DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 57.
Honderd en vijftiende Jaargang.
1913
ZATERDAG 8 MAART.
Het kind en de school.
DE KUNST VAN EX AMI NEEKEN.
STADSNIEUWS.
SPROKKELINGEN/
ALKMAARSCHE COURANT
Dit nummer uit 3 bladen.
„Wil u een stukje schrijven over De kunst van exa-
mineeren
Zoo vroeg men mij.
Wel een bewijs, hoe algemeen het examineeren is,
hoe het is ingeburgerd in ons maatschappelijk leven,
dat het reeds als afzonderlijke kunst wordt be
schouwd.
Er zijn dan ook oxamens voor godgeleerden en voor
visschers, voor leeraressen en voor kindermeisjes.
Is er nog wel een vak of ambt, dat zonder een exa
men of diploma toegankelijk is? Ja een loopjongen
hgeft geen examen te doen en eén voddenbaas. En
zoo nog eenigen. Maar 't zijn er niet veel. De verloof
den ontsnappen er ook nog aan. Die kunnen volstaan
met hun verliefdheid. Voor hoelang? Ook zij zullen
wel eens eenmaal worden opgeroepen tot het schrij
ven van een opstel over „de wijze, waarop men een
zoen geeft", aleer zij tot de praetijk daarvan mogen
overgaan. En het huwelijk zal stellig eens alleen ge
opend worden voor wie een trouwdiploma hebben ge
haald. Wee den armen gezakten!
Het examen beheerscht steeds meer onze maat
schappelijke verhoudingen, en de wijze van examinee
ren stijgt, dus tot de waarde van een algemeen belang.
We moeten er de publieke belangstelling voor vragen.
Een goed examen doet geen bevoegden zakken,
maar ook geen onbevoegden slagen.
Het stelt de candidaten in de onbelemmerde gele
genheid, om te toonen dat ze kennen en kunnen, wat
ze kennen en kunnen moeten.
De belemmeringen brengt de candidaat in zijn eigen
onrust mee, en dan moet de examinator hem met
vriendelijkheid kalmeeren. Daartoe dient hij niet al
leen de volkomen deskundige te zijn, maar ook de ze
delijk hoogstaande, die met wijsheid en vredigstem-
mende meerderheid den jongeren vertrouwen inboe
zemt. Iets vaderlijks misstaat hem niet.
Maar de belemmeringen kunnen ook komen juist
van de zijde des examinators, die in bekrompenheid
geen meening of formuleering erkent dan de zijne;
die door ongeduld en korzeligheid den candidaat uit
zijn evenwicht brengt; die zich vermaakt ten koste
van zijn slachtoffer. Dan dient de examinator on
verbiddelijk te worden prijsgegeven.
Een goed mondeling examen lijkt soms op een uit
stekende les. De examinator leidt den candidaat, al
vragende en komt er zoo achter, wat deze weet, hoe
hij het weet, en of hij alleen een goed geheugen heeft,
dan ook een helder oordeel. Bij zulke examinatoren
maken de flinke candidaten altijd een goed figuur en
leeren ze onderhand nog wat. Ze gaan knapper weg
dan ze gekomen zijn. Maar die meerdere knapheid
heeft de examinator er niet in gebracht, hij heeft ze
er uit gehaald. De zwakke candidaten geven juist bij
hem blijk van hun geringen aanleg. Een gevuld ge
heugen baat hen niet. Hun onnoozelheid komt aan
den dag. Als ze slagen, is het met een laag cijfer.
Kennis kan opgezegd, - vaardigheid getoond, oor
deelskracht bewezen worden. Maar ook het beste exa
men brengt niet de zedelijke eigenschappen aan 't
licht: vlijt, trouw, toewijding, of de zedelijke gebre
ken. Deze kunst verstaat alleen het examen, dat wij
het leven noemen, en dat ten slotte ieder van ons
moet afleggen.
JAN L.
KAMEK YAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN.
Wegens ongesteldheid van den voorzitter, den heer
A. Prins Az., presideerde de heer A. J. T. Conijn,
vice-voorz., de Woensdagavond ten stadhuize gehou- f
den vergadering van de Kamer van Koophandel en J
Fabrieken. Afwezig waren van de leden de heeren f
Boom, wegens uitstedigheid, en Ibink Meienbrink, f
wegens lichte ongesteldheid.
De notulen der vorige vergadering werden door den i
secretaris gelezen en daarna onveranderd vastgesteld.
Er was slechts één stuk uitgegaan, n.l. een schrij
ven aan August Engel, wijnhandelaar te Wiesbaden,
die om adressen van wijnhandelaren had verzocht,
terwijl aan een drietal wijnhandelaren en een comes-
tibles-handelaar hier ter stede bericht werd, dat hun
naam was opgegeven.
Ingekomen was o. m. een dankbetuiging van den
Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie, hou
dende dankbetuiging voor de steeds van de Kamer
ondervonden voorlichting; het antwoord dat de Ka
mer van Koophandel te 's-Gravenhage van den Minis
ter van Financiën ontving inzake haar adres omtrent
de heffing van invoerrechten van terugkeerende
zichtzendingeneen afschrift van het adres van de
Kamer van Koophandel te Ylissingen aan den Minis
ter van Landbouw, betreffende beperking van den ar
beidsduur van winkelbedienden, met verzoek om ad-
haesie.
De voorzitter wees er in verband met dit schrijven
op, dat hier nogal wat aan vast zit, dit illustreerende
met eenige voorbeelden, welke na de Amsterdamsche
9uur-sluiting vielen en nog vallen ^te constateeren.
Ook te Arnhem heeft men over dit adres in de Ka
mer niet direct een besluit genomen. Spr. stelde,
ook met het oog op de onvoltallige vergadering, voor,
het adres bij de leden rond te zenden en dan de vol
gende vergadering een besluit te nemen. Alzoo werd
besloten. Eveneens werd aangehouden tot de vol
gende vergadering een schrijven van den Algemeenen
Nederlandschen Bond van Schoenfabrikanten, hou
dende verzoek om adhaesie aan een adres aan den Mi
nister van Koloniën, waarin verzocht wordt de Neder-
landsche industrie de schoenen voor het leger in Ne-
derlandsch Indië te doen leveren.
De beide eerstgenoemde ingekomen stukken werden
aangenomen voor kennisgeving.
In verband met het in de vorige vergadering be
sprokene omtrent art. 39 der nieuwe Politie-Verorde
ning, merkte de voorzitter op, dat hij, trots het bord
bij de Appels teeg, toch op Zaterdag, zelfs op Vrijdag
en Maandag, bespannen voertuigen op Voor- en Zij-
dam heeft gezien. Spr. meende met het oog op de
onvoltalligheid der vergadering, dat het beter was de
besprekingen aan te houden tot de volgende vergade
ring. De voorzitter had de vorige vergadering de
wenschelijkheid betoogd den Gemeenteraad te ver
zoeken art. 39 te wijzigen en er in op te nemen, dat
bespannen voertuigen, b. v. op Zaterdag, worden toe
gelaten, zij het ook in ééne richting, handelswaren
voor de aan den Voor- en Zijdam en beide zijden van
de Mient gelegen schuiten en booten te lossen en te
laden, daar het dikwerf moeilijkheden oplevert om
b.v. vaten petroleum, steenhouwwerk en zware han
delsartikelen wegens gemis van lier of ander hijsch-
•toestel aan boord van een vaartuig te leveren.
De heer Potgieser meende, dat de moeilijkheid kon
worden opgelost, door te trachten gedaan te krijgen,
dat booten in het gedeelte van het Luttik-Oudorp,
van de Sint-Annastraat tot de Mient moeten blijven
aan de andere zijde van de brug.
De voorzitter merkte op, dat hiermede de moeilijk
heid niet zou vervallen en dat dit geheel buiten de
kwestie omging.
De heer Bosman wilde afwachten tot aan den Voor-
dam alles in orde is, daar men dan meer beslagen ten
ijs komt.
De heer de Lange zou het goed oordeelen het ver
zoek te doen, dat de hand niet gehouden werd aan
deze bepaling van de verordening, daar de tegen
woordige toestand niet toelaat deze op te volgen.
Na nog eenige discussie werd gestemd over dé
vraag, of het door den voorzitter bedoelde verzoek
aan den Kaad zou worden gericht, dan wel of het
punt zou worden aangehouden tot de volgende ver
gadering. De stemmen staakten. De voorzitter en
de heer de Lange waren vóór het verzenden van het
adres. De volgende vergadering zal hieromtrent dus
een besluit worden genomen.
De openbare vergadering werd hierna gesloten.
GEVESTIGDE PERSONEN.
M. Hakkert, dienstbode, n.h., Langestraat 53.
C. Henis, arbeider, n.h., St. Annastraat 2. C. A. Pool,
leerling-verpleegster, n.h., Marienlaan 5. M. D.
Snoeck, veehandelaar, n.h., Westerweg 19. N. A. Zee
man, monteur, geref., Luttik-Oudorp 58. J. H. Schep
per, zonder beroep, n.h., Friescheweg 2. D. Dudink,
dienstbode, r.c., Kooltuin 23. G. Bloothoofd, dienstbo
de, r.c., Kwakelpad 17. G. L. Held, dienstbode, n.h.,
Westerhofje 6. G. Toering, buffetjuffrouw, geene,
Nieuwesloot 77/79. H. M. Dolmans, koffiehuishouder,
r.c., Nieuwesloot 77/79. L. R. de Kort, vernikkelaar,
geref., Snaarmanslaan 133. H. Norberhuis, zonder be
roep, r.c., Strafgevangenis. M. A. Arisz, dienstbode,
r.c., Tuinstraat 1. J. Dekker, dienstbode, n.h., Spoor
straat 88. J. B. Cornelisse, banketbakker, r.c., Laat
138. J. de Jong, huisknecht, geref., Nieuwesloot 49.
A. W. van der Velden, dienstbode, r.c., Fnidsen 96.
E. J. Zweep, apothekersass., n.h., Verdronkenoord 121.
J. Th. Smiers, instrumentmaker, r.c., 1ste Tuindwars
straat 1. P. Peijs, timmerman, n.h., Snaarmanslaan
137. B. Abbema, zonder beroep, n.h., Strafgevangenis.
W. Baltus, veehouder, r.c., Westdijk 19. A. Kaptijn,
dienstbode, n.h., Verdronkenoord 7.
VERTROKKEN PERSONEN.
J. Jonker, barbiersbediende, n.h., Oudegraeht 90,
Zuid-Seharwoude. F. G. E. Fikkers, apothekersbe
diende, r.c., Verdronkenoord 121, Weert. J. Olthoff,
modiste, rem., Verdronkenoord 88, Amsterdam. J. Op-
ten, chef stoomtram, n.h,. Schermerweg 88, Endho
ven. N. Th. Adolf, kaasmakersknecht, n.h., Achter
straat 35, Egmond-Binnen. A. O. van der Griend, in
strumentmaker, r.c., Stationsstraat 35, Rotterdam.
J. Ch. Pater, instrumentmaker, r.c., Voormeer 7,
Rotterdam. J. J. Hendriks, winkelbediende, r.c., Bo-
terstraat 1, Amsterdam. H. Zwaan, timmermans
knecht, n.h., Lindengracht 4, Koedijk. B. G. M. Ea
ger, zonder beroep, r.c., Heiligland 22, Rotterdam.
F. G. Roobeek, arbeider, r.c., Fnidsen 66, Steenber
gen. D. J. P. Kolles, winkelbediende, n.h., Luttik-
Oudorp 41, Amsterdam. N. H. Verdam, electro-tech-
nisch ingenieur, geene, Langestraat 82, Batavia. M. v.
Baar, dienstbode, r.c., Achterweg 49, Koedijk. K. A.
Gladder, winkelbediende, e.l., Nieuwesloot 43, Amster
dam. P. Stam, zonder beroep, n.h., Noorderkade 64,
Loosduinen.
Ingezonden Stnkken.
ZULLEN DE GRONDSLAGEN VAN DE
NEDERLANDSCHE KAASCONTROLE GE
WIJZIGD WORDEN?
Een groot gevaar dreigt de vette Edammer kaas
industrie, in Noord-Holland; immers aan de vastge
stelde grondslagen voor een Nederlandsche kaascon
trole wordt getornd. Op de vergadering uitgeschre
ven door het kaascontrolestation „Friesland", waarop
de kaasmakende fabrieken in die provincie zijn uitge-
noodigd, en welke op Woensdag 12 Maart te Leeu
warden zal worden gehouden, wordt in bespreking ge
bracht, wat de Friesche zuivelfabrieken denken van
een wijziging van het grenscijfer der 2de klasse, thans
bepaald op minstens 40 pet. vet in de droge stof, en
dit te brengen op 36 pet.
Indien het kaascontrolestation Friesland van ge
noemde vergadering een advies in die richting krijgt
(waarop wel veel kans zal zijn) en de 3 vereenigingen,
die het kaascontrolestation opgericht hebben, vereeni
gen zich met dit advies, dan is er een feit geschied,
dat den wensch van de Regeering, om de kaaskwestie
op te lossen in nationalen zin, om te komen tot een
Nedeilandsche kaascontrole, ontzettend groote moei
lijkheden in den weg zal leggen. Immers een toege
ven aan den wensch van Friesland, (want daarop
omt het neer), zou in zich houden een prijsgeven
\an de belangen der Noord-Hollandsche Edammer-
kaasindustrie.
V aarom moet de klasse 40 voor de Edammer-
kaasmdustrie gehandhaafd blijven?
TT^,e oprichting van het. Kaascontrolestation Noord-
Holland in 1906 geschiedde met het doel de vette
Edammer-kaas-industrië, zooals die zich aldaar ont
wikkeld had, het blijven volgen van den practisch ge
bleken bedrijfsvorm mogelijk te maken, ze te behoeden
tegen achteruitgang in het vetgehalte, „het afzakken
naar 1 mesland zooals de term hier luidt. Het pro
duct der Noord-Hollandsche fabrieken en boerderijen
is een bepaald product, dat alle recht van bestaau
neeit, het is Edammer kaas met ruimschoots 40 pet
vet m de droge stof. De avondmelk wordt gedurende
den nacht te roomen gezet, en a 1 de volle morgen-
melk wordt met de afgeroomde avondmelk vermen°d
en verkaasd.
Het vetgehalte van de kaas komt dan altijd boven
de 40 pet., soms heel wat er boven, ook wel wat min
der, afhangende van verschillende omstandigheden,
o. a. den tijd van het jaar in verband met de eigen
schappen der melk. Het gemiddeld vetgehalte bedroeg
volgens de analyses van het Kaascontrolestation 45,3
pet. vet in de droge stof.
De in 't algemeen eenvoudig ingerichte fabrieken
werken niet op het afleveren van kaas met een be
paald garantiecijfer, b.v. 4041 pet., maar men volgt
een zeker bedrijfssysteem en de kaas heeft het vetge
halte, zooals dat uitvalt, evenals de maker van vol
vette kaas dat doet.
Dezen goeden toestand te behouden was de taak
van het Kaascontrolestation en is thans het doel van
den Bond van Zuivelfabrieken in Noord-Holland, wel
ke die taak geheel heeft overgenomen.
Bij dé vaststelling nu van de grondslagen is door
de 3 vereenigingen rekening gehouden met Noord-
Holland en terecht kon het Bestuur van den F. N. Z.
nog kort geleden zich daarop verheffen. De Bond in
Noord-FIolland kan thans niet anders doen dan het
beschikbaar stellen der Rijksmerken af te wachten om
dan zoo krachtig mogelijk mede te werken tot de ver
wezenlijking der Nederlandsche kaascontrole. Men
zal nu inzien, hoe ingrijpend en fataal een verlaging
van het grenscijfer 40 tot 36 zou zijn. Noord-Holland
kan niet meegaan met die wijziging. Evenals Zuid-
Holland en Utrecht zich vasthouden aan volvet, moet
ook Noord-IIolland de grens 40 blijven handhaven.
Wie de lijdensgeschiedenis der Kaascontrole geduren
de de laatste jaren heeft meegemaakt, acht het denk
beeld zelfs om voor de Edammerkaas de grens te ver
lagen tot 36 pet., d. w. z. melk te verkazen met slechts
1,8 pet, vet, zoo ongerijmd mogelijk. Waar is dan de
plaats voor de Noord-Hollandsche Edammerkaas?
Moet ze, hoewel gemiddeld 45 pet. vet bevattende,
prijken met 36 -f- Of moet Noord-Holland afzakken
tot Friesland en zich toeleggen op de fabricage van
36 pet, kaas, of moet de kaas in Noord-Holland zon
der Rijksmerk blijven, als kaas van twijfelachtige af
komst? De mogelijkheid op terugkeer tot de volvette
Edammerkaas kan gerust buiten beschouwing gelaten
worden.
Welke reden wordt nu aangevoerd, voor de wen
schelijkheid om den grondslag aan te tasten? „Het
verschil in vetgehalte tusschen de volvette kaas en de
klasse 40 is te gering en men is bevreesd, dat
de volvette Goudakaasindustrie hiervan nadeelige ge
volgen zal ondervinden." Dit kan zijn, en ik voel
ook dat bezwaar; het Kaascontrolestation N. H. stond
ook niet toe, dat het merk 40 voor kaas in Goudsch
model werd gebruikt, ter wille van de volvette Goud-
sc-he kaas. Het verschil is natuurlijk grooter dan en
kel door de cijfers 45 en 40 wordt aangegeven, immers
de eerstgenoemde kaas is v o 1 v e t en bovendien be
vat zij minstens 45 vet. Maar de oplossing dezer
kwestie kan niet gevonden worden door de Edammer
kaas van Noordholland geheel te negeeren, omdat
Friesland behoefte heeft aan een Goudsche kaas van
36 vet. Waarom op die kaas dan niet gezet 30 f—
Dat gaat nog beter, dan de Edammerkaas van gemid
deld 45 te bestempelen met 36
In een Nederlandsche kaaseontrole kan de
klasse 40 althans niet gemist worden; wil men
de volvette Goudsche industrie en ook die der ruim
halfvette tevreden stellen, dan is 't eenigste middel
voor die laatste een klasse te vormen van 36 in
Goudsche model, hetgeen het groote aantal rubrieken
nog weer zou vermeerderen. Uitschakeling van de ru
briek 40 voor Goudsch model, zooals Z. Holland
dat wenseht, zou het aantal verminderen.
't Is te hopen, dat de Friesche kaasbereiders Woens
dag a.s. de vastgestelde grondslagen zullen handhaven
en ze Nederlandsch doen blijven. De Noord-
hollandsche zuivelbereiders zullen goed doen den uit
slag der vergadering met groote belangstelling te
volgen; door dergelijke feiten moesten de N. H. kaas-,
fabrieken meer doordrongen worden van de noodzake
lijkheid zich alle aan te sluiten tot den Bond, die de
geheele vette Edammerkaasindustrie, zoowel in fa
brieken als op de boerderijen uitgeoefend, geacht kan
worden te vertegenwoordigen, en die ook in dezen tijd
nu er weer beweging en leven komt in de kaascontrole
de hem toevertrouwde belangen zal behartigen.
Ik wist niet, dat de gelegenheid zich zoo gauw zou
voordoen, waardoor bewezen wordt, dat de Bond goed
deed, toen hij zich krachtig verklaarde voor het be
houd van zijn algeheele zelfstandigheid, en dat het
Bestuur een open oog had voor de tegenstrijdigheid
van belangen tusschen den Bond en het kaasmakende
deel van den I. N. Z. in de thans op den voorgrond
staande kwestie.
Dr. L. T. C. SCHEIJ.
de oppervlakte ontstaan zijn en niet onder een druk
van een waterkolom van 3000 Meter hoogte. Ook het
groote verschil in diepte duidt op dezelfde veronder
stelling, omdat de lava onder een zoo sterken druk
meer gelijkelijk zou zijn verspreid geworden. Daarom
moet vroeger een vasteland daar bestaan hebben, of
als een eiland, of als landrug tusschen Europa en
Noord-Amerika.
ROCKEFELLERS ONDERRICHT IN HET
GOLFSPEL.
De bekende oliemagnaat in Amerika is een ijverig
golfspeler. Eerst liet hij zich door een kleinen jon
gen daarin onderwijs geven. Lachend vertelde latei-
de rijkste man der wereld de volgende amusante ge
schiedenis: „Voor den grap vroeg ik den jongen, hoe
ik een moeilijken slag moest maken en hij was ijverig
bezig, mij dit kunststuk te laten zien. Wij oefenden
ons verbazend, totdat het mij gelukte, snel over de
groene grasvlakte te komen. Trots draaide de kleine
baas zich om en zei„Zeg, meneer, wanneer u mijn
handigheid en ik uw kracht had, dan zouden we mooi
spel maken
DANSVERMAAK VÓÓR 500 .TA AR
Het verschil in dansen tusschen nu en vroeger is
verbazend groot. Alleen de z.g. draaidans geleek wel
wat op onzen wals. Alle dansen hadden vroeger een
bijzondere beteekenis. Het meest gebruikelijk waren
de doodendans en de vriendschapsdans. De eerste
was zeer eigenaardig. Onder vroolijk gejuich en ge
lach begonnen de paren te draaien. Plotseling klonk
de muziek luider, maar begon daarna in zachte, treu
rige tonen te spelen, die eindelijk in een somber graf
gezang overgingen. Een heer uit het gezelschap
moest dan op den grond gaan liggen en den doode
voorstellen; de vrouwen en meisjes dansten om hem
heen, waarbij het erop aankwam, de sierlijkste en de
meest komische sprongen te maken. Na het eindigen
van het gezang naderden de vrouwen een voor een den
doode, bogen zich over hem en kusten hem. Dan dans
te het geheele gezelschap om hem heen onder vroolijk
gelach en de dans was uit. De doodendans werd al
tijd tweemaal gedanst, eerst moest een heer den „doo
de" spelen terwijl de tweede dans om een „doode" da
me uitgevoerd werd. Hierbij kwamen natuurlijk de
mannen en jongens in de plaats van de vrouwen en
meisjes en ieder deed zijn best, den ander in teeder-
heid te overtreffen. Deze dans gaf veel reden tot
vroolijkheid
De vriendschapsdans was even gewild, en deze be
sloot meestal het bal. Bij dezen dans moesten dansers
en danseressen een grooten tegenzin tegen elkander
voorwenden en dezen door de bewegingen bij het dan
sen uitdrukken. Ze keerden elkaar den rug toe, ver
zoenden zich echter langzamerhand, totdat ze weer
geheel vriendschap hadden gesloten. De kunst van
het dansen lag daarin, dat door de mimiek en de be
wegingen zelfs de gemoedsbewegingen, de overgangen
van tegenzin tot liefde en vriendschap getrouw wer
den weergegeven.
EEN LANDRUG TUSSCHEN EUROPA
EN AMERIKA.
In de lange tijdperken van de aardgeschiedenis
heeft de oppervlakte van de zee aanmerkelijke veran
deringen ondergaan.
Het is zonder twijfel, dat er vóór nog één mensch
op aarde leefde, een landverbinding tusschen Europa
en Noord-Afrika aan den éénen, en Amerika aan den
anderen kant bestond. Dit heeft men hoofdzakelijk
uit de verwantschap van de Europeesche en Noord-
Amerikaansche werveldieren afgeleid. Ook de oude
Plato sprak van een eiland, Atlantis, dat een groot
deel van den tegenwoordigen Atlantisehen Oceaan
moet hebben ingenomen. De nieuwere geologische
onderzoekingen hebben andere bewijzen tot bevesti
ging van deze onderstellingen bijgebracht. Bij gele
genheid van het herstellen van den kabel, die van
Brest naar Cap Cod aan de Noord-Amerikaansche
kust gaat, werd opgemerkt, dat de gebroken plaats
van den kabel lag ongeveer 500 Mijlen ten Noorden
van de Azoren, waar de Oceaan gemiddeld 3000 Me
ter diep is. Het herstellingswerk was buitengewoon
moeilijk en het duurde verscheidene dagen, voordat de
gebroken kabel opgelicht kon worden. Daarbij werd
opgemerkt, dat de bodem van de zee op dit punt groo
te hoogteverschillen, steile afgronden en diepe kuilen
vertoonde. Nog merkwaardiger was echter het feit,
dat de bodem daar uit- basaltachtige lava bestond.
Volgens de tot nu toe gedane onderzoekingen kan
zulk een steensoort slechts bij een zeer snel koud wor
den van de lava ontstaan, daarom moet het ook aan
CHINEESCHE ETIQUETTE.
In de jonge republiek China is een groote omme
keer in de etiquette gekomen. De nieuwe wet luidt
Artikel I: Om te groeten, moet men den hoed af
nemen en het bovenlijf naar voren buigen.
Artikel II: Bij groote plechtigheden, d. w. z. bij
nationale feesten, bevestigingen, bruiloften, diploma
tieke ontvangsten moet men den hoed afnemen en
driemaal buigen.
Artikel III: In gezelschappen, bij particuliere di
ners enz. moet men den hoed afnemen en eenmaal
buigen.
Artikel IV: Bij ontmoetingen op straat moet men
den hoed afnemen zonder buigen.
Men moet nu niet gelooven, dat dit slechts een
eenvoudig handboek voor beleefdheid is, waarnaar
ieder naar eigen goedvinden al of niet mag handelen.
De verordening heeft wettelijke kracht, want ze werd
door den president Joeantsjikai afgekondigd.
De militairen behoeven deze voorschriften niet te
volgen, voor hen geldt:
Artikel VOnder deze artikelen vallen niet de
militairen, studenten en beambten van de openbare
macht. Voor dezen bestaan bizondere groetvoorschrif-
ten.
Dus, zullen de lezers denken, alleen de vrouw heeft
recht op den „vrijen groet in het vrije China." Doch
dit is ver van de waarheid want verder luidt:
Artikel VI: De groet van de vrouwen is geregeld
bij artt. I en II, doch zoo, dat zij den hoed niet afne
men.
Dat is de eenige gunst, die men het „zwakke" ge
slacht toestaat. Doch de verordening gaat nog ver
der.
Juiste vormen van heeren-rokken, gekleede jassen
en jasquets zijn streng voorgeschreven voor het
„groote of „kleine" feest. Ja zelfs de vorm van den
hoed en van de laarzen is vastgesteld.
Misschien zal men vragen: „Waarom heeft men
dan de revolutie bewerkt tot afwerping van al dien
starren, despotischen, verschrikkelijken dwang, die
men met de uitdrukking „Chinoiseriën" bestempel
de? Zoo zullen ook de Chineezen denken. Om de
vrijheid te verkrijgen, hebben ze zich den staart, som
mige zelfs het hoofd laten afsnijden, nu moeten ze
naar wettelijk voorschrift hunne kleeren laten maken.
Zoo is het in het Westen evenals in het Oosten de
revoluties gaan voorbij, doch de „Chinoiseriën" blij
ven
DE TAAL DER DIEREN.
Wij bedoelen hier niet uitzonderingen zooals de
sprekende hond, of de sprekende kater, maar de taal
der dieren in het algemeen. Het schijnt, dat de meer
verstandigen onder hen diep bewust zijn van hun ge
brek aan een werkelijke taal en zich daarom bovenna-
t un r 1 ij k inspannen, dit te verbeteren en hun gevoelens
begrijpelijk te maken.
Voor dit doel nemen ze tot gemoduleerde tonen,
tot teekens en gebaren hun toevlucht. Elk schepsel
vindt voor zichzelf een soort pantomimiek en een
veelzeggende taal uit.
Do hond spreekt ons aan, wanneer hij vriendelijk
den poot op ons legt, en wannéér dat niet helpt, om
onze opmerkzaamheid te trekken, krabt of slaat hij
ermee, alsof hij wist, dat men dan zijn vraag duidelij-