DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Schaakrubriek.
No. 296
Honderd en veertiende Jaargang.
1912
ZATERDAG
14 DECEMBER
iü.mfm
mê érn
m S Éiéw
MILITIE.
INSCHRIJVING.
Twee vroolijke vertelsels.
DE VRUCHTEN VAN DEN OORLOG.
ALKMAARSCHE COURANT
B. van
Duitsche Rijk of ia) het Koninkrijk België, wordt de wordt gestraft:
gemeente, waar de inschrijving moet plaats hebben, lo. de in art. 15, eerste of tweede lid, bedoelde per-
bepaald naar het Rijk, waar de woonplaats1 gevestigd soon of diegene der in laatstgenoemd lid bedoelde be
is of wasi op 1 Januari van het jaar, volgende op dat, i stuurders, die niet voldoet aan eene hem bij dat ar-
waarin de in te schrijven persoon het 18de levensjaar tikel of bij art. 17, vierde^lid, opgelegde^ verplichting;
volbracht.
Artikel 15.
1.Hij, die volgens art. 12 moet worden ingeschre
ven, is verplicht zich daartoe aan te geven bij den
burgemeester der gemeente, waar die inschrijving
moet geschieden.
2. Indien hij ongesteld' of afwezig is, rust de ver
plichting tot het doen van de aangifte
a. indien het een minderjarige betreft, op zijn va
der, moeder of voogd, mits de vader, moeder of voogd
binnen het Rijk, in bet Duitsche Rijk of in het Ko
ninkrijk België woonplaats heeft, of indien de
voogdij is opgedragen aan eene rechtspersoonlijkheid
bezittende vereeniging, aan eene stichting of aan
eene instelling van weld'adigheidl -op de bestuur
ders;
b. indien bet een meerderjarige betreft, die onder
curuteele staat, op zijn curator.
De BURGEMEESTER van ALKMAAR,
Gelet op art. 7 van het Militiebesluit(K
13 April 1912, Staatsblad No. 145).
Herinnert: tatvtttawt
alle mannelijke ingezetenen, die op 1 JAJNUAKI
1913 hun 18e levensjaar hebben volbracht (alzoo de
mannelijke geborenen van 1894) om zich in de maand
JANUARI 1913 voor de Militie te d'oen inschrijven.
De inschrijving geschiedt in een der vertrekken
van het stadhuis alhier, op DINSDAG en VRIJDAG
tot 20 JANUARI a.s. van de® namiddags 1 tot 3 uur
■en verder ter gemeente-secretarie.
Bij deze aangifte ter inschrijving bestaat tevens
de gelegenheid om op te geven de reden van vrijstel
ling, die de in te schrijven persoon vermoedelijk zal
kunnen doen gelden.
Voorts worden belanghebbenden opmerkzaam ge- - -
maakt op de volgende bepalingen der Militiewet. vadte-r, moeder of voogd heeft, of wiens vader, moeder
Artikel 12 voogdl met' binnen het Kijk, m het JJuitsdie Kijk
1. Behouden® het bepaalde in art. 13 wordt voor of in het Koninkrijk België woonplaats; heeft, is, be
de militie ingeschreven- hou'dens het bepaalde m het volgend lid, steeds zelf
lo. ieder "minderjarig mannelijk Nederlander, die tot het doen van de aangifte verplicht.
op 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij 4- Hy, die i® opgenomen m een der m art 16 ver-
het 18de levensjaar lieeft volbracht, binnen het Rijk, melde gestichten en inrichtingen of'behoort tot de in
in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België het tweede lid van genoemd artikel bedoelde personen
woonplaats heeft, of wiens vader, moeder of voogd op dan wel m dienst r® by de zeemacht, by het leger hier
genoemd' tijdstip in een dier Rijken woonplaats heeft; te lande of by de koloniale troepen, behoeft met ter
2o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die mschryving te worden aangegeven.
op genoemd tijdstip in een der genoemde Rijken 5. Be aangifte geschiedt m de maand Januari van
LlBflta heeft- het laar' volgende- op diat, waarin) de m te sehryve-u
3b ieder mannenlijk niet-Nederlander, die op ge- persoon het 18de l-evensjaar volbracht
noemd tijdstip ingezetene van het Rijk is. Voor hem of haar, die tot het doen van de aan-
2. Voor ingezetene in den zin dezer wet wordt ge- gift© verplicht is, kan de aangifte geschieden door een
houden* ander, daartoe schriftelijk gemachtigd.
A. de mindeiTjarige niet-Nederlander, die binnen Artikel 16.
het Rijk woonplaats heeft: 1- De bestuurders) van krankzinnigen-, idioten-,
lo. indien zijn vader, moeder of voogd binnen het doofstommen- en blindengestichten, van gevangenis^
Rijk'woonplaats heeft en gedurende de voorafgaande sen, van rijkswerkinrichtingen, van rijksopvoedingsr
achttien maanden in het Rijk of in de koloniën of be- gestichten en van tuchtscholen zenden jaarlijks voor
zittingen des Rijks in andere wereld'deelen woonplaats 10 Januari eene opgave, ingericht in den door Ons
gehad! heeft; 4e bepalen vorm, van de daarin opgenomen mannelijke
2o indien hij zelf gedurende de voorafgaande personen, die alsdan voor de militie moeten worden
achttien maanden in heb Rijk of i-n de koloniën of be- ingeschreven, aan Onzen commissaris in de provincie,
zittingen des Rijks in andere werelddéelen woonplaats binnen welke de inschrijving moet plaats' hebben.
gehad heeft, tenzij hij in den zin dezer wet een vader 2. Ten aanzien van de mannelijke personen, die
of moeder heeft en d.eze elders dan ibinnen het Rijk ingevolge art. 39 van het Wetboek van Strafrecht ter
woonplaats! heeft;. beschikking van de Regeering zijn gesteld) en met in
B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen een Rijks-opvoedingsgesticht zijn opgenomen, ge-
het Rijk woonplaats heeft en .gedurende de vooraf- schiedt gelijke opgave vanwege Onzen Minister van
gaande achttien maanden in het Rijk of in de kolo- Justitie.
uiën of bezittingen dés Rijks in andere werelddteelen 3 3. De inschrijving van de in het eerste en het twee-
woonplaats gehad' heeft. I de lidl bedoelde personen, zoomede v.an die, welke in
3 Voor de toepassing van het bepaalde in het vo- s dienst zijn bij de zeemacht, hij het leger hier te lande
rig'lid wordt gehouden: I of bij de koloniale troepen,geschiedt overeenkomstig
voor minderjarig hij, die minderjarig is in den zin i door Ons te geven voorschriften.
2o. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee
maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd
gulden wordt gestraft bij, die opzettelijk een der in
het eerste lid bedo'elde feiten pleegt.
De Burgemeester voolrnoemd,
G. RIPPING.
Allernaar, 13 December 1912.
Door- BERNARD CANTER.
(Nadruk verboden).
HET JACHTSLOT VOOR DEN C'ZAAR.
Voor dien Czaar aller Russen zou een nieuw jacht
slot gebouwdl worden. Bestek en plannen waren op
gemaakt, de teekening geleverd en op een goeden dag
i'a ucciü o'taai/, öjj" a^hix ix ua^x. -i
3. De minderjarige, d'ie in den zin dezer wet geen j kwamen er drie groote wagen® met bouwmateriaal
.3 n. n -I 1 -1- i- n J VI UJ-i 1-»/-»,+ lV\ r\ Oi/-< li TT7 O O T- H O T
der Nederlandsche wet;
voor meerderjarig hij, die meerderjarig itei in den
zin der Nederlandsche wet.
Artikel) 13.
Voor de militie wordt niet ingeschreven
lo. d'e ingezetene niet-Nederlander, die blijkt te
behooren tot een Staat, waar de Nederlandiers niet
aan den verplichten krijgsdienst zijn onderworpen of
waar ten aanzien van den dienstplicht het beginsel
van wedërkeerigheid' is aangenomen;
2o. hij, die blijkt in de koloniën of 'bezittingen des
Rijks in andere werelddeelen- woonplaat-s te hebben,
mits dit niet zij ter zake van krijgsdienst.
Artikel 14.
1. De inschrijving geschiedt:
lo. van hem, betd'oelid! in art. 12, eerste lid, onder
lo.:
a. zoo zijn vader, moeder of voogd! binnen het Rijk
woonplaats heeft, in dé gemeente der woonplaats Van
vader, moeder of voogd';
b. zoo hij binnen het Rijk woonplaats heeft, in de
gemeente zijner woonplaats, tenzij hij in den zin dezer
wet een vader, moeder of voogdl heeft en deze in
eene andere gemeente binnen het Rijk woonplaats
heeft;
c. zoo zijn vad'er, moeder of voogd! in het Duitsche
Rijk en hij niet binnen het Rijk woonplaats' heeft,
heeft, in de gemeente Rotterdam;
d. zoo zijn vader, moeder of voogd! in het Konink
rijk België en hij niet binnen het Rijk woonplaats
heeft, i-n de gemeente Rotterdam;
e. zoo hij in het Duitsche Rijk eni zijn vader, moe
der of voogd! niet binnen het Rijk of in het Konink
rijk België woonplaats heeft, in d:e gemeente Amster
dam;
f. zoo hij in het Koninkrijk B.elgië en zijn vader,
moeder of voogdl niet ibinnen het Rijk of in het Duit
sche Rijk woonplaats heeft, in de gemeente Rotter
dam;
2o. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, onder
2o.
a. zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de
gemeente zijner woonplaats;
b. zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk,
in de gemeente Amsterdam;
c. zoo hij woonplaats heeft in het Koninkrijk Bel
gië, in de gemeente Rotterdam;
3o. A. van hem, bedoeld) in art. 12, .eerste lid, on
der 3o., indien hij minderjarig is:
a. zoo zijn vader, moeder of voogd' binnen het Rijk
woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats' van
vader, moeder of voogd;
b. zoo hij in- den zin dezer wet geen vader, moeder
of voogd! heeft of zoo zijn voogd! niet binnen- het Rijk
woonplaats heeft, in dé gemeente, waar hij zelf woon
plaats- heeft;
B. van hem, bedoeld! in- art. 12, eerste lid, onder
3o., indien hij meetelerjarig is-:
in- de gemeente, waar hij woonplaat® heeft.
2. De in het vorig lid) als- plaats van inschrijving
aangewezen gemeente is- die, waar d,e woonplaats ge
vestigd is of was op 1 Januari van het jaar, volgende
- op dat, waarin de in t© schrijven persoon het 18de le
vensjaar volbracht. Ten -aanzien- van hem, wiens in
schrijving te Amsterdam of te Rotterdam moet ge
schieden wegens woonplaats onderscheidenlijk in het
Artikel II.
1. Voor de militie wo.fdt ook ingeschreven of word't
opnieuw ingeschreven):
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die
na 1 Januari v.an het jaar, volgende op dat, waairin
hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden
va.n bet 21ste levensjaar zijne woonplaats binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België
gevestigd heeft -en wiensi vader, mo-eder of voogd niet
reeds in een dier Rijken woonplaats- had;
2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, d'ie
niet in een deir- genoemde Rijken wo-onplaats heeft,
doch wiens vader, moeder of voogd na 1 Januari van
het jaar, volgende op d!at, waarin de minderjarige het
18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van
diens 21ste levensjaar zijne of -hare woonplaats bin
nen een dier Rijken gevestigd! heeft;
3o. ieder mannelijk minderjarige, die na 1 Januari
van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18d'e le
vensjaar volbracht, en vóór het intreden va,n het 21ste
levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is
geworden, zoo hij of zijn vader, moeder of voogd bin
nen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Konink
rijk België woonplaats heeft;
4o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin
hij het 18d© levensjaar volbracht, en vóór het intreden
van het 21ste levensjaar zijne woonplaats- binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in bet Koninkrijk België
gevestigd' heeft;
5o. ieder mannelijk meerderjarige, d'ie na 1 Januari
van het jaar, volgend© op da't, waarin hij het 18de le
vensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste
levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is
geworden, zoo hij binnen het Rijk, in het Duitsche
Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft;
6o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na 1 Ja
nuari van het jaar, volgend© op- dat, waarin -hij het
18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van
het 21s-te levensjaar ingezetene of opnieuw ingezetene
is geworden in den zin van art. 12, tw:eed© lid';
7o. hij, die vóór het intreden van- het 21ste levens
jaar ophoudt te verkeeren in een der gevallen, be
doeld in art. 13, indien hij overigens, hetzij volgens
art. 12, hetzij volgens het hiervoren onder lo.6o. be
paalde ingeschreven zou m-oeten worden.
2. Met betrekking tot het bepaalde onder lo.6o.
gelden) art. 12, laatste lid, en art. 13.
3. Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrij
ving of de inschrijving opnieuw moet geschieden,
geldt art. 14, eerste lid', met dien verstandé, dat de
plaats van inschrijving wordt bepaald n-aar de ge
meente of het) Rijk, waar d© woonplaats- gevestigd' i9
of was- op den dag, waarop dé- in te schrijven persoon
of zijn vader, moedter of voogdl is- geraakt in een dér
in het eerste lid! van dit artikel omschreven gevallen.
4. Ten aanzien van de aangifte of op-gave ter in
schrijving of ter inschrijving opnieuw gelden de artt.
15 en 16, met dien verstandé, dat de a.angifte ge
schiedt binnen dertig en de opgave binnen tien dagen
na d'en dag, waarop dé in- te schrijven persoon of zijn
vader, moeder of voogdl i® geraakt in een der in het
eerste lid van dit artikel omschreven gevallen.
Artikel 102.
1. Met hechtenis van ten hoogste veertien dagen
of geldboete van ten hoogste honderd' vijftig gulden
aan, die neergezet werden bij het ibosch waar het
nieuwe slot- zou gebouwd! worden.
Doch d'e winter kwam vroeg en daarom werd) beslo
ten eerst tegen de lente met h-et bouwen aan te van
gen. De wagen® bleven staan en er b-ov-en zette men
't opschrift: „Staatseigendom".
De schilder, die het bord had' geschilderd, beden
kend dat hij een hondenhok voor zijn hond wilde tim
meren, nam drie planken uit -een wagen, -zeggend':
„De Staat, is rijk genoeg. En mijn hond zal geen
koude lijden".
Den volgenden dag kwam de ambtenaar, belast
met d-e contro-l-e over het „Staatseigendom". Hij tel
de de steenen en bedenkend, dat hij zelf een klein
huisje te bouwen had, laadde hij een wagentje met
steenen van een d-er groote wagens en reed daarmede
huiswaarts, zeggend1: „De Staat is- rijk en ik verdien
te weinig". Meteen veranderde hij in zijn rapport
een cijfer, door er wat nullen van weg t-e schrappen.
Daarna kwam de hoofdcommissaris van politie om
te zien of het eigendom des Staats- goed verzekerd
was tegen diefstal. Hij zag de gaping in de steenen
en dacht: „daar is iemand! mij vóór -geweest. Het
zijn véél s-teenen dus het is- een. groote heer ge
weest. Wie tegen de grooten vecht wordt zelf klein.
en ik wil groot worden".
Daarna laadde hij een groot aantal steenen in zijn
wagen en re-edl huiswaarts. Want hij had een kleine
villa t-e bouwen. Den volgenden dag kwam de burge
meester om te zien of de hoofdcommissaris zijn Werk
goed gedaan had. En ziende, dat één der drie wa
gens half geledigd) was-, besloot hij d'e overige helft
voor zich mee te nemen. En hij dacht: „Niets is
noodzakelijker dan orde -en regelmaat. Een halve wa
gen steenen is waardeloos voor een groot jachthuis".
Een poosje later kwam een rijke boer voorbij. En
de twee wagens ziende, dlacht hij: „Wat i-s Staats
eigendom? Dat is het eigendom van elkeen, d'ie tot
den Staat behoort". Daarna, laadde hij zooveel in
zijn kar als- hij kon bergen en reed met zijn „eigen
dom" heen.
Eenigen tijd later kwam een jachtopziener voorbij.
Hij zag den aangebroken wagen en dacht: „Duizend
steenen meer of duizend s-teenen mindier, wie zal 't
merken? De Staat is rijk genoeg".
En hij nam duizend) s-teenen mede, voor zijn ei-gen
hui®. Zoo, te-gen de lente, waren vele staatsburgers
uit het heilige- Russische rijk langs- d'e wagens met
den Staatseigendom gekomen. T-oen- het lente- wafe,
lag er nog slechts één steen, een- enkele steen, die van
een der karren van de vele dieven- was afgevallen. En
■deze steen lag midden op dén weg.
Het arme keuterboertje dat er voorbij liep, duwend-
zijn -klein vrachtwagentje, reed! er tegenaan en zijn
karretje dt-mpte. Het boertje laadde met veel moeite
zijn wagentje weer op en den s-teen ziende, die 't on
geluk veroorzaakt had, nam hij den s-teen op en legde
hem op zijn kar, zeggend: „Het is- een s-teen des aan
stoots. Ik zal hem medenemen, opd'at een ander hier
langs komend, niet eenzelfde ongeluk passe-ertf'.
Een paar dagen later kwam men om h-et jachtslot
te gaan bouwen. Maar men vond si-echts- de ledige
wagens- en het opschrift. Dadelijk werd een onder
zoek gelast, door een speciaal-benoeamde controle-com
missie.
Eerst kwam men hij den schilder. Die bracht juist
zijn hond in 't hondenhok.
„Heeren", zeide de schilder, „toen- ik wegging was
alles in ord'e. Na mij kwam d'e controleur."
Men bezocht den controleur ini zijn klein nieuw
huisje.
„Ileeren", zeide hij, „ik vond alles- in ordie. Hier is
d'e lijst. Na mij kwam d'e hoofdcommissaris."
De-ze ontving de commissie in- zijn coquette nieuwe
villa en zeide: „Heeren, ik vond al-les- in orde. Na
mij kwam de burgemeester."
Die zeide: „Heeren, alles was- in) orde. Na mij
kwam een rijke boer."
Deze ontving da commissie. „Heeren", zeide hij,
„er ontbrak geen steen. Na- mij kwam de jachtopzie
ner!"
Zoo gingen- de leden van- d'e commissie van man tot
man.... tot zij dan .eindelijk bij het arme boertje
kwamen.
„Heeren", zeide hij, „ja, ik heb dien s-teen des- aan
stoots medegenomen."
„Eindelijk dan hebben wij den dief!" riepen de le
den. En het keuterboertje werd! gebonden en d'e
steen, d'e zware siteen-, het „corpus delicti", werd ach
ter hem aan gedragen.
Ontkennen baatte niet. Trouwen-s-, de burgemees
ter, de hoofdcommissaris- e-n de jachtopziener legden
zoo bezwarende getuigenis- af, d'at zelfs minder be
kwame juristen als de rechter® van 't keuterboertje,
met zulk een corpus delicti veroordeeld) zouden heb
ben.
En het boertje boette met vele jaren gevangenis
straf zijn vergrijp- tegen het „Staatseigendom",
uitgang naar de zee in 't land Dor, om aan 't wereld
verkeer deel te kunnen nemen. Dat gaf veel wrij
ving. Want de een misgunde den ander de welvaart
en dus gingen zij aan- 't oorlogvoeren.
Ook in 't dorpje Kragwitch moest voor de eerste
lichting een reeks- soldaten geleverd worden. De- zoons
der arme beteren werden van een uniform en een ge
weer voorzien, zeiden moeder en lief vaarwel en trok
ken uit.
Nadat de eerste lichting gedood, gewond of ziek
was, moest een tweede lichting worden geleverd. Nu
waren het de zoons- der rijkere boeren, die afscheid
hadden te nemen van moeder -en lief.
Ook zij vochten dapper, tot zij allen gedood, ge
wond! of ziek wa-ren.
Een derde lichting werd' geëischt. Thans- trokken
de arme boeren ze,lf uit, af-scheidl nemend' van hun
vrouwen.
Ook de -arme boeren vochten dapper, tot zij gedood,
gewond o-f ziek waren. En de lichting der rijke boe
ren volgde.
Tot in het gehe.ele dorp Kragwitch -geen anderen
dan vrouwen, kinderen en -grijs-aards- aanwezig waren.
Ja, één man was er nog gebleven. Dat wa® een laf
aard gewees-t. Hij had' dadelijk, toen hij van den oor
log hoorde, zich ziek geh-ouden. En hij was te bedl
gekropen en met veel misbaar vertelde zijn vrouw van
zijn stervensnood. Men hoorde hem krijten van pijn,
tot ver op dén weg en bij elke lichting hoorden de ver
trekkende moedige soldaten ook, hoe zeer de zieke
leed.
Eers-t toen de oorlog over was herstelde hijen
hij nam nu een geweeT en trok ook op naar d'e grens.
Ma-ar hij kwam te laat. hij vond! er niet d'en vij
and maar den vrede tegenover zich.
Toen hij weer thuie kwam had -zijn vrouw wijselijk
zijn raad gevolgd. En al )het land' op-gekocht van de
boeren, die in den oorlog waren- ges-torven. De vrede
bracht beiden rijken den gewemschten waterweg. Zoo
werd het land Tijk, maar velen die er voor gestreden
hadden, deelden er niet in.
Maar de zieke wa® nu de rijkste boer in 't dorp
Kragwitch. want in de landen Dor en Droog
geldt eenzelfde wet: „waar de dapp'ren- voor sterven,
daar de laffen van -erven!"
Redacteur A. VAN EELDE, Bloemendaal.
Mo. 371.
Motto „Baby".
Tornooi „Western Daily Mercury" 1912.
Er wa® ooTlog uitgebroken tusschen- dén Staat Dor
en den Staat Droog. De Staat- Dor zocht een uit
gang naar dé groote rivier in 't land Droog om zijn
gronden te bewateren. En de Staat Droog zocht een
Mat in 2 zetten.
Oplossing van- No. 368 (Dr. E. Palkoska).
1 D c8 g4 enz.
Goede opl. ontvangen van: P. J. Boom, E. Böttger,
G. Imhüls-en en C. Vi-ss-er te Alkmaar, G. van Dort te
Leusdén, Mr. Ch. Enschedé en) P. Fabriek te Haar
lem, J. W. Le- Comte en J. Vijzelaiar te 's-Grav-enhar
ge, P. Bakker,, Job-, d'e Koning en H. Weeni-nk te Am
sterdam, J. Rees-er te Voorburg, J. Deuzöman te
Erederiksoord', Mr. A. vain d'er Ven te Arnhem, S. te
S„ W. Kortelimg te Deventer, Reinier H. d-e Waard
te Utrecht, A. Verve-en te Hillegers-berg, II. Strick
van Linschoten te Rijswijk en O. Boomsma te Kam
pen.
Ad' 371.
Deze opgave, d'ie mededingt in) bet l'oopende W. D.
M. tornooi, trok onze aandacht om verschillende rede
nen.
In de eerste plaats om het soort, analoog aan d'at
No. 369. Dan om dén s-leutelzet, aardig op zich zelf.
Eindelijk en vooral om de gevolgen van den
eersten zet. Indien de lezer toch de variantenvorming
in den oor-s-pronkelijken stand eens- goed bekijkt zal hij
daar eenige vlekjes- in ontdekken (bijv. n-a t d4, t f4).
Welnu, wit neemt, om zoo te zeggen, den „probleem"-
boender ter hand en) veegt ze alle weg.
Voor dit experiment, dat in -de bewerking niet me-
devalt, hebben wij altijd veel gevoeld. En zoo zijn
wij wel eenigs-zini® nieuwsgierig wat de jury er van zal
zeggen.
CORRESPONDENTIE.
Aan velen. Met uwe opmerkingen hebben wij
ons kostelijk geamuseerd. Wij vonden ze, gelijk de
omschrijving van d-e matvoering na 1.p c7 in No.
367 had moeten zijn, werkelijk allero o 1 ij k s t.
Vooral di-e, waarbij -er op aangedrongen werd ook eens
een canca-neerende variant te laten zien. Wij kun
nen er helaas niet a-an voldoen en evenmin aan het
verzoek toch vooral nog eens- een tweezet met een
allervroolyks-t variantje te geven.
VOOR DAMES.
Kijkjes in de modewereld.
Uit Parijs komen weer tal! van .nouveauté'® op mo
degebied tot ons dóórgedrongen, of wij ze echter -allo
zullen navolgen blijft een vraag. Wat een gracieus©
Paris-ienne chic s-taat, kan ee-n Hollan-dsche, di-e over
't algemeen zooveel minder elegant is, heel leelijk
kleed'en. In d'e étalege-kas-ten van de groote) mode
huizen) aan dé boulevards te Parij® zijn thans zooveel
schoone zaken uitgestald! om de vrouwen een bekoor
lijk -a.anzien te geven, dat. het er wemelt van toeschou-