DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
feuilleton.
No. 79 Honderd en vijftiende Jaargang.
1918
MAANDAG
7 APRIL.
ERFELIJK BELAST.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
BINNENLAND.
EEN OUDE GRACHT ONTDEKT.
Telefoonnummer 3.
ALKMAARSCHE CODRANT.
lioo benauwend eigenlijk de tegenwoordige politie
ke toestand is.
ALKMAAR, 7 April
Sinds het begin van de Balkancrisis heeft men her
haaldelijk gelegenheid gehad de zwakheid van Euro
pA) het onderling gebrék aan vertrouwen der mogend
heden waar te nemen. Europa heeft veel gewild.
Eerst was het herhaaldelijk bezig-, Turkije te bewegen
hervormingsmaatregelen te nemen in Macedonië, ten
einde daardoor erger te voorkomen. Maar de mogend
heden waren het onder elkaar niet eens en durfden
tenslotte aan Turkije geen bindend program voor
schrijven. Toen na heel wat getalm de oorlog einde
lijk uitbrak, was de leuze „liet behoud van den be-
staanden toestand d. w. z., hoe de Balkanoorlog ook
moge afloopen, de kaart van het schiereiland wordt
niet veranderd, alles blijf gelijk het is. Toen naar
deze leuze niet meer gewerkt kon worden, kwam er
een nieuwe: „de Balkan voor de Balkanstaten." Maar
ook daar is niets van terecht gekomen. De Europee
sche diplomatie had alles voorzien, had met alles re
kening gehouden, maar op een beslissend succes van
den Balkanbond, neen, daAr had zij niet op gerekend.
De nederlagen van Turkije maakten het onmogelijk de
leuze te handhaven. Bovendien gingen de groote mo
gendheden op eigen houtje politiek maken. Oosten
i ijk-IIongarije dreigde Servië om te voorkomen, dat
het land van koning Peter een uitgang naar zee kreeg,
deed wat het kon om de vorming vaneenAlbaneeschen
staat te bevorderen, omdat het daarin een goeden
klant zag, en was druk in de weer, om te bereiken, dat
Skoetari niet aan Montenegro zou komen. En terwijl
zijn diplomaten dreigden, mobiliseerde Oostenrijk
Hongarije zijn legers. Rusland was daardoor genood
zaakt zich ook gereed te houden en de andere mogend
heden duchtten eveneens oorlogsgevaar. Oostenrijk
rinkelde zoo hard met de Duitsche sabel, gelijk het
teekenachtig is gezegd. Geen wonder, dat onder deze
omstandigheden het werk ter bevordering van den
vrede in verkeerde handen was. Niets heeft tot dus
verre opgeleverd de Londensche conferentie, niets ook
die te Konstantinopel noch die t-e St. Petersburg. En
thans beleven wij het merkwaardige schouwspel, dat
heel Europa, op Rusland na, een vlootdemonstratie te
gen het kleinste staatje is gaan ondernemen. Trou-
vi ens reeds in 1880 waren de oorlogsschepen der groo
te mogendheden daar in de buurt, toen was het een
demonstratie voor Montenegro, tegen de Turken en
Albaneezen, thans gaat het tegen Montenegro en voor
het nieuwe, onafhankelijke Albanië. Houdt Montene
gro thans vol, dan loopt dit optreden, dat vooral door
Oostenrijk is gewild, uit op de grootste bespotting
van het werk van Europa. Niet onwaarschijnlijk, dat
Oostenrijk dit nieuwe zaakje begonnen is om Rusland
tegen zich in het harnas te jagen, maar Rusland vol
staat tot dusverre met zich te onthouden.
Montenegro's koning geeft echter aan de zes groo
te heeren geen kamp. De dappere vorst in het kleine
landje heeft verklaard:
„Als dc Europeesche gendarmen aan onze deur ko-
men, zal hun kloppen niet baten. Zij zullen de deur
moeten forceeren en ons arresteeren. Dat wij tegen
stand zullen bieden, spreekt vanzelf. Wanneer liet de
bedoeling van J3uropa is zich te verzetten tegen de
vervulling onzer natuurlijk Wenschen, dan zullen wij
die daarom nog niet zonder protest opgeven.
„Hoe kan ik rekening houden met den wil van Eu
ropa, wanneer het lot van mijn land op het spel staat?
Moet ik de levens van mijn dappere onderdanen
offeron op het altaar der Europeesche intrigues? De
oorlog heeft ons twen millioen gekost en tienduizend
menschenlevens en nu wil Oostenrijk dat wij ons doel
opgeven, nu het zoo goed als bereikt is.
>Dat is een schande. En die durft men ons alleen
aandoen, omdat wij tegenover do vereenigde macht
van Europa zwak en hulpeloos zijn. Wij hebben het
onze gedaan voor de bevrijding van de Serviërs van de
Turksehe tyrannie. Wij hebben de vrijheid der Alba
neezen bevochten, maar wij wenschen nu ook een
plaats buiten onze kale bergen. Die plaats is Skoetari.
En wij zijn bereid ons leven te offeren ter verovering
van die stad."
„De Turk heeft sedert meer dan 300 jaar onzen bes
ten grond in zijn bezit gehad en gedurende al dien
tijd hebben wij gepoogd hetgeen wij verloren hadden
te heroveren.
„En Skoetari behoorde ons, voordat de Turken het
namen. Daar liggen de graven mijner voorvaderen
en staan de kerken, die zij hebben gebouwd.
„Skoetari zal mijn hoofdplaats worden. Wij zullen
het met de andere steden eerst verbinden door gewo
ne wegen en daarna zullen wij spoorwegen aanleggen."
De mogendheden krijgen het dus in geen geval ge
makkelijk met- dezen koning die den moed en het
recht aan zijn zijde heeft. De blokkade der kust hin
dert Montenegro niemendal. Slaagt liet er intus-
schen in Skoetari te nemen en het doet daartoe
wanhopige pogingen wat dan? Niemand weet dat.
En dit is op het oogenblik wel de voornaamste kwes
tie het al of niet voortduren van den oorlog, het
langer of korter uitblijven van den vrede zinkt daar
bij in het niet.
HET KONINKLIJK HUIS.
Tot liet déjeuner bij den Keizer en Keizerin van
Duitschland waren Zaterdag, naar uit Homburg v. d.
Ilöhe gemeld wordt, genoodigd Koningin Wilhelmina,
Rrins Hendrik en gevolg.
S. D. P.
De Sociaal-Democratische Partij hield te Amster
dam haar vierde jaarvergadering, onder voorzitter
schap van den heer D- L Wijnkoop, die een uitvoerige
openingsrede hield, Waarin hij er op wees dat onder
de tegenwoordige politiekeomstandigheden de S. D
P. meer noodig is dan ooit.
Uit het jaarverslag, uitgebracht door den secretaris,
den heer J. O. Ceton, bleek dat er zijn 16 afdeelingen.
Op 1 April 1912 waren er 511 leden, op 15 Februari
1913 533 leden, onder wie resp. 26 en 43 verspreide
leden. 136 leden werden afgevoerd (5 wegens roye
ment), terwijl er 158 toetraden, van wie 43 reeds lid
varen. Onder de leden waren 152 vrouwen en 78
echtparen.
De balans der partij sluit in actief en passief met
J 549.55%het verlies en de winst sluiten met een
bedrag van 892.93. „De Tribune" leverde een ver
lies op van 266.51.
Een bestuursvoorstel inzake het oprichten van een
drukkerij werd aangenomen.
Besloten werd een agitatie tegen het militairisme
en den oorlog te ontvouwen. Afgestemd werd het
voorstel, ook andere op het- standpunt van den klas
senstrijd staande organisaties uit te noodigen aan
deze agitatie wegens het militairisme deel te nemen.
Een motie van het bestuur inzake de verkiezingen
werd goedgekeurd.
Het volgend congres zal te Leiden worden gehou
den.
Voor het overige was er weinig, dat deze week de
belangstelling vroeg. Alleen dienen we een incident
even te releveeren. Het nieuwste Duitsche oorlogs
schip „de Zeppelin 4" heeft een onvrijwillige landing-
op Eransch grondgebied ondernomen, nog wel op een
militair excercitieveld, bij Lunéville. Men was er in
1* rankrijk boo3 om, wijl men spionnage vermoedde, en
men was er in Duitschland verontwaardigd over. om
dat men vreesde, dat de Franschen den Duitschors de
kunst zouden afkijken en nu zelf ook spoedig- lucht
schepen naar het geniale voorbeeld zouden gaan bou
wen. Gelukkig is het hierbij gebleven: de Franschen
zijn overtuigd, dat de noodlanding enkel toeval was
en de Duitschers moeten erkennen, dat er ten opzich
te van het luchtschip zeer loyaal gehandeld is. Het
geval bewijst echter, hoe licht in dezen tijd de gevoe
lens worden geprikkeld, de achterdocht wordt gewekt
Gemeugd nieuws.
DE UITSLUITING IN DE SIGAREN-
INDUSTRIE.
Naar aanleiding van een oproep -tot steun aan de
stakende en uitgesloten sigarenmakers in het Hbld.,
stelt do bekende Amsterdamscho kantonrechter, de
heer mr. I. A. Höfelt, in dat blad de twee volgende
vragen
lo. Hebben de uitgesloten sigarenmakers wel steun
noodig? Eene uitsluiting toch doet in 't algemeen de
dienstbetrekking niet eindigen en ontheft de pa
troons dus niet van hunne verplichting tot betaling
van het loon; of is er misschien bij schriftelijk aan
gegane overeenkomst of bij reglement van de'bepaling
van artikel 1638d van het Burgerlijk Wetboek afge
weken
2o. Als er wèl steun noodig is, ligt 't dan niet
meer op den weg van de Amsterdamsche patroons zel-
I yen dan van het publiek, om dien steun te verleenen?
Immers, aan wie anders dan aan hèn is liet te wijten,
I als hunne sigarenmakers, die niets misdreven hebben!
j broodeloos worden?
I wordt tegenwoordig (dank zij de hooggeroemde
solidariteit) zoowel door de arbeiders als door de
i werkgevers meermalen misdadig tegenover elkaar ge-
s handeld.
Roman van KLARA HOFER
2) -0-
De stoet der Hertogin verliet langzaam de zaal. De
beroemde Trakehner hengsten van haar tweespan
wierpen beneden reeds ongeduldig hun koppen om
hoog. Loven m de zaal vormden zich nog kleine en
groote groepen, hetgeen gewoonlijk aan het algemeen
vertrek voorafgaat. Men stond zoo nog eenigen tijd
wisselde een paar beleefde woorden, maakte de een of
TW% !>e spreker was °P bare Excellentie
Beust-Pennekow toegetreden, die hem vol ongeduld
zag naderen.
„Mijn beste dominee! Welk een genoegen voor mijt
weet, dat ik ook een weinig...." Zij stak den re-
renaar beide handen toe en keek daarbij op ziido of
,aar ni°ht wel bijtijds haar wandelstok voor uitglij
den behoedde.
De geestelijke drukte de beide handen van hare Ex
cellentie en boog zich al zegenend over het roode ge
iaat, dat uit het ronde, witte toupetje tot hem opzag.
hoofd gnjS St0nd Van achteren wijd van zijn
e?n heerlijke gewoonte, uwe Excellentie, om
gemeentenaren te begroetenWat heb ik dik-
UIb gewenscht om onze lieve mevrouw Von Beust
an aangezicht tot aangezicht
are Excellentie keek aangedaan tot hem op.
„Ach Ja, de liefde is groot, de kracht is klein,
riik i;„fPr de' ,°P haar stok geleund, haar omvang-
richten. dm Z™rt ZÜden ^mantel op fe
toch?" M><r k'gen baar nicht uit: „Zeg, help me
koDSkXf™U,r kree« een kleur sloeg haar slan-
wier gewicht Tn °T -° onbebouwen gestalte, onder
HANDELSREIZIGERS.
Do Nederlandsehe Handelsreizigersvereeniging heeft
De geestelijke strekte voorkomend zijn arm uit:
„Leunt u maar stevig op mij, lieve Excellentie!" Het
volgende oogenblik boog hij zijn beenige gestalte naar
voren. De zwarte jas vormde breede fdooien over zijn
magere borst. „Ik heb echter tot dusver verzuimd,
mij aan de lieve jonge dame
Antoinette Stojentin wierp haar hoofd in den nek.
Zij was zelve iemand, die oprecht God zocht, maar de
wijze van doen der beide uitverkorenen kwam haar
zoowel eblachelijk als afstootend voor. En tante Bri
gitte was toch gewoonlijk anders
Hare Excellentie stelde voor:
„Gij kent toch immers den hoogst verdienstelijken
dominee door zijn voordracht, Antoinette! Mijn nicht,
mevrouw Stojentin!"
De oude heer Wierp een snellen blik op do jonge
vrouw. Daarop sloeg zijn lange, magere gestalte als
t ware dubbel, hij greep de hem toegestoken hand.
„Gelukkig degeen, die tot een vroom huis behoort
- hij is gezegend voor kind en kindsheid." De woor
den gleden als olie van zijn lippen.
Mevrouw Stojentin keek hem ietwat koel aan: „Wij
zijn geen bloedverwanten."
Zy trad een weinig ter zijde en drukte met beide
anden haar zwart fluweelen hoed op haar roodblond
golvend haar Die was verschoven terwijl zij, haar
tante hielp. Maar onmiddellijk had zij gewetenswroe-
e'*, Z1J ,zo° kortaf was geweest. Wat het zijn
schuld, dat zijn uiterlijk zoo was? Zij' was altijd te
impulsief. Zij wilde zich houden aan hetgeen zij
e dus zei zij op haar gewone, bescheiden en
beminnelijke manier„Uw rede heeft mij zeer ge
troffen, dommee!"
Hare Excellentie viel haar in de rede: „Ach ja!
Welk een veld voor de barmhartigheid!"
De man liet zijn hoofd oen weinig zakken toen
by zijn scherp gelaat, naar de jonge vrouw toekeerde,
verscheen er m zijn oogen een vreemde uitdrukking!
juist als daar straks onder zijn redevoering: „Ja,
welk een genade voor ons, die ons wordt verschaft'
opdat wij gelegenheid hebben, ons zeiven te verlooche-
nen 7
De donkergrijze oogen in het teergetinte gelaat der
jonge vrouw sperden zich wijd open:
„Genaae Om 's hemels wildie ongelukkige
spelselen in duisternis rondtastend u heeft, zelf ons
hun lot zoo aangrijpend geschilderd...." Het leelij-
ke, grijze hoofd voor haar scheen te groeien.
„Ja, genade van de treden van den hoogsten troon
Toetssteenen, ons in den weg gelegd om onze liefde
te bewijzen, om iets uit te wisschen van de groote
schuld der rnensehheid.
Mevrouw Von Bepst zag er een weinig onthutst uit.
Zij had zich de zaak niet zoo voorgesteld.
Mevrouw Stojentin was ontsteld. Zij wist niet wat
zij ei van moest denken. V as dat een blik in diepten
ran de menschenliefde of in diepten van het egoïsme?
Zij keek den man voor zich met een heimelijk afgrij
zen aan: „Denkt de graaf ook zoo, dominee?"
„De dierbare graaf heeft zich in geestelijke dingen
steeds aan mijn leiding gehouden al is zijn dienaar
ook een van de geringsten en onwaardigsten," ant
woordde hij met een met opzet gedempte stem. In zijn
met bloed beloopen, lichte oogen, als die van een roof
age] scherp en spiedend uit hun kassen glurend, lag
een blik, die niet met den ootmoed der woorden
strookte.
Hij keek even om zich heen, hare Excellentie werd
door andere dames in beslag genomen. En nu trad hij
dicht op de jonge vrouw toe: „Heet u niet Stojentin,
mevrouw? vroeg hij op een correcten conversatie
toon. „Die naam wekt oude herinneringen bij mij
op
Antoinette koek hem onbevangen aan: „Dat is wel
mogelijk, mijn man stamt van een oude predikantsfa
milie af."
Om de smalle, gesehoren lippen van den tandeloo-
zen mond verscheen een eigenaardigen trek. „Zoo, zoo,
dc Stojentins."
..„Ja, zijn moeder was een Crelinger. Van de groote
zijdefirma. Maar nu zijn ze allen ambtenaren, name
lijk juristen.
„Zoo, zoo.
De burgemeester naderde beiden. De heeren kwa-
een adres verzonden aan den Minister van Binnen-
landsche Zaken, waarin verzocht wordt, in het ver-
volg^de stemmingen en herstemmingen voor de Twee
de Kamer op Maandag vast te stellen, opdat daardoor
aan een groot aantal stemgerechtigden, die daartoe
thans bezwaarlijk in staat zijn, de gelegenheid worde
gegeven, van hun kierecht gebruik te maken:
Op het Munster kerkhof te Utrecht wordt het nieu
we administratie-gebouw gezet ten diensten van dc
Ned. Hcrv. Gemeente. Bij het graven van gaten, voor
liet aanbrengen van zoogenaamde betonputten, noodig
voor de fundamenten van het gebouw, is men gestuit
op overblijfselen uit zeer vroegere eeuwen.
Deze gaten moeten ongeveer zeven meter diep wor
den gemaakt en het was bij een dier gaten, op het
achterste gedeelte van het bouwterrein, dat de grond
werkers de beschoeiing vonden van een gracht, die
omstreeks 1100 a 1200 over het Munsterkerkhof moet
hebben geloopen, vermoedelijk de vroegere richting
van de Nieuwe Gracht, die in de 12de eeuw het Dom
plein zou hebben doorsneden.
De gravers vonden dan ook de walkanten van die
gracht terug, met hier en daar nog perkoenpalen, ter
wijl tenslotte een gedeelte van een schuit werd bloot
gelegd, die aan den kant van die gracht gemeerd heeft
gelegen. Hoogstwaarschijnlijk zijn door een over
strooming gracht en omgeving onder een dikke klei
laag bedolven geworden; de grondwerkers moesten al
thans een groote laag klei verwijderen, eer zij weder
in zandgrond kwamen. Y an een en ander is door den
architect nauwkeurig notitie genomen.
DE STRIJD IN DE KLEEDINGNIJVERHEID.
Bij het uitbreken der staking werd door de werklie
den-organisaties te Amsterdam aan de patroons-veree-
niging bericht, dat men steeds bereid was tot onder
handeling. De patroons antwoordden daarop, dat de
ze toezegging te vaag was om er op in te gaan.
Thans is door de werklieden-organisaties een nadere
uiteenzetting gevonden.
In het schrijven wordt betoogd, dat de werklieden
ei niet aan denken te verlangen, dat de patroons zich
in een bepaalde verkoopklasse van kleeding zouden
rangschikken.
De werklieden-organisaties wenschen volgens hun
schrijven
lo. Dat op den grondslag van de loonen, thans door
de patroons betaald, minimumloonen worden vastge
steld, waardoor geen loonsverlaging, maar loonsver-
hooging voor de kleermakers wordt verkregen.
2o. Dat niet een lid van den Bond voor elk klea-
dingstuk een voor hem voordeelig tarief zou mogen
uitzoeken, maar een geheel tarief als minimum aan
vaard.
3o.^ Dit laatste in ovex-leg met de werklieden-orga
nisaties.
4o. Dat buitengesloten is, dat kleermakers tijdens
de- duur van de loonovereenkomst. worden ontslagen,
of hun geen werk gegeven wordt, omdat andere kleer
makers voor lagere loonen zijn aangenomen.
W anneer men het over deze punten eens is kan nog
dus besluit het schrijven dor werklieden ebraad-
siaagd worden, over de alsnog bestaande loonsverschil
len en de wijze waarop met de confectie-patroons over
eenstemming kan worden verkregen.
men van de begeleiding der hertogin terug. De licht
blonde barones Zerbst schoot op haar man, den kreits-
commissaris toe: „Heeft hare hoogheid nog iets ge
zegd
Mevrouw Von Beust verklaarde met veel omhaal
van woorden, dat zij den lieven predikant Graffunder
nog m o e st weerzien. Dien avond was dat echter
onmogelijk, daar hare hoogheid had bevolen hoe
aandoenlijk, die belangstelling niet waar? maar
morgen
De gevierde man stemde daarin toe, hij kon dan
s a\onds nog bij tijds bij den dierbaren broeder en de
verlaten inrichting zijn.
Hare Excellentie nam den arm van haar nicht.
„Kom nu, Antoinette. Zeg maar dadelijk aan George,
dat je morgen bij ons eet, hoor!"
Het oude koopmanshuis der Tuttlau's lag in een
ongeplaveide straat. De stad had zich naar een ande
ren kant uitgebreid en de voormalige levendige en be
voorrechte stadswijk was nu eenzaam en verlaten. De
laatste Tuttlau, een eënigszins zonderling man, had
alle versierselen laten verwijderen, had poorten, ra
men, gewelven laten dicht metselen, liet huis was nu
een wit, rechthoekig gebouw van onuitsprekelijke
nuchterheid, baast de voordeur hing een schel aan
een lang ijzerdraad.
Aan bet huis had gemakkelijk een meer deftig aan
zien kunnen gegeven worden. Het gemeentebestuur
iiad dooi* het aanbrengen van twee mooie straatlan
taarns en twintig meter trottoir blijk gegeven de
groote som op prijs te stellen, die de eigenares als be
lastingschuldige betaalde. IJzeren leuningen aan de
stoep, een sierlijk hek inplaats van den met glasscher
ven en spijkers gekroonden hoogen steenen muur, die
zich rechts en links van het huis bevond, zouden zon
der veel moeite den stijven indruk hebbon weggeno
men. Maar Brigitte wilde het zoo.
Zij en haar huis behoefden niet voor de buitenwe
reld toilet te maken. „De waarde zit van binnen,"
bad de oude Lewysohn op de markt altijd gezegd. Zoo
had zij als Brigitte Tuttlau gedacht, zoo dacht zij als
vrijvrouwe Von Beust-Pennekow.
Wordt vervolg.