DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 96.
Honderd en vijftiende Jaargang.
1913
ZATERDAG
26 APRIL.
Post en Telegraaf te Alkmaar.
Z
Dit nummer bestaat nit 3 bladen.
S T A D S N 1 UW S,
i.
ALKMAAR, 26 April.
]STu het Rijk er dan eindelijk toe overgegaan is om
terreinen aan te koopen en eerlang op den hoek van
Laat en Koorstraat „de Meiboom in den kap" zal
staan van het gecombineerde Post- en Telegraafkan
toor, nu er dus uitzicht is gekomen op spoedige voor
ziening in een behoefte, die zich in dezen tijd van
Koorstraat, waar tbans mr. Quintus woont - oud
postkantoren schijnen voor huisvesting de voorkeur te
genieten .van tegenwoordige rechterlijke ambtenaren!
Op de plaats, zoo dicht gelegen bij de plek, waar het
nieuwe kantoor zal worden gebouwd, berustte het di
rectoraat bij den heer Bertling. Niets is bestendig
op aard en de plaats van het postkantoor te Alk
maar allerminst. Een nieuwe verhuizing bracht,
naar we vernamen, hoewel we geen bevestiging kon
den krijgen, de posterijen op d'e Breedstraat, in pen
der perceelen, waarin thans de kantoren van de firma
öpbloei in onze gemeente steeds heviger deed gevoelen, (je Lange en de Moraaz gevestigd zijn^Daar was de hr.
de behoefte aan ruimere huisvesting van post en te-
legraaf, aan meerder comfort voor publiek en perso-
neel, nu leek ons het oogenblik gekomen, om eens
z^""/'~iets op te diepen en over te vertellen van de geschie-
denis dezer takken van dienst in Alkmaar. Voor enke-
Jif, oudere lezeressen en lezers zouden het beelden uit
de herinnering' zijn, welke opnieuw ontwikkeld uit
een modern bad te voorschijn kwamen, maar voor do
meesten zou het al nieuw zijn wat ze vernamen over
vroegere toestanden bij post- en telegraafwezen, over
de omzwervingen der kantoren in deze stad, dachten
we. En zoo hebben we enkele gepensionneerde beamb
ten even gestoord uit hun rustige rust van tevreden
renteniertjes, voor een wijle beroofd van hun dagelijk-
sche wandeling of hun behagelijk thuis-zitten, om
eens wat met hen te praten over de begin-jaren van
hun langen diensttijd, om van hun ervaring en van
hun geheugen profijt tb trekken. Zij waren dadelijk
bereid onze vragen zooveel mogelijk te beantwoorden
en onze gegevens aan te vullen en daarover zijn wij
zeer verheugd immers hoe zouden we aan ons voor
nemen uitvoering hebben kunnen geven, zonder hun
medewerking? Hoogere ambtenaren uit den tijd van
veertig, vijftig jaar geleden zijn er hier ter stede niet
meer voor dezulken toch is Alkmaar slechts een
doorgangsstation op de levensloopbaan. Anders staat
het echter met het lagere personeel, voor hetwelk de
eerste standplaats dikwerf begin- en eindstation te ge
lijk is de beambten rusten in dubbele beteekenis
meestal in de plaats, waar ze altijd gewerkt hebben.
We konden boeken en couranten raadplegen, maar,
nietwaar het is eigenaardiger de bijzonderheden op te
teekenen uit de monden van de personen, die het
grootste deel van hun leven aan den dienst hebben
gegeven, die de levendigste herinneringen aan dit
stukje beschavingsgeschiedenis bewaren, die hun his
torische mededeelingen kunnen kruiden met die aar
dige trekjes, welke aan het verhaal iets zeer eigens
en iets oorspronkelijks geven. De besteller in ruste
bijv., die ons vertelde, dat hij om zeven uur uitging
voor de avondbestelling en om acht uur alweer op
een bankje op de Vest zat, dat hij met een reppie-
zakkie onder den arm naar den trein ging om de post
te halen, alsof hij 'n boodschap voor moeder ging doen,
y, geeft kleuriger indruk van de geringe beteekenis van
JU,
be-
ket postwezen in die dagen dan een uitvoerige
schrijving kan maken
y Voor we dan ook verder gaan, willen we gaarne
/2^jit--:i—Mank betuigen aan de heeren Breek, de Vries, Bolde-
v-*-—^"*"tink en Smorenberg, die ons zoo bereidwillig behulp-
zaam waren en inlichtingen verstrekten. Ook den
pt-L- heer Bruinvis vonden we als altijd gaarne bereid onze
gegevens na te gaan en aan te vullen.
De eerste Alkmaarsehe postdirecteur, dien men
zich herinneren kan was de heer Scheltus van Kamp-
ferbeke, wonderlijker nagedachtenisse. Hij had als
veldpostmeester den veldtocht van 1815 meegemaakt
en als belooning daarvoor gekregen. het di
recteurschap van de posterijen te Alkmaar. Een ka
mer van het Heerenlogement, in de Langestraat, van
het gebouw dus, waar thans mr. van Sonsbeeck woont,
was destijds het postkantoor. Dé directeur, harts
tochtelijk verzamelaar van oudheden, die tusschen
veel prullen inderdaad enkele schatten bezat, kocht
later het huis in de Langestraat, dat thans aan den
heer Endel behoort, maar zoo zeer nam zijn verzame-
töe, dat het postkantoor elders onder dak ge-
■^^*^d)racht moest worden het kwam in de Breedstraat,
waar de lieer van Dam later een stal heeft laten
bouwen.
tt' lASW*»r*
In dien tijd was er maar één brievenbesteller, Toon
Wellor geheeten, een klein mannetje, dat altijd een
„stalen pen^/droeg. De menschen zeiden wel eens te-
genelkander „Als Toon sterft, wie moet dan al die
brieven bestellen," Toon is natuurlijk reeds lang ad
".-.^patres, nraar zijn opvolgers wisten de burgers ook te
vinden. Al die brieven.... het klinkt wel grappig als
men bedenkt, dat aan vracht 6 a 7 stuivers moest
worden betaald; gebeurde het zelfs niet, dat iemand
wanneer hij van hier naar Friesland ging, eerst
aan verschillende ingezetenen vroeg, of hij misschien
ook brieven voor hen meenemen kon?
Na do reorganisatie der posterijen, omstreeks 1850
kwam hier uit Zaandam als directeur de heer Nagel
Het postkantoor was toen onder dak gebracht in
een woning aan de Oude Gracht, daar, waar dr. Dir
ken eenige jaren geleden zijn voornaam huis verrijzen
deed.
Van hier verhuisde het kantoor naar den hoek van
de Baanstraat, in het huis thans door mr. van Tien
hoven bewoond, en daar was baron Sweerts do Landas
directeur. Lang bleef het kantoor ook daar niet,
hét werd dra gevestigd op den hoek van Laat en
^2- - v
Gouwe directeur, die het bleef toen het kantoor werd
verplaatst naar den Koningsweg, naar het huis, thans
door den heer Ohmstede bewoond en het perceel
daarnaast. Zoo langzamerhand bleek het steeds nood-
zakolijker een postkantoor te Alkmaar te hebben, dat
voor het doel gebouwd was en daarom stichtte het
Rijk hot gebouw aan de Nieuwesloot. Het bouwen
van het' post-, hypotheek-, kadasterkantoor, direc
teurs- en conciërgewoning werd in 1877 gegund aan
den laagsten inschrijver, den heer S. Wit te Oterleek.
Den lsten Augustus 1878 werd het gebouw in ge
bruik gonomen. De Alkmaarsehe Courant schreef
enkele dagen daarna:
„Mag het een opmerkenswaardig sieraad onzer stad
„genoemd worden, ook de inwendige inrichting en de
„nette afwerking van het geheel verdienen lof en
„strekken tot eer van den ontwerper, den heer A.
„Peeters, architect van het ministerie van financiën,
„van den opzichter J. J. Veldkamp, den aannemer J.
„8. Wit van Oterleek en den schilder J. J. Boogh.
„Het rijkswapen in den voorgevel werd vervaardigd
„door den steenhouwer Bouwman te Haarlem."
Het postkantoor moge voldaan hebben aan de be
hoeften van zijn tijd, het was op verre na niet bere
kend op dio van den onzen. Het is met. dit kantoor
gegaan gelijk met zoo menig vergrijsd politicus
als frisch en ruim in den aanvang geprezen, duf en
bekrompen genoemd in een tijd, die andere eischen
stelt, omdat het vermogen ontbrak om zich aan te
passen aan den snellen ontwikkelingsgang en omdat
de stilstand een heel erg achterblijven beteekende.
Hoezeer dit kantoor bij zijn opening dan ook geroemd
moge zijn, het jongere geslacht zal slechts een onaan
gename heugenis eraan bewaren, wanneer het een
maal aan zijn bestemming onttrokken is. Ook in dit
kantoor dat in 1890 door den heer F. H. Ringers
werd vergroot was de heer Gouwe directeur, na
hem kwamen do heeren Kruseman, Moll en van Del
den, terwijl het thans onder directoraat van den heer
Verwey staat.
Omstreeks 1850 kwam de postkar ongeveer half ne
gen uit Amsterdam hier aan, vertrok dan naar den
Helderden keerde om twee uur 's nachts hier weer.
's Middags om twaalf uur kwam de postkar uit
Haarlem, 's avonds om 7 uur die uit Hoorn. De post-
karren stalden beurtelings^in „de Roode Leeuw," in de
Koorstraat, waar thans de heer Pels woont en in
„de Toelast," destijds bewoond door den heer van
der Hagen, wel bekend uit het versje van Beets „In
de diligence"
In den ouden bolderwagen,
Die van Alkmaar op Haarlem rijdt,
Tn den wagen van van der Hagen,
Gebruik ik voortreffelijk mijn tijd."
Zooals de oude heer Stastok altijd zijn bittertje nam
als de wagen van tweeën voorbij kwam, zoo regelden
vele Alkmaarsehe burgers hun leven naar den post
wagen. Het getoeter van den postillon was voor me
nig huismoeder of dienstmaagd het sein, dat de aard
appelen noodig op het vuur moesten of dat het thee
water opgezet diende te worden,
De bestellers moesten de post uit het logement ha
len en naar het- kantoor brengen. De nachtpost werd
's ochtends om half negen besteld, de middagpost om
twee uyr, de avondpost om 7 uur. Heel veel „post"
was er intusschen niet per dag waren er een kleine
honderdtal brieven, 's morgens een vijftig, 's avonds
nog geen tien, terwijl er een 20-tal exemplaren van
couranten aankwamen, die echter van het kantoor
gehaald werden door een bekende Alkmaarsehe per
soonlijkheid, Kips geheeten. Twee bussen waren er
geplaatst: een bij de Yischmarkt en een bij de Groote
Kerk.
Omstreeks 1875 bestond het personeel onder den
directeur uit een commies, een assistent en vier be
stellers.
„Och, mijnheer, zoo vertelde een der laatsten ons,
„wij konden er soms best om loten wie van ons vie
ren de heele bestelling zou doen. Vroege treinen had
je toen nog niet, om half tien gingen we voor 't eerst
de stad in, om 1 uur en om 7 uur weer en dan nog
om negen uur, maar de kruideniers, voor wie er brie
ven waren, lagen dan vaak allang op bed en we kon
den alleen maar meer terecht bij notarissen en advo
caten. We vonden het altijd met elkaar, welke wijk
we een weeklang zouden nemen, maar het gebeurde
dikwijls, dat een zijn wijk graag nog een weekje wou
houden en dat bleef dan maar zoo. Als ik de post
moest halen, was het net of ik met m'n reppiezakkie
'n boodschap voor m'n moeder moest doen en als we
om 7 uur 's avonds de deur uitgingen, zaten we voor
achten te wachten op een bankje op de Vest op den
laatsten trein. Kijk u moet maar denken, dat er
toen nog geen briefkaarten, ansichtkaarten, verlo-
vings- en ondertrouwkaarten waren, de enkele wis
sels werden zoo in den loop |nee ingecasseerd, kranten
als do Oprechte Haarlemmer waren veel te duur voor
den gewonen burger, die alleen de Alkmaarsehe cou-
rant las, waar toen niets in stond en de pakketpost
bestond toen nog niet.
Of we wel eens extra drukke dagen hadden, zooals
met Nieuwjaar? Niet dat ik me herinner.
De brieven voor omliggende gemeenten werden door
bodes gehaald, zoo had je Meijer van Heilo, Jan de
Moor van de Hoef en Egmondzee, Jacob de Zeeuw
van Warmenbuizen en Schoorldam en dan reed cr een
postkar oVer Oudorp, Stompetoren, Rustenburg,
Oterleek, Waterwaay, Wognum, Hensbroek, Opmeer,
Obdam naar Hoorn.
Wij, bestellers, hadden onze tasschen nooit erg vol,
U, kunt dat zelf wel begrijpen, de stad was nog klein
eïi de bevolking ook. De drukte kwam, toen het dag
bladzegel werd afgeschaft, toen kreeg je het Nieuws
van den Dag, dat eerst kleine Courant heette en an
dere kranten, die meer gelezen werden, er kwamen
v-foegtreinen, de bevolking werd gróoter, het vervoer
nam toe. Onze bestellingen duurden gaandeweg lan
ger, maar we waren weer gauwer terug, toen de men
schen zich brievenbussen aanschaften, immers toen
behoefden we, als we aangebeld hadden, niet meer zoo
lang te wachten, konden we verder gaan als we aan
gebeld en den brief in de bus gestoken hadden.
Stempels, ja die hadden we ook, niet zooveel als nu.
Ziét u, tegenwoordig staat op een brief een stempel
met het nummer van de jaskraag van den besteller,
die hom bezorgt, zoodat dadelijk kan worden uitge
maakt als er abuizen zijn begaan, wie de schuldige is.
In ïnijn tijd wisten ze daar niet van. We hadden maar
'nghwonen handstempel, later kwamen er slagstempels,
maar daar sloegen we ons wat vaak moe op de vingers,
dat beviel niet erg. Je kreeg ook vaak brieven zonder
zegel en daar moest dan een dubbeltje port van ge
heven worden, en als ze uit Indië kwamen zestig
cents. Maar de menschen betaalden graag zooveel
voor zoo'n Indischen brief en de besteller, die hem
bracht was meestal van 'n extraatje zeker.
In mijn tijd waren er vijf brievenbussen, een op de
Vischmarkt, een bij: den heer Goes op den Dijk, een
aan den Accijnstoren, een aan den Heiloërpoort en een
bij de Groote Kerk.
Met reuzenschreden is het vooruitgegaan, toen het
eerste'postkantoor was verrezen op de Nieuwesloot.
Door tusschenkomst van dén directeur Gouwe werd er
al spoedig meer personeel aangesteld en toen kwam
ook af* gauw het eerste postkarretje, om mee naar het
spoor te gaan"
(Wordt vervolgd).
DE OPENBARE SCHOOL EN DE GRONDWETS
HERZIENING.
Voor het comité tot verdediging der openbare
school, samengesteld uit de afd. Alkmaar van het N.
O. G., Volksonderwijs en het Nut trad gisteravond in
de uitstekend bezette groote zaal der Harmonie als
spreker op de heer Th. Lancée, oud-voorzitter van het
N. O. G., met het onderwerpDe openbare school, be
dreigd door de voorgestelde grondwetsherziening.
De voorzitter van het comité, de heer J. A. Ver-
kuyl, heette de aanwezigen hartelijk welkom. Spr.
wees er op, dat ernstig gevaar dreigt door de voorge
stelde-wijziging van art. 192 der Grondwet,
De heer Lancée, hierna het woord verkrijgend, zei
met zekere schroom de uitnoodiging om als spreker
op te-treden te hebben aanvaard, omdat hij zoo weinig
nieuws heeft mee te deelen. Spr. deed daarom een
bescheiden beroep op de welwillende rechtvaardigheid.
Spr. wilde uiteenzetten den aard en beteekenis van
onze openbare volksschool, volgens zijn eigen over
tuiging, eigen aanschouwing, ook in verband met de
min of meer ernstige aanvallen, waaraan de school de
laatste jaren heeft blootgestaan. Daarbij is de be
sproking van de bijzondere scholen noodig als basis
vbor een zuivere vergelijking, bij welke bespreking
spr. zuiver zakelijk wilde zijn.
De idee van de school, die open staat voor de kin
deren van het geheele volk, is zoo eenvoudig. Spr.
wilde niet het heele verloop van den strijd tegen die
school nagaan en niet treden in een critiek over het
tegenwoordige subsidiestelsel, waarvan men ook als
voorstander van het openbaar onderwijs wel degelijk
de rechtvaardigheid kan inzien. Spr. heeft eerbied
voor den strijd, die de bijzondere onderwijzers onder
moeilijke omstandigheden hebben gestreden. Hij wilde
slechts constateeren, dat met bijzondere uitlegging
van art, 192 het gelukt is de bijzondere school als ge
lijke van de openbare te plaatsen.
Spr. wees op een uitlating van d'r. Kuyper als feest
redenaar voor de voreeniging van chr. onderwijzers en
onderwijzeressen te Amsterdam, waar deze zei: 1/3 der
kinderen is binnen de muren der bijzondere school, we
zullen niet rusten voor het 3/s is en op een uitlating-
van minister Heemskerk bij de behandeling van de
begrooting in de Eerste Kamer, waar deze zei, dat hij
het een zegen zou achten, wanneer er geen enkele
openbare school meer was.
De openbare school moet de kinderen bijbrengen
gepaste en nuttige kundigheden, de akker moet op
den korten schooltijd meer worden beploegd dan be
zaaid, zei spr. Dit alles moet dienstbaar worden ge
maakt aan de opleiding der jeugd tot.alle maatschap
pelijke en christelijke de_ugden.
Spr. deed een greep uit de pers der tegenstanders
over de wijze, waarop de openbare school zich volgens
hen van de haar opgelegde taak kwijt. Zoo zei een
predikant, ds. van Grieken, dat de geest der openbare
school verderfelijk is, het onderwijs is opruiend, bar
stend van verkeerden vrijheidszin, de school is alleen
goed voor heidenen en joden, de eersten willen van
God niet weten, de tweeden van Christus niet.
In een hem toegezonden nummer van „Ons Blad"
vond spr. do scholen ingedeeld in drie soorten: de
ongodsdienstig school, de z.-g. neutrale school en de
godsdienstige school. Sprekende over de ongods
dienstige school wordt geschreven, dat deze is dezulke,
welke aan den Katholieken godsdienst of aan de goe
de zeden stellig positief nadeel toebrengt.
Een zoodanige school is spr. niet bekend. Spr. kent
geen school, die de goede zeden schade toebrengt, wel
echter scholen, die tegen de Katholieke scholen strij
den, maar deze moet men niet bij het openbaar onder
wijs zoeken.
Tn hetzelfde artikel wordt van de neutrale school
gezegd: „Zeker, de neutraliteit is geboden door de
wet, maar men kan deze onzijdigheid aardig schen
den, zonder nog aangeklaagd te worden. Kinderen im
mers merken zulk een schenden niet dadelijk en ver
volgens kinderen worden op hun eerste woord niet
geloofd. In Art. 33 der wet op het Lager Onderwijs
is wel een waarborg, dat de onderwijzer zich onthoude
van wat „in strijd i's met de godsdienstige begrippen
van andersdenkenden" maar iets anders was het, als
wij, die meer ontwikkeld zijn en meer volkomen on
derscheid kennen tusschen goed en kwaad, eens op de
banken der Openbare school de lessen mochten vol
gen."
Dit is een minder grove, minder plompe, kwasi-we
tenschappelijke, maar niet minder venijnige aanval.
Indien spr. te kiezen heeft tusschen het domme en
plompe geschrijf, waarvan hij zooeyen een paar staal-
jes mededeelde en de geraffineerdheid van een artikel
als dit, dan zou hij het eerste kiezen:
Spr. memoreerde nog ee^ c onderzoek door het
Friesch Dagblad, dat eenigfe Tga-lboekjes naspeurde en
onder meer viel over de versregels.:
Al ben ik klein,
Toch ben. ik rein.
Vloekt dat niet tegen de waarheid der Schrift, is
het feit der erfzonde in deze regels niet brutaal ge
loochend', vroeg o. m. de redactie.
En dit was naar aanleiding van de eerst twee re
gels van een versje, dat verder luidde:
Ik wasch m'n hoofd en handjes
Mijn mondje en mijn tandjes,
Zooveel als ik maar kan
Men krijgt er roode wangen vanl
Spr. noemde de openbare school de christelijke
school bij uitnemendheid, al plaatst deze dat. niet als
tekst boven'de deur. Ze is de beste waarborg voor de
toekomst van ons volk, de nationale school bij uitne
mendheid. Er dient v.oor gezorgd, dat het volkson
derwijs, één der eminentste volksbelangen, blijve,;. een
voorwerp van aanhoudende zorg der regeering. a Het
voorschrift der wet stempelt de openbare school als
eene die rust op algemeen-ethisch-rcligieusen grond
slag. f
Aan de leerstof wilde spr. toetsen het karakter van
de openbare en van de secte-school. De leerstof geeft
houvast, leidt tot een tastbare, een concrete:vergelij
king. Spr. deed eerst een greep uit de meer ernstige
stof om te betoogen dat de school niet onchristelijk
kan worden genoemd. Wel is de school ënkerkelijk,
de openbare school is tevreden wanneer 'Ze van de
leerlingen goede menschen kan maken.
Aan de hand van de leerstof bestreed» spr. de be
wering, dat de. openbare school anti-nationaal zou
zou zijn.
Spr. zette daarna eveneens aan de hand van eenige
grepen uit de leerstof uiteen, wat hij üegen de christe
lijke school heeft, waarbij hij er op wees, dat in arti
kel 3 van de statuten der vereeniging van Chr. onder
wijzers en onderwijzeressen in Nederland en de Ne-
derlandsche bezittingen gezegd wbrdt dat gestreden
moet worden tegen het Roomsche1 bijgeloof en het re-
volutionnaire ongeloof en dat volgens het mandement
der Ned. bisschoppen van 1866 het onderwijs in do
eerste plaats Katholiek moet z^n.
Spr. citeerde eenige stukken uit Christelijke en
Katholieke schoolboekjes, o.m?.' uit een Christelijk
schoolboekje, waarvan de 6e*"druk reeds is verschenen
en waarin op voor Katholieken kwetsende wijze ge
sproken wordt over de mis, den aflaat en de biecht.
In een Kath. geschiedenisboekje wordt van den dood
van hem, die in de openfi'. scli. den Vader des Vader
lands genoemd wordt, géschreven: zoo stierf Willem v.
Oranje in den ouderdohi van 51 jaar, wel een erge
dood, het is verschrikkelijk te vallen in de handen
van de goddelijke gerlchtigheid na zulk een leven!
Het leerstellig onderwijs, dat voor iederen gods
dienst verschillend, is, laten wij, zei spr., over aan de
cruders, de predikanten, de priesters.
De openbare school zal moeten verdwijnen wanneer
de voorgestelde grondwetsherziening tot wet verhe
ven wordt. Do overheid laat zich binden door het
voorschrift, geen meerdere uitgaven te besteden aan
de van de overheid uitgaande school dan aan de eer
ste de beste, particuliere school die door menschen,
die een vrije school willen hebben, kan in het leven
worden geroepen.
Bij de .nieuwe redactie van het grondwetsartikel
zou de regeering lijdelijk blijven afwachten of er na
de bijzondere scholen nog staatsscholen moeten zijn.
Het bijzonder onderwijs moet regel, het openbare
aanvulling worden. Hierbij is te voorzien daling"»
van.het peil van het onderwijs, zei spr., daar de con
currentie met de openbare school zal ophouden. De
positie van do openbare school zal inferieur worden
aan die van de bijzondere, dat zal noodwendig het ge
volg zijn.
Aan de bijzondere school zullen de middelen niet
ontbreken om zich op ruimer leest te schoeien, de
school van de overheid zal gedoemd zijn af te dalen
tot het peil van een staatsarmenschool. De onver
draagzaamheid zal steeds nieuwe splitsing brengen,
tonnen gouds zullen moeten worden ten offer ge
bracht aan de daling van het. peil van het onderwijs
van het volkskind.
Mocht art. 192 inderdaad gewijzigd worden, zooals
dc regeering voorstelt, dan zou do Grondwet er op
berekend zijn, dat dc openbare school niet terugge
drongen wordt, maar totaal verdwijnt. De scheiding
cn splitsing van de schoolbevolking, niet alleen naar
den godsdienst, maar ook naar rangen en standen,
zal als gevolg van dit ontwerp nog Steeds grooter
worden, het groeit tot een sterk gevaar voor onze na
tionaliteit. Het brengt verdeeldheid onder de vol
wassen menschen, die later uit onze kinderen zijn ge
groeid.
De secte-scholeu zullen brengen onverdraagzaam
heid en verdeeldheid, waar eendracht- noodig is in ons
kleine land. Die secte-school is geen nationale
school. Met een citaat uit „De Stemmen van Waar
heid en Vrede" van ds. Bronsveld besloot spr. zijn da
verend toegejuichte rede.
Van do gelegenheid tot debat werd gebruik ge
maakt, door den heer P. J. van Dam van Hilversum.
We komen hier Maandag op terug.
VOETBAL.
Het prachtige weer doet ons morgen weer
mooie voetbaldag verwachten, 't Zal voor de
een
toe-