DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 96. Honderd en vijftiende Jaargang. 1913 ZATERDAG 26 APRIL. Post en Telegraaf te Alkmaar. Z Dit nummer bestaat nit 3 bladen. S T A D S N 1 UW S, i. ALKMAAR, 26 April. ]STu het Rijk er dan eindelijk toe overgegaan is om terreinen aan te koopen en eerlang op den hoek van Laat en Koorstraat „de Meiboom in den kap" zal staan van het gecombineerde Post- en Telegraafkan toor, nu er dus uitzicht is gekomen op spoedige voor ziening in een behoefte, die zich in dezen tijd van Koorstraat, waar tbans mr. Quintus woont - oud postkantoren schijnen voor huisvesting de voorkeur te genieten .van tegenwoordige rechterlijke ambtenaren! Op de plaats, zoo dicht gelegen bij de plek, waar het nieuwe kantoor zal worden gebouwd, berustte het di rectoraat bij den heer Bertling. Niets is bestendig op aard en de plaats van het postkantoor te Alk maar allerminst. Een nieuwe verhuizing bracht, naar we vernamen, hoewel we geen bevestiging kon den krijgen, de posterijen op d'e Breedstraat, in pen der perceelen, waarin thans de kantoren van de firma öpbloei in onze gemeente steeds heviger deed gevoelen, (je Lange en de Moraaz gevestigd zijn^Daar was de hr. de behoefte aan ruimere huisvesting van post en te- legraaf, aan meerder comfort voor publiek en perso- neel, nu leek ons het oogenblik gekomen, om eens z^""/'~iets op te diepen en over te vertellen van de geschie- denis dezer takken van dienst in Alkmaar. Voor enke- Jif, oudere lezeressen en lezers zouden het beelden uit de herinnering' zijn, welke opnieuw ontwikkeld uit een modern bad te voorschijn kwamen, maar voor do meesten zou het al nieuw zijn wat ze vernamen over vroegere toestanden bij post- en telegraafwezen, over de omzwervingen der kantoren in deze stad, dachten we. En zoo hebben we enkele gepensionneerde beamb ten even gestoord uit hun rustige rust van tevreden renteniertjes, voor een wijle beroofd van hun dagelijk- sche wandeling of hun behagelijk thuis-zitten, om eens wat met hen te praten over de begin-jaren van hun langen diensttijd, om van hun ervaring en van hun geheugen profijt tb trekken. Zij waren dadelijk bereid onze vragen zooveel mogelijk te beantwoorden en onze gegevens aan te vullen en daarover zijn wij zeer verheugd immers hoe zouden we aan ons voor nemen uitvoering hebben kunnen geven, zonder hun medewerking? Hoogere ambtenaren uit den tijd van veertig, vijftig jaar geleden zijn er hier ter stede niet meer voor dezulken toch is Alkmaar slechts een doorgangsstation op de levensloopbaan. Anders staat het echter met het lagere personeel, voor hetwelk de eerste standplaats dikwerf begin- en eindstation te ge lijk is de beambten rusten in dubbele beteekenis meestal in de plaats, waar ze altijd gewerkt hebben. We konden boeken en couranten raadplegen, maar, nietwaar het is eigenaardiger de bijzonderheden op te teekenen uit de monden van de personen, die het grootste deel van hun leven aan den dienst hebben gegeven, die de levendigste herinneringen aan dit stukje beschavingsgeschiedenis bewaren, die hun his torische mededeelingen kunnen kruiden met die aar dige trekjes, welke aan het verhaal iets zeer eigens en iets oorspronkelijks geven. De besteller in ruste bijv., die ons vertelde, dat hij om zeven uur uitging voor de avondbestelling en om acht uur alweer op een bankje op de Vest zat, dat hij met een reppie- zakkie onder den arm naar den trein ging om de post te halen, alsof hij 'n boodschap voor moeder ging doen, y, geeft kleuriger indruk van de geringe beteekenis van JU, be- ket postwezen in die dagen dan een uitvoerige schrijving kan maken y Voor we dan ook verder gaan, willen we gaarne /2^jit--:i—Mank betuigen aan de heeren Breek, de Vries, Bolde- v-*-—^"*"tink en Smorenberg, die ons zoo bereidwillig behulp- zaam waren en inlichtingen verstrekten. Ook den pt-L- heer Bruinvis vonden we als altijd gaarne bereid onze gegevens na te gaan en aan te vullen. De eerste Alkmaarsehe postdirecteur, dien men zich herinneren kan was de heer Scheltus van Kamp- ferbeke, wonderlijker nagedachtenisse. Hij had als veldpostmeester den veldtocht van 1815 meegemaakt en als belooning daarvoor gekregen. het di recteurschap van de posterijen te Alkmaar. Een ka mer van het Heerenlogement, in de Langestraat, van het gebouw dus, waar thans mr. van Sonsbeeck woont, was destijds het postkantoor. Dé directeur, harts tochtelijk verzamelaar van oudheden, die tusschen veel prullen inderdaad enkele schatten bezat, kocht later het huis in de Langestraat, dat thans aan den heer Endel behoort, maar zoo zeer nam zijn verzame- töe, dat het postkantoor elders onder dak ge- ■^^*^d)racht moest worden het kwam in de Breedstraat, waar de lieer van Dam later een stal heeft laten bouwen. tt' lASW*»r* In dien tijd was er maar één brievenbesteller, Toon Wellor geheeten, een klein mannetje, dat altijd een „stalen pen^/droeg. De menschen zeiden wel eens te- genelkander „Als Toon sterft, wie moet dan al die brieven bestellen," Toon is natuurlijk reeds lang ad ".-.^patres, nraar zijn opvolgers wisten de burgers ook te vinden. Al die brieven.... het klinkt wel grappig als men bedenkt, dat aan vracht 6 a 7 stuivers moest worden betaald; gebeurde het zelfs niet, dat iemand wanneer hij van hier naar Friesland ging, eerst aan verschillende ingezetenen vroeg, of hij misschien ook brieven voor hen meenemen kon? Na do reorganisatie der posterijen, omstreeks 1850 kwam hier uit Zaandam als directeur de heer Nagel Het postkantoor was toen onder dak gebracht in een woning aan de Oude Gracht, daar, waar dr. Dir ken eenige jaren geleden zijn voornaam huis verrijzen deed. Van hier verhuisde het kantoor naar den hoek van de Baanstraat, in het huis thans door mr. van Tien hoven bewoond, en daar was baron Sweerts do Landas directeur. Lang bleef het kantoor ook daar niet, hét werd dra gevestigd op den hoek van Laat en ^2- - v Gouwe directeur, die het bleef toen het kantoor werd verplaatst naar den Koningsweg, naar het huis, thans door den heer Ohmstede bewoond en het perceel daarnaast. Zoo langzamerhand bleek het steeds nood- zakolijker een postkantoor te Alkmaar te hebben, dat voor het doel gebouwd was en daarom stichtte het Rijk hot gebouw aan de Nieuwesloot. Het bouwen van het' post-, hypotheek-, kadasterkantoor, direc teurs- en conciërgewoning werd in 1877 gegund aan den laagsten inschrijver, den heer S. Wit te Oterleek. Den lsten Augustus 1878 werd het gebouw in ge bruik gonomen. De Alkmaarsehe Courant schreef enkele dagen daarna: „Mag het een opmerkenswaardig sieraad onzer stad „genoemd worden, ook de inwendige inrichting en de „nette afwerking van het geheel verdienen lof en „strekken tot eer van den ontwerper, den heer A. „Peeters, architect van het ministerie van financiën, „van den opzichter J. J. Veldkamp, den aannemer J. „8. Wit van Oterleek en den schilder J. J. Boogh. „Het rijkswapen in den voorgevel werd vervaardigd „door den steenhouwer Bouwman te Haarlem." Het postkantoor moge voldaan hebben aan de be hoeften van zijn tijd, het was op verre na niet bere kend op dio van den onzen. Het is met. dit kantoor gegaan gelijk met zoo menig vergrijsd politicus als frisch en ruim in den aanvang geprezen, duf en bekrompen genoemd in een tijd, die andere eischen stelt, omdat het vermogen ontbrak om zich aan te passen aan den snellen ontwikkelingsgang en omdat de stilstand een heel erg achterblijven beteekende. Hoezeer dit kantoor bij zijn opening dan ook geroemd moge zijn, het jongere geslacht zal slechts een onaan gename heugenis eraan bewaren, wanneer het een maal aan zijn bestemming onttrokken is. Ook in dit kantoor dat in 1890 door den heer F. H. Ringers werd vergroot was de heer Gouwe directeur, na hem kwamen do heeren Kruseman, Moll en van Del den, terwijl het thans onder directoraat van den heer Verwey staat. Omstreeks 1850 kwam de postkar ongeveer half ne gen uit Amsterdam hier aan, vertrok dan naar den Helderden keerde om twee uur 's nachts hier weer. 's Middags om twaalf uur kwam de postkar uit Haarlem, 's avonds om 7 uur die uit Hoorn. De post- karren stalden beurtelings^in „de Roode Leeuw," in de Koorstraat, waar thans de heer Pels woont en in „de Toelast," destijds bewoond door den heer van der Hagen, wel bekend uit het versje van Beets „In de diligence" In den ouden bolderwagen, Die van Alkmaar op Haarlem rijdt, Tn den wagen van van der Hagen, Gebruik ik voortreffelijk mijn tijd." Zooals de oude heer Stastok altijd zijn bittertje nam als de wagen van tweeën voorbij kwam, zoo regelden vele Alkmaarsehe burgers hun leven naar den post wagen. Het getoeter van den postillon was voor me nig huismoeder of dienstmaagd het sein, dat de aard appelen noodig op het vuur moesten of dat het thee water opgezet diende te worden, De bestellers moesten de post uit het logement ha len en naar het- kantoor brengen. De nachtpost werd 's ochtends om half negen besteld, de middagpost om twee uyr, de avondpost om 7 uur. Heel veel „post" was er intusschen niet per dag waren er een kleine honderdtal brieven, 's morgens een vijftig, 's avonds nog geen tien, terwijl er een 20-tal exemplaren van couranten aankwamen, die echter van het kantoor gehaald werden door een bekende Alkmaarsehe per soonlijkheid, Kips geheeten. Twee bussen waren er geplaatst: een bij de Yischmarkt en een bij de Groote Kerk. Omstreeks 1875 bestond het personeel onder den directeur uit een commies, een assistent en vier be stellers. „Och, mijnheer, zoo vertelde een der laatsten ons, „wij konden er soms best om loten wie van ons vie ren de heele bestelling zou doen. Vroege treinen had je toen nog niet, om half tien gingen we voor 't eerst de stad in, om 1 uur en om 7 uur weer en dan nog om negen uur, maar de kruideniers, voor wie er brie ven waren, lagen dan vaak allang op bed en we kon den alleen maar meer terecht bij notarissen en advo caten. We vonden het altijd met elkaar, welke wijk we een weeklang zouden nemen, maar het gebeurde dikwijls, dat een zijn wijk graag nog een weekje wou houden en dat bleef dan maar zoo. Als ik de post moest halen, was het net of ik met m'n reppiezakkie 'n boodschap voor m'n moeder moest doen en als we om 7 uur 's avonds de deur uitgingen, zaten we voor achten te wachten op een bankje op de Vest op den laatsten trein. Kijk u moet maar denken, dat er toen nog geen briefkaarten, ansichtkaarten, verlo- vings- en ondertrouwkaarten waren, de enkele wis sels werden zoo in den loop |nee ingecasseerd, kranten als do Oprechte Haarlemmer waren veel te duur voor den gewonen burger, die alleen de Alkmaarsehe cou- rant las, waar toen niets in stond en de pakketpost bestond toen nog niet. Of we wel eens extra drukke dagen hadden, zooals met Nieuwjaar? Niet dat ik me herinner. De brieven voor omliggende gemeenten werden door bodes gehaald, zoo had je Meijer van Heilo, Jan de Moor van de Hoef en Egmondzee, Jacob de Zeeuw van Warmenbuizen en Schoorldam en dan reed cr een postkar oVer Oudorp, Stompetoren, Rustenburg, Oterleek, Waterwaay, Wognum, Hensbroek, Opmeer, Obdam naar Hoorn. Wij, bestellers, hadden onze tasschen nooit erg vol, U, kunt dat zelf wel begrijpen, de stad was nog klein eïi de bevolking ook. De drukte kwam, toen het dag bladzegel werd afgeschaft, toen kreeg je het Nieuws van den Dag, dat eerst kleine Courant heette en an dere kranten, die meer gelezen werden, er kwamen v-foegtreinen, de bevolking werd gróoter, het vervoer nam toe. Onze bestellingen duurden gaandeweg lan ger, maar we waren weer gauwer terug, toen de men schen zich brievenbussen aanschaften, immers toen behoefden we, als we aangebeld hadden, niet meer zoo lang te wachten, konden we verder gaan als we aan gebeld en den brief in de bus gestoken hadden. Stempels, ja die hadden we ook, niet zooveel als nu. Ziét u, tegenwoordig staat op een brief een stempel met het nummer van de jaskraag van den besteller, die hom bezorgt, zoodat dadelijk kan worden uitge maakt als er abuizen zijn begaan, wie de schuldige is. In ïnijn tijd wisten ze daar niet van. We hadden maar 'nghwonen handstempel, later kwamen er slagstempels, maar daar sloegen we ons wat vaak moe op de vingers, dat beviel niet erg. Je kreeg ook vaak brieven zonder zegel en daar moest dan een dubbeltje port van ge heven worden, en als ze uit Indië kwamen zestig cents. Maar de menschen betaalden graag zooveel voor zoo'n Indischen brief en de besteller, die hem bracht was meestal van 'n extraatje zeker. In mijn tijd waren er vijf brievenbussen, een op de Vischmarkt, een bij: den heer Goes op den Dijk, een aan den Accijnstoren, een aan den Heiloërpoort en een bij de Groote Kerk. Met reuzenschreden is het vooruitgegaan, toen het eerste'postkantoor was verrezen op de Nieuwesloot. Door tusschenkomst van dén directeur Gouwe werd er al spoedig meer personeel aangesteld en toen kwam ook af* gauw het eerste postkarretje, om mee naar het spoor te gaan" (Wordt vervolgd). DE OPENBARE SCHOOL EN DE GRONDWETS HERZIENING. Voor het comité tot verdediging der openbare school, samengesteld uit de afd. Alkmaar van het N. O. G., Volksonderwijs en het Nut trad gisteravond in de uitstekend bezette groote zaal der Harmonie als spreker op de heer Th. Lancée, oud-voorzitter van het N. O. G., met het onderwerpDe openbare school, be dreigd door de voorgestelde grondwetsherziening. De voorzitter van het comité, de heer J. A. Ver- kuyl, heette de aanwezigen hartelijk welkom. Spr. wees er op, dat ernstig gevaar dreigt door de voorge stelde-wijziging van art. 192 der Grondwet, De heer Lancée, hierna het woord verkrijgend, zei met zekere schroom de uitnoodiging om als spreker op te-treden te hebben aanvaard, omdat hij zoo weinig nieuws heeft mee te deelen. Spr. deed daarom een bescheiden beroep op de welwillende rechtvaardigheid. Spr. wilde uiteenzetten den aard en beteekenis van onze openbare volksschool, volgens zijn eigen over tuiging, eigen aanschouwing, ook in verband met de min of meer ernstige aanvallen, waaraan de school de laatste jaren heeft blootgestaan. Daarbij is de be sproking van de bijzondere scholen noodig als basis vbor een zuivere vergelijking, bij welke bespreking spr. zuiver zakelijk wilde zijn. De idee van de school, die open staat voor de kin deren van het geheele volk, is zoo eenvoudig. Spr. wilde niet het heele verloop van den strijd tegen die school nagaan en niet treden in een critiek over het tegenwoordige subsidiestelsel, waarvan men ook als voorstander van het openbaar onderwijs wel degelijk de rechtvaardigheid kan inzien. Spr. heeft eerbied voor den strijd, die de bijzondere onderwijzers onder moeilijke omstandigheden hebben gestreden. Hij wilde slechts constateeren, dat met bijzondere uitlegging van art, 192 het gelukt is de bijzondere school als ge lijke van de openbare te plaatsen. Spr. wees op een uitlating van d'r. Kuyper als feest redenaar voor de voreeniging van chr. onderwijzers en onderwijzeressen te Amsterdam, waar deze zei: 1/3 der kinderen is binnen de muren der bijzondere school, we zullen niet rusten voor het 3/s is en op een uitlating- van minister Heemskerk bij de behandeling van de begrooting in de Eerste Kamer, waar deze zei, dat hij het een zegen zou achten, wanneer er geen enkele openbare school meer was. De openbare school moet de kinderen bijbrengen gepaste en nuttige kundigheden, de akker moet op den korten schooltijd meer worden beploegd dan be zaaid, zei spr. Dit alles moet dienstbaar worden ge maakt aan de opleiding der jeugd tot.alle maatschap pelijke en christelijke de_ugden. Spr. deed een greep uit de pers der tegenstanders over de wijze, waarop de openbare school zich volgens hen van de haar opgelegde taak kwijt. Zoo zei een predikant, ds. van Grieken, dat de geest der openbare school verderfelijk is, het onderwijs is opruiend, bar stend van verkeerden vrijheidszin, de school is alleen goed voor heidenen en joden, de eersten willen van God niet weten, de tweeden van Christus niet. In een hem toegezonden nummer van „Ons Blad" vond spr. do scholen ingedeeld in drie soorten: de ongodsdienstig school, de z.-g. neutrale school en de godsdienstige school. Sprekende over de ongods dienstige school wordt geschreven, dat deze is dezulke, welke aan den Katholieken godsdienst of aan de goe de zeden stellig positief nadeel toebrengt. Een zoodanige school is spr. niet bekend. Spr. kent geen school, die de goede zeden schade toebrengt, wel echter scholen, die tegen de Katholieke scholen strij den, maar deze moet men niet bij het openbaar onder wijs zoeken. Tn hetzelfde artikel wordt van de neutrale school gezegd: „Zeker, de neutraliteit is geboden door de wet, maar men kan deze onzijdigheid aardig schen den, zonder nog aangeklaagd te worden. Kinderen im mers merken zulk een schenden niet dadelijk en ver volgens kinderen worden op hun eerste woord niet geloofd. In Art. 33 der wet op het Lager Onderwijs is wel een waarborg, dat de onderwijzer zich onthoude van wat „in strijd i's met de godsdienstige begrippen van andersdenkenden" maar iets anders was het, als wij, die meer ontwikkeld zijn en meer volkomen on derscheid kennen tusschen goed en kwaad, eens op de banken der Openbare school de lessen mochten vol gen." Dit is een minder grove, minder plompe, kwasi-we tenschappelijke, maar niet minder venijnige aanval. Indien spr. te kiezen heeft tusschen het domme en plompe geschrijf, waarvan hij zooeyen een paar staal- jes mededeelde en de geraffineerdheid van een artikel als dit, dan zou hij het eerste kiezen: Spr. memoreerde nog ee^ c onderzoek door het Friesch Dagblad, dat eenigfe Tga-lboekjes naspeurde en onder meer viel over de versregels.: Al ben ik klein, Toch ben. ik rein. Vloekt dat niet tegen de waarheid der Schrift, is het feit der erfzonde in deze regels niet brutaal ge loochend', vroeg o. m. de redactie. En dit was naar aanleiding van de eerst twee re gels van een versje, dat verder luidde: Ik wasch m'n hoofd en handjes Mijn mondje en mijn tandjes, Zooveel als ik maar kan Men krijgt er roode wangen vanl Spr. noemde de openbare school de christelijke school bij uitnemendheid, al plaatst deze dat. niet als tekst boven'de deur. Ze is de beste waarborg voor de toekomst van ons volk, de nationale school bij uitne mendheid. Er dient v.oor gezorgd, dat het volkson derwijs, één der eminentste volksbelangen, blijve,;. een voorwerp van aanhoudende zorg der regeering. a Het voorschrift der wet stempelt de openbare school als eene die rust op algemeen-ethisch-rcligieusen grond slag. f Aan de leerstof wilde spr. toetsen het karakter van de openbare en van de secte-school. De leerstof geeft houvast, leidt tot een tastbare, een concrete:vergelij king. Spr. deed eerst een greep uit de meer ernstige stof om te betoogen dat de school niet onchristelijk kan worden genoemd. Wel is de school ënkerkelijk, de openbare school is tevreden wanneer 'Ze van de leerlingen goede menschen kan maken. Aan de hand van de leerstof bestreed» spr. de be wering, dat de. openbare school anti-nationaal zou zou zijn. Spr. zette daarna eveneens aan de hand van eenige grepen uit de leerstof uiteen, wat hij üegen de christe lijke school heeft, waarbij hij er op wees, dat in arti kel 3 van de statuten der vereeniging van Chr. onder wijzers en onderwijzeressen in Nederland en de Ne- derlandsche bezittingen gezegd wbrdt dat gestreden moet worden tegen het Roomsche1 bijgeloof en het re- volutionnaire ongeloof en dat volgens het mandement der Ned. bisschoppen van 1866 het onderwijs in do eerste plaats Katholiek moet z^n. Spr. citeerde eenige stukken uit Christelijke en Katholieke schoolboekjes, o.m?.' uit een Christelijk schoolboekje, waarvan de 6e*"druk reeds is verschenen en waarin op voor Katholieken kwetsende wijze ge sproken wordt over de mis, den aflaat en de biecht. In een Kath. geschiedenisboekje wordt van den dood van hem, die in de openfi'. scli. den Vader des Vader lands genoemd wordt, géschreven: zoo stierf Willem v. Oranje in den ouderdohi van 51 jaar, wel een erge dood, het is verschrikkelijk te vallen in de handen van de goddelijke gerlchtigheid na zulk een leven! Het leerstellig onderwijs, dat voor iederen gods dienst verschillend, is, laten wij, zei spr., over aan de cruders, de predikanten, de priesters. De openbare school zal moeten verdwijnen wanneer de voorgestelde grondwetsherziening tot wet verhe ven wordt. Do overheid laat zich binden door het voorschrift, geen meerdere uitgaven te besteden aan de van de overheid uitgaande school dan aan de eer ste de beste, particuliere school die door menschen, die een vrije school willen hebben, kan in het leven worden geroepen. Bij de .nieuwe redactie van het grondwetsartikel zou de regeering lijdelijk blijven afwachten of er na de bijzondere scholen nog staatsscholen moeten zijn. Het bijzonder onderwijs moet regel, het openbare aanvulling worden. Hierbij is te voorzien daling"» van.het peil van het onderwijs, zei spr., daar de con currentie met de openbare school zal ophouden. De positie van do openbare school zal inferieur worden aan die van de bijzondere, dat zal noodwendig het ge volg zijn. Aan de bijzondere school zullen de middelen niet ontbreken om zich op ruimer leest te schoeien, de school van de overheid zal gedoemd zijn af te dalen tot het peil van een staatsarmenschool. De onver draagzaamheid zal steeds nieuwe splitsing brengen, tonnen gouds zullen moeten worden ten offer ge bracht aan de daling van het. peil van het onderwijs van het volkskind. Mocht art. 192 inderdaad gewijzigd worden, zooals dc regeering voorstelt, dan zou do Grondwet er op berekend zijn, dat dc openbare school niet terugge drongen wordt, maar totaal verdwijnt. De scheiding cn splitsing van de schoolbevolking, niet alleen naar den godsdienst, maar ook naar rangen en standen, zal als gevolg van dit ontwerp nog Steeds grooter worden, het groeit tot een sterk gevaar voor onze na tionaliteit. Het brengt verdeeldheid onder de vol wassen menschen, die later uit onze kinderen zijn ge groeid. De secte-scholeu zullen brengen onverdraagzaam heid en verdeeldheid, waar eendracht- noodig is in ons kleine land. Die secte-school is geen nationale school. Met een citaat uit „De Stemmen van Waar heid en Vrede" van ds. Bronsveld besloot spr. zijn da verend toegejuichte rede. Van do gelegenheid tot debat werd gebruik ge maakt, door den heer P. J. van Dam van Hilversum. We komen hier Maandag op terug. VOETBAL. Het prachtige weer doet ons morgen weer mooie voetbaldag verwachten, 't Zal voor de een toe-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1913 | | pagina 1