DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. DAALDERS Schaakrubriek. WfWfWP»™ am. JBC ÏBlJBÏ Hl B Damrubriek. ^.^3^ mn No 101 Honderd en vgttiende Jaargang. 1913 ZATERDAG 3 MEI fêtraattooneeltje. m^m mp üHi m Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen s uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1» Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. BINNENLAND. 1 Kilo 1 Ons 18 ets M Wmt. mil mk Wê i i Wi. m wË fit. A WW jë i ÜL w. ww, HP H w ww. WW M Op 19 28, wit 30 19 en 33 2. Op 18 29, wit 34 14, 39 19, 14 25 W i§ ww. H5H Ww. iim SPROKKELINGEN. ALRMAARSCHE COURANT. GemAUgd nieuws. UIT EGMOND AAK" ZEE. De feestavond, door de oud-Katholieke damesveree- niging „Eendracht maakt Macht," in samenwerking met het kinderkoor „Zingende Jeugd" aan haar kunstlievende leden en een aantal genood'igden aange boden, waarvan wij eerst heden melding konden ma ken, mag in alle opzichten een succes genoemd wor den. De Zeereerwaarde heer EI. T. J. van Vlijmen, Oud- Katholiek pastoor, opende, daartoe door het bestuur aangezocht, dezen feestavond met een toespraak, waarin hij o.m. zeide: „De naam der vereeniging: „Eendracht maakt Macht" herinnert me aan het verhaal van den vader, die zijn zeven zonen zeven pijlen gaf om ze te breken. In één bundel gebonden, weerstonden de pijlen elke poging daartoe. Daarom spreek ik de hoop uit, dat ook in deze vereeniging Eendracht mag heer'schen, dan zal de Macht tot voortbrengen wel volgen^En wat „Zingende Jeugd" betreft, er is zooveel verschil in Jeugd. Ongehoorzame, leergierige, lichtzinnige jeugd, maar ook, wat zingt grager en uit onbezorgder borst dan de jeugd? 't Hart van de ouderen verjongt bij 't hooren der altijd lieve kindermélodieën. Ik hoor daar enkele jongeren zeggen: „de leering begint maar ik kan best dé zon in 't water zien schijnen, als later evenwel dte plicht gesteld wordt, dan ook ijve rig I» Afwisselend gaven beide vereenigingen hierna eeni- ge koortjes ten beste die wel insloegen. Het glanspunt van den avond' was het zangspel „Ri ka's Droom," voortreffelijk begeleid door Mejuffrouw IJ. Blaauboer. Over 't geheel genomen werd vlot gespeeld1; de vaak moeilijke solo's en duetten zaten er goed in; een dankbaar applaus drong de dilettanten het slotkoor te herhalen. Ka de pauze gaf het kinderkoor het „Angelus," werkelijk heel goed, en het dameskoor nog een paar nummertjes toe. Middelerwijl was het bijna half twaalf geworden en dus tijd' van scheiden. De presidente, mejuffrouw A. Jansen, dankte in haar slotwoord' in de eerste plaats den heer pastoor voor zijn welwillende openingsrede en daarna allen, die in meerdere of mindere mate, ieder naar zijn beste brachten, hadden medegewerkt tot het welslagen van den avond, in het bijzonder den directeur, den heer Jol}. Dekker Czn., die in vier maanden tijds de veree niging tot deze hoogte wist te brengen, en den heer P. de Graaff, die mede een groot aandeel had' in het keurig verzorgen van het tooneel. Eén persoon werd blijkbaar in de gezellige drukte vergeten; der presidente, allen lof voor haar ijver en toewijding het succes van den avond is voor een niet gering deel te. danken aan haar onvermoeiden arbeid, die ze dag in dag uit, met terzijdestelling van eigen belangen, verrichtte voor beide vereenigingen. Een groot aantal aanwezigen gaf zich als kunstlie vend lid' op. Het gezellige danspartijtje, dat nu volgde, was voor de damesleden een wélverdiende ontspanning. 't Was in Amsterdam. Loopende over een van de armoedige achterbuurtsgrachten van de groote stad, passeerde ik aan mijn linkerhand een kort, doodloo pend straatje, een armzalig slopje, dat een tooneeltje bood, dat mij stil deed staan. Rechts een kale fabrieksmuurlinks eenige krotti ge huisjes, kelderwoningen, waarvoor een breede hou ten stoep, wel 8 treden hoog, naar de bovenwoningen leidt, naar 1 hoog, voor en achter, 2 hoog voor en achter, 3 hoog enz. Hier en daar staat een deur open en kijkt men tegen een bijna loodrechte trap op, die met de onderste trede, tot op ongeveer voetlengte na, tot aan den drempel reikt. Als iemand' afdaalt, ziet men eerst de voeten verschijnen en naarmate die la ger komen, ziet men ook het lichaam, zich eenigszins- achteroverkrommend, om het hoofd niet te stooten, vooral als d'iti gekroond wordt door een modernen „dameshoed." Op de houten stoepen, hier een vrouw met een bak aardappelen op schoot, die zij zit te schillen, daar een kind met een vieze lappenpop; ginds een oude man, die zalig van zijn pijpje geniet. Boven hun hoofden' raam aan raam, fladderende lorren waschgoed, aan hun voeten, in het straatje, kinderen en nog eens kinderen! Want en dat is op 't oogenblik de groote attractie het orgel is er Daar staat in het kleine, onoogelijke straatje, héél vooraan, alsof het te groot, en te mooi en te deftig was om verder in te dringen, een voornaam, reuzen- prachtorgel, groot en breed, crèmekleurig met goud, met de allerschoonst denkbare versieringen. Niet een gewone kruk, om te d'raaien, maar een klein wiel met een handvat aan den rand, en ten s'lotte, onderaan, een treeplank, waarvan het nut en het gebruik mij tot nu toe nog niet zeer duidelijk zijn. Lummelig staat de orgelman, een gezonde jonge kerel, er bij te draaien, akelig onverschillig, voor al het schoon, en in druk gesprek met een kameraad. Kinderen krioelen om het orgel heen, of staan het met open mond' aan te gapen, of wel spelen krijgertje er omhéên, en enkelen dansen. Sommige kleinen huppelen er kostelijk onbenullig bij rond, heel uit de maat, maar twee meisjes van een jaar of tien trekken de aandacht door haar onberispelijke danskunst. Klei ne, vieze, onoogelijke meisjes zijn het, met een vuilen, erwarden, verdachten haardos, verschoten, gerafelde flodderjurken, een liederlijk smerig schort voor met gaten en scheuren; de een draagt klompen en de an: der een paar oudé afgetrapte kapotte laarzen, heel grauw van 't nooit gepoetst worden. En zóó dansen ze, onbewust van al het onesthetische aan en om ze; de een heeft haar handen als twee haken over de schouders van de andere geslagen; dat is niet in or de, - maar het dansen! heerlijk om aan te zien. Keurig in de maat, zwaaiend en zwaaiend, steeds maar door; doodernstige gezichtjes, opgaand in 't ge not; alleen nu en dan even een snauw, als een klein kind ze vjor de'voeten komt. Om en om gaat het, en een afgescheurde vlerk van een schort wappert als een wimpel achterna. Als ze verscheidene malen in de rondte zijn geweest, doen ze op de maat eenige schreden achterwaarts, zóó netjes en elegant, zóó zacht met die uitgeslobberde schoenen, en met die klompen, dat het in de fijnste balzaal geen kwaad ge daan "zou hebbèn. Maar al heel gauw gaat het weer in de rondte, om en om, steeds maar door. 't Is we zenlijk aandoenlijk, met hoeveel liefde, met hoeveel ernst en genot dit surrogaat van dé balzaal hier aan vaard wordt. En de orgelman ziet niets, hoort niets, voelt niets voor het schoone ;hij dlaait met den rechterarm, ter wijl de linker slap meebeweegt. Nu en dan draait hij eens met beide handen het wiel rond, bij wijze van afwisseling. Hij praat niet al te vriendschappelijk met zijn kameraad: „Nee, zeg ik je, ik doen het niet" en hij neemt de kruk in de linkerhand' over, den ander finaal den rug toekeerend, één voet op de treeplank. Vóór het orgel is het tooneel veranderd. Twee groo te meiden zijn op komen d'ui'ken; fabrieksmeiden, met vette, glimmend geplakte coiffures; op het voorhoofd een groote lok; fluweelen lijf, lange bloedkoralen oor hangers; groot bont boezelaar, schoon, met de vouwen nog er in, om de heupen; de kleine, witte sluitbandjes van achteren harmonica'sgewijze opgeplooid'; trijpen pantoffels; zoo in-, inord'inair, en toch is er niet zóóveel op aan te merken. Zij gaan aan 't dansen, ze kunnen het ook; ze vra gen heel wat ruimte met haar wijde rokken, en de beide kleine meisjes trékken zich schuchter terug. E'r vormt zich een kringetje kinderen, bewonderend toe kijkend', ook grooten blijven staan. Want zij dansen goed, en vlug gaat het, vlug! De orgelman is woedend; hij snauwt tegen z'n vrind, dat het een aard heeft, en van kwaadheid draait hij hoe langer hoe vlugger, de vrije arm slingert hef tig mee. En om zwaaien de twee fabrieksmeiden, om, om, met ernstige gezichten. De rokken 'staan horizontaal en bij iederen zwaai komen een paar rechte, vuilwitte broekspijpen zichtbaar, tot boven aan toe Ik loop door. Even verderop staan eenige jonge mannen, ook van de fabriek, zeven op een rij. Zij staan met volle aandacht te kijken. Ik vrees, d'at ik een of andere opmerking zal moeten aanhooren; 'k heb óók zoo staan kijken, en loop nu zoo in eens door. Maar neen, niet één lacht, niet één zegt wat. Alleen hoor ik, vol oprechte bewondering: „Kerel, wat dansen die meiden!" burg, S. te S., J. Vijzelaar te 's-Gravenhage, 0. Vis ser, Reinier H. de Waard te Utrecht, H. Weenink te Amsterdam. Aan de Dammers. Met dank voor de ontvangen oplossing van pro bleem 232. Stand: Zwart: 2/5, ,1 9, 11/15, 17, 18, 26. Wit: 20, 25, 27, 30, 31, 32, 33, 35, 36, 37, 41, 46. Oplossing 1. 32—28 1. 15 24 2. 30 8 2. 2 13 3. 37—32 3. 26 37 4. •27—21 4. 17 26 5. 25—20 5. 14 25 6. 35—30 6. 25 34 7. 33—29 7. 34 23 8. 28 6 8. 37 28 9. 36—31 9. 26 37 10. 41 1. j Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren: G. Cloeck, D. Gerling, J. Houtkooper, J. K., G. v. 1 Nieuwkuijk, te Alkmaar; S. Homan, Wijde Wormer; II. E. Lantinga, Haarlem. UIT DE PARTIJ. j In een partij, gespeeld door den heer Kan te Rot- I terdam, kwam de volgende stand voor Ingezonden mededeelingen. No. 391. H. L. Schuld. W>M Mat in 2 zetten. Oplossingen worden binnen 3 weken ingewacht aan het bureau van dit blad. Oplossing probleem No. 388 Td2. Goede oplossingen ontvingen we van de heeren: P. Bakker te Amsterdam, J. Balder te Harderwijk, P. J. Boom, F. Böttger, C. Brouwer, G. Imhülsen, H. Sjoers te,,Alkmaar, J. W. Le Comte 's-Gravenhage, J. Deuzeman, Frederiksoord, G. van Dort, Leusden, mr. Ch. Enschedé te Haarlem, Jos. de Koning te Amster dam, M. Korteling te Deventer, J. Reeser te Voor- W/. Beide partijen staan gelijk. Belangwekkend is de wijze waarop zwart nu verder speelt: 11. 17—22 2. 28 17 2. 12 21 3. 31—26 om opsluiting te voorkomen 3. 23—28 4. 32 12 4. 21 41 f 5. 36:47 5. 8:17 j 6. 4741 Op 3832 maakt zwart dam door 1420, 1318 en 16 49. j 6. 19—23 Zwart speelt op een damzet. i 7. 41—36 7. 13—19 8. 42—37 8. 9—13 Zwart houwt den stand' mooi op. De zwarte schij ven midden op het bord. 9. 37—31 9. 17—22 Om wit te verlokken tot 3832 wat als positie- zet' zeker voor de handl lag 10. 38—32? 10. 24—29 11. 33 24 11. ,19 30 12. 25 34. Op 35 24 volgt 14—20, 3—9, .en 11—17 12. 23—29 13. 34 23 13. 13—18 14. 23 12 14. 11—17 15. 12 21 15. 16 49. Leerzaam is de wijze waarop zwart den stand heeft behandeld. COMBINATIE. In den volgenden stand' mag zwart niet spelen 12—18. Immers, wanneer zwart toch die zet speelt, haalt wit dam of wint twee schijven. 11. 12—18? 2. 28—23 Nil kon zwart op twee manieren slaan: Een stand de fcestud'eering waard. Ter oplossing voor deze week: Probleem 233 van G. BEUDIN (Fr.) WW 'WM Zwart: 1, 7/10, 12, 18, 23, 25, 26, 29. Wit: 27, 30, 31, 32, 37, 38, 40, 43, 45, 49. Oplossingen vóór of op 8 Mei, bureau van dit blad. ENGELSCHE HUMOR. Een oude dame tramde Zondags naar de kerk en had juist haar kaartje betaald. De conducteur zei: „Neem mij niet kwalijk, maar uw stuivertje is valsch." „Hoe kan ik zoo verstrooid' zijn," riep de dame ver schrikt uit, „dat was het stuivertje voor het kerke- zakje." Menschenvriend„Kun je mij niet uit je leven een paar treurige voorbeelden geven van het ongeluk, dat de alcohol aanricht?" Landlooper: „Jawel. Ik was eens met mijn vriend erop uit, werk te zoeken, weet uEn toen vonden we eens een paar volle drank- flesschen. Onze zakken waren kapot; toen hingen we de flesschen om dé hals, om ze te dragen." Menschen vriend „En wat gebeurde er toen Landlooper We kwamen eindelijk aan een beek, en daarover lag slechts een plank als brug. Toen mijn vriend erover ging, stortte de brug in en hij verdronk. De zware jeneverflesch was van alles de schuld!" Menschen vriend: „Maar jij hadt toch ook een flesch om de hals." Landlooper: „Neen, ik had de mijne reeds leeggedronken Zij„Ik lees hier zoo juist, dat in Amerika een man zijn vrouw voor een paard ruilde. Zou jij ooit zooiets doen?" Hij: „Hoe kun je dat nu denken? Maar wanneer iemand eens met een mooie auto kwam" Gisteren weigerde ik een arme vrouw wat geld. Daardoor had' ik een slapeloozen nacht. De stem van de vrouw klonk aldoor maar in mijn ooren." „Je bent ook veel te weekhartig. Wie was die vrouw dan?" „Mijn eigen vrouw!" MERKWAARDIGE SPIJZEN. De geschiedenis weet bizondere invallen van fijn proevers te vertellen. De Romeinsche keizer Yitellius gaf zijn broeder eens een „kleine tusschenmaaltijd" die- het respectabe le sommetje van 90.000 gulden kostte. Maar het was er dan ook naar. Niet minder dan 2000 verschillende vissehen en ongeveer 7000 soorten gevogelte kwamen op tafel. Toen Julius Caesar zijn eerste overwinning door een feestmaaltijd vierde, besteedde hij alleen voor lampreien 9000 gulden. Eveneens groote som men, ofschoon niet in die mate als bij deze Romeinen kostte een diner, dat Geoffroy St. Hilaire gedurende de belegering van Parijs aan zijn vrienden voorzette. Het was zeldzaam genoeg. Het bestond uitpaarden- biefstuk, kattenhaehé, gestoofde ratten, hondenlever en plumpudding. Den Amerikaanschen ex-president Taft werden eens in Nieuw-Orleans bij een hem ter cere gegeven banket alligatorboutjes en ratelslangen pastei voorgezet; deze zonderlinge lekkernijen schij nen hem voortreffelijk te hebben gesmaakt. Doch er bestaan nog veel smakelijker hapjes. In Australië smullen de inboorlingen aan een soort vlinder, en in Duitschland vindt men liefhebbers voor rauwe meike vers. In Abessynië zijn sprinkhanen een geliefkoosd gerecht bij het middagmaal en in Mexico likken de Indianen zich de vingers af na het genot van de honingmier. De mier levert in het midden van Afri ka een kostelijke bouillon op, terwijl de Arabieren ze liever bij zoete dadels gebruiken. Een soort mier wordt door de inboorlingen zelfs gebruikt om zich een roes te.... eten! Dat is de Afrikaansche witte mier. Bedorven kippeneieren, rattenmagonnaise en der gelijke Chineesche lekkernijen zijn bekend'. De Samo- anen vangen een visc'hsoort, die ze, na de vinnen ver wijderd te hebben levend en rauw opeten. Ook leeft op het eiland' Samoa een kever, die de inboorlingen Ariivii noemen. Het dier leeft in vermolmde boomen en zijn maden bereiken de lengte van meer dan tien centimeter. Met bijlen en messen gaan d'e bruine menschen zulk een stam te lijf om den kostbaren buit te verkrijgen, dien ze levend en zonder meer veror beren. DE BIJEN EN HAAR VIJAND. Men roemt den moed en de dapperheid van de bijen, wanneer het betreft den kunstigen houw van hun ra ten te beschermen of een gemeenschappelijken vijand af te slaan. En toch hebben ze een tegenstander, waartegenover ze alle raacht verliezen. Ofschoon deze, zonder eenig wapen, geheel niet in staat is aanvallend

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1913 | | pagina 9