DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Schaakrubriek. No. 296 Honderd en veertiende Jaargang. 1912 ZATERDAG 14 DECEMBER iü.mfm mê érn m S Éiéw MILITIE. INSCHRIJVING. Twee vroolijke vertelsels. DE VRUCHTEN VAN DEN OORLOG. ALKMAARSCHE COURANT B. van Duitsche Rijk of ia) het Koninkrijk België, wordt de wordt gestraft: gemeente, waar de inschrijving moet plaats hebben, lo. de in art. 15, eerste of tweede lid, bedoelde per- bepaald naar het Rijk, waar de woonplaats1 gevestigd soon of diegene der in laatstgenoemd lid bedoelde be is of wasi op 1 Januari van het jaar, volgende op dat, i stuurders, die niet voldoet aan eene hem bij dat ar- waarin de in te schrijven persoon het 18de levensjaar tikel of bij art. 17, vierde^lid, opgelegde^ verplichting; volbracht. Artikel 15. 1.Hij, die volgens art. 12 moet worden ingeschre ven, is verplicht zich daartoe aan te geven bij den burgemeester der gemeente, waar die inschrijving moet geschieden. 2. Indien hij ongesteld' of afwezig is, rust de ver plichting tot het doen van de aangifte a. indien het een minderjarige betreft, op zijn va der, moeder of voogd, mits de vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in bet Duitsche Rijk of in het Ko ninkrijk België woonplaats heeft, of indien de voogdij is opgedragen aan eene rechtspersoonlijkheid bezittende vereeniging, aan eene stichting of aan eene instelling van weld'adigheidl -op de bestuur ders; b. indien bet een meerderjarige betreft, die onder curuteele staat, op zijn curator. De BURGEMEESTER van ALKMAAR, Gelet op art. 7 van het Militiebesluit(K 13 April 1912, Staatsblad No. 145). Herinnert: tatvtttawt alle mannelijke ingezetenen, die op 1 JAJNUAKI 1913 hun 18e levensjaar hebben volbracht (alzoo de mannelijke geborenen van 1894) om zich in de maand JANUARI 1913 voor de Militie te d'oen inschrijven. De inschrijving geschiedt in een der vertrekken van het stadhuis alhier, op DINSDAG en VRIJDAG tot 20 JANUARI a.s. van de® namiddags 1 tot 3 uur ■en verder ter gemeente-secretarie. Bij deze aangifte ter inschrijving bestaat tevens de gelegenheid om op te geven de reden van vrijstel ling, die de in te schrijven persoon vermoedelijk zal kunnen doen gelden. Voorts worden belanghebbenden opmerkzaam ge- - - maakt op de volgende bepalingen der Militiewet. vadte-r, moeder of voogd heeft, of wiens vader, moeder Artikel 12 voogdl met' binnen het Kijk, m het JJuitsdie Kijk 1. Behouden® het bepaalde in art. 13 wordt voor of in het Koninkrijk België woonplaats; heeft, is, be de militie ingeschreven- hou'dens het bepaalde m het volgend lid, steeds zelf lo. ieder "minderjarig mannelijk Nederlander, die tot het doen van de aangifte verplicht. op 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij 4- Hy, die i® opgenomen m een der m art 16 ver- het 18de levensjaar lieeft volbracht, binnen het Rijk, melde gestichten en inrichtingen of'behoort tot de in in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België het tweede lid van genoemd artikel bedoelde personen woonplaats heeft, of wiens vader, moeder of voogd op dan wel m dienst r® by de zeemacht, by het leger hier genoemd' tijdstip in een dier Rijken woonplaats heeft; te lande of by de koloniale troepen, behoeft met ter 2o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die mschryving te worden aangegeven. op genoemd tijdstip in een der genoemde Rijken 5. Be aangifte geschiedt m de maand Januari van LlBflta heeft- het laar' volgende- op diat, waarin) de m te sehryve-u 3b ieder mannenlijk niet-Nederlander, die op ge- persoon het 18de l-evensjaar volbracht noemd tijdstip ingezetene van het Rijk is. Voor hem of haar, die tot het doen van de aan- 2. Voor ingezetene in den zin dezer wet wordt ge- gift© verplicht is, kan de aangifte geschieden door een houden* ander, daartoe schriftelijk gemachtigd. A. de mindeiTjarige niet-Nederlander, die binnen Artikel 16. het Rijk woonplaats heeft: 1- De bestuurders) van krankzinnigen-, idioten-, lo. indien zijn vader, moeder of voogd binnen het doofstommen- en blindengestichten, van gevangenis^ Rijk'woonplaats heeft en gedurende de voorafgaande sen, van rijkswerkinrichtingen, van rijksopvoedingsr achttien maanden in het Rijk of in de koloniën of be- gestichten en van tuchtscholen zenden jaarlijks voor zittingen des Rijks in andere wereld'deelen woonplaats 10 Januari eene opgave, ingericht in den door Ons gehad! heeft; 4e bepalen vorm, van de daarin opgenomen mannelijke 2o indien hij zelf gedurende de voorafgaande personen, die alsdan voor de militie moeten worden achttien maanden in heb Rijk of i-n de koloniën of be- ingeschreven, aan Onzen commissaris in de provincie, zittingen des Rijks in andere werelddéelen woonplaats binnen welke de inschrijving moet plaats' hebben. gehad heeft, tenzij hij in den zin dezer wet een vader 2. Ten aanzien van de mannelijke personen, die of moeder heeft en d.eze elders dan ibinnen het Rijk ingevolge art. 39 van het Wetboek van Strafrecht ter woonplaats! heeft;. beschikking van de Regeering zijn gesteld) en met in B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen een Rijks-opvoedingsgesticht zijn opgenomen, ge- het Rijk woonplaats heeft en .gedurende de vooraf- schiedt gelijke opgave vanwege Onzen Minister van gaande achttien maanden in het Rijk of in de kolo- Justitie. uiën of bezittingen dés Rijks in andere werelddteelen 3 3. De inschrijving van de in het eerste en het twee- woonplaats gehad' heeft. I de lidl bedoelde personen, zoomede v.an die, welke in 3 Voor de toepassing van het bepaalde in het vo- s dienst zijn bij de zeemacht, hij het leger hier te lande rig'lid wordt gehouden: I of bij de koloniale troepen,geschiedt overeenkomstig voor minderjarig hij, die minderjarig is in den zin i door Ons te geven voorschriften. 2o. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden wordt gestraft bij, die opzettelijk een der in het eerste lid bedo'elde feiten pleegt. De Burgemeester voolrnoemd, G. RIPPING. Allernaar, 13 December 1912. Door- BERNARD CANTER. (Nadruk verboden). HET JACHTSLOT VOOR DEN C'ZAAR. Voor dien Czaar aller Russen zou een nieuw jacht slot gebouwdl worden. Bestek en plannen waren op gemaakt, de teekening geleverd en op een goeden dag i'a ucciü o'taai/, öjj" a^hix ix ua^x. -i 3. De minderjarige, d'ie in den zin dezer wet geen j kwamen er drie groote wagen® met bouwmateriaal .3 n. n -I 1 -1- i- n J VI UJ-i 1-»/-»,+ lV\ r\ Oi/-< li TT7 O O T- H O T der Nederlandsche wet; voor meerderjarig hij, die meerderjarig itei in den zin der Nederlandsche wet. Artikel) 13. Voor de militie wordt niet ingeschreven lo. d'e ingezetene niet-Nederlander, die blijkt te behooren tot een Staat, waar de Nederlandiers niet aan den verplichten krijgsdienst zijn onderworpen of waar ten aanzien van den dienstplicht het beginsel van wedërkeerigheid' is aangenomen; 2o. hij, die blijkt in de koloniën of 'bezittingen des Rijks in andere werelddeelen- woonplaat-s te hebben, mits dit niet zij ter zake van krijgsdienst. Artikel 14. 1. De inschrijving geschiedt: lo. van hem, betd'oelid! in art. 12, eerste lid, onder lo.: a. zoo zijn vader, moeder of voogd! binnen het Rijk woonplaats heeft, in dé gemeente der woonplaats Van vader, moeder of voogd'; b. zoo hij binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente zijner woonplaats, tenzij hij in den zin dezer wet een vader, moeder of voogdl heeft en deze in eene andere gemeente binnen het Rijk woonplaats heeft; c. zoo zijn vad'er, moeder of voogd! in het Duitsche Rijk en hij niet binnen het Rijk woonplaats' heeft, heeft, in de gemeente Rotterdam; d. zoo zijn vader, moeder of voogd! in het Konink rijk België en hij niet binnen het Rijk woonplaats heeft, i-n de gemeente Rotterdam; e. zoo hij in het Duitsche Rijk eni zijn vader, moe der of voogd! niet binnen het Rijk of in het Konink rijk België woonplaats heeft, in d:e gemeente Amster dam; f. zoo hij in het Koninkrijk B.elgië en zijn vader, moeder of voogdl niet ibinnen het Rijk of in het Duit sche Rijk woonplaats heeft, in de gemeente Rotter dam; 2o. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, onder 2o. a. zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de gemeente zijner woonplaats; b. zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk, in de gemeente Amsterdam; c. zoo hij woonplaats heeft in het Koninkrijk Bel gië, in de gemeente Rotterdam; 3o. A. van hem, bedoeld) in art. 12, .eerste lid, on der 3o., indien hij minderjarig is: a. zoo zijn vader, moeder of voogd' binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats' van vader, moeder of voogd; b. zoo hij in- den zin dezer wet geen vader, moeder of voogd! heeft of zoo zijn voogd! niet binnen- het Rijk woonplaats heeft, in dé gemeente, waar hij zelf woon plaats- heeft; B. van hem, bedoeld! in- art. 12, eerste lid, onder 3o., indien hij meetelerjarig is-: in- de gemeente, waar hij woonplaat® heeft. 2. De in het vorig lid) als- plaats van inschrijving aangewezen gemeente is- die, waar d,e woonplaats ge vestigd is of was op 1 Januari van het jaar, volgende - op dat, waarin de in t© schrijven persoon het 18de le vensjaar volbracht. Ten -aanzien- van hem, wiens in schrijving te Amsterdam of te Rotterdam moet ge schieden wegens woonplaats onderscheidenlijk in het Artikel II. 1. Voor de militie wo.fdt ook ingeschreven of word't opnieuw ingeschreven): lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die na 1 Januari v.an het jaar, volgende op dat, waairin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden va.n bet 21ste levensjaar zijne woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft -en wiensi vader, mo-eder of voogd niet reeds in een dier Rijken woonplaats- had; 2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, d'ie niet in een deir- genoemde Rijken wo-onplaats heeft, doch wiens vader, moeder of voogd na 1 Januari van het jaar, volgende op d!at, waarin de minderjarige het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van diens 21ste levensjaar zijne of -hare woonplaats bin nen een dier Rijken gevestigd! heeft; 3o. ieder mannelijk minderjarige, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18d'e le vensjaar volbracht, en vóór het intreden va,n het 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden, zoo hij of zijn vader, moeder of voogd bin nen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Konink rijk België woonplaats heeft; 4o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18d© levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar zijne woonplaats- binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in bet Koninkrijk België gevestigd' heeft; 5o. ieder mannelijk meerderjarige, d'ie na 1 Januari van het jaar, volgend© op da't, waarin hij het 18de le vensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden, zoo hij binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft; 6o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na 1 Ja nuari van het jaar, volgend© op- dat, waarin -hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21s-te levensjaar ingezetene of opnieuw ingezetene is geworden in den zin van art. 12, tw:eed© lid'; 7o. hij, die vóór het intreden van- het 21ste levens jaar ophoudt te verkeeren in een der gevallen, be doeld in art. 13, indien hij overigens, hetzij volgens art. 12, hetzij volgens het hiervoren onder lo.6o. be paalde ingeschreven zou m-oeten worden. 2. Met betrekking tot het bepaalde onder lo.6o. gelden) art. 12, laatste lid, en art. 13. 3. Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrij ving of de inschrijving opnieuw moet geschieden, geldt art. 14, eerste lid', met dien verstandé, dat de plaats van inschrijving wordt bepaald n-aar de ge meente of het) Rijk, waar d© woonplaats- gevestigd' i9 of was- op den dag, waarop dé- in te schrijven persoon of zijn vader, moedter of voogdl is- geraakt in een dér in het eerste lid! van dit artikel omschreven gevallen. 4. Ten aanzien van de aangifte of op-gave ter in schrijving of ter inschrijving opnieuw gelden de artt. 15 en 16, met dien verstandé, dat de a.angifte ge schiedt binnen dertig en de opgave binnen tien dagen na d'en dag, waarop dé in- te schrijven persoon of zijn vader, moeder of voogdl i® geraakt in een der in het eerste lid van dit artikel omschreven gevallen. Artikel 102. 1. Met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van ten hoogste honderd' vijftig gulden aan, die neergezet werden bij het ibosch waar het nieuwe slot- zou gebouwd! worden. Doch d'e winter kwam vroeg en daarom werd) beslo ten eerst tegen de lente met h-et bouwen aan te van gen. De wagen® bleven staan en er b-ov-en zette men 't opschrift: „Staatseigendom". De schilder, die het bord had' geschilderd, beden kend dat hij een hondenhok voor zijn hond wilde tim meren, nam drie planken uit -een wagen, -zeggend': „De Staat, is rijk genoeg. En mijn hond zal geen koude lijden". Den volgenden dag kwam de ambtenaar, belast met d-e contro-l-e over het „Staatseigendom". Hij tel de de steenen en bedenkend, dat hij zelf een klein huisje te bouwen had, laadde hij een wagentje met steenen van een d-er groote wagens en reed daarmede huiswaarts, zeggend1: „De Staat is- rijk en ik verdien te weinig". Meteen veranderde hij in zijn rapport een cijfer, door er wat nullen van weg t-e schrappen. Daarna kwam de hoofdcommissaris van politie om te zien of het eigendom des Staats- goed verzekerd was tegen diefstal. Hij zag de gaping in de steenen en dacht: „daar is iemand! mij vóór -geweest. Het zijn véél s-teenen dus het is- een. groote heer ge weest. Wie tegen de grooten vecht wordt zelf klein. en ik wil groot worden". Daarna laadde hij een groot aantal steenen in zijn wagen en re-edl huiswaarts. Want hij had een kleine villa t-e bouwen. Den volgenden dag kwam de burge meester om te zien of de hoofdcommissaris zijn Werk goed gedaan had. En ziende, dat één der drie wa gens half geledigd) was-, besloot hij d'e overige helft voor zich mee te nemen. En hij dacht: „Niets is noodzakelijker dan orde -en regelmaat. Een halve wa gen steenen is waardeloos voor een groot jachthuis". Een poosje later kwam een rijke boer voorbij. En de twee wagens ziende, dlacht hij: „Wat i-s Staats eigendom? Dat is het eigendom van elkeen, d'ie tot den Staat behoort". Daarna, laadde hij zooveel in zijn kar als- hij kon bergen en reed met zijn „eigen dom" heen. Eenigen tijd later kwam een jachtopziener voorbij. Hij zag den aangebroken wagen en dacht: „Duizend steenen meer of duizend s-teenen mindier, wie zal 't merken? De Staat is rijk genoeg". En hij nam duizend) s-teenen mede, voor zijn ei-gen hui®. Zoo, te-gen de lente, waren vele staatsburgers uit het heilige- Russische rijk langs- d'e wagens met den Staatseigendom gekomen. T-oen- het lente- wafe, lag er nog slechts één steen, een- enkele steen, die van een der karren van de vele dieven- was afgevallen. En ■deze steen lag midden op dén weg. Het arme keuterboertje dat er voorbij liep, duwend- zijn -klein vrachtwagentje, reed! er tegenaan en zijn karretje dt-mpte. Het boertje laadde met veel moeite zijn wagentje weer op en den s-teen ziende, die 't on geluk veroorzaakt had, nam hij den s-teen op en legde hem op zijn kar, zeggend: „Het is- een s-teen des aan stoots. Ik zal hem medenemen, opd'at een ander hier langs komend, niet eenzelfde ongeluk passe-ertf'. Een paar dagen later kwam men om h-et jachtslot te gaan bouwen. Maar men vond si-echts- de ledige wagens- en het opschrift. Dadelijk werd een onder zoek gelast, door een speciaal-benoeamde controle-com missie. Eerst kwam men hij den schilder. Die bracht juist zijn hond in 't hondenhok. „Heeren", zeide de schilder, „toen- ik wegging was alles in ord'e. Na mij kwam d'e controleur." Men bezocht den controleur ini zijn klein nieuw huisje. „Ileeren", zeide hij, „ik vond alles- in ordie. Hier is d'e lijst. Na mij kwam d'e hoofdcommissaris." De-ze ontving de commissie in- zijn coquette nieuwe villa en zeide: „Heeren, ik vond al-les- in orde. Na mij kwam de burgemeester." Die zeide: „Heeren, alles was- in) orde. Na mij kwam een rijke boer." Deze ontving da commissie. „Heeren", zeide hij, „er ontbrak geen steen. Na- mij kwam de jachtopzie ner!" Zoo gingen- de leden van- d'e commissie van man tot man.... tot zij dan .eindelijk bij het arme boertje kwamen. „Heeren", zeide hij, „ja, ik heb dien s-teen des- aan stoots medegenomen." „Eindelijk dan hebben wij den dief!" riepen de le den. En het keuterboertje werd! gebonden en d'e steen, d'e zware siteen-, het „corpus delicti", werd ach ter hem aan gedragen. Ontkennen baatte niet. Trouwen-s-, de burgemees ter, de hoofdcommissaris- e-n de jachtopziener legden zoo bezwarende getuigenis- af, d'at zelfs minder be kwame juristen als de rechter® van 't keuterboertje, met zulk een corpus delicti veroordeeld) zouden heb ben. En het boertje boette met vele jaren gevangenis straf zijn vergrijp- tegen het „Staatseigendom", uitgang naar de zee in 't land Dor, om aan 't wereld verkeer deel te kunnen nemen. Dat gaf veel wrij ving. Want de een misgunde den ander de welvaart en dus gingen zij aan- 't oorlogvoeren. Ook in 't dorpje Kragwitch moest voor de eerste lichting een reeks- soldaten geleverd worden. De- zoons der arme beteren werden van een uniform en een ge weer voorzien, zeiden moeder en lief vaarwel en trok ken uit. Nadat de eerste lichting gedood, gewond of ziek was, moest een tweede lichting worden geleverd. Nu waren het de zoons- der rijkere boeren, die afscheid hadden te nemen van moeder -en lief. Ook zij vochten dapper, tot zij allen gedood, ge wond! of ziek wa-ren. Een derde lichting werd' geëischt. Thans- trokken de arme boeren ze,lf uit, af-scheidl nemend' van hun vrouwen. Ook de -arme boeren vochten dapper, tot zij gedood, gewond o-f ziek waren. En de lichting der rijke boe ren volgde. Tot in het gehe.ele dorp Kragwitch -geen anderen dan vrouwen, kinderen en -grijs-aards- aanwezig waren. Ja, één man was er nog gebleven. Dat wa® een laf aard gewees-t. Hij had' dadelijk, toen hij van den oor log hoorde, zich ziek geh-ouden. En hij was te bedl gekropen en met veel misbaar vertelde zijn vrouw van zijn stervensnood. Men hoorde hem krijten van pijn, tot ver op dén weg en bij elke lichting hoorden de ver trekkende moedige soldaten ook, hoe zeer de zieke leed. Eers-t toen de oorlog over was herstelde hijen hij nam nu een geweeT en trok ook op naar d'e grens. Ma-ar hij kwam te laat. hij vond! er niet d'en vij and maar den vrede tegenover zich. Toen hij weer thuie kwam had -zijn vrouw wijselijk zijn raad gevolgd. En al )het land' op-gekocht van de boeren, die in den oorlog waren- ges-torven. De vrede bracht beiden rijken den gewemschten waterweg. Zoo werd het land Tijk, maar velen die er voor gestreden hadden, deelden er niet in. Maar de zieke wa® nu de rijkste boer in 't dorp Kragwitch. want in de landen Dor en Droog geldt eenzelfde wet: „waar de dapp'ren- voor sterven, daar de laffen van -erven!" Redacteur A. VAN EELDE, Bloemendaal. Mo. 371. Motto „Baby". Tornooi „Western Daily Mercury" 1912. Er wa® ooTlog uitgebroken tusschen- dén Staat Dor en den Staat Droog. De Staat- Dor zocht een uit gang naar dé groote rivier in 't land Droog om zijn gronden te bewateren. En de Staat Droog zocht een Mat in 2 zetten. Oplossing van- No. 368 (Dr. E. Palkoska). 1 D c8 g4 enz. Goede opl. ontvangen van: P. J. Boom, E. Böttger, G. Imhüls-en en C. Vi-ss-er te Alkmaar, G. van Dort te Leusdén, Mr. Ch. Enschedé en) P. Fabriek te Haar lem, J. W. Le- Comte en J. Vijzelaiar te 's-Grav-enhar ge, P. Bakker,, Job-, d'e Koning en H. Weeni-nk te Am sterdam, J. Rees-er te Voorburg, J. Deuzöman te Erederiksoord', Mr. A. vain d'er Ven te Arnhem, S. te S„ W. Kortelimg te Deventer, Reinier H. d-e Waard te Utrecht, A. Verve-en te Hillegers-berg, II. Strick van Linschoten te Rijswijk en O. Boomsma te Kam pen. Ad' 371. Deze opgave, d'ie mededingt in) bet l'oopende W. D. M. tornooi, trok onze aandacht om verschillende rede nen. In de eerste plaats om het soort, analoog aan d'at No. 369. Dan om dén s-leutelzet, aardig op zich zelf. Eindelijk en vooral om de gevolgen van den eersten zet. Indien de lezer toch de variantenvorming in den oor-s-pronkelijken stand eens- goed bekijkt zal hij daar eenige vlekjes- in ontdekken (bijv. n-a t d4, t f4). Welnu, wit neemt, om zoo te zeggen, den „probleem"- boender ter hand en) veegt ze alle weg. Voor dit experiment, dat in -de bewerking niet me- devalt, hebben wij altijd veel gevoeld. En zoo zijn wij wel eenigs-zini® nieuwsgierig wat de jury er van zal zeggen. CORRESPONDENTIE. Aan velen. Met uwe opmerkingen hebben wij ons kostelijk geamuseerd. Wij vonden ze, gelijk de omschrijving van d-e matvoering na 1.p c7 in No. 367 had moeten zijn, werkelijk allero o 1 ij k s t. Vooral di-e, waarbij -er op aangedrongen werd ook eens een canca-neerende variant te laten zien. Wij kun nen er helaas niet a-an voldoen en evenmin aan het verzoek toch vooral nog eens- een tweezet met een allervroolyks-t variantje te geven. VOOR DAMES. Kijkjes in de modewereld. Uit Parijs komen weer tal! van .nouveauté'® op mo degebied tot ons dóórgedrongen, of wij ze echter -allo zullen navolgen blijft een vraag. Wat een gracieus© Paris-ienne chic s-taat, kan ee-n Hollan-dsche, di-e over 't algemeen zooveel minder elegant is, heel leelijk kleed'en. In d'e étalege-kas-ten van de groote) mode huizen) aan dé boulevards te Parij® zijn thans zooveel schoone zaken uitgestald! om de vrouwen een bekoor lijk -a.anzien te geven, dat. het er wemelt van toeschou-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 9