DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 130. Honderd en vijftiende Jaargang. 1013 ZATERDAG 7 JUNI. Het Concentratie-manifest. FEUILLETON. Kapitein Dodèro. STADSNIEUWS. VOOR DE OPENBARE SCHOOL. (Vervolg). ALKMAARSCHE COURANT. Dit nummer bestaat nit 3 bladen. Het manifest, dat de grondslag vormt van de sa menwerking' der drie vrijzinnige partijen, luidt in zijn geheel aldus: In de hoogst gewichtige beteekenis van de aan staande verkiezingen vinden wij aanleiding dit woord tot u te richten. In breede kringen wekt de gang van zaken op staat kundig gebied steeds ernstiger bezorgdheid. Het mi nisterie-Heemskerk, dat bij zijn optreden het voorne men te kennen gaf, in gematigden en verzoenenden zin te willen regeeren, zet thans de tradities van het ministerie-Kuyper voort, en keert zich al scherper te gen de vrijzinnige beginselen, welke sedert 1848 ons staatsleven beheerschen. Onder den invloed vah met den dag feller optre dende elementen uit de Roomsche en Calvinistische staatspartijen wordt eene reactie ingeleid tegen de beginselen van vrijheid en recht, die 'aan onze staats instellingen ten grondslag liggen en Nederland ten zegen zijn geworden. Geloofsverschillen worden aan gescherpt en doorgetrokken op elk gebied van het maatschappelijk leven; het gevoel van nationale saam- hoorigheid gaat te loor. l)e geestelijke vrijheid van het Nederlandsche volk wordt aangerand. Begunstiging van bepaalde kerke lijke richtingen leidt tot onoprechtheid en veinzerij. De bedrijfsvrijheid wordt door eene bureaucratische wetgeving meer dan noodig aan banden gelegd, de regeling van liet- bedrijf in handen gegeven van den Minister met zija staf. Bij den opbouw van sociale instellingen wordt niet gestreefd naar ontwikkeling van eigen werkzaamheid van arbeiders en werkgevers, naar aansluiting bij het goede, dat uit de vrije maatschappij is opgekomen. Heil wordt gezocht in overdreven vermeerdering van ambtenaren en ambtenaarsinvloed, in niet-nationale, uiterst kostbare organisaties, die evenmin passen in ons staatsrecht als in de ontwikkeling onzer maat schappij. Aldus wordt tegenzin gewekt tegen alle po gingen om doqj doeltreffende maatregelen van wet geving en bestuur de maatschappelijk zwakken te sterken. De handelsvrijheid, waardoor landbouw en nijver heid, scheepvaart en handel bloeien als nooit te vo ren, wordt aan de averechtsche sociale plannen der Regeering ten offer gebracht; een stelsel van be scherming is voorgedragen, dat reeds afkeuringswaar- dig uit een oogpunt van belasting-politiek, buitendien onze welvaart bedreigt en tot politiek bederf zal voe ren. Het rechtmatig streven der vrouw naar meer zelf standigheid wordt belemmerd. Zelfs wil men door een algemeen wettelijk voorschrift de vrouw-ambtenaues, die in het huwelijk treedt, straffen met ontzetting uit hare betrekking in rijksdienst of bij het onderwijs. Tot verbetering' van het algemeen onderwijs, on misbaar voor zedelijke en stoffelijke verheffing, wordt niets gedaan; de meest dringende maatregelen tot ver hooging van het peil, zoowel van het openbaar als van het bijzonder onderwijs, blijven achterwege. Er is slechts belangstelling voor de eenzijdige bevoordeeling van de bijzondere school ten koste van de openbare. Door opgedrongen kerstening dreigt het Moeder land de inlandsche bevolking onzer Koloniën van zich te vervreemden. Het drijven om gouvernementsscho- len te doen plaats maken voor scholen der Christe lijke secten, brengt den schoolstrijd ook naar Indië over. On8 koloniaal bezit wordt aan gevaar blootgo- steld tengevolge van een politiek, die lijnrecht ingaat tegen jaren lang beproefde beginselen van koloniaal beleid. Het gevaar aan den bestaanden polibieken toestand verbonden, is te grooter, wijl de door machtsbegeerte Novelle van ANTON GIULIO BARRILI. 18) —o Maar weet gij Europeanen zelf wel dat. gij zoo lekker smaakt? Ik boog heel diep. Mat zou jelui hebben geaijitwoifcrA op zoo'n compliment? Ja, heel lekker! vervolgde de Stem des Dendas, Ik had een heerlijk kwartiertje met een stuk gebra ad van de kameraden van Caila Lapi. Jelui zijn lekkeï, heel lekker, ik zweer het bij een machtigen KoetkuV "e vleeseh is zoet, veel zoeter dan de kokosnoot en- ruikt heel lekker, terwijl dat van onze buren taai is en. draderig en altijd een bijsmaakje beeft, ik weet niet. wat, maar ik lust het niet. Ah, wat moet jelui geluk kig zijn in je land, waar je elkaar naar hartelust kunt. opeten Majesteit, wij eten elkaar niet op in Europa... Wat? hoe? eet jelui elkaar niet op? D. w. z. soms, maar niet met de tanden. Wat een domheid! Mensehenvleeseh is een voedsel dat de natuur ons schenkt. Wij eten het -dier op en krijgen zijn vlugheid, zijn fierheid, zijn vecht lust, maar laten we oprecht zijn, we worden ook een beetje dierlijk. Terwijl als we mensehenvleeseh eten, wordt onze ziel grooter. Wat mij betreft, ik geloof Stellig, dat als ik Oails Lapi opat, ik dadelijk dis bijeengehouden, schoon innerlijk verdeelde coalitie in de Tweede Kamer aan allen, die zich tegen haar be leid verzetten, op tyrannieke wijze haren wil oplegt. Zelfs schroomde zij niet, het Reglement van Orde der Kamer, tot dusver waarborg van de rechten der min derheden, aan hare stembuspolitiek dienstbaar te maken. De hoofdbesturen van de drie vrijzinnige partijen zijn met.elkaar in overleg getreden, om te overwegen, wat in deze ernstige omstandigheden de taak is der vrijzinnigen. Zij oordeelden, dat het noodzakelijk is met behoud van eigen zelfstandigheid de han den ineen te slaan, teneinde gezamenlijk de gevaren te kunnen afwenden, die het land bedreigen. Die noodzakelijkheid klemt te meer, daar de vrijzinnigen strijd te voeren hebben niet alleen tegen de rechter zijde, maar evenzeer tegen de sociaal-democratie, die, zich stellende op het standpunt van den klassenstrijd, tot bereiking' van een hersenschimmig' einddoel, de grondslagen van de hedendaagsche maatschappij on dermijnt. De samenwerking' van de drie vrijzinnige partijen zal berusten op den navolgenden grondslag: Algemeen kiesrecht voor mannen moet worden in gevoerd, zonder dat aan dre hervorming als voorwaar de wordt verbonden hot nemen van maatregelen tot verzwakking van den volksinvloed, dien men door hot algemeen kiesrecht tot volle ontwikkeling' wil bren gen. De gelegenheid moet worden geopend, aan de vrouw het kiesrecht te verleenen, zonder dat. daarbij eischen van maatschappelijken welstand mogen worden ge steld. De beletselen tegen verkiesbaarheid der vrouw moeten worden weggenomen. Evenredige vertegenwoordiging moet worden inge voerd. De verhouding tusschen Kroon en Volk, zooals die in onze Grondwet is geregeld, moet worden besten digd. Onverzwakt moet ook als waarborg voor de deugdelijkheid van het geheele volksonderwijs de openbare school worden gehandhaafd, waar ieders godsdienstige gevoelens worden geëerbiedigd. Her ziening van liet schoolwezen en verbetering van de op leiding en de positie der onderwijzers, ten einde het volksonderwijs op hooger peil te brengen, is dringende eisch. Verandering' in onze vrijhandelpolitiek moet worden afgewezen. In de behoeften, ontstaan door ouderdom, moet voorzien worden door uitkeeringen uit de staatskas, onverschillig of de behoeftigen al dan "niet tot de loonarbeiders behooren. Verzekering van uitkeerin gen boven het minimum, dat aan behoeftigen wordt verstrekt, dient van staatswege bevorderd en geldelijk gesteund te worden. Noodzakelijk is eene algemeene voorziening op het gebied van de geneeskundige en geldelijke hulp bij ziekte en invaliditeit van on- en minvermogenden. Hiervoor zal eene wettelijke regeling van de zieken fondsen en ziekenkassen en van den daarbij van staats wege te verleenen steun het uitgangspunt moeten zijn. Tot het verkrijgen van de voor sociale hervormin gen benoodigde middelen zal, voor zoover die niet ge vonden worden uit bijdragen van belanghebbenden en uit bestaande inkomsten van den Staat, niet mogen worden teruggedeinsd voor verhooging van directe heffingen. Voor de gelegenheid tot debal gaven zich op de hee ren Tjaden en van 'tVeen. f De heer Tjaden wilde gelooven, dat de toestanden j in België zich afspelen als de heer Cnudde vertelde, spr. kan er niet over oordeelen, doch is België dan zoo arm aan gedachte en wetenschap? Binnen korten tijd zijn daar drie wereldtentoonstellingen gehouden. Spr. kan zich niet indenken, dat waar zulke dingen tot stand komen, het volk staat op zulk een laag peil van weten. Al zijn er grootendëels clericale scholen, dan moet spr. toch zeggen: Heil het elericaal onderwijs! Spr. getuigde daarna van de heerlijkheid van het Evangelie van Jezus Christus, en zei zich geërgerd te hebben aan den'tweeden spreker, 'die gewaagd had van bijbeltexten, waar een luchtje aan is. Zulke woorden kunnen voorkomen op vergaderingen van „De Dage raad," maar niet op een vergadering van vrijzinnigen, zei spr. (Eenig applaus). Is liet christelijk onderwijs zoo ondeugdelijk, als de heer van Det het voorstelde? Met zulke argumenten krijgt men ons niet mee. De bijzondere onderwijzers willen het onderwijs dienen niettegenstaande lage loo- nen. Zou de heer van Det ook zoo doen? Een spre ker, openbaar onderwijzer, die den Bijbel zoo durft, aanranden, geeft zich bloot zooals hij is. Zoo zal hij het ook mijn kinderen zeggen en aan zulk een onder wijzer vertrouw ik als Evangelisch Christen mijn kin deren niet toe, aldus eindigde de heer Tjaden. De heer van 't Veen, met rumoer begroet, verzocht stilte, want veel had hij niet te zeggen. Spr. merkte daarna op, dat zijn vrouw, die 33 jaar geleden christe lijk onderwijs genoten heeft, even ontwikkeld is als hij. (Algemeene hilariteit). De heer Cnudde zeide, dat niet de oud-leerlingen van de clericale scholen, maar de oud-leerlingen van de gemeentescholen in de groote sleden de tentoon stellingen organiseeren. (Applaus). De heer van Det zei al menig debat met die chris telijke heeren te hebben gehad. Ze draaiden allemaal een beetje om de zaak heen, de eigenlijke zaak laten ze het liefst zwemmen. Dit deed de heer Tjaden ook. Spr. minacht ook een christelijk onderwijzer die 12 in de week verdient, niet, spr. wees er echter op, dat de regeering niets voor hen heeft willen doen. De on tevredenheid bleek uit de meeting te den Haag. 't Is hier de kwestie niet of die menschen helden zijn, maar de vraag of die menschen goed onderwijs kunnen geven. Spr. heeft de christelijke partijen iets verweten. De heer Tjaden zei, dat. hij niet voor een partij sprak, doch aan de wetenschap dat hij Evangelisch Christen is hebben we niets. Het gaat hier wel over partijen. Deze zullen later ook aan den heer Tjaden voorschrijven, wat hij moet. Heb ik geen argumenten gegeven voor de critiek over het bijzonder onderwijs? vroeg spr. Een terloops uitgesproken uitdrukking moet niet aangevat worden. Uitgesproken is dat kinderen de Bijbel van az moeten kennen. Daar staan wel din gen in die men kinderen niet moet vertellen, in dit verband sprak spr. van een text met een luchtje er aan. De heer Tjaden wil den geheelen Bijbel geven. Daarom is een school als hij wil, alleen voor een klein groepje orthodoxe menschen geschikt. We moesten toch zoo ver zijn te weten, dat als men critiek oefent op den Bijbel, men den godsdienst nog niet hoeft te verwerpen. Wat b.v. het scheppingsverhaal betreft de geheele wetenschap van tegenwoordig berust op 't begrip van langzame evolutie, dit vindt men weerspie geld in boeken van ons land en andere landen. De wetenschap leert, dat alles door eeuwenlange ontwik keling zoo is geworden. Die wetenschap is niet on godsdienstig. Wij gaan uit van de waarheid, gij gaat uit van hetgeen in den Bijbel staat en dat wordt dooi de tegenwoordige wetenschap niet bevestigd. Den tweeden „debater" merkte spr. op, dat zijn op treden niet van dien aard was, dat zijn vrouw, die even ontwikkeld is als hij, gebruikt kan worden als reclamemiddel voor het christelijk onderwijs. (Dave rend applaus). De heer Tjaden vroeg, of de heer van Det zich niet werkelijk schaamt de naaktheid van zijn moeder. Spr. gelooft, dat de heer van Det een godvreezende moeder of toch minstens een godsdienstige grootmoeder heeft gehad. (Gelach). Spr. geeft de verzekering, dat wanneer er ooit een man of vrouw slecht is geworden door het lezen van Gods woord, deze dan al slecht was, toen hij of zij be gon te lezen. Spr. kent niet iemand, die er slecht door geworden is. —m De hoer van Det wees den heer Tjaden er op, dat het een blijk is van schandelijke onkieschheid, dat deze den naam van iemands moeder in 't debat brengt. Spr.'s oude moeder van 81 jaar, heeft nooit tegen hem gezegd „ik schaam me voor je", maar iemand, die bij gebrek aan degelijke argumenten met iets dergelijks komt, mooie snuisterijen zou kunnen maken die hij ons heeft geschonken. Het begin van Urutucto's toespraak had ik tamelijk onverschillig aangehoord, daar ik dacht, en die ge dachte stemde mij rustig, dat een man, die zich nuttig' voor zijn gastheeren heeft weten te maken niet be hoeft te vreezen om aan stukken te worden gesneden en aan het spit te worden gebraden. Maar bij het hooren van, deze nieuwe zienswijze om trent de deugden van het mensehenvleeseh en van de zielsverhuizing bij dat wreede maal begon ik onrustig te worden. Spreekt hij in ernst? Zeker, die theorie raakt kant noch wal, maar hij verkondigt haar met te veel vuur, deze koning menscheneter! Met zulke gedachten in mijn hoofd en al moor dood- dan levend, hoewel ik trachtte te glimlachen, pro beerde ik te antwoorden: Het is misschien waarmaar waarom heeft dan de machtige. Stem des Donders mijn vriend Labsolu niet opgegeten? Hij behoort tot een natie, meer be schaafd en meer geparfumeerd dan de onze, waarvan de burgers hun taal onderwijzen en al hunne verlan gens, al hun caprices aan de bewoners der vijl' wereld leden opdringen. Om die reden is dan ook zijn vlaesch veel fijner on veel smakelijker dan het mijne. Als de machtige Urutucte Labsolu zou hebben op gegeten, zou hij een beter maal hebben gedaan en hij zooi veel meer deugden en schitterende persoonlijke Iwedanigheden zich eigen gemaakt hebben - Halte la mon gargon, schreeuwde de oude Parij- zenaar met zijn hoed zonder bodem en zijn jas met i verguld# knoopen, uit een groep vrouwen, di» achter die moet zich schamen en de geheele vergadering be hoort er tegen te protesteeren. (Applaus). Een stem: Hij is ontoerekenbaar. Do heer van Det: Ik acht den debater wel toereken baar, maar dit is een zwaardere veroordeeling. Gij moet, vervolgde spr., vooral niet dien laatsten in druk meenemen, maar bedenken dat er gepleit is voor 'n school, waar 't heele volk naar toe kan gaan. Spr. wees er op, dat de bekende christelijke schoolopziener dr. Gunning, zei, dat meermalen tegen hem gezegd was door leerlingen van de openbare school: „ik ben door de openbare school niet tot socialist of anarchist opgevoed", maar wel dat -door veel leerlingen van de bijzondere school tegen hem is gezegd: „ik heb in mijn later leven het geloof verworpen door de wijze, waarop het in mijn vroeger leven in mij is gestampt." Spr. heeft alleen bedoeld, dat er vele bijbelhoofd stukken zijn, die niet bij het kinderverstand passen en daarom ongeschikt voor hen zijn. Men onderwijst op de christelijke school een moraal, die men in de prac- tijk niet toepast, dat verheft het karakter niet, maar breekt het karakter af. Niemand handelt practisch naar het Evangelie. De heer Cnudde vroeg nog, wat de heer Tjaden wel dacht van mannen, die Bijbellezers verbrandden. Van de geloofsgenooten van hen, die in de 16e eeuw ver brand werden, gingen velen naar Noord-Nederland en de nakomelingen van deze Protestanten gaan nu sa men met de geloofsgenooten van Philips II. (Ap plaus). De voorzitter sloot hierna de vergadering, er op wijzend, dat in het verkiezingsblad voor den heer Snoeck Henkemans gevraagd wordt: „Vertrouwt men dan zijn eigen school niet?" Daar hebben wij nooit blijk van gegeven. Nooit is geschroomd van gedach ten te wisselen. Wanneer het vertrouwen, dat ds openbare school meer dan honderd jaar heeft genoten, door deze vergadering is versterkt, dan is het doel be reikt. (Applaus). VaN REE8 uit de Kegge EN PEET KEELTJE van om de I*oord vandaan X Nadruk verboden. de prinses stonden, te voorschijn komend. Quelle jubie vous prend de me faire servir en gigot a sa Majesté le Bruit du Tonnerre? Ik ben voel harder, dradigev en taaier dan u, mijn mooie Genuees! Ik wist niet meer tot welke heiligen ik me wenden moest, toen ik door een luid gelach van den Koning op het goede oogenblik tot de overtuiging kwam, dat bij slechts had willen schertsen, 't Was de afschuwe lijke scherts van een wilde, maar waarmee gelukkig mijn huid niet gemoeid was; ik herademde en gerust gesteld vervolgde ik, den koning in de inlandsche taal toesprekend - Laten we aannemen, dat, mijn vleeseh lekkerder zou zijn dan dat van Labsolu, alhoewel niemand bet tot nu toe heeft geproefd. Mijn leven behoort u toe, machtige Urutucte! Neen, antwoordde de koning, zijn woorden met een gracieus gebaar vergezellend, uw lot berust in handen van de lieve dochter mijner moeder, van Mor gendauw. Vraag uw leven aan haar en ik geloof dat zij het 11 niet zal weigeren. Integendeel, omdat je het beeld van Koatku op aarde hebt gebracht, verdien je geëer biedigd te worden als een van de eersten te Ocuena- cati; vraag baar alles wat je wilt,... zelfs om haai' hand; als zij je die geeft heb ik er niets tegen en ik zal je als mijn broeder omhelzen. Al zou de bliksem tusschen ons zijn ingeslagen, ik had niet meer ontdaan kunnen zijn dan door de laat ste woorden van'den koning. Ik stond verbouwereerd. Ik staarde Urutucte aan en hem ziende glimlachen, dacht ik te droomsn; ik keek naar de vergadering ea de hoofden die ik eerbie Kees, we b e n n e bai jou voorbai reden, maer as je gien uiter ben en 't wordt efkes leet, den hew je gien rust en je wil voor melkerstaid t'huis weze. Strak er an, as de drokke taid voorbij is, den zelle we ders overkomme. 'k Ilew laclit dat je over die tassies begon, 't is of je in me kaert keken heb. An die meubels hew 'k nou toch zoo'n meraekelsche hekel alleman loopt met zoo'n bengelende wandeltasch, kleine kindere zeule der mee de duine op en den nag liefst leeg, bot alliendig voor de pronk! Kom je in een winkel ën zei je je pakkie meeneme, den kaike ze je met een meewarig gezicht nnKen dat wel zoo, zei 'k der nag een pampier om doen of 't bezurrege leete? Wel griet vergeeme, mensch, geef maar op ze magge wel zien, dat 'k met dut of dat loop! En ja, zoo'n wandeltasch, deer benne altaid bande voor. 'k Hew altaid een diezak droegen en 'k weet er nag best van dat 'k nag zoo'n klain maidje was, alliendig de kerremes op liep om een cent te verkoope (beste „nu- we" neute, in Julie liefst); deer ontdek 'k dat me zak vort is en dat begraip je, dranze gien gebrekBuur vrouw zag me, ze kwam op me an en ze zaidewat skeelt er an? me Kevert? hew je je diezakkie strooit? Gaan maar mêe met buur, den zelle we saeme een cent verkoope en toe kocht ze ureveltjes, deer gong 'k bot getroost mee op huis an een heele brief vol Wat een jare is die buurvrouw al weg en 'k denk nag oftig an dat oude mensch. Ze heb der aige nag uit leete pottereteere. 'k Heb er op 't petret en dat is nou ok zoo'n stukkie dat 'k niet misse zou wille en weervoor 'k den nag liever een mooi meubelstuk uit me huis zou geve. Kindere had ze niet cn as der b' ons ientje bai kom- me most den mocht ik altaid bai heur weze; een pit tig, vrindelijk huissie dat ze had, een mooi tuintje en gi oos dat ze was op der maendroossies, pluimveris en nag een hoop meer. Nee gien appel was je grager as die buur onder de bestee vandaan haalde, ze wreef 'm met- der boezel mooi glad en gaf 'm met zoo'n vergenoegd gezicht dig voor mij gebogen zag, brachten mij in zoo'n toe stand van twijfel, dat ik niet meer wist of ik mij zelf geiooven kon; ik keek eindelijk naar Tururu en toen kwam ik weer tot mezelf. De bleekheid van zijn wan gen, de schuine blikken, die hij me toewierp als wilde hij me met zijn blik vergiftigen, overtuigden er mij eindelijk van, dat ik niet droomde. Ik wendde mijn oogen van hem af, om Morgendauw aan te zien. De schoone vrouw was in zwijm gevallen Haar vrouwen hadden haar in hun armen opgevan gen. Labsolu, de doktor van het Koninkrijk, bad vlug water gebaald en bevochtigde haar gelaat om haar weer bij te brengen. Waar ben ik? vroeg de prinses met een flauwe stem, terwijl'zij de oogen opende. All, is het waar? Caila Lapi Prinses, riep ik, mij tot haar neerbuigend, wat mag ik hopen? Het leven. Ja, ja, het leven voor Caila Lapi, cn als hij wil. mijn hand En zoo sprekend werd het jonge meisje rood als een kers en met cpn lief gebaar verschool zij het hoofd in den boezem van een haror vrouwen. Zooals je wel denken kunt, wierp ik mij voor haar op mijn knieën, ik vatte een van haar lieve handjes en bracht die aan mijn lippen en bleef zoo in zalig heid verzonken, alles rondom ons vergetend^ Urutuc te, zijn minister, de wilden, Labsolu, het eiland, alles was uit mijne gedachten verdwenen, niets bestond meer voor mij. behalve Morgendauw, de parel van Ocuenaeati, do koningin der vrouwen. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1913 | | pagina 1