DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No- 45
Honderd en vijftiende Jaargang.
1913
ZATERDAG 22 FEBRUARI.
Het kind en de school.
bFnnenlancT
ARTIEST.
sp r okkeling;e n.
Dit nummer bestaat uit 3 bladen.
HIÜBEEWET.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat heden op
de Gemeente-Secretarie ter visie is gelegd het aan
hen ingediende verzoek met de bijlagen van P. KOK-
KES te Zuid- en Noord-Schermer, om vergunning tot
het oprichten van een li E E T EI AI CI ITO V E X iu het
perceel Langestraat, Wijk A, Ho. 63,
ALRMAARSCHE COURANT
Bezwaren tegen deze oprichting kunnen wonden in
gediend ten Raadhuize dezer Gemeente, mondeling op
Vrijdag 7 Maart e.k., 's voormiddags te elf uur en
schriftelijk vóór of op dien tijd. Gedurende drie da
gen vóór gemelden dag kan de verzoeker en hij die
bezwaren heeft ingebracht, op de Secretarie dezer Ge
meente van de ter zake ingekomen schrifturen ken
nis nemen.
Alkmaar, 21 Eebruari 1-913.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
REPETITIES.
Geen onzer lezers, die in eenige betrekking siuaat
tot onze spes patriae, voor zoover deze 't Gymnasium
of de H. B. S. bezoekt, kan zich verwonderen over de
keuze van bovenstaand onderwerp ter bespreking. Wij
kennen allen de groote rol, die de repetitie, en vooral
het behaalde re-petitie-cijfer, in ons tegenwoordig on
derwijs speelt. Toch wil ik, op gevaar van staking
bij den min g-eduldigen lezer, die met een: ,Mat is
niets nieuws".! dit blad terzijde legt, even den meest
gebr ui kei ij kern gang van zaken releveeren.
De leeraar -doceert zijn vak gedurende eenige weken
of maanden, een bepaald aantal uren 's weeks; en ver
wacht, dat -de leerlingen aanteekenin^en maken en
thuis uitwerken, lessen bestudeeren, schriftelijke op
gaven maken. Deze laatste worden daarna klassikaal
besproken, waarbij van de leerlingen weder verwacht
wordt, dat zij hun eigen of elkanders werk v.an fouten
zuiveren.
Daar iedere scholier nu en dan kan worden opgeroe
pen voor een mondelinge beurt, wordt verwacht dat
zij de lessen thuis bestudeeren. En eindelijk wordt
de verwachting gekoesterd, dat de leerstof op deze
wijze voldoende door eiken ijverigen, normaal aange-
legdem leerling, die tegen de repetitie „den boel nog
eens doorkijkt" wordt verwerkt en opgenomen.
De repetitie moet nu aan 't liclit brengen, in hoe1-
ver de werkelijkheid aan al deze verwachtingen beant
woordt. Met zorg wordt door den leer-aar een stel
vragen, opgaven, zinnen ter vertaling of sommen op
gemaakt.; 't gewichtige uur is daar, dat -over 't rap
port-cijfer, dikwijls over het al of niet „©vergaan" be
slissen zal. Er wordt hard gewerkt, gezwoegd in de
klasseDe pennen vliegen over 't papier, de hoofden
zijn rood van inspanning. Nu ja, is dat dan zoo erg?
mogen ze .zich dan heelemaal niet meer inspannen
Ta zeker! Maar als de hoeveelheid inspanning eens
wat meer verdeeld was geworden door «en prakti
scher regeling van werkzaamheden? Als er, inplaats
van deze, door den naam reeds schrikwekkende repe
titie-opgave, telkens na korter tijdsverloop, een
mondeling of schriftelijk onderzoek in de klasse
plaats bad? Hoofdzaak zou dan niet zijn bet behaal
de cijfer, want wie „bofte" of „pech had" zou weten
dat een beeüe reeks van cijfers ten slotte lifet rapport
cijfer zou bepalen.
Daardoor, rustiger en meer geregelde inspanning
bij den leerling, terwijl de leeraar telkens gelegenheid
zou hebben, na. te gaan of zijn onderwijs insk>eg.
Het onderwijs, althans in de lagere klassen dei-
middelbare -school, moest minder doceerend ^ijn. (Ik
weet wel, dat dit reeds herhaaldelijk gezegd isMaar
ook weten wijj allen dat er nog steeds reden is voor
liet. Frappez toujours.): In ieder lesuur, ongeveer,
behoorde een wisselwerking plaats te hebben, waarbij
eenerzijds de leeraar onderwees, verklaarde, vertelde,
anderzijds de leerlingen gelegenheid hadden te too-
nen, wat zij vaai dat alles hadden begrepen en in zich
opgenomen. Dte leeraar zou daardoor steeds kunnen
nagaan, wat er -ontbrak aan ijver, aanleg en vorderin
gen zijner leerlingen èn aan de doeltreffendheid
van zijn eigen werkwijze. En als dan eindelijk repeti
tie werd gehoudtm (want die behoeft niet afgeschaft),
dan zou haar rbl tot bescheidener afmeting' zijn terug
gebracht en zij baar naam werkelijk verdienen; door
inderdaad herhaling te zijn van wat reeds geleerd
was.
Hoe talrijker de klasse, hoe moeilijker 't is, van het
„doceerende" onderwijs af te stappen; maar bij een
twintigtal leerlingen en niet te overladen leerpro
gramma zijn de bezwaren niet te groot, voor wie over
tuigd is van het belang dezer zaak; niet voor 't on
derwijs als zoodanig alleen, maar evenzeer wat karak
tervorming betreft.
Men denke aan de groote verleiding, waaraan de
zwakke ot luie scholier tijdens de repetitie blootstaat,
als iuj, na eenige weken van dolce far niente, plotse
ling t schrikbeeld van onvoldoende rapportcijfers
met al dier gevolgen voor zich ziet oprijzen! Een
goedhartige makker, die hem een papiertje toeschuift
manchetten met jaartallen versierd, een op de
killeen geopend boek enfin, in dat opzicht zijn de
jongelui gewoonlijk slim genoeg, als ze willen. En zij,
met willend óf niet kunnend, de slachtoffers
worden van hun eerlijkheid óf onhandigheid in 't
..spieken In eigen en der ouders oogen staan zij op
liet verheven standpunt der martelaren óf het de-
primeerende bewustzijn dat 't „toch niets geeft of ie
ziel J Z6teIt zioh onuitroeibaar in de jonge
wo,!']? WeTig betrouwbaar zijn, ook waar geen bedrog
door t8 c.PgeVenS' den leeraar verstrekt
(loor liet gebruikelijke repetitie-stelsel! Nemen wii
TlnTt teal' -het FrTch- betgeen
aan moelliittff reP6t?le ','gehad" heeft> wemelt bet
wending u i °P •t gebled van grammatica, zins-
de lee!finJen Iu spelling' enz-«i - de door
dik-n-"i gecorrigeerde oefeningen wemelen
d Ws nog van fouten. (Welk leeraar werpt hterop
itverfr gednTrige-erders den eersten steen?) Een
I muldelmatige scholier bestudeert, met zijn
staat dictionaireaV6n' helaas n°g onverbeterd
flat. dictionaire, correspondence, un image enz.
Toevallig komen een paar dezer woorden in de re
petitie-zinnetjes voor; mijn vriendje maakt daardoor
zes fouten in plaats van vier; en daar mijnheer voor
elke fout 1 punt aftrekt, krijgt de jongen 't cijfer 4
onvoldoende.
Ja, lezer voor elke fout 1 punt af. Niet waar, als
ge 't niet herhaaldelijk, ook op met recht geroemde
onderwijs-inrichtingen hadt aangetroffen ge zoudt
't niet gelooven.
Zou een dier leeraars wel eens hebben nageteld,
hoeveel moeilijkheden, hoeveel gelegenheden om fou
ten te maken, er in één zoo'n repetitie-opgave zitten?
Het aantal 30, om maar eens iets te noemen, zal dik
wijls niet ver van de waarheid af wezen. Nu, van die
.30 moeilijkheden blijkt een leerling bij 24 goed op de
hoogte; bij 6 struikelt hij. Volgens "de meest elemen
taire rekenkunst zoudt gij hem nu 't cijfer 8 toeken
nen, niet waar Laat dit nu wat te gunstig berekend
zijnmaar verdient hij inderdaad een onvoldoend
cijfer voQj- dat werk? En is 't verschil tusschen twee
'teerlingen, waarvan de een 3, de ander 8 fouten maakt
werkelijk uitgedrukt in de cijfers 7 en 2, als die in
■hoofdzaak 't rapportcijfer uitmaken?
„Er wordt ook altijd maar geklaagd over 't onder
wijs tegenwoordig! 't Is of er niets meer van deugt".
Ik geef 't u toe; véél van dat klagen heeft geen of
weinig zin öf betreft misstanden die niet heel ge
makkelijk zijn weg te nemen. Laat ons des te meer
trachten, al die verbeteringen aan te brengen, die
slechts eenigen goeden wil en een ernstig streven ver-
eischen bij hen, die zulk een grooten invloed ten goe
de of ten kwade kunnen uitoefenen op de ontwikke
ling en de vorming van het opgroeiende geslacht.
B. M. COHEN STUART.
Gemengd nieuws.
UIT BERGEN.
De aangekondigde aanbesteding' van het -aanleg
gen, bestraten en verharden der wegen in het villa
park, gelegen ten wekten van de Breelaan, tusschen
de tramlijn, de Komlaan en de Guurtjeslaan vestigt
de aandacht pp het grootsch opgevatte plan van be
bouwing der naaml. venn. Bouw- en Bouwgrond
Maatschappij Bergen-binnen. Deze maatschappij
heeft van den heer van Reenen een zeer groote op-
pérvlakte terrein gekocht, waarbij door den verkooper
i de voorwaarde is bedongen, dat bestaande toestanden
verbeterd werden en het natuurschoon behouden
J bleef, welke voorwaarde is vastgelegd door een servi-
tuut op Kranenburg.
In het middelpunt van het terrein, dat thans in ex
ploitatie wordt genomen, n.l. de voormalige renbaan,
komt een hertenkamp, door den lieer van Reenen ter
gelegenheid van zijn 25-jarig ambtsjubileum aan de
gemeente aangeboden. Het kamp wordt omgeven
door een houten afrastering tegen betonjukken, ter
wijl rondom een sloot wordt gegraven, met dien ver
stande, dat er op enkele plaatsen dammen komen, zoo
dat men de herten ook van buiten kan voeren.
Een rustiek hertenhuisje wordt op een afstand
van 30 M. van de westzijde op een heuvel geplaatst,
terwijl er een vijver voor bijzondere zwemvogels
wordt aangelegd en de waterkuil in de renbaan, een
overblijfsel van de vroegere hertenwei, bestaan blijft.
Een twintig meter breede hoofdtoegangsweg, welke
tegenover het station, tusschen pension Erica en het
Oranjehotel begint, wordt over een lengte van 500
meter aangelegd. Hij bestaat uit een rijweg van 6
meter in het midden en aan weerszijden een rijweg
met basalt verharding van 3 meter en een trottoir met
quenstegelplaveisel. Kerkelaan, Renbaanlaan, Kom-
1 aan en Guurtjeslaan worden doorgetrokken en in ver
binding gebracht met den hoofdweg, waarop ook ver
schillende andere nieuwe straten uitloopen. Die stra
ten zijn 15 meter breed, zij worden zoo aangelegd, dat
aan het middengedeelte een rijweg, aan den eenen
kant een wandel- aan den anderen kant een rijwielpad
komt. Evenals in de tuinsteden worden dus in dit
tuindorp voet- en wielerpaden zorgvuldig van elkaar
gescheiden, hetgeen voor wielrijders en voetgangers
beiden even aangenaam is, het genot van het wande
len en fietsen verhoogt en de kans op ongelukken
aanzienlijk vermindert. De straten worden met hoo
rnen beplant en op verschillende punten, met name
kruispunten worden plantsoenen aangelegd.
Sommige der nieuwe wandelwegen voeren naar
mooie maar tot nu toe weinig bekende gedeelten in
bosch en duin. D'e Sparrenlaan met haar eigenaar
dig schoon blijft ongerept van wal tot wal de ge
vels, welker frontbreedte minstens 20 meter moet be
dragen, mogen niet dan op een afstand van 50 meter
uit het hart dér laan worden opgetrokken.
Aan de voorzijde ervan, tusschen de Sparrenlaan
en de Jan Willemlaan worden groote terreinen, elk
ten minste 7300 M2. beschikbaar gesteld voor het
stichten van één grootere villa of buitenplaats op elk
terrein.
t Eemvigelaali van de Jan Willemlaan af tot het
J aentpad wordt op een breedte gebracht van 20 me
ter. De beharding van liet middengedeelte der laan
wordt verbreed, terwijl aan de eene zijde ervan een
wandel- aan de andere een ruiterpad aangelegd wordt
bouwterreinen aan beide zijden der Eeuwigelaan
moeten eene minimum grootte hebben van 3500 M2
voor elk gebouw. De gevel van deze gebouwen moet
minstens 30 meter uit het hart del straat verwijderd
„t„?;P lez® ^Ó'ze zai er aan de Eeuwigelaan eene rij
statige villas ot buitenplaatsen verrijzen waarlangs
men op goede wegen ongehinderd kan rijden of wan
delen naar de Zee.
Voor den aanleg van nieuwe bosschen wordt zorg
gedragen, zoodat de groote aantrekkelijkheid van Ber
gen met alleen behouden blijft maar ook vergroot
wordt.
Deze bosschen zullen zich mettertijd uitstrekken van
Bergen-Binnen tot Bergen aan Zee, van waaruit de
ooscnaunleg- reeds begonnen is.
Enkele villa's welke door de maatschappij zullen
worden gebouwd zijn reeds verhuurd tegen prijzen
van 1000 a 1200. Prijzen
De bouwterreinen van sommige blokken liggen hoo-
ger dan de rijwegen, waardoor de gazons taludsgewij-
aangelegd kunnen worden, hetgeen tot verfraaiing
met weinig bijdraagt, Zooveel mogelijk zijn in over
eenstemming met de eischen van den tegenwoordigen
tijd de wegen gebogen.
Winkelhuizen mogen slechts gebouwd worden op
een klein winkelterrein aan het begin van den hoofd-
1oegangsweg en de Breelaan, terwijl het stichten van
arbeiderswoningen, sanatoria, ziekenhuizen of andere
inrichtingen voor zieken en herstellenden, fabrieken,
dans-, koffie-, wijn- en bierhuizen, inrichtingen voor
publieke vermakelijkheden of winkelneringen etc. op
de overige terreinen der Maatschappij n,iet gesticht'
of gehouden mogen worden.
Waar er tot dusverre omtrent dit groote en groot-
sche bouwplan nog heel weinig bekend was, meenden
we goed te doen met eens inlichtingen in te winnen,
j welke ons met de grootste bereidwilligheid werden
verstrekt.
Tenslotte deelen we nog even mede, dat de Raad
van Toezicht aldus is samengesteld: Dr. W. W. van
j der Meulen, Voorzitter van den Raad van Beheer
Havenlaan 's-Gravenhage, voorzitter; Mr. J. W. S. A.
1 Versteeg, Secretaris-Generaal bij het Ministerie van
j Landbouw, Nijverheid en Handel, 's-G'ravenliage; J.
j A. Kalff, lid van den Raad van Administratie der
Holl. IJzeren Spoorweg Maatsch., Amsterdam; J.
Heldring, lid der firma Heldring en Pierson, 's-Gra-
j venhage; G. Praetorius, lid der firma Praetorius en
Zoon, Amsterdam; H. D. A. van Reenen, jur. cand.
Leiden, Secretaris.
De Raad van Beheer bestaat uit Mevrouw M. A. D.
van ReenenVölter en de heeren P. Smoor, Directeur
der Mij. tot Exploitatie van Onroerende Goederen
„Statenplein" 's-Gravenhage. B. H. Vos, jur. doet.,
lid van de Directie der N. V. „Nationaal Grondbezit"
's-Gravenhage.
Door IN A BOUDIER—BAKKER.
De zwarte oogen groot in 't beenderig mager geel
jongensgezicht lag hij te kijken naar al 't vreemde,
j Gisterenavond was hij in 't gasthuis binnengebracht
met een gebroken arm en een kneuzing aan een van
j zijn ribben; uit hot wild en kleurig gewoel van liet
I zooveelste rangs kunstemakerstroepje in de groote
j kalme zaal met de lange rijen witte bedden langs den
i muur, waar allemaal ook jongens in lagen.
„Wat zouen diè hebben -die kleine witte daar had
net een arm als hij -maar die daar naast hem, daar
zag je niks an wat had diè.
„Wat lieb jij?" vroeg'hij opeens over den rand van
zijn bed heen, en hij keek met zijn verwaarloosd vroeg
oud kindergezicht scherp opmerkzaam naar het kort
geknipte hoofd van zijn buurman.
„An me been", zei die.
„Wat dan? Ook gebroken?"
„Nee", schudde de ander „al zoo lang, ik weet
niet.
Zijn belangstelling ebde. „Niet eens gebroken,
waarvoor lag je hier dan!" Hij snoof verachtelijk,
zei toen:
„Ga je hier dan maar niet uit?"
„Als ik beter ben.
„Als je beter bent, maar als dat nou te lang duurt?"
De ander keek hem vragend aan, begreep niet.
„Je mot toch op tijd klaar zijn!" verduidelijkte hij
ongeduldig.
De jongen naast hem schudde flauwtjes 't hoofd en
weer grimaste hij minachtend.
„Hij had niet de tijd hoor, om hier maar te legge.
Hij most voortmake."
Ongedurig zwierven zijn oogen de zaal door. Daar
kwam een zuster aan, niet die van gisteravond. Ze
bleef even bij hem staan.
„Hoe heet jij
„André."
„Ben je gisteravond hier gebracht?" Ze wees op
zijn arm „hoe is dat gekomen?"
„Gevalle", zei hij met zijn schorre stem, terwijl zijn
oogen half triomfantelijk keken.
„Van de trap?"
„Nee-eeü' Hij lachte luid spottend.
„Bij de voorstelling natuurlijk!"
De zuster keek hem aan.
„Hoe kwam dat dan, André?"
„Met „De levende Bal" doen."
„Wat is dat?"
Hij lachte weer, in pret, dat ze niet begreep.
„Dat ben ikIk ben de levendige bal toch
Hep u die
Heeft
dan
toch op de anplakbiljetten gestaan!
niet- gezien?! Nou, dan gaat me vader bovenop een
z n schouders staan en me oome ook, en dan gooit me
oome me op en dan vangt me vader me, en zoo telkens
honger."
„Maar jonge toch!"
..NouV at prachtig vinde de mensche 't ze zitto
te beve zegt me moeder as ik door de lucht vlieg."
„Is je moeder dan niet bang?"
,.Nee' nooit. Me zussie, die wel."
„Moet die ook kunsten doen?"
„Ja natuurlijk, wij artieste allemaal."
Even bleef zijn gezicht, in minachting van wie zul-
ive dingen niet begreep, strak-trotsch; toen opziende
m t vriendlijk vrouwengezicht, trok opnieuw de lach
om zijn mond, viel hij uit, enthousiast:
..Nee, me zus, dat moet je zien! We hebben 'n num
mer en daar is dan een heele groote bloem zie je, zoo
groot zoo groot as veel grooter as me bed wei
er. nou en die gaat dan open en dan komt me
zussie dr uit -- dan is ze 'n fee, dat is zoo prachtig
zoo iets heb je nog nooit gezien, wed ik. Ga
niet es kijke? We blijve nog een week mot ie
zussie zien."
„Maar André, hoe kwam 't dat je viel?"
Zijn lach verdween, z*n oogen verteederd in 't ver
naai, blikten op eens strak wantrouwend
op.
„Me oome zn schuld. Hij gooide me
toenjïon me vader me niet vangen."
„Viel je van hoog?"
„Gaat nogal. Ik hoorde iemand schreeuwen -m
meteen lag ik."
„Ben je wel eens meer gevallen?"
„Hiermee niet, vroeger nog es maar toen had ik
alleen maar 'n gat in me kop. Toen kwam ik later
nog effetjes op, om me te late kijken toen hadt je
t publiek motte hoore!"
De zuster streek over zijn haar.
je
me
naar haar
niet goed,
„Nu moet je eerst heelemaal beter worden hoor'!"
Hij lachte toegeefelijk.
„As 't- niet te lang duurt! Ik heb zoo lang de tijd
niet volgende week gane we naar Duitschland, dan
mot ik mee, beter of niet, ze kenne niet zonder me..
Weet je wat prachtig is? As we de Toren maken!
Met z'n vieren op mekaar, ik heelemaal boven, me
oome onder, die is de sterkste.
Dan is me zussie bang! Zij mag nooit meedoen
met die dingen, ze zou valle van bangigheid."
„Ben jij dan nooit bang?"
„Ik? nee."
„Nou drink eerst je melk uit, dan zal ik je een boek
geven om te kijken."
„Melk?" hij lachte „Wat 's dat nou voor kost.
Wordt me arm daar beter van?, nou allebeneur!"
Later op den ochtend kwam een meneer een dok
ter, dat wist hij nu al de zaal op.
Die bleef bij hem staan.
„Jij bent toch de levende bal?"
Hij lichtte op; de dokter kénde 'm!
„Ze hebben je niet gevangen hè?"
„Nee", schudde hij met tegenzin.
„Nou, we zullen je gauw zien op te knappen, hoor.
Dag levende bal
„Dag meneer."
Zijn oogen glansden weer. „Die kende 'm, noemde
'm zoo bij al die jongens."
't Was er nog zoo naar niet, hij had niet veel pijn
meer en al gauw kwamen om zijn bed een paar jon
gens staan, die al rond mochten loopen, en telkens
weer met korte, stugge woorden vertelde hijvertelde
hij de dingen, die jaren lang alledags gewoonten wa
ren geweest voor hem, maar die nu op eens, hier in
die vreemde omgeving, hem een glorie schenen, door
de belangstelling, die hij er tot eigen verbazing mee
wekte. En hij vertelde van 's avonds, 't heele pro
gramma, en hoe 't publiek was, 't prachtig vond.
„We hebbe altijd, waar we komme een reuzensuc-
ces", besloot hij. „We hebbe ook een gróóte wagen.,
één groote en nog twee kleine.en twee paardjes.
en een poedel.
Ze luisterden ademloos naar al het vreemde. Dat
was nog es prachtig zeg, die jongen kon vertelle!
Soms geloofden ze hem niet, bleef het hun al te on
begrijpelijk, dan deed hij beleedigd, minachtend, zweeg
tot ze tocli te begeerig en nieuwsgierig naar zijn ver
halen, van zelf maar weer begonnen te vragen, om
hem weer in zijn humeur te krijgen.
„As t bezoek is", zei hij, „dan komme ze, dan kom
me ze vast, me moeder met me zussie. Za' je me
zussie zien.
„En je vader en je oome?" drongen ze, want hun
roerige verbeelding tooverde hun die twee voor den
geest, niet anders dan in tricot of harlekijnspak, de
zaal inbuitelend.
„Die ook as ze kènne maar me zussie vast."
Maar 's avonds, toen het stil was en donker, lag hij
lang te woelen; wat koortsachtig, leefde hij half in
den droom het leven van andere avonden mee.
„Nou, hij ging zich kleeë hier z'n pakkie, moe
der most r de ster nog op naaie zoo, gauw nou rn
beetje. Was vader d'r nog niet effe kijke Oh,
vader en oome nog bezig met kleeë, vader
Driftig stompte z'n gezonde vuist van zich af.
„Je hande béve! ik zie 't je ben bezope! Je kan
me niet houeik ziè 't, je handeVerdomme nee
èe
Gillend sloeg de schrille jongensstem op in de rusti
ge zaal. De zuster vloog toe, pakte hem zacht en
legde hem p,eer.
„Wat is er André, wat scheelt er aan?"
Wakker opeens van z'n eigen schreeuw, verward en
verbijsterd, met den schrik in z'n oogen nog na, staar
de hij om zich heen.
„Wat- is er met me gebeurd 1
„Niets jongen, je ligt in bed. Maar je moet niet
zoo schreeuwen, je maakt de anderen wakker."
„Ik droomde tobde hij angstig
heb ik gezégd?" viel hij opeens heftig uit.
„Dat weet ik niet niets
„Jawel ik schreeuwde toch ik droomde
„Ja malle jongen, denk je dat ik kan weten wat
droomt Ga nou maar weer slapen."
Hij hield haar vast aan haar mouw, in klein-kinder-
1 ij ken angst plotseling om alleen hier te liggen in
zoo'n groote stille zaal „Blijf u nog effe/zuster
Maar terwijl hij lag, èn z'n hart nog nabonsde,
kwam de andere angst: de vrees zich te verraden,
sterker de eerste verdringen.
Hij liet de hand van de zuster los, kneep z'n oogen
stijf dicht en keerde vastberaden z'n hoofd om.
En hield zich slapende, tot hij haar eindelijk zacht
hoorde weggaan.
„Wat
JU
ALLERLEI VAN ADELINA PATTI.
Met haar mooie stem heeft Adelina Patti heel veel
geld verdiend. Zoo kreeg- ze in het jaar 1873 te Sint-
Petersburg voor het optreden op 46 avonden 140.000
gulden, loen in 1881 de Nieuw-Yorksche impressa-
rio Rullman haai' voor 50 voorstellingen in Amerika
540.000 gulden bood, eischte ze op aanraden van haar
toenmaligen tweeden echtgenoot, den tenor Ernesto
Nicolini, 800.000 gulden, waarna de overeenkomst niet
tot stand kwam. Pallini, de dir.ecte-ur van de Ham-
burgsche stadsschouwburg engageerde haar in 1885
voor een rondreis van 80 voorstellingen voor 400.000
gulden. Elk concert, waarop ze twee aria's en Orditis
„St. Bacio" zong, gaf haar 5—8.000 gulden. In 1890
ondernam ze een reis over de oceaan en kreeg in Ame
rika voor 45 keer optreden 400.000 gulden en boven-"
dien van haar bewonderaars voor 500.000 gulden aan
geschenken.
Een vermakelijk voorval had plaat-s na het optreden
van Adelina Patti in 1869 te Maastricht, Vier bur
gers hadd!en te zam-en een billet gekocht voor de op
voering van Donizetti's „Lucia- di Lommermore" en
erom geloot, wie van hen de eerste, de tweede, de
derde en de vierde acte zou gaan hooren. Was een
bedrijf afgeloopen, dan ging degeen, die het had ge
hoord1 naar het tegenovergelegen café „Venetië" en
gaf zijn opvolger het billet, die nu een bedrijf van de
stem der zangeres kon genieten. Wie beschrijft de
ontgoocheling van den vierde, toen kort na liet- opha
len van het gordijn de tenor op het tooneell zong: „Lu-