DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Enorm verschil
Het derde schot.
1913
No. 307
Honderd en veertiende Jaargang.
MAANDAG 30 DECEMBER.
FEUILLETON.
met
alle andere goedkoope merken.
Bevoegde beoordeelaars vinden
hierin den smaak en geur, die goed
gefabriceerde cacao moet bevitten.
Politieke verschijnselen.
(Het Jaar 1913.)
I BINNENLAN D.
ALRMAARSCHE COURANT.
r
hot cLericale Jericho konden déor de muren der ear-
telbazuinen niet aan het wankelen worden gebracht.
Met een meerderheid) vani 16 stemmen kwam' de ka
tholieke partij uit de stembus en' zij behaalde 10.000
stemmen meer dan het liberaal-socialistisch cartel.
Links pleitte na over de oorzaken van de neder
laag, rechts uitte zijn vreugde over d'e overwinning,
over en weer verweet men elkaar ongeoorloofde han
delingen, hier eni daar kwam het tot botsingen, maar
langzamerhand' is de rust teruggekeerd.
Zoo is dus in geen) der drie genoemde staten in
den strijd! „links tegen rechts" door links een volle
dige overwinning behaald. „Rechts" won in België,
verloor eeni weinig in Beieren, verloor veel in
Duitschland, maar aan de sociaal-democraten!
Een ander opvallend verschijnsel in het ruwer wor
den van de parlementaire zeden, het toenemen van
wanordelijkheden, in aantal enl omvang.
Hongarije gaf in dit opzicht den toon aan. Het
Huis van Afgevaardigden te Boedapest heeft een
stormachtig' jaar achter zich, zooals er nog nimmer
te vermelden' viel. Onder ongehoorde tumult-t-oonee-
len werd dien! 17den Mei graaf Tisza tot president van
de Kamer gekozen. Dagen achtereen lijkt het Huis
een menagerie. Maar als de president de militaire
wetsontwerpen, waarover men al bijkans tien jaar be
zig was en naar aanleiding waarvan reeds zooveel
obstructie was gevoerd, in één seconde aangenomen
verklaart, wordt er een strijd! ingeleid, welke in he
vigheid niet gemakkelijk zal1 kannen worden overtrof
fen. Men denke maar eens aan d'en moordaanslag
van den afgevaardigde Kovacs op graaf Tisza, aan
de herhaaldelijk voorgekomen gewelddadige verwijde
ring van afgevaardigden, aan het plaatsen in het par
lementsgebouw van militairen, gendarmes en politie-
In een drietal naburige staten zijn, algemeene ver
kiezingen gehouden, welke de aandacht verdienen,
vooral in ons land, omdat de Tweede Kamer het- vol
gende jaar haar natuurlijken déodl zal' sterven, en na
afloop van de vierjarige periode door een nieuwe zal
worden vervangen.
Het jaar 1912 werd! in Duitschland ingezet met
een drukke verkiezingsagitatie. Het ging „links
tegen rechts" met dien verstande, dat bij rechts ook
behoorden de conservatieven en rechts déor de kleuren
blauw-zwart werd aangegeven. Het „blauw-zwarte"
blok, dus bestaande uit conservatieven1 en elericalen,
werd verslagen, maar „rood" behaalde de winst en
herstelde zich van den geduchtem tegenslag van 1907.
Het aantal sociaal-democratische zetels steeg maar
eventjes van 53 tot 110 en dat hoewel de regeering
er zeer beslist bij de burgerlijke partijen op had aan
gedrongen bij de herstemmingen toch geen sociaal-de
mocraat te stemmen.
De „afrekening" met het blok was echter niet erg
afdoende. Het was een dubbeltje op zijn kant de
vrijzinnigen en de sociaal-democraten samen beschik
ten over een meerderheid' van slechts enkele stem
men. De verhouding der partijen) bleek het best bij
de verkiezing van een president. Hoeveel moeite
heeft het gekost, voordat er een presidium was geko
zen! Eerst werd er een samengesteld uit een cen
trumman als voorzitter, een sociaal-democraat en een
uationaal-liberaal als onder-voorzitter. Enkele dagen
daarna werdén voor de eerste en dleru laatste, die
bedankten, twee leden dér vrijzinnige volkspartij ge
kozen en toen na vier weken opnieuw een verkiezing
plaatsi moest hebben, moest de sociaal-democraat zijn
plaats inruimen voor e.en nationaal' liberaal, zoodat de
beide machtigste partijen, centrum, en sociaal-demo
cratie, die beschikken over 93 en 110 van de 397 stem
men, niet eens in het presidium' vertegenwoordigd
zijn
Bij het toestaan van nieuwe credieten voor oorlog
en marine gingen bijv. centrum, conservatieven en li
beralen samen, terwijl de nieuwe meerderheid) alleen
een wijziging van het reglement van orde tot stand
kon brengen, waardoor het debat over .een1 interpella
tie met een motie kon eindigen.
Over het geheel kan men zeggen, dat tot dusverre
de partijen elkaar in evenwicht hielden. Door het ge
schil, in het laatst dezer maand! over de Jezuiëten-wet
ontstaan, zal echter de regeering niet meer zoo vast
op. den steun van het centrum kunnen rekenen.
Ook in Beieren werd! de strijd „links tegen rechts"
gevoerd. Een conflict in den Landdag met het cen
trum leidde tot ontbinding van dit lichaam. Op den
dag der verkiezingen! trad) het geheele ministerie af.
Bij de verkiezingen gingen liberalen en sociaaldemo
craten samen, zij slaagden erin de meerd'erheid' van
het centrum te verkleinen, doch niet geheel te vernie
tigen. De prinsxegemt Luit.poldl droeg toen met toe
stemming van den thans regeerenden prins Lodewijk
en op aanraden van een liberaal politicus den voorzit
ter van het centrum in den Rijksdag, baron von Hert-
ling de samenstelling van een nieuw ministerie op.
De kabinetsformateur was geheel vrij in de keuze van
ministers. Hij koos twee besliste aanhangers van het
centrum en overigens bekwame in politiek opzicht
neutrale ambtenaren.
Ernstiger was echter de strijd! „links tegen rechts"
in België. Daar was de clericale meerderheid, welke
reeds gedurende 28 jaar onafgebroken aan het roer
was van 20 op 6 stemmen ingeslonken. Bij de ge
meenteraadsverkiezingen, welke er in October 1911
waren gehouden, zagen de liberalen en socialisten hun
positie tegenover de elericalen zeer versterkt. Thans
moest, in verband met de resultaten' der laatste volks
telling, het aantal Kamerleden gebracht worden vim
166 op 186. Tegenover dé katholieke regeeringspartij
stond het liberaal-socialistisch cartel en de inzet was
de school, neutraal of godsdienstig. Met verbitteren
den hartstocht werd! de. strijd' gevoerd, onder de leuze
„nu pf nooit" trokken de vereen'igde liberalen em soci
alisten op het regeerka steel af, maar de muren van
CRIMINEELE ROMAN VAN
HANS VON WIESA.
(Vertaald met toestemming van den Duitschen
uitgever.)
43) -o—
„En wat is er met den bok gebeurd)!"
„Ik heb hem in den grond gestopt onder een groo-
ten pijnboom in afdeeling VI. Ik geef het u precie^
op, mijnheer, het moet alles goed uitkomen. En nu
geloof ik.heb ik niets meer te zeggen."
„Nog één ding," zeide Mylius. Hij wilde alle vra
gen opgelost zien. „De verwonding aan uw voet, die
door den dokter geconstateerd is, hoe kwam u daar
aan?"
„Toen de detective mij laat in den nacht haast had
overvallen, begreep ik dat hij den volgenden dag terug-
zou komen om hij mij nasporingen te doen, en d'at hij
zeker ook wel mijn voet zou laten onderzoekon. Er
zat dus niet anders op, ik moest hier op mijn eigen
terrein Werkelijk mijn voet verstuiken. Toen ben ik
met mijn bloote voeten vani liet dak van het honden
hok afgesprongen, de sprong was veel te hoog, het
gewicht van mijn persoon te zwaar. de enkel
brak."
Mylius keek den man peinzend in zijn door lijden
verwrongen gelaat.
„Welk een energie!" fluisterde hij.
Uitgeput viel dé houtvester in zijn kussens neer.
Zijn lippen trilden van inspanning en pijn. Jutta
stond) op: zij kon dat lijden niet langer aanzien. Maar
de zieke wenkte haar bij hem te komen.
„Freule!" sprak hij fluisteren, mag- ik u nog één
ding vragen?"
„Spreek. Ik wil doen wat in mijn vermogen is."
„Wilt u mij vergiffenis schenken'?"
Zwijgend en met tranen in de oogen gaf zij hem de
hand'; de zieke bracht die sidderend aan zijn lippen.
„En zou mijnheer Beihringer mij ook willen verge
ven? Zou hij
„Ik.... ik weet niet waar hij op 't oogenblik is,"
luidde het aarzelend antwoord.
„Hij moet terug komen.dat smeek ik u."
Wanhopig keek Jutta den vriend) van haar vroege-
ren verloofde aan.
„Uw wensch zal aan mijn vriend) worden overge
bracht," verzekerde de officier van justitie, „en ge
kunt zeker zijn, dat hij vergiffenis zal schenken.
En n'u heb ik ook nog iets te zeggen, mijnheer Rott.
Ge hebt zwaar gezondigd', maar ge hebt ook zwaar
moeten boeten voor het onrecht, dat ge hebt misdre
ven en ge hebt uw schuld bekend. Als uw aardsche
rechter spreek ik u vrij van alle schuld) hier op aar
de!"
Hij greep de brandende koortsachtige hand en druk
te die met warmte.
„Vandaag- vóór zonsondergang zal het Hallali! voor
mij komen," sprak de stervende hijgend' „mocht
God dan ook genadig voor mij zijnd"
Hij keerde het hoof dl om; op zijn door pijn vertrok
ken gelaat kwam een vreedzame uitdrukking.
Zachtjes gingen dr.-Mylius en Jutta de kamer nit,
de diacones kwam nader om haar werk van barmhar
tigheid weder op te vatten. De lievelingshond van
den houtvester sloop met haar dé kamer binnen tot
aan het bed van zijn meester; hij spitste de ooren,
maar toen hij niets zag bewegen en niets hoorde, leg
de hij zich zacht jankend) voor het bed! neder.
VIJFTIENDE HOOFDSTUK.
Zij spraken niet op dén terugtocht. Diep onder den
indruk van hetgeen zij zooeven hadden gehoord, re
den dr. Mylius en de vroegere verloofde van zijn
vriend door het bosch naar het slot terug.
Dat w,as dus de ontknooping van het drama
Hoe vroolijk en prettig was die aankomst vroeger
geweest op Beukenwoud. Het tfelukkiga paar bij d^n
molen! Hij ziet ze nog voor zich staan en nu! Daar
ginds de stervende man, naast hem een jong meisje,
treurende om haar verloren geluk, en in de verte een
vriend, die weldra zijn vaderland voor goed wil verla
ten om in den vreemde door gewichtig en zwaar werk
weer eenige beteekenis te geven aan zijn leven vol
verbittering.
„Freule, weet u d'at Behringer de volgende week
op reis gaat naar Brazilië?"
Jutta schrikte op uit haar gepeins.
„HansMoost? Behringer? Naar Brazilië?"
„Ja. Wij correspondeeren geregeld. Hij heeft mij
geschreven, dat een groot gezelschap kolonisten sa
men een omvangrijk gebied! hebben aangekocht, niet
veel kleiner dan een Duitsch vorstendom. Het ligt in
een vruchtbare streek met een zeer gezond klimaat.
Behringer is met die leiding belast een zeer eervol
le opdracht, maar er is veel verantwoordelijkheid aan
verbonden. Hij heeft het aangenomen en het zal niet
lang duren voor hij op reis gaat,"
Jutta gaf niet dadelijk antwoord, maar Mylius zag
hoeveel indruk het bericht op haar maakte.
Met doffe stem zeide zij eindelijk: „Waarom ver-,
telt u mij dat?"
„Omdat ik opgemerkt heb, dat u mijn vriend nog
altijd lief heeft, en omdat ik weet- dat hij zich ook
nog altijd diep ongelukkig voelt. Ilij kan u niet
vergeten."
Jutta barstte in tranen uit.
„Waarom is hij dan ook heengegaan?"
„Hij is een man met veel .eerg-evoel, en daar heb ik
achting voor."
„Dat u nu juist getuige moet zijn van mijn zwak
heid." Het jonge meisje zag den heer Mylius met be
traande oogen aan.
„Vergeet niet dat hetgeen wij zooeven hoorden ook
het zenuwgestel van een man aandoet."
„Mijnheer Mylius; u is1 de vriend! van Behringer,
mag ik u ook mijn vriend noem.en?"
„Ik zou er trotsch op wezen, dat verzeker ik u!"
zeide Mylius hartelijk.
„Geef mij een raad', wat most ik doen? Ik kan Hans
agenten, welke moesten' voorkomen, dat dé geschorste
afgevaardigden het gebouw zouden binnendringen....
De zomervacantie bracht weinig kalmte, den 17den
September werd' dé heele oppositie uit het parlement
gezet en sindédien wordfi het gebouw scherp be
waakt door de politie.
Kwam het in den Duitschen Rijksdag den 17den
Mei bij de bespreking van de binnenland'sche politiek
tot heftige tooneeltjes, zoodiat zelfs alle regeerings-
mannen de zaal verlieten, in het Pruisische Huis van
Afgevaardigden moest den 8sten Med een onwillig af
gevaardigde, de sociaal-democratische heer Borchardt,
door de politie uit de zaal gesleept worden.
Zelfs in het Engelsche Lagerhuis, dat als moeder
der parlementen een naam hadl op te houden en dit
tot dusverre ook loffelijk deed, is (25 Juni) de afge
vaardigde Lausbury den minister-president Asquith
wegens een uitlating van dezen te lijf gegaan.
Zelfs the House of Commons.het jaar 1912
heeft er niet toe bijgedrageiu de waardigheid, het aan
zien van het parlementaire stelsel te verhoogen!
EERSTE KAMER.
Nadat in dé Zaterdag gehoudën zitting verschillen
de kleine wetsontwerpen waren aangenomen, kwam
aan de orde de Indische begrooting met bijkomende
wetsontwerpen.
De heer van don Bies en (R. K.) bestreed
de opiumpolitiek van de Indische regeering, waar de
regie het schuiven heeft doen toenemen. Hij wraakte
het argument, dat de regeering tegen een algeheel
verbod aanvoert.
Bpr. kwam dan tot het alcoholmisbruik, dat z. i.
eveneens door eeni drankverbod moet worden tegen
gegaan.
De heer II o v y (A. R.) hield een pleidooi voor do
propaganda van het christendbm in Indië onder hei
denen en Mohammedanen.
De heer van den Berg (A. R.) besprak het
rassenvraagstuk en keerde zich tegen het dualisme,
dat in de wetgeving met betrekking tot het christe
lijke en mohammedéansche gedeelte van de Indische
bevolking bestaat.
Hoewel nu spr. instemt met wat dé minister in de
Tweede Kamer tegen! een afzondérings- en uitzonde-
ringspolitiek heeft gezegd', is hij niet gerustgesteld
door hetgeen later weer iu' de Memorie van Antwoord
aan de Eerste Kamer ia medegedeeld, dat n.l. aan een
unificatie niet wordt gedacht.
Spr. behandelde daarna dé grieven der Chineezen
op uitvoerige wijze en achtte ze billijk.
Spreker wensehte, behalve unificatie van bestuur
en rechtsbedëeling, wegneming van de belemmeringen
voor de verspreiding van bet christendom, zoomede
regeling van de rechtspositie van d© inlandsche chris
tenen. Ilij betreurde, clat deze minister ten opzichte
van dé evangelisatie van Java van de an'ti-revölution-
naire lijn is afgeweken.
De heer van Nierop (U. L.) hield) een rede
over de overwinstbelasting, de heer Laan (U. L.)
sprak over het rijstuitvoerverbod.
De heer van Deventer (V. D.), die pas van
een groot© reis uit Indië in het) moederland! terug
keerde, zeide, dat sedert 1897, toen spr. Indië verliet,
het algemeen aspect van land en volk niet veranderd
is. Wel zijn handel, scheepvaart en industrie belang
rijk in bloei toegenomen, maar d'e inlandsche bevol
king heeft er maar weinig van geprofiteerd. Die bloei
is aan de Europeesche bedrijfsleiders ten goede geko
men. D© Javaan is nog sjofel en armoedig gehuis
vest. De gemiddelde sterfte is 3 maal grooter dan in
Nederland. Doch er is een ontwaken van de geesten
onder de inlanders. Spr. gaf verschillende wenken
ten opzichte van punten, die verbetering behoeven.
Met de reorganisatieplannen van het bestuurswe-
zen was spr. allerminst ingenomen.
Hedenmorgen zette de 'heer vani Deventer zijn rede
voort.
Joost niet vergeten, daar heeft u gelijk in, maar mijn
moeder wil tot nu toe volstrekt niet toegeven, dat zij
mijn verloofde destijds zwaar beleedigd! heeft."
„U moet nw moeder niet te hard' booordeelen. Het
geval was toen zeer kritiek. zeer bezwarend voor
Behringer. u weet dat ik ook zwaren tweestrijd'
gevoerd heb. Maar nu wij alles weten nu moet n
uw best doen .een verzoening tot stand' te brengen."
„Ja, ja, dat zal ik doen."
„Maar ik ben veilplicht u op één ding opmerkzaam
te maken, want ik ben bang dat u al te optimistisch
is."
„Nu wat dau?"
„Ik heb reeds alle mogelijkheden met Behringer
overwogen waarom zou ik u dat niet vertellen? Ik
kon er mij niet bij neerleggen, diatl het levensgeluk van
twee menschen, die zoo gelukkig sameu waren en be
stemd voor elkaar leken te wezen, zou worden opge
offerd door een noodlottig toeval!"
„En Hans-Joost viel Jutta den spreker in de
rede.
„Hij stelde één voorwaarde."
„Welke?"
„Een moeilijke voorwaarde, dat wil ik niet tegen
spreken."
„Wat verlangt hij dan?"
„Niet meer of minder dan dit: Mevrouw von Ritt-
ner moet erkennen dat zij ongelijk gehad heeft."
„Dat zal ze willen doen."
„Behringer wenscht, nog meer."
„Nu wat dan?" Jutta zag Mylius vol spanuing
aan. Zij trilde van ontroering.
„Hij verlangt dat Mevrouw von Rittner hem per
soonlijk met u terug komt halen; hij wil door u beiden
teruggevoerd worden naar het huis, dat hij naar zijn
meening verlaten heeft als een banneling."
Jutta's gelaat betrok.
„U heeft gelijk," zeide zij langzaam en treurig, „dat
is een moeilijke voorwaarde. Te zwaar! Mijn moeder
zul dat nooit willen doen."
„Ook niet wanneer het geluk van haar eeuig kind
op het spel staat?"
Jutta schudde het hoofd.
„Neen, ook dan niet."
Wordt vervolgd.