DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No- 45 Honderd en vijftiende Jaargang. 1913 ZATERDAG 22 FEBRUARI. Het kind en de school. bFnnenlancT ARTIEST. sp r okkeling;e n. Dit nummer bestaat uit 3 bladen. HIÜBEEWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis, dat heden op de Gemeente-Secretarie ter visie is gelegd het aan hen ingediende verzoek met de bijlagen van P. KOK- KES te Zuid- en Noord-Schermer, om vergunning tot het oprichten van een li E E T EI AI CI ITO V E X iu het perceel Langestraat, Wijk A, Ho. 63, ALRMAARSCHE COURANT Bezwaren tegen deze oprichting kunnen wonden in gediend ten Raadhuize dezer Gemeente, mondeling op Vrijdag 7 Maart e.k., 's voormiddags te elf uur en schriftelijk vóór of op dien tijd. Gedurende drie da gen vóór gemelden dag kan de verzoeker en hij die bezwaren heeft ingebracht, op de Secretarie dezer Ge meente van de ter zake ingekomen schrifturen ken nis nemen. Alkmaar, 21 Eebruari 1-913. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. REPETITIES. Geen onzer lezers, die in eenige betrekking siuaat tot onze spes patriae, voor zoover deze 't Gymnasium of de H. B. S. bezoekt, kan zich verwonderen over de keuze van bovenstaand onderwerp ter bespreking. Wij kennen allen de groote rol, die de repetitie, en vooral het behaalde re-petitie-cijfer, in ons tegenwoordig on derwijs speelt. Toch wil ik, op gevaar van staking bij den min g-eduldigen lezer, die met een: ,Mat is niets nieuws".! dit blad terzijde legt, even den meest gebr ui kei ij kern gang van zaken releveeren. De leeraar -doceert zijn vak gedurende eenige weken of maanden, een bepaald aantal uren 's weeks; en ver wacht, dat -de leerlingen aanteekenin^en maken en thuis uitwerken, lessen bestudeeren, schriftelijke op gaven maken. Deze laatste worden daarna klassikaal besproken, waarbij van de leerlingen weder verwacht wordt, dat zij hun eigen of elkanders werk v.an fouten zuiveren. Daar iedere scholier nu en dan kan worden opgeroe pen voor een mondelinge beurt, wordt verwacht dat zij de lessen thuis bestudeeren. En eindelijk wordt de verwachting gekoesterd, dat de leerstof op deze wijze voldoende door eiken ijverigen, normaal aange- legdem leerling, die tegen de repetitie „den boel nog eens doorkijkt" wordt verwerkt en opgenomen. De repetitie moet nu aan 't liclit brengen, in hoe1- ver de werkelijkheid aan al deze verwachtingen beant woordt. Met zorg wordt door den leer-aar een stel vragen, opgaven, zinnen ter vertaling of sommen op gemaakt.; 't gewichtige uur is daar, dat -over 't rap port-cijfer, dikwijls over het al of niet „©vergaan" be slissen zal. Er wordt hard gewerkt, gezwoegd in de klasseDe pennen vliegen over 't papier, de hoofden zijn rood van inspanning. Nu ja, is dat dan zoo erg? mogen ze .zich dan heelemaal niet meer inspannen Ta zeker! Maar als de hoeveelheid inspanning eens wat meer verdeeld was geworden door «en prakti scher regeling van werkzaamheden? Als er, inplaats van deze, door den naam reeds schrikwekkende repe titie-opgave, telkens na korter tijdsverloop, een mondeling of schriftelijk onderzoek in de klasse plaats bad? Hoofdzaak zou dan niet zijn bet behaal de cijfer, want wie „bofte" of „pech had" zou weten dat een beeüe reeks van cijfers ten slotte lifet rapport cijfer zou bepalen. Daardoor, rustiger en meer geregelde inspanning bij den leerling, terwijl de leeraar telkens gelegenheid zou hebben, na. te gaan of zijn onderwijs insk>eg. Het onderwijs, althans in de lagere klassen dei- middelbare -school, moest minder doceerend ^ijn. (Ik weet wel, dat dit reeds herhaaldelijk gezegd isMaar ook weten wijj allen dat er nog steeds reden is voor liet. Frappez toujours.): In ieder lesuur, ongeveer, behoorde een wisselwerking plaats te hebben, waarbij eenerzijds de leeraar onderwees, verklaarde, vertelde, anderzijds de leerlingen gelegenheid hadden te too- nen, wat zij vaai dat alles hadden begrepen en in zich opgenomen. Dte leeraar zou daardoor steeds kunnen nagaan, wat er -ontbrak aan ijver, aanleg en vorderin gen zijner leerlingen èn aan de doeltreffendheid van zijn eigen werkwijze. En als dan eindelijk repeti tie werd gehoudtm (want die behoeft niet afgeschaft), dan zou haar rbl tot bescheidener afmeting' zijn terug gebracht en zij baar naam werkelijk verdienen; door inderdaad herhaling te zijn van wat reeds geleerd was. Hoe talrijker de klasse, hoe moeilijker 't is, van het „doceerende" onderwijs af te stappen; maar bij een twintigtal leerlingen en niet te overladen leerpro gramma zijn de bezwaren niet te groot, voor wie over tuigd is van het belang dezer zaak; niet voor 't on derwijs als zoodanig alleen, maar evenzeer wat karak tervorming betreft. Men denke aan de groote verleiding, waaraan de zwakke ot luie scholier tijdens de repetitie blootstaat, als iuj, na eenige weken van dolce far niente, plotse ling t schrikbeeld van onvoldoende rapportcijfers met al dier gevolgen voor zich ziet oprijzen! Een goedhartige makker, die hem een papiertje toeschuift manchetten met jaartallen versierd, een op de killeen geopend boek enfin, in dat opzicht zijn de jongelui gewoonlijk slim genoeg, als ze willen. En zij, met willend óf niet kunnend, de slachtoffers worden van hun eerlijkheid óf onhandigheid in 't ..spieken In eigen en der ouders oogen staan zij op liet verheven standpunt der martelaren óf het de- primeerende bewustzijn dat 't „toch niets geeft of ie ziel J Z6teIt zioh onuitroeibaar in de jonge wo,!']? WeTig betrouwbaar zijn, ook waar geen bedrog door t8 c.PgeVenS' den leeraar verstrekt (loor liet gebruikelijke repetitie-stelsel! Nemen wii TlnTt teal' -het FrTch- betgeen aan moelliittff reP6t?le ','gehad" heeft> wemelt bet wending u i °P •t gebled van grammatica, zins- de lee!finJen Iu spelling' enz-«i - de door dik-n-"i gecorrigeerde oefeningen wemelen d Ws nog van fouten. (Welk leeraar werpt hterop itverfr gednTrige-erders den eersten steen?) Een I muldelmatige scholier bestudeert, met zijn staat dictionaireaV6n' helaas n°g onverbeterd flat. dictionaire, correspondence, un image enz. Toevallig komen een paar dezer woorden in de re petitie-zinnetjes voor; mijn vriendje maakt daardoor zes fouten in plaats van vier; en daar mijnheer voor elke fout 1 punt aftrekt, krijgt de jongen 't cijfer 4 onvoldoende. Ja, lezer voor elke fout 1 punt af. Niet waar, als ge 't niet herhaaldelijk, ook op met recht geroemde onderwijs-inrichtingen hadt aangetroffen ge zoudt 't niet gelooven. Zou een dier leeraars wel eens hebben nageteld, hoeveel moeilijkheden, hoeveel gelegenheden om fou ten te maken, er in één zoo'n repetitie-opgave zitten? Het aantal 30, om maar eens iets te noemen, zal dik wijls niet ver van de waarheid af wezen. Nu, van die .30 moeilijkheden blijkt een leerling bij 24 goed op de hoogte; bij 6 struikelt hij. Volgens "de meest elemen taire rekenkunst zoudt gij hem nu 't cijfer 8 toeken nen, niet waar Laat dit nu wat te gunstig berekend zijnmaar verdient hij inderdaad een onvoldoend cijfer voQj- dat werk? En is 't verschil tusschen twee 'teerlingen, waarvan de een 3, de ander 8 fouten maakt werkelijk uitgedrukt in de cijfers 7 en 2, als die in ■hoofdzaak 't rapportcijfer uitmaken? „Er wordt ook altijd maar geklaagd over 't onder wijs tegenwoordig! 't Is of er niets meer van deugt". Ik geef 't u toe; véél van dat klagen heeft geen of weinig zin öf betreft misstanden die niet heel ge makkelijk zijn weg te nemen. Laat ons des te meer trachten, al die verbeteringen aan te brengen, die slechts eenigen goeden wil en een ernstig streven ver- eischen bij hen, die zulk een grooten invloed ten goe de of ten kwade kunnen uitoefenen op de ontwikke ling en de vorming van het opgroeiende geslacht. B. M. COHEN STUART. Gemengd nieuws. UIT BERGEN. De aangekondigde aanbesteding' van het -aanleg gen, bestraten en verharden der wegen in het villa park, gelegen ten wekten van de Breelaan, tusschen de tramlijn, de Komlaan en de Guurtjeslaan vestigt de aandacht pp het grootsch opgevatte plan van be bouwing der naaml. venn. Bouw- en Bouwgrond Maatschappij Bergen-binnen. Deze maatschappij heeft van den heer van Reenen een zeer groote op- pérvlakte terrein gekocht, waarbij door den verkooper i de voorwaarde is bedongen, dat bestaande toestanden verbeterd werden en het natuurschoon behouden J bleef, welke voorwaarde is vastgelegd door een servi- tuut op Kranenburg. In het middelpunt van het terrein, dat thans in ex ploitatie wordt genomen, n.l. de voormalige renbaan, komt een hertenkamp, door den lieer van Reenen ter gelegenheid van zijn 25-jarig ambtsjubileum aan de gemeente aangeboden. Het kamp wordt omgeven door een houten afrastering tegen betonjukken, ter wijl rondom een sloot wordt gegraven, met dien ver stande, dat er op enkele plaatsen dammen komen, zoo dat men de herten ook van buiten kan voeren. Een rustiek hertenhuisje wordt op een afstand van 30 M. van de westzijde op een heuvel geplaatst, terwijl er een vijver voor bijzondere zwemvogels wordt aangelegd en de waterkuil in de renbaan, een overblijfsel van de vroegere hertenwei, bestaan blijft. Een twintig meter breede hoofdtoegangsweg, welke tegenover het station, tusschen pension Erica en het Oranjehotel begint, wordt over een lengte van 500 meter aangelegd. Hij bestaat uit een rijweg van 6 meter in het midden en aan weerszijden een rijweg met basalt verharding van 3 meter en een trottoir met quenstegelplaveisel. Kerkelaan, Renbaanlaan, Kom- 1 aan en Guurtjeslaan worden doorgetrokken en in ver binding gebracht met den hoofdweg, waarop ook ver schillende andere nieuwe straten uitloopen. Die stra ten zijn 15 meter breed, zij worden zoo aangelegd, dat aan het middengedeelte een rijweg, aan den eenen kant een wandel- aan den anderen kant een rijwielpad komt. Evenals in de tuinsteden worden dus in dit tuindorp voet- en wielerpaden zorgvuldig van elkaar gescheiden, hetgeen voor wielrijders en voetgangers beiden even aangenaam is, het genot van het wande len en fietsen verhoogt en de kans op ongelukken aanzienlijk vermindert. De straten worden met hoo rnen beplant en op verschillende punten, met name kruispunten worden plantsoenen aangelegd. Sommige der nieuwe wandelwegen voeren naar mooie maar tot nu toe weinig bekende gedeelten in bosch en duin. D'e Sparrenlaan met haar eigenaar dig schoon blijft ongerept van wal tot wal de ge vels, welker frontbreedte minstens 20 meter moet be dragen, mogen niet dan op een afstand van 50 meter uit het hart dér laan worden opgetrokken. Aan de voorzijde ervan, tusschen de Sparrenlaan en de Jan Willemlaan worden groote terreinen, elk ten minste 7300 M2. beschikbaar gesteld voor het stichten van één grootere villa of buitenplaats op elk terrein. t Eemvigelaali van de Jan Willemlaan af tot het J aentpad wordt op een breedte gebracht van 20 me ter. De beharding van liet middengedeelte der laan wordt verbreed, terwijl aan de eene zijde ervan een wandel- aan de andere een ruiterpad aangelegd wordt bouwterreinen aan beide zijden der Eeuwigelaan moeten eene minimum grootte hebben van 3500 M2 voor elk gebouw. De gevel van deze gebouwen moet minstens 30 meter uit het hart del straat verwijderd „t„?;P lez® ^Ó'ze zai er aan de Eeuwigelaan eene rij statige villas ot buitenplaatsen verrijzen waarlangs men op goede wegen ongehinderd kan rijden of wan delen naar de Zee. Voor den aanleg van nieuwe bosschen wordt zorg gedragen, zoodat de groote aantrekkelijkheid van Ber gen met alleen behouden blijft maar ook vergroot wordt. Deze bosschen zullen zich mettertijd uitstrekken van Bergen-Binnen tot Bergen aan Zee, van waaruit de ooscnaunleg- reeds begonnen is. Enkele villa's welke door de maatschappij zullen worden gebouwd zijn reeds verhuurd tegen prijzen van 1000 a 1200. Prijzen De bouwterreinen van sommige blokken liggen hoo- ger dan de rijwegen, waardoor de gazons taludsgewij- aangelegd kunnen worden, hetgeen tot verfraaiing met weinig bijdraagt, Zooveel mogelijk zijn in over eenstemming met de eischen van den tegenwoordigen tijd de wegen gebogen. Winkelhuizen mogen slechts gebouwd worden op een klein winkelterrein aan het begin van den hoofd- 1oegangsweg en de Breelaan, terwijl het stichten van arbeiderswoningen, sanatoria, ziekenhuizen of andere inrichtingen voor zieken en herstellenden, fabrieken, dans-, koffie-, wijn- en bierhuizen, inrichtingen voor publieke vermakelijkheden of winkelneringen etc. op de overige terreinen der Maatschappij n,iet gesticht' of gehouden mogen worden. Waar er tot dusverre omtrent dit groote en groot- sche bouwplan nog heel weinig bekend was, meenden we goed te doen met eens inlichtingen in te winnen, j welke ons met de grootste bereidwilligheid werden verstrekt. Tenslotte deelen we nog even mede, dat de Raad van Toezicht aldus is samengesteld: Dr. W. W. van j der Meulen, Voorzitter van den Raad van Beheer Havenlaan 's-Gravenhage, voorzitter; Mr. J. W. S. A. 1 Versteeg, Secretaris-Generaal bij het Ministerie van j Landbouw, Nijverheid en Handel, 's-G'ravenliage; J. j A. Kalff, lid van den Raad van Administratie der Holl. IJzeren Spoorweg Maatsch., Amsterdam; J. Heldring, lid der firma Heldring en Pierson, 's-Gra- j venhage; G. Praetorius, lid der firma Praetorius en Zoon, Amsterdam; H. D. A. van Reenen, jur. cand. Leiden, Secretaris. De Raad van Beheer bestaat uit Mevrouw M. A. D. van ReenenVölter en de heeren P. Smoor, Directeur der Mij. tot Exploitatie van Onroerende Goederen „Statenplein" 's-Gravenhage. B. H. Vos, jur. doet., lid van de Directie der N. V. „Nationaal Grondbezit" 's-Gravenhage. Door IN A BOUDIER—BAKKER. De zwarte oogen groot in 't beenderig mager geel jongensgezicht lag hij te kijken naar al 't vreemde, j Gisterenavond was hij in 't gasthuis binnengebracht met een gebroken arm en een kneuzing aan een van j zijn ribben; uit hot wild en kleurig gewoel van liet I zooveelste rangs kunstemakerstroepje in de groote j kalme zaal met de lange rijen witte bedden langs den i muur, waar allemaal ook jongens in lagen. „Wat zouen diè hebben -die kleine witte daar had net een arm als hij -maar die daar naast hem, daar zag je niks an wat had diè. „Wat lieb jij?" vroeg'hij opeens over den rand van zijn bed heen, en hij keek met zijn verwaarloosd vroeg oud kindergezicht scherp opmerkzaam naar het kort geknipte hoofd van zijn buurman. „An me been", zei die. „Wat dan? Ook gebroken?" „Nee", schudde de ander „al zoo lang, ik weet niet. Zijn belangstelling ebde. „Niet eens gebroken, waarvoor lag je hier dan!" Hij snoof verachtelijk, zei toen: „Ga je hier dan maar niet uit?" „Als ik beter ben. „Als je beter bent, maar als dat nou te lang duurt?" De ander keek hem vragend aan, begreep niet. „Je mot toch op tijd klaar zijn!" verduidelijkte hij ongeduldig. De jongen naast hem schudde flauwtjes 't hoofd en weer grimaste hij minachtend. „Hij had niet de tijd hoor, om hier maar te legge. Hij most voortmake." Ongedurig zwierven zijn oogen de zaal door. Daar kwam een zuster aan, niet die van gisteravond. Ze bleef even bij hem staan. „Hoe heet jij „André." „Ben je gisteravond hier gebracht?" Ze wees op zijn arm „hoe is dat gekomen?" „Gevalle", zei hij met zijn schorre stem, terwijl zijn oogen half triomfantelijk keken. „Van de trap?" „Nee-eeü' Hij lachte luid spottend. „Bij de voorstelling natuurlijk!" De zuster keek hem aan. „Hoe kwam dat dan, André?" „Met „De levende Bal" doen." „Wat is dat?" Hij lachte weer, in pret, dat ze niet begreep. „Dat ben ikIk ben de levendige bal toch Hep u die Heeft dan toch op de anplakbiljetten gestaan! niet- gezien?! Nou, dan gaat me vader bovenop een z n schouders staan en me oome ook, en dan gooit me oome me op en dan vangt me vader me, en zoo telkens honger." „Maar jonge toch!" ..NouV at prachtig vinde de mensche 't ze zitto te beve zegt me moeder as ik door de lucht vlieg." „Is je moeder dan niet bang?" ,.Nee' nooit. Me zussie, die wel." „Moet die ook kunsten doen?" „Ja natuurlijk, wij artieste allemaal." Even bleef zijn gezicht, in minachting van wie zul- ive dingen niet begreep, strak-trotsch; toen opziende m t vriendlijk vrouwengezicht, trok opnieuw de lach om zijn mond, viel hij uit, enthousiast: ..Nee, me zus, dat moet je zien! We hebben 'n num mer en daar is dan een heele groote bloem zie je, zoo groot zoo groot as veel grooter as me bed wei er. nou en die gaat dan open en dan komt me zussie dr uit -- dan is ze 'n fee, dat is zoo prachtig zoo iets heb je nog nooit gezien, wed ik. Ga niet es kijke? We blijve nog een week mot ie zussie zien." „Maar André, hoe kwam 't dat je viel?" Zijn lach verdween, z*n oogen verteederd in 't ver naai, blikten op eens strak wantrouwend op. „Me oome zn schuld. Hij gooide me toenjïon me vader me niet vangen." „Viel je van hoog?" „Gaat nogal. Ik hoorde iemand schreeuwen -m meteen lag ik." „Ben je wel eens meer gevallen?" „Hiermee niet, vroeger nog es maar toen had ik alleen maar 'n gat in me kop. Toen kwam ik later nog effetjes op, om me te late kijken toen hadt je t publiek motte hoore!" De zuster streek over zijn haar. je me naar haar niet goed, „Nu moet je eerst heelemaal beter worden hoor'!" Hij lachte toegeefelijk. „As 't- niet te lang duurt! Ik heb zoo lang de tijd niet volgende week gane we naar Duitschland, dan mot ik mee, beter of niet, ze kenne niet zonder me.. Weet je wat prachtig is? As we de Toren maken! Met z'n vieren op mekaar, ik heelemaal boven, me oome onder, die is de sterkste. Dan is me zussie bang! Zij mag nooit meedoen met die dingen, ze zou valle van bangigheid." „Ben jij dan nooit bang?" „Ik? nee." „Nou drink eerst je melk uit, dan zal ik je een boek geven om te kijken." „Melk?" hij lachte „Wat 's dat nou voor kost. Wordt me arm daar beter van?, nou allebeneur!" Later op den ochtend kwam een meneer een dok ter, dat wist hij nu al de zaal op. Die bleef bij hem staan. „Jij bent toch de levende bal?" Hij lichtte op; de dokter kénde 'm! „Ze hebben je niet gevangen hè?" „Nee", schudde hij met tegenzin. „Nou, we zullen je gauw zien op te knappen, hoor. Dag levende bal „Dag meneer." Zijn oogen glansden weer. „Die kende 'm, noemde 'm zoo bij al die jongens." 't Was er nog zoo naar niet, hij had niet veel pijn meer en al gauw kwamen om zijn bed een paar jon gens staan, die al rond mochten loopen, en telkens weer met korte, stugge woorden vertelde hijvertelde hij de dingen, die jaren lang alledags gewoonten wa ren geweest voor hem, maar die nu op eens, hier in die vreemde omgeving, hem een glorie schenen, door de belangstelling, die hij er tot eigen verbazing mee wekte. En hij vertelde van 's avonds, 't heele pro gramma, en hoe 't publiek was, 't prachtig vond. „We hebbe altijd, waar we komme een reuzensuc- ces", besloot hij. „We hebbe ook een gróóte wagen., één groote en nog twee kleine.en twee paardjes. en een poedel. Ze luisterden ademloos naar al het vreemde. Dat was nog es prachtig zeg, die jongen kon vertelle! Soms geloofden ze hem niet, bleef het hun al te on begrijpelijk, dan deed hij beleedigd, minachtend, zweeg tot ze tocli te begeerig en nieuwsgierig naar zijn ver halen, van zelf maar weer begonnen te vragen, om hem weer in zijn humeur te krijgen. „As t bezoek is", zei hij, „dan komme ze, dan kom me ze vast, me moeder met me zussie. Za' je me zussie zien. „En je vader en je oome?" drongen ze, want hun roerige verbeelding tooverde hun die twee voor den geest, niet anders dan in tricot of harlekijnspak, de zaal inbuitelend. „Die ook as ze kènne maar me zussie vast." Maar 's avonds, toen het stil was en donker, lag hij lang te woelen; wat koortsachtig, leefde hij half in den droom het leven van andere avonden mee. „Nou, hij ging zich kleeë hier z'n pakkie, moe der most r de ster nog op naaie zoo, gauw nou rn beetje. Was vader d'r nog niet effe kijke Oh, vader en oome nog bezig met kleeë, vader Driftig stompte z'n gezonde vuist van zich af. „Je hande béve! ik zie 't je ben bezope! Je kan me niet houeik ziè 't, je handeVerdomme nee èe Gillend sloeg de schrille jongensstem op in de rusti ge zaal. De zuster vloog toe, pakte hem zacht en legde hem p,eer. „Wat is er André, wat scheelt er aan?" Wakker opeens van z'n eigen schreeuw, verward en verbijsterd, met den schrik in z'n oogen nog na, staar de hij om zich heen. „Wat- is er met me gebeurd 1 „Niets jongen, je ligt in bed. Maar je moet niet zoo schreeuwen, je maakt de anderen wakker." „Ik droomde tobde hij angstig heb ik gezégd?" viel hij opeens heftig uit. „Dat weet ik niet niets „Jawel ik schreeuwde toch ik droomde „Ja malle jongen, denk je dat ik kan weten wat droomt Ga nou maar weer slapen." Hij hield haar vast aan haar mouw, in klein-kinder- 1 ij ken angst plotseling om alleen hier te liggen in zoo'n groote stille zaal „Blijf u nog effe/zuster Maar terwijl hij lag, èn z'n hart nog nabonsde, kwam de andere angst: de vrees zich te verraden, sterker de eerste verdringen. Hij liet de hand van de zuster los, kneep z'n oogen stijf dicht en keerde vastberaden z'n hoofd om. En hield zich slapende, tot hij haar eindelijk zacht hoorde weggaan. „Wat JU ALLERLEI VAN ADELINA PATTI. Met haar mooie stem heeft Adelina Patti heel veel geld verdiend. Zoo kreeg- ze in het jaar 1873 te Sint- Petersburg voor het optreden op 46 avonden 140.000 gulden, loen in 1881 de Nieuw-Yorksche impressa- rio Rullman haai' voor 50 voorstellingen in Amerika 540.000 gulden bood, eischte ze op aanraden van haar toenmaligen tweeden echtgenoot, den tenor Ernesto Nicolini, 800.000 gulden, waarna de overeenkomst niet tot stand kwam. Pallini, de dir.ecte-ur van de Ham- burgsche stadsschouwburg engageerde haar in 1885 voor een rondreis van 80 voorstellingen voor 400.000 gulden. Elk concert, waarop ze twee aria's en Orditis „St. Bacio" zong, gaf haar 5—8.000 gulden. In 1890 ondernam ze een reis over de oceaan en kreeg in Ame rika voor 45 keer optreden 400.000 gulden en boven-" dien van haar bewonderaars voor 500.000 gulden aan geschenken. Een vermakelijk voorval had plaat-s na het optreden van Adelina Patti in 1869 te Maastricht, Vier bur gers hadd!en te zam-en een billet gekocht voor de op voering van Donizetti's „Lucia- di Lommermore" en erom geloot, wie van hen de eerste, de tweede, de derde en de vierde acte zou gaan hooren. Was een bedrijf afgeloopen, dan ging degeen, die het had ge hoord1 naar het tegenovergelegen café „Venetië" en gaf zijn opvolger het billet, die nu een bedrijf van de stem der zangeres kon genieten. Wie beschrijft de ontgoocheling van den vierde, toen kort na liet- opha len van het gordijn de tenor op het tooneell zong: „Lu-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1913 | | pagina 9