DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Het derde schot.
VAN HOUTEN 'S
1
A CACAO
V
NoC302.
Honderd en veertiende Jaargang.
1912
ZATERDAG
21 DECEMBER.
Nieuwjaarswenschen.
FEUILLETON.
Het genot van een spelletje wordt
toch zeer verhoogd door een kopje
van die heerlijke
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,—
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Nieuwjaarswenschen
a 25 Cts. a contant
Rok
Telefoonnummer 3.
Zijdie zich met 1 Januari
op dit blad abonneeren, ont
vangen de tot dien datum verschij
nende nummers gratis en franco.
De Üitgevers.
In het nummer dat D I N S D A G
31 December (Oudejaarsavond)
verschijnt, zal wederom gelegenheid
bestaan tot het plaatsen van
De U i t g e v e r*s.
"SPRO K K EIL I N G E N.
ORIMINEELE ROMAN VAN
HANS VON WIESA.
o
ALRMAARSC
RANT.
tIAVli
M in I II III III I II I I
Dit nummer bestaat nit 3 bladen.
DE HUISVROUWEN UIT DEN OERTIJD.
Voor duizenden van jaren, toen in onze streken
reusachtige gletscharmassa'® het klimaat en de tem
peratuur beheerscihten, was het noodig, dat de bewo
ners van die koude streken goed aten en dronken en
vooral enorme massa's vleesch gebruikten om bet li
chaam de noodig.e warmte te geven. En te oordeelen
naar de massa's beenen, opgegraven op oude woon
plaatsen, schijnt de huisvrouw van den oertijd een
ware luxe-keuken gehad te hebben. Op haar menu
stonden zeker in de eerste plaats als lekkernijen1 b,e-
renhammen, coteletten van den oeros, in aseh gebra
den mammoutbsnuit en nensborenkalfsd'ijvleesch. En
daar, waar de zee ruisiehtet leverden visschen en oes
ter» eeru aangenaam tusschengereehtgroente en
brood ontbraken aan het1 menu, omdiat men den akker
bouw niet beoefende en d'e bereiding van plantenkost
niet kende.
Het koken met warter bleef zonder twijfel eeuwen
lang aan de oerkeukemneid onbekend, ze beschikte
niet over vaatwerk, omdat er nog geen pottenbakkers
waren. En zooals men ziet in verzamelingen, verge
noegde men zich met zeer eenvoudig vaatwek van ren
dierschedels of uitgehold! bout. Wildlei de buisvrouw
heet water hebben, dan bleef haar niets anders over
dan in de gloeiende haardvlam steenen heet te ma
ken, en ze dan in een vait met water te werpen. Dat
ging door voortdurend inwerpen van verhitte steenen
ten slotte koken.. Deze lustige arbeid zal ze wel niet
dikwijls gedaan hebben, want. afwaschwater was over
bodig, omdat t.oen geen eetgerei bestond! en de tien
vingers tegelijk als lepel en vork dienst deden.
Ontbrak echter eetgerei, men bezat wel messen in
elke soort en grootte. Deze, doorgaans van vuursteen
gemaakte klingen waren, zooals we kunnen zien aan
in musea voorhanden zijnde messen, zeer sterk en
scherp. Ze waren te zamen met de massieve steenen
bijlen voldoende, om de zware beenderen van den beer,
mammouth en andere dikhuidten te splijten.
(Vertaald met toestemming van den Duitschen
uitgever.)
38) o—
Plotseling bleef Cora staan, als aan/ dien grond ge
nageld. Dit ontging Behringer'» geoefend jagen&oog
niet.
Het volgend] oogenblik) had bij het dier ingehaald.
Met gespannen aandacht bukte bij. Cora liep lanag-
zaam voort. Weder bleef bet dier staan en snuffelde
langs den grond. Daar, half onder de bladeren ver
borgen, zag bij iets liggen, zijn geoefend oog berken-
de dadelijk wat het was: een klein gedeelte van de
ingewanden van een reeOnwillekeurig ontsnapte
hem een uitroep van vreugde. Want dit was1 bet on-
bedriegelijk bewijs dat eten aangeschoten dier hier
langs op de vlucht was gegaan.
Al .zijn verdere pogingen om bet dier te vinden ble
ven echter vruchteloos, ofschoon hij het bosch in alle
richtingen doorkruiste.
Eindelijk viel hij moedeloos op den tronk van een
eikenboom neder. De honden legden zich neder aan
zijn voeten.
Daar bleef bij zitten, totdat bij dte boeren tusschen
do boomeai zag naderenhij liep hent tegemoet en
deelde bun het. resultaat van zijn onderzoek mede.
Zij gaven onmiddellijk toe dat zij bet gevonden
spoor van veel gewicht; beschouwden; liet. zou vol
doende wezen om alle verdenking van Behringer af
te wentelen, wanneer de vraag niet nog onbeantwoord
bleef, waar dat stuk ingewand vandaan kwam. Van
den .aangeschoten reebok, zooals Behringer beweerde,
of van een and/eren ree, die 's nacht» door de houden
was opgejaagd en verworgd.
De officier van justitie, zeer goed op de hoogte
van hetgeen op de jacht betrekking beeft, beschouw
de dit laatste geval bijkans als een onmogelijkheid,
daar zulk een stuk ingewand nooit afkomstig kon
wezen van een stuk wild, dat door honden fe aange
vallen. In dat geval zon men niet alleen veel bloed
fexmraafll
Toen de voorwereldlijke menischen de pottenbakkerij
uitvonden, kwam er ook rrieer afwisseling in het me
nu; op het. braden volgde het bakken en ten slotte bet
koken. De potten waren wel zeer eenvoudig, barstten
dikwijls, maar ze waren toch geschikt voor bet doel.
Nadat de ijsmassa's1 weggesmolten waren, begon
men ook met de landbouw: de buisvrouw kreeg meer
werk. Met het braden alleen was ze. niet klaar; ze
moest de veldvruchten tot meel malen en dat was een
moeilijke bezigheid. De bandmolen, welke ze gebruik
te, bestond' uit niets anders dan twee vlakke steenen,
waartussehen de .graankorrels lagen. Door krachtige
band- en armbewegingen moe-st de bovenste steen in
beweging gebracht warden, waardoor het koren tot
stof vermalen werd.
Toen het bebouwen van den akker steeds meer
vinden, maar ook, al was het dan ook nog zulk een
klein stukje, huid van het dier, dat door de tanden
van den hond was afgerukt.
Allen te zamen zoehteni zij nog geruimen tijd, maar
zonder eenig gevolg. De weegschaal begon sterk over
te hellen ten gunste van Bebtriniger; zelfs de rechter
van instructie wist niets in. te brengen tegenover het
verstandig oordeel vanJ den officier van justitie,
waarbij zich de jonge houtvestersleerling aansloot.
Nogmaals' begaven zij zich naar de plaats waar bet
lijk den vorigen dag gevonden1 was. Uit het onder
zoek bleek d'at naar dte richting te oordeelen van de
wond, welke d'e kogel' in de borst van bet jonge meisje
gemaakt had, hij precies van den kant ba dl kunnen
komen waar Behringer dien avond gestaan had, toen
hij schoot.
Er weTd hiervan een proef genomen. De hearen
reden naar de plek waar de officier van justitie ge
staan had. De houtvestersleerling moest daarna
precies op dezelfde plaats gaan staan waar Behrin
ger zich gisteren bevonden bad en daar zijn buks af
schieten. De sterkte vani den knal moest- nagegaan
worden.
Toen bet schot gevallen wa-si merkte dte officier van
justitie op, dat de: 'knal hem den vorigen avond veel
sterker, veel dreunender had geleke/n.
Deze omstandigheid werd tenslotte verklaard door
de avondstilte, waari'n alle geluiden sterker uitko
men. Maar er was geen, twijfel aan: in ieder geval
had men een derde schot moeten booren. Er werd
besloten naar huis' terug te keeren.
Behringer deelde zijn vriend mede, dat hij met den
houtvestersleerling zijn onderzoekibgstoebt. nog ver
der wilde voortzetten; hij gaf de hoop nog niet op.
Mylius vermoedde dat- Behringer er tegen; op zag
op het kasteel terug te keeren. Hij liet. hem doen wat.
hij wilde, gaf hem de hand en Stapte in 'het rijtuig,
dat voor hem gereed stond. Er werd weinig gespro
ken op den terugtocht. De keeren zaten i'n gedach
ten verdiept. Hef geval was ingewikkelder dan het
eerst leek. Zelfs Volk, die den houtvester verdacht,
zag nog niet veel licht ini de zaak. Want alle vraag
stukken. kwamen steeds op hetzelfde neer: wie had
het derde schot kunnen lossen dat door niemand ge
hoord was.
Toen zij in de herberg terugkwamen, werden zij
opgewacht door een bediende van het slot. Mevrouw
von Rittner liet de heeren nitnoodigen een kleine
vooruitging, en d'e veeteelt begon, bereikten onze
voorvaderen een hoogere trap van beschaving: de ja
gers waren vaste bewoner® geworden, ihet doellooze
rondtrekken maakte plaats voor een geregeld leven.'
En-daarmee: kwam de bezigheid van huisvrouw meer
tot haar recht. Er werden voorwerpen uit hertehoorn'
vervaardigd, uiterst fijne priemen en naalden; deze
dienden tot het naaien van de uit dierenhuiden be
staande Weeding, die de vrouwen met de pezen van
bepaalde, dieren aan elkaar hechtten. Als schaar ge
bruikten zij vuuTsteenmessen, die in scherpte bij een
modern scheermes niet- achterstonden.
Uit vele vondsten kan men opmaken dat. reeds de
dames uit den oertijd veel met haar uiterlijk ophad
den. Zoo vindt, men in sommige mus-ea, ©en aantal
uit tanden, gewrichten, barnsteen en kleurige delf-
verfrissching te komen gebruiken. Zij gaven aan die
uitnoodiging gevolg en werden reeds met spanning
verwacht, hetgeen niet te verwonderen was. Het
scheen echter dat het onzekere resultaat van hun on
derzoek het gezelschap aan tafel drukte, en het ge
lukte 't jonge meisje m,et haar mooi, bleek gezichtje,
niet, de heeren aan het spreken te krijgen. Het dé
jeuner was spoedig afgeloopen en de heeren trokken
zich terug.
Behringer kwam pas in! den loop van dien middag
weer. Men zag dadelijk aan de ernstige uitdrukking
van zijn gezicht,, dat al zijn moeite vergeefseh was'
geweest. Hij zon gaarne dadelijk vertrokken zijn,,
maar er was nog iets, dat hem terug hield. Ilij be
schouwde het al» zijn plicht voor een nette begrafenis
te zorgen van het vriendinnetje uit. zijn jeugd', dat
zoo plotseling uit het leven was weggerukt. Zij zou
ter ruste gelegd worden in het dorp waar zij geboren
was. Er was reeds een telegram gekomen van. de
ouders, die van plan waren den volgenden dag te ko
men. Ook de directeur vani het theater waaraan Hei-
la Fray verbonden geweest was, had' zijn. komst aan
gekondigd.
Tegen den avond ging Behringer te paard naar de
stad om persoonlijk voor alles te zorgen, zoodat het
lijk reeds den volgenden dag naar de geboorteplaats
van de doode kon worden overgebracht. De justitie
maakte hiertegen geen bezwaren, daar Mylius het
lijk niet meer voor onderzoek noodig had.
Het was reedis pikdonker toen de hoefslag van het
paard gehoord werd, waarop Behringer naar het slot.
terugkeerde. Alles was donker in het groote gebouw,
alleen in de b e d i e nde n ka mier s was nog licht, Beh
ringer liet de zorg voor zijn) paard aan den knecht
■over, hij volgde den andere, die hem met, een kaars
voorging. Hij hoorde van den bediende dat. de hee
ren van de commissie naar die stad teruggekeerd wa
ren. Mijnheer Mylius, de officier van justitie," had
nog complimenten verzocht aan d'en luitenant, Beh
ringer was dankbaar voor dien groet; hij begreep
welk doel zijn vriend daarmede gehad had en hij
merkte ook dadelijk op hoe eerbiedig de knecht hem
behandelde.
'Den volgeuden dag liet. Behringer zijn verloofde
om een onderhoud! verzoeken. Hij deelde haar mede,
dat hij het als zijn plicht, beschouwde de zorg voor de
begrafenis van d'e zwaar beproefde ouders; over te ne
men. Hij had gisteren reeds afspraak gemaakt met
stoffen vervaardigde halskettingen, armbanden
voeteieraden.
Ook een tot volmaking van de uiterlijke schoon
heid zeer noodig" middel' ontbrak reeds toen niet.
Men heeft zelfs een stuk roodaarde gevonden; dit
met vet vermengde mineraal gaf een duurzame
schmink, die met de bestaande kleurige, huidtatoe-
eeringen uitstekend harmonieerde.
Het glanstijdperk van de vrouw uit d'en oertijd be
gon echter eerst met het komen van de metalen, die
de steenen werktuigen vervingen en de versierselen
triomf deden vieren. Toen het steen door het brons
ijzer, goud en zilver werd vervangen, kon men uit de
wol van de dieren weefsel» vervaardigen, ruwe Idee-
ding uit, huiden maakte plaat® voor lichtere gewadbn
en met reuzenschreden drong de beschaving voor
waarts.
Op het me.nu kwamen geen mammouthboutjes
meer voor, want de olifanten waren uitgestorven, de
berenhnmmen werden voorwerpen van waarde en met
het goedkoope, zij het ook niet altijd smakelijke ge
braad van den „goeden ouden tijd?' was het gedaan.
INSTINCT OF OVERLEG?
Sedert de beide beroemde hengsten van den heer
Kn-all te Elberfeld ook in de wetenschappelijke wereld
zooveel van zich doen spreken, interesseert men zich
onwillekeurig voor de bewegingen van de dieren. Ie
mand vertelt daarvan 't. volgende: In het begin van de
Bornstrasse te Friedeuau, waarin ik woon, is een
paardenstal met een' plein. Toen ik laatst d'aar voor
bij ging, om op de markt inkoopen te doen, zag ik
voor d'en stal een groot, sterk, bruin trekpaard' staan.
Een kleine, koetsier, die naast het reuzendier een
dwerg leek, deed alle mogelijke moeite, op den rug
van het paard' te komen. Hij nam herhaaldelijk een
■aanloop en klampte zich dan aan het tuig tever
geefs. Hij trok het dier wat naar voren en1 klom op
den hoeksteen aan den ingang ook dat hielp niets.
Steeds kwam hij weer op den grond) terecht. Bij elke
nieuwe poging wendde het. paard) den kop om, om de
zaak eens aan te zien. Plotseling zette hij den lin-
kervoorpoot vooruit, boog hem naar boven, zoodat de
hoef slechts met het, voorste deel op dien grond rustte
en draaide weer den kop om, nu naar het scheen, uit-
noodigend. De kleine man, niet dbm, greep het dier
bij de manen en stapte op den voorpoot, vanwaar hij
gemakkelijk op den breeden paardenrug kwam,
„Braaf zoo, Lotte!" zei hij lachend! en ros en ruiter
zetten zich1 in beweging.
NAPOLEON EN JEANNE D'ARO.
De ex-sultan van Marokko, Moelay Hafid, heeft,
zooals bekend' is, voor korten tijd' een reis door Frank
rijk gemaakt. Rij .deze gelegenheid heeft hij ver
scheidene bizonderhedeni over dte Eransche wereldge
schiedenis uitgekraamd. Het meest klonken de na
men „Napoleon" en „Jeanne d^Arc" in het oor van
den Sultan. En daar Mulay Ilafid nu niet alleen een
groot dichter, maar ook een volgens zijn eigen
meening groot- filosoof is, heeft hij tegenover een
hem interviewenden journalist) diepzinnige beschou-
den predikant van het dorp en ook die onderwijzer
had zijn hulp toegezegd De kist en ook de lijkwagen
zouden reeds dienzelfden dag komen; in' het kleine
lijkenhuisje op het kerkhof zou de kist worden neer
gezet; Behringer moest, alleen nog zorgen voo-r plan
ten en bloemen tot versiering van het vertrekje. Jut-
ta begreep wat hij meende en beloofde de noodige
planten, te laten brengen, Achl wat was het alle»
haar droevig te moede!
Tegen den avond' van den volgenden dag riep het
luiden der klokken allen bijeen, die die uitvaart: wil
den bijwonen1. In een haag van palmen en bloemen
uit de broeikassen van het slot stond! de kist, die
reeds geieed! was om verzonden te worden. De ouders
van de doode, eenvoudige menschen, stonden aan het
hoofdeinde van de kist. Geen klacht werd gehoord,
maar hun diep bedroefd gelaat sprak meer dan' tra
nen en zuchten. Naast do ouders stond) een lange,
knappe man, met een onberispelijken claque in dC.
hand, de directeur van den schouwburg, waartoe het
jonge meisje had behoord. Zij was een der meest ge
liefde actrices geweest, zij die daar rustte i'n den
eeuwigen slaap. Een theat-erkneeht naast- den direc
teur had een reusachtige lauwerkrans met. zwarte
linten in de hand, de laatste groet barer kunstbroe-
d< rs en zusters.
Maar aller hogen keerden telken» terug naar de
boege gestalte van Behringer, wiens blik door do
openstaande deur naar buiten gericht was. De predi
kant kwam, de treurzang- werd aangeheven. Toen
hield) de geestelijke een kleine toespraak over de
woorden: „Wat ik nu doe, weet- gij niet, ge zult het
echter later verstaan."
Soms hoorde men een snik 'gedurende zijn warme,
hartelijke toespraak. Toen. hief hij de hand' op tot
een laatsten zegen en afscheidsgroet. Nadat de di
recteur met, zichtbare ontroering- de krans op de kist
had gelegd, was do plechtigheid afgeloopen. De
kleine lijkstoet, bewoog zich weldra langzaam door do
dorpsstraat. Bij do laatste huizen van. het dorp geko
men, ging do stoet uiteen; de directeur en de ouder»
van do overledene namen afscheid van Behrimger en
van den predikant, en stapten in een rijtuig dat voor
hen gereed stond. En woldra. reed: de kleine stoet
een weinig smeller voort, Nog langen tijd bleef Beh
ringer. die alleen was achtergebleven, «taan en keek
dc-n lijkwaged na. Toen richtte hij zich op in zijn
volle lengte en keerde mot rasache schreden naar he'
slot terug. Dien dag nog wilde hij het verlaten en
wel voor al tij A
(Wordt vervolgd.)