Schaakrubriek.
PINK PILLEN
m
Lentekuur.
zuiveren het bloed.
ïngeconden mededeeltngeii,
\LV) LES
INK
ERSONNES
SPROKKELINGEN.
De geneeskunde heeft te allen tijde aanbevolen in de
lente een lichte kuur te doen die tot doel heeft ons bloed te
herstellen en het te ontlasten van alle onzuiverheden die er
zich gedurende het slechte jaargetijde in hebben opgehoopt.
Wij gevoelen allen door verschillende ongemakken die wij
nu ondervinden dat die kuur ?eer noodig is. Er is met aan
te twijfelen dat indien wij niet, langs de natuurlijke wegen,
de onzuiverheden verwijdeferi die m ons lichaam een grooten
getale aanwezig zijn, deze onzuiverheden op een abnormale
wijze er zullen uitgaan, in den vorm van uitslag, roode
vlekken, puisten en zweeren.
DE BANTER VAN DEN PROFEET.
ok zoo veul in de melk te brokken, en trokke zoo de
nous op voor Moeders konkelpot, handewasserkompie
en zoo, dat ze alle twai moeder en zeun, maar weer
blaid wasse, as ze weg ginge.
Deeruit ken je zien Peet, dat de jonkies ok op n
aare menier van de ouwers ofraake kenne en deerom
ben ik 't lang niet iens mit die vrouw van Wuulem
Groot. Ik weet wel, we kenne, en we hoeve der alle
gaar gien stedentjes van te maken, want 't aare werk
moet ok dain worre, maar dat de jongens en mal jea
op skool goede wat leert word is erg noodig. iuuk nou
maar 's nai ons Peet wat binne wai toch sukkels, we
kenne gieniens 'n goeije hollanse brief skrijve, en
moete dat in ons boeretaaltje of make. Nou en zuk
draait je immers, as je later ouwer binneMaar nou
mot je niet denke Peet, dat ze in de stad zoveul kwie
ker binne, ja, ze hewwe wel 'n mooie jas of n mooi
klaidje an, en ze kenne de meniere beter as wai, das
allegaar waar, maar as 't er op ankomt, ken je best
merke, dat er 'n hoop binne, weer 't ok niet erg diep
J
Nou zei 'k je nag ers wat aers vertelle. Zoo as je
wel weete Peet, hewwe ze deur die leerwet in alle
plaase „kemissies"! Nou is 't zoo wat vaif jaar leeden,
dat ik, toen 'k nag in de boerderij was, koozen bin tot
lid van de skool kemissie.
Deer zatte, behalve twai skoolmeisters, allegaar
boere in. Ien deervan was de voorzitterIn de eer-
ste vergaaring weer i k bai was, moste ik toesproken
worre, dat bekraip jeL En de voorzitter begon.
neere ik open de vergaaring, en ik bin blaid, en jullie
zeker allegaar wel, dat Kees uit de Kogge bai ons koo-
men is. Dus Kees, je binne welle kom hoor! Nou zei
je mitien wel weete wille ok wat we hier zoowat uit-
haale! Nou das niet veul! In de regel komt er n
vader, die z'n jongen niet nai skool stuure wil. Deer
praate wo den effies mee, maar omdat we deer mais-
ten taids niks mee opskiete is dat gouw uit. Den
drinke we op koste van de gemeente 'n glaasie wijn,
rooke 'n sigaartje, deer staan ze as je trek hewwe,
en praate wat over koetjes en kalvies.' Zie zoo, nou
bin je goed inlicht en weet je alles 1"
Toe worde de notulen leezen, van ien van de meis-
ters, die secretaris was, en as je die hoort hadde Peet,
zou je zaid hewwe, wat hewwe ze in die kemissie 'n
beste voorzitter I
De vergaring op er zelf, had niet veul op laif, en
was in 'n amerijtje ofloupen (ze zegge dat woord
„amerijtje" komt nag of van Ave Maria, wist je dat
Peet?) Nou, ik hew van dat baantje niet veul lol had!
Aarf jaar later bin ik er uitloupen, omdat we ers op
'n keer 'n vader oproepen hadde, die z'11 dochter niet
öai skool stuure wou, omdat ze niet verhoogd was. Of
wai nou al zaiden „ja man, deer hewwe wai niks mee
noodug, den moet je deervoor maar bai de Burgemees
ter klage", 't gaf allegaar niks, en hai vertikte 't
doodeenvoudig, 'n Half jaar later eerst worde ie deur
de Kantonrechter beboet voor ien gulden, en weer 'n
half jaar later voor twai. Tqen was z'n maidje twaalf
jaar worren, en was ie der of! Later lachte die vent
ons in ons gezicht uit, en zaide ie: „Jullie deede me
lekker niks hè, voor ien drie pop was 'k er of!' Nou,
dat liet ik me niet anleune, en wou van zoo'n kemis
sie, die eigenluk niet veul uithaale ken, gien lid meer
blaive. Hoe hewwe ze 't lest in Heiloo had, deer bin
ne ze der gelouf 'k allegaar uitloopen!
Nee Peet, deer binne nag veul te veul ouwers, die
't nut van goed leeren voor der kinderen niet inzien,
en deerom bin 'k 't heelemaal niet iens met die vrouw
van Wullem Groot. Die jongen van der lui het latei-
spijt as heer op z'n hoofd, dat ze'n ouwers 'm niet
meer leere leiten hewwen, deerdeur had ie evengoed
op z'n ouwers spuitje koomen kenne. Want zoo as 'k
zaid hew. We hewwe der allegaar gien dokters en
avekaten van te maken!
Nou dag Peet, de groete an Oom Jaap, ok van Trijn.
Nm. 880.
HERINNERING 8.
Mat in 2 zetten.
Oplossingen worden binnen 3 weken ingewacht aan
het bureau van dit blad.
OUR
Pillen zijn verkrijgbaar k t 1.75 de doos en k f 9.- de 6 doezen aan het Generaa}-DepM der
van Eeghenlaan 22-huis te Amsterdamte Alkmaar by Nierop Slothouber, Langest uftt l
De Pink
Pink Pillen,,
en in alle goede apotheken en drogisterijen.
bezet waren. Karei VTI droeg de eerste vilthoed bij
den intocht in Rouaan in 1449. In 1509 was het
roods een oud gebruik dat de raad van Worms die van
Frankfurt jaarlijks een hoed van bevervel overzond,
om daardoor vrijheid van tol te krijgen. In den tijd
van Hendrik IV (15891610) was de hoed in Frank*
rijk iets heel gewoons. Deze vorst, zoowel als zijn hof
en zijn officieren droegen hoeden met breede randen
en aan een kant opgeslagen. Onder Lodewijk XIV
begon men de hoeden ook van achteren om te slaan.
Zoo ontstonden de driehoekige hoeden, die nu met
breedere, dan weer met smallere randen bijna honderd
jaar in de mode waren.
De soldaten versierden ze met cocardes, tressen en
vederbossen. Kort vóór de Fransche revolutie kwa
men eerst in Engeland, daarna in Frankrijk de ronde
hoeden in de mode. De groote soldatenhoed uit den
dertigjarigen oorlog was door den puritein Cromwell
veranderd in een stijven, tamelijk hoogen hoed met
rechten rand. De kwakers in Amerika namen dezen
vorm over en dragen nu nog die belachelijke modellen.
Toen in den tijd van den Amerikaanschen vrijheids
oorlog een enthousiasme voor Amerika door geheel
Europa ging, nam men van daar den cylinderhoed
over als symbool der vrijheid. Bij het openen van de
Fransche nationale vergadering droeg de derde stand
hem als zichtbaar protest togen den driesteek van de
absolute heerschappij. In het begin was de cylinder
hef schrikbeeld van alle elegante en conservatieve
kringen, dpch weldra had bh de bevoorrechte plaats
ingenomen, welke hij in onzen tijd echter weer heeft
verloren of verliezen gaat,
DE SPIEGEL.
De oudste spiegel is het water, hierin zagen reeds
de eerste menschen hun evenbeeld. De oude Grieken
bezaten reeds jpnaakvol bewerkte spiegels, en ook in
den Bijbel is herhaaldelijk sprake van spiegels, b.
in do brieven aan de Corinthiërs. Tot do oudste
kunstspiegels behooren die, welke in een paalwoning
bij het Neuenburger meer gevonden werden. De spie
gels der ouden waren meestal licht gebogen, gepolijs
te metalen platen en niet zelden rijk versierd.
Bij de natuurvolkeren golden dergelijke kunstwer
ken natuurlijk als wonderdingen, waarin men veel
vertrouwen stelde. Daarom vraagt de booze stiefmoe
der van Sneeuwwitje om haar wandspiegel, die de
mooiste en beste in het land was.
Bij toovenarijen werden niet zelden spiegels ge
bruikt. Bovennatuurlijke krachten bezitten volgens
het Berlijnsche volksgeloof zelfs onze tegenwoordige
spiegels. In den Nieuwjaarsnacht kan de jongedoch-
tor haar aanstaande, indien er haar tenminste een is
toegedacht, in den spiegel zien; soms verschijnt ech
ter de man met de zeis als slecht voorteeken of de dui
vel, die veel van den spiegel houdt, omdat deze hem
menig slachtoffer der ijdelheid toevoert. Velen kijken
namelijk zooveel in den spiegel en jagen dan dermate
naar kunstmatig „mooier" worden, dat de natuurlijke,
werkelijke schoonheid verloren gaat, zooals den hond
op de brug het stuk vleesch ontgaat, dat hij in den
bek heeft: hij blaft tegen het spiegelbeeld en verliest
wat hij heeft.
HET GEDENKTEEKEN VOOR EEN RAS.
Men heeft voor mannen en vrouwen, voor groote
daden, voor blijde en treurige gebeurtenissen gedenk-
teekenen opgericht, maar om voor een geheel ras een
gedenkteeken op te richten, dat is toch slechts voor
Amerika weggelegd. De Roodhuiden zullen wel nooit
gedacht hebben, dat de „bleekgezichten," die voortdu
rend met hen in strijd waren, nog eens een gedenktee
ken voor hun geheele ras zouden oprichten. Reeds bij
het invaren van den Nieuw-Yorkschen haven zien de
reizigers twee Indianen, een reusachtige ruiter uit
brons en een ander kolossaal bronzen standbeeld. Ook
er een museum aangelegd om de Indiaansche reli-
quiën te bewaren en de berichten van de verschillende
stammen op te teekenen.
De President der republiek, verschillende staatslie
den en vertegenwoordigers van leger en vloot, drie
endertig hoofden van de, onder den invloed van be
schaving in „vuurwater" verkeerende stammen, waren
bij de eerste steenlegging tegenwoordig. Het was den,
in krijgsdos, met adelaarsveeren verschenen opper
hoofden, groote mannen in den ouderdom van 75—85
jaar, niet aan te zien, dat ze tot een uitstervend, ziel
togend ras behoorden.
Het waren prachtige exemplaren van de Noord-
Amerikaansche Indianen, die allen dikwijls op het
oorlogspad waren geweest met namen als: „Kleine
Wolf," „Schouderblad," „Oude Hond" en „Kleine
Hond," „Zwarte Wezel," „Roode Wolk," „Roode Ha-
ik" en voor alles „Hollow Horn Bear", een man van
zes voet, vier duim. Deze zei in zijn toespraak, dat
de Indianen blij' waren, dat de oude veeten tusschen
hen en de blanken voorbij waren en dat de strijdbijl
voor altijd was begraven. Ze waren tevreden, in hun
landstreken onder de bescherming van den „grooten,
blanken vader" te leven.
DE GESCHIEDENIS VAN DE MUTS.
De geschiedenis heeft uitgemaakt, dat de oude
Grieken reeds verschillende soorten mutsen bezaten,
waarvan de oudste soort wel de Phrygische muts was,
waarvan de vorm op verscheiden gedenkteekenen be
waard is gebleven. Dit hoofddeksel zal wel in ge
bruik geraakt zijn om thuis gedragen te worden. Maar
toen de muts eenmaal uitgevonden was, begon men ze
verschillende vormen te geven, waarvan velen voor
bizondere doeleinden werden gebruikt. Zoo gebruik
ten sommige leden van het mannelijke geslacht m
ons land vroeger een slaapmuts, waarmee ze naar bed
gaan er zijn immers thans geen slaapmutsen meer
in Nederland? Het woord „pet," dat ook voor een
muts gebruikt wordt, beteekent zooals men weet „lie
veling." Ook schijnt bij ons Nederlanders een intie
me verhouding te bestaan tusschen de muts en haar
drager, zooals dat gezegd wordt in de uitdrukking
„goed gemutst zijn."
HET WOORD „CHAUVINISME".
Ongetwijfeld slaat dit woord op een in Rochefort
geboren soldaat van het Groote leger, Nikolas Chau-
vin, die alle veldslagen van de republiek en het eerste
keizerrijk meemaakte, waardoor hij zeventien wonden
en als armzalige belooning een eeredegen, een
lint van het eere-legioen en een klein jaarlijks pensi
oen van 100 gulden ontving. Chauvin stond o .a. als
schildwacht voor de deur van den keizer, toen Bona
parte, kort vóór hij naar Engeland ging, in Rochefort
verblijf hield. Toen het keizerrijk gevallen was,
sneed Chauvin een driekleur in twee stukken, die hij
als beddelakens gebruikte. Hij zwoer, onder de vlag
te sterven en heeft zijn woord gehouden.
ROOD HAAR.
Door bijgeloovige volkeren werd rood haar steeds
met een zeker vooroordeel beschouwd, hetgeen tegen
woordig nog wel geschiedt. In tegenstelling met
deze vooroordeelen, wordt door anthropologen be
weerd, dat de roodharigen bizonder groote energie en
buitengewonen moed bezitten. Veel groote menschen
in de geschiedenis, zooals Cato, Columbus, Bayard,
Olivier Cromwell, Ben Johnson waren roodharig. Het
is een opvallend feit, dat rood haar tegenwoordig
steeds zeldzamer wordt. Nog slechts enkelen zijn de
gelukkige bezitters van het beroemde „Titiaanrood",
terwijl het in de Middeleeuwen en de Renaissance,
vooral in Italië niet tot de zeldzaamheden behoorde.
DE GROEI VAN DE BOOMEN.
De weersgesteldheid is van veel invloed op den
groei van de boomen, zooals de metingen aan dennen,
beuken, ahornen, linden en andere hebben bewezen.
Een vernuftig uitgedacht toestel schrijft vanzelf en
zeer juist den groei van de dikte van den boom op,
zoodat na een waarnemingstijdperk van vijf jaar de
invloed van de weersgesteldheid op den groei van de
boomen met cijfers kon worden vastgesteld. Steeds
kon men des morgens 7 uur een des te grooter groei
opmerken, hoe grooter het vochtigheidsgehalte van
de lucht in de laatste 12 uur geweest was; een dage-
lijksche toename door de temperatuur was niet op te
merken. Daarentegen was de regen van groote be-
teekenis. Bij droog weer wordt de omvang van den
boom kleiner, bij regen en vochtige lucht grooter.
Loofboomen veranderen slechts van dikte, wanneer ze
bladeren hebben, de altijd groene naaldboomen daar
entegen op alle vorstvrije dagen. In den loop van
het jaar is het beloop van den groei de volgende: van
af het eerste voorjaarsweer tot het eind van Mei heeft
een snelle toename, dan tot dezen hot midden van Ju
ni een belangrijke afname plaats. Hierna stijgt de
groei tot het midden van Juli tot een beduidend
maximum, waarop een snelle daling tot een schijn
baar geheelen stilstand in het midden van Augustus
volgt. Bewolking, windsterkte en windrichting be
ïnvloeden den groei van den boom in zooverre, als ze
op den vochtigheidstoestand kunnen inwerken.
VOORJAARSSCHOONMAAK.
„Ik verlang naar de groote schoonmaak," heeft me
nige huisvrouw de laatste weken gezucht, wanneer
vuile, gescheurde kastrandjes haar hinderden, of de
rommel op zolder niet maar „zoo-zqo" op te ruimen
was, maar een grondige bewerking eischte. Ze heeft
naar het weer uitgezien, of het niet ging om vóór Pa
sehen de kachel weg te halen, doch daartoe kon ze
niet besluiten. Liever Paschen afwachten, en dan
aan den slag, en als 't even kon voor Pinkster klaar!
't Is te hopen met al deze degelijke Hollandsche huis
vrouwen dat ze geen spijt hebben van haar haast, dat
April geen witten hoed bezorgt, en dat geen enkel
huisgenoot, bibberend van kou, zal mopperen op die
ellendige schoonmaak, die nu al de kachel naar zolder
liet verhuizen. En ook, dat niemand hinder zal on
dervinden, van de geweldige drukte, die zoo'n schoon
maak met zich brengt. Nietwaar, wanneer men doel
matig en practisch het werk verdeelt, wanneer men
geen z. g. „strop" ondervindt, doordat heeren behan
gers en witters iemand „laten zitten," dan is het toch
yplstrekt geen noodzaak, dat het woord „schoonmaak
alleen al, de menschen een visioen van onhuiselijkheid
en rommel voor oogen roept, uit welke chaos, wie
weet welke manier, een kosmos moet geboren worden.
Er zijn omstandigheden, buiten onzen wil, die de
schoonmaak tot een ware bezoeking kunnen maken,
maar niet altijd dwingt voor „force majeure" en loopt
het werk juist zoo, als men dat berekend heeft.
Dat men zoo eens in het jaar, wanneer de natuur
zich in haar lentekleed steekt, ook het huis een me
tamorfose laat ondergaan, is werkelijk noodig, mits
men ztfrge niet in overdrijving te vervallen. Heusch,
Martha de Harde's en huisvrouwen van den ouden
JJeer Smits, wien de voorjaarsschoonmaak zijn sati
riek „lentemijmering" in de pen gaf, zij mogen aan
spraak maken op de loffelijke namen van degelijke,
zindelijk, zorgelijk, werkzaam, huiselijk en wat niet al
meer, maar of ze het geluk van haar gezin nu juist
helpen bevorderen, en steeds gelegenheid vinden voor
een vriendelijk woord aan de huisgenooten, dat is nog'
sterk in twijfel te trekken.
Over de banier van den profeet, die de Muzelman
nen in den Balkan-oorlog zoo schandelijk in den steek
gelaten heeft, worden in een buitenlandsch blad de
volgende bijzonderheden medegedeeld:
De groote banier of, zooals ze gewoonlijk heet, de
banier van den profeet, is glanzend zwart, in tegen
stelling met de witte banier.
Mohamed zelf heeft ze Okab, d.w.z. de zwarte ade
laar genoemd. De eerste banier van den profeet was
daarentegen wit en van den tulband van Boreido,
dien hij overwonnen had, gemaakt. Deze werd echter
later door een zwarte banier vervangen, waarvan het
laken vroeger als gordijn voor den ingang van het
vertrek van zijn vrouw Ajeska gediend had.
En dit is heilige banier, die door de Mohamedanen
als de kostbaarste herinnering aan hunnen profeet
wordt bewaard. In vredestijd is ze in 42 foedralen
van atlas-zijde gepakt.
Het beroemde reliqui ging eerst op de aanhangers
van Omar over en kwam onder de regeering van
Amoerat III naar Europa.
REGELS VOOR HET SNUIVEN'.
Do liefhebberij voor het tabaksnuiven niet-snui
vors noemen het een ondeugd neemt meer en meer
af. Vroeger was het gebruik zeer verspreid, tot zelfs
in de hoogste kringen en bij de aanzienlijke dames,
Zooals men tegenwoordig regels heeft gemaakt, hoe
de op beschaving aanspraak makende mensch mes en
vork bij het eten hanteeren moet, zoo had men ze
vroeger voor de kunst, de snuif, op de juiste wijze
naar den neus te brengen. Een Italiaansch blad, de
„Piccolo della Sera", heeft de snuifvoorschrifteri uit
dien tijd gepubliceerd. Ze luiden: 1. Neem de ta
baksdoos met de rechterhand uit den zak; 2. Leg dan
de tabaksdoos in de linkerhand; 3. Klop op de doos;
4. Open haar; 5. Presenteer ze aan het gezelschap;
6. Neem ze weer terug; 7. Breng de tabak weer in or
de; 8. Neem een weinig tabak met de rechterhand; 9
Houd ze een oogenblik tusschen de vingers, alvorens
ze naar den neus te brengen; 10. Breng de tabak naar
den neus; 11. Snuif zo met beide neusgaten op; 12.
Vertrek daarbij het gezicht niet; 13. Sluit de doos,
nies, spuw(!) en snuit den neus."
DE HEERENHOED,
In de middeleeuwen droeg men een eenvoudige kap
of muts. Maar toen in de menschen met den nieuwen
lust'tot leven ook een behoefte om zich te tooien, een
wensch tot uiting van het persoonlijke, ontwaakte,
kroonden weldra de merkwaardigste bedekkingen do
hoofden van de mannen. Men droeg hooge, kegelvor
mige suikerbrooden en breede met bont gegarneerde
kappen, die rijk met veeren, edelsteenen en paarlen
'HET OOG BIJ HET MUZIEKGENOT.
De meeste van onze indrukken ontvangen we door
het oog en het oor. Beide organen staan in een zeker
verband met elkaar, want hooren wij ergens een ge
luid, dan zijn we geneigd ook in die richting te kij
ken vanwaar het komt en het valt moeilijk oog en oor
van elkaar te scheiden. Dit moet echter wanneer wq
het ware muziekgenot willen smaken. Daarom tracht
men vaak bij een concert zangera en spelers onzicht
baar op te stellen. Zulke onzichtbare muziek is voor
den fijnproever bizonder aantrekkelijk. Ook het don
kermaken van de zaal voldoet heel goed.
Het eenvoudigste echter is het, wanneer de mu
ziekliefhebber niet op uiterlijkheden let. Dit zal ge
makkelijker zijn wanneer hij weet, welke de afleidin
gen zijn. Een getrouw concertbezoeker zal geen spier
vertrekken, wanneer een musicus met geweldig lange
kunstenaarslokken, die hem bij het spelen om he^
hoofd fladderen, optreedt, terwijl een jong meisje, dat
zulk een haarmensch nog nooit van nabij heeft ge
zien, tranen lacht bij dit gezicht en vergeet, dat ze
komt om muziek te hooren.
Wanneer een der toeschouwsters in de vestiaire
reeds opvalt door een bizonder toilet, dan zal men on
willekeurig denken: „Waar zal ze zitten?" en wan
neer het muziekstuk ons niet bizonder boeit, zoekt
men de geheele zaal af.
Of men bemerkt eenige plaatsen van zich af iemand
die voortdurend met de handen bezig is. Bij nadere
beschouwing blijkt, dat deze chocolaadjes eet. Ook de
man, die alle vijf minuten op zijn horloge kijkt en
niet. vergeet het telkens op te winden, is een onaange
name bezoeker.
Geen afleiding is echter zoo vervelend als het ver
trekken gedurende het laatste stuk. Vooral dames
doen dat graag. Midden in de mooiste finale van een
symphonie staan ze op, en zeilen in volle majesteit
door het middenpad naar de deur, om door veel oogen
gezien te worden.
Dezelfde ergernis veroorzaken diegenen, die te laat
komen of in de pauze hun tijd verpraat hebben. Niet
alleen de toehoorders, doch ook de kunstenaars zelf
kunnen door hun bewegingen, die des te heviger zijn,
naarmate ze minder kunnen, de bezoekers afleiden. De
dirigent loopt het meest van allen gevaar, afleiding te
veroorzaken, want niemand wordt zoozeer bekeken als
deze. Sommigen springen als ware hansworsten op
het podium rond. Zangers en violisten munten
dikwijls uit door buitengewone bewegingen, die
den naïven toehoorder de bewondering wekken.
ook
bij
DE FLUWEELEN DAS.
Het allernieuwste op het gehied van heerenmodes is
de fluweelen das. Een voorliefde voor fluweel heeft
zioh reeds gedurende eenigen tijd onder de vertegen
woordigers van het sterke geslacht doen gelden. Be
halve de fluweelen kuisjas of de jas van een kunste
naar kon men fluweelen vesten en met fluweel ge
voerde overjassen bewonderen. Eveneens vond de ti-
roler hoed van fluweel vele liefhebbers. Nu gaat men
in liet pogen, deze artistieken stof in de mannenwe
reld meer aanhangers te doen vinden, weer een stapje
verder. Wie geen fluweelen vest wil dragen, omdat
hij dit kleedingstuk steeds in overeenstemming met
jas en broek kiest, besluit misschien tot een fluweelen
das. Zonder twijfel staat deze zeer gekleed, doch of
ze als een prettig sieraad zal kunnen blijven bestaan,
is een andere vraag. In ieder geval kan de „zelfbin-
der" evenals de stropdas van fluweel slechts bij staan
de boorden gedragen worden, want onder een dubbele
boord laat zich het deel van de fluweelen das, dat om
de hals sluit, niet schuiven zonder treurige gevolgen
voor den mooi gestreken boord en de stemming van
den drager. Ook zal het bekende afgeven zelfs van
het beste fluweel niet zeer dienstig zijn voor de wasch
en de echtgenoote of do waschvrouw veel ergernis be
reiden.
DE SCHOONHEID VAN DE AMERIKAANSCHE
VROUWEN.
Een bekende Fransche portretschilder, die van een
lang verblijf in Noord-Amerika teruggekeerd is,
steekt in Parijs de loftrompet over de Amerikaausohe
vrouwen, Nopit, verzekert hij, heeft hij gelegenheid
gehad in een tijdruimte van nauwelijks vier maanden
zooveel ideaal schoone vrouwen te schilderen, als in
het land van den dollar,
Het schijnt bijna, als hadden de dames van den ge
goeden stand werkelijk een toovermiddel, dat het haar
mogelijk maakt, steeds schooner te worden. De schil
der was reeds eenige jaren geleden eens in Nieuw-
York, waar hij, zooals ook nu weer, talrijke portretten
schilderde; doch men kan zich niet herinneren, dat
hij toen met zoo gloeiende geestdrift van de bekoor
lijkheden der Amerikaanschen sprak. Hij zelf zegt,
dat verscheiden vrouwen van millionnairs door hem
waren geschilderd, die hij reeds geschilderd had, toen
ze nog meisjes waren.
Uit de knappe, jonge meisjes zijn nu elegante, be-
tooverend schoone vrouwen gegroeid. De dweepende
kunstenaar is overtuigd, een van de gelukkigste,
meest succesvolle scheppingsperiodes van zijn leven
aan de Amerikaansche dames te danken te hebben.
Zijn laatste verblijf daar is zoo mooi geweest, dat hij
-het nooit vergeten zal. Niet minder dan 62 portret
ten van mooie vrouwen heeft hij gedurende zijn ver
blijf daar gemaakt. Daaronder bevonden zich de por
tretten van vier dames van de familie Goult, mevrouw
Harrimanen en haar dochter, verder de dochter van
Hetty Green en andere dollarkoninginnen en prin
sessen.
AARDAPPELVERBOUW.
Zoowel op klei-, veen- en zandgronden is de ver
bouw van dit knolgewas zeer algemeen. Evenals alle
hakvruchten stelt de aardappel hooge eischen aan den