ze stroopen gewoonlijk nooit, want het zijn goed gedresseerde honden hoe komen zij dan op dezen tijd van iden dag in het bosch? Zou u daar een verklaring van VERGADERING ran den op Woensdag 4 Dec. 1913, nam. 1 nnr. (Vervolg). TEGEMOETKOMING IN DE KOSTEN VAN KAASVERVOER. De overlieden van het korps kaasdragers, al» zoo danig optredende namen» de kaasdragers', hebben zich met een adres tot den Raad gewend, waarin o. a. wordt gezegd, dat in de laatste jaren de afstan den van de adressen waar de kan» moet worden be zorgd zich steeds uitbreiden en grooter worden en het te voorzien is, dat deze in de naaste toekomst eerder toe- dan zullen afnemenp dat. voor het bezorgen dier kaas door de dragers tien cent per wagen wordt betaald, waaronder begre pen is het terughalen der ledige wagens; dat de uitgaven aan rijloon hebben hediragen: in 1907 42.2-0, in 1908 58.20, in 1909 61.80, in 1910 75.20, in 1911 91.20 en over de afgeloopen tien maanden van 1912 112.80; dat hieruit blijkt, dat de uitgaven aan rijloon steeds grooter worden zonder dial de dragers bij machte zijn daar iets aan te veranderen; dat liet onmogelijk is voor de dragers om deze kaas zelf te bezorgen, daar dit de markt zeker meer dan een uur zou ophouden. Redenen waarom zij den Raad beleefd verzochten hun in de uitgaven van dat rijloon „zoo mogelijk ook over 1912" jaarlijks wat tegemoet te komen. B. en W. zijn van meening dat het verzoek behoort te worden afgewezen. Het rijloon, 't welk voor het bezorgen der kaas wordt betaald, wordt ontvangen door oude kaasdragers, die zich met die bezorging be lasten en zich ter kaasmarkt laten vervangen door noodhulpen. Alszoodanig is de belooning van 10 cent per handwagen kaas eene vergoeding voor het gemis van draag-loon, dat zij aan de noodhulpen hebben te voldoen. Het rijloon blijft dus onder de ontvangsten van het korps dragers en wordt niet uitgekeerd aan derden. Daarin eene tegemoetkoming te verleenen ligt vol gens hun oordeel niet op den weg der gemeente. Zij stellen den Raad dan ook voor aan de overlie den van het korps kaasdragers, als beschikking op hun adres d.d. 4 November 1.1. te berichten, dat hun daarbij gedaan verzoek om eene tegemoetkoming te ontvangen in de kosten van rijloon voor het bezorgen van kaas, niet voor inwilliging vatbaar is. De heer Ringers zeide, dat d© vraag wel eeniige grond van recht heeft. Er moeten uitgaven worden gedaan om de kaas- per wagen Weg te brengen naar yerschillendo verre punten, welko uitgaven weer ge deeltelijk i.n hun kas komen. Uit art. 17 van het re glement blijkt, dat indien de kaasdragers niet. zelf de wagons wegrijden, het dan veel later zou worden. Ze moeten hulp nemen. Wordt het tegenwoordige con tingent vain helpers wat minder, dan komen de kos ten voor dei kaasdragers. Dit acht spr. niet billijk. Spr. had gedacht, dat het voprstel wa» gekomen om de helft te vergoeden. Verschillend© verbeteringen het aanschaffen van burrie» en wagens g-aan gc-heel buiten de kaasdragers om. Spr. acht het bil lijk, de helft te vergoeden. De Voorzitter zeide, dat inlichtingen zijn in gewonnen bij den president-wa aguieester. Leest men het begin van dat advies, dan) verwondert men zich niet, dat B. en' W. anet hum advies zijn gekomen. De kaasdragers hebben reeds meerdere verdiensten dooi den grooten aanvoer. Ini 1911 werd 3840 aan draag- loo.nen uitbetaald, tot en met 22 November reeds 4710. 't Is een buitengewoon jaar. De lieer Ringers zei, dat dit 'bedrag van 4710 ook door meer gedeeld moet worden. De president- waagmeester laat den klemtoon niet vallen op het werk, dat gedaan moet worden. Spr. stelt voor de helft van het gevraagde toe te staan. De heer Govers merkte op, dat, het wel e,en zeer goed jaar is, doch de grootene aanvoer -heeft ook meer werk geëischt. Het la'atste veem is er bij geko men, dat d'eelt nu ook in die inkomsten. Spr. stelt voor het gevraagde toe te staan. kunnen geven?" Dr. Mylius schudde het hoofd. „Wat belet ons aan te nemen dat zij van den ketting losgebroken zijn of uit hun hok ontvlucht? U is geen jager; maar wie met honden heeft omgegaan, weet dat men van den best gedyesseerden hond nooit zeker kan wezen." „Goed. Dat mag dan zoo wezen. Mijn metgezel verzekerde mij echter, dat de hond een reebok had ge dood, zijn bek zat vol bloedl. „Heeft de jonge man' dat opgemerkt?" vroeg- My lius met klimmende belangstelling. Völk knikte. „En een gezonde reebok laat zich door een hond niet vangen, heeft de jager verder gezegd het kan alleen een gewonde, een zwaar gewonde bok geweest zijn." Mylius was overeind gesprongen; opgewonden liep hij met haastige schreden de kamer op en neder. „Das is zoo! Dat is volkomen waar! Maar dart weet u wat dit dan beteekenen kan? Dat kans de. on- geluks'bok wezen, de ongelukkige bok dien.1 wij te ver geefs gezocht hebben, de bok waarop Behringer zich beroept en die. getuigenis moet afleggen van zijn schot." „Dat is ook mijn meening, ik heb dat dadelijk ge dacht Weder begon Mylius in groote opgewondenheid de kamer op en neer te loepen; toen bleef hij plotseling voor Völk staan, die rustig zijn sigaar zat te roeken. „Ga voort, als ik u verzoeken mag. D© hond liep dus weg. En wat heeft u toen gedaan?" „Ik besloot mij onmiddellijk te gaan overtuigen of de houtvester thuis was. Want gaat u eens even de feiten na, mijnheer Mylius. Er is een jong meisje doodgeschoten dat nemen wij aan als 'n vaststaand feit do lieer Behringer is de .c-enige die als- de da der verdacht wordt, daar mc-n zijn schot heeft ge hoord en hij zelf ook in de verste verte niet ontkent geschoten to hebben. Hij beweert echter een reebok gora.akt. en gewond to hebben. Heeft men den aange schoten bok gevonden, dan. is alle verdenking van hem weggenomen. D« bok wordt echter niet gevon- D.o V oorzitter wees er op, dat het verder be zorgen alles per wagen -geschiedt, niet por burrie. Dat kan toch zooveel bezwaar niet opleveren. Het is niet noodig, na de meerdere inkomsten nog meer toe te kennen. Het voorstel van den heer Gever» vindt, geen onder steuning. Het voonstel-Ringea-s hierna in stemming gebracht, wordt verworpen met 13 tegen 5 stemmen, die der heeren Govers, Wanna, Ringers, Glinderman en For tuin. Overeenkomstig het voorstel van B. en W. wordt hierna zonder hoofdelijke stemming besloten. Hierna kwam aan de orde het rapport Inzake het beleid van dien directeur der gemeentewerken. De voorzitter stelde voor het rapport voor kennisgeving aan' te nemen. Nadat hiertoe besloten was, zeide de voorzitter ongeveer hot volgende: Het rapport van de commissie ad hoe luidt alles zins1 gunstig en het college van B. en W. sluit zich gaarne daarbij aan. Alleen wil ik even onder de -aandacht brengen, dat de directeur van publieke werken een langen, moeie- lijken tijd achter den rug heeft, welke zeker niet zo'n- der invloed op zijn zenuwgestel is gebleven. Deson danks heeft hij onverflauwd zijn taak voortgezet en op een wijze vervuld, waarvoor hem hulde toekomt en waarvoor ik hem ook ga,arne een woord! van waardee ring breng. Ik hoop voorts hartelijk, dat de zaak 'hiermede geëindigd is ©n dat de heer Looman in de jaren, welke aan zijn pensionnieerinig voorafgaan, de voldoening en waardeering zal vinden, waarop, naar mijn vaste overtuiging zijn werk aanspraak heeft. (Applaus.) D'e heer Govers vroeg of er ook bezwaar was, dat het rapport-Cool ter visie van de raadsleden werd gelegd'. De V oorzitter had hiertegen .geern bezwaar. De heer v. A E een de Li Tie zou er voor zijn, ook het rapport-Coo'l in zijn geheel als bijlage te do<eu drukken. De zaak is van de zijde van den heer Pot zoo openlijk mogelijk behandeld, en dat diende z. i. ook te doen daar openbaarheid' in dezen ten zeer ste gewenscht is. De heer Glinderman achtte dit niet raadzaam. Er staat in het. rapport heel veel over inwendige aan gelegenheden1 van den dienst publieke werken en daarom is de commissie van gevoelen, dat het beter is, het rapport niet te publioeeren. De commissie heeft zoo objectief mogelijk het rapport) gesteld en het geeft een goed beeld! van het rapport-Cool. Pu bliceert men bijzonderheden, dan komt 'er misschien weer onnoodig geschrijf van een kant, dien spreker niet met name wilde noemen en begint misschien het zelfde relletje weer opnieuw. De heer lbink Meleubrink vond ook dat pu blicatie niet ging. Hierna werd de openbare vergadering gesloten en ging de Raad in geheime zitting over ter behande ling van reclames tegen den Hoofdelijken Omslag. TWEEDE KAMER. De behandeling- der Lndïsche begrooting werd gis teren voortgezet. De heer Ter Laan (S. D. A. P.) sprak o. m. over de slechte behandeling der oudbroftficieren in Indië, de gruwelen in Atjeh en d'e samensmelting van burgerlijken en miltairen dienst. De heer II u g e n h o 11 z (B. D. A. P.) uitte klachten over het vervoer van- militairen met d'e sche pen van de Paket v a a rtin a a tschapp i j De heer V liegen (S. D. A. P.) besprak de zaak van midden Soemba, waar twee .sergeanten ernstige wandaden hebben bedreven. De minister van koloniën beantwoordde de. verschillende spreker» van Woensdag en gisteren. Hoo- ger onderoffieierenpensicenen bij korter diensttijd kon spr. niet toezeggen. Bij eventueele nadere proeven met berg-geschut kan de frrrna Schneider mededingen, al» zij aannemelijke voorwaarden aanbiedt. Klachten over het vervoer de:n ondanks alle nasporingen, zelfs met behulp van bloedhonden. „De stortregen wischte alle bloedsporen uit", bracht de officier van justitie hier in het. midden. „Toegegeven. Er wordt dus op een beter resultaat gehoopt den volgenden morgen. Nu kan ik zolf ge tuigen dat de beste honden van den houtvester, niet tegenstaande het strenge verbod' van den officier van justitie, 's nachts in het bosch rondloopen, juist in de nabijheid-van de plaats van de misdaad' e:n dat dio honden een ziek of gewond dier ophitsen en dood bijten." „Dan zal hij morgen gevonden worden." „Waarschijnlijk zal hij niet gevonden1 worden." „Ma,ar mijnheer Völk, weet u wat u daarmee uit spreekt ..Ja zeker. Da.t do houtvester er belang bij heeft, de verdenking op uw Vriend! te laten rusten en hem de mogelijkheid te ontnemen zich ooit te rechtvaardi gen." ..Maar wat zou de beweegreden zijn voor zulk een gedrag?" ..liet kan een persoonlijk geval van haat wezen. er bestaat echter ook nog een tweede mogelijkheid," „Welke dan?" „De verdenking van) zichzelf ai' te wentelen." „Mijnheer, acht u de mogelijkheid niet uitgesloten dat Rott zelf het noodlottige schot heeft gelost?" Völk haalde de schouders op. „Nu, met alle respect voor uw scherpzinnigheid, maor nu bevindt ga u toch op een dwaalweg." „Waarom?" ..De houtvester ken zonder hulp zijn huis niet uit. Hij heeft gisteren zijn voet verstuikt, zoodat hij zijn leerling moest opdragen' ons op do jacht te vergezel len." Do politie-beambte glimlachte. „Hoe weet u dat Rott zijn voet zoo ernstig gekwetst heeft?"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 1