DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Straker Squire, No. 132. Honderd en vijftiende Jaargang. DINSDAG 10 JUNI. De verkiezingen. FEUILLETON. Kapitein Dodèro. j STADSNIEUWS. Firma SUKKEL, 0UJ sn TEN ZELDAM. X. URANT. D e coalitie. ALKMAAR, 10 Juni. Het politiek accoord, gesloten tusschen de partijen der rechterzijde, luidt aldus: „De drie partijen komen overeen steun aan de Regeering te verleenen ter zake van hare voor stellen tot Grondwetsherziening, inzonderheid voor wat betreft artikel 162, naardien in haar voorstel tot wijziging van dit aTtikel, eenerzijds het beginsel wordt vastgelegd dat door de open bare kassen in de kosten van het algemeen lager onderwijs op de scholen, door ingezetenen opge richt, op gelijken voet wordt voorzien, als zulks geschiedt ten aanzien van dit onderwijs op scho len, van de overheid uitgaande, en. anderzijds wordt uitgesproken, dat bij de inrichting van het van Overheidswege te geven lager onderwijs de godsdienstige gevoelens van de ouders der school gaande kinderen zullen worden geëerbiedigd, terwijl zij tevens achten, dat bij de behandeling van deze voorstellen tot Grondswetslierziening het eerste lid van artikel 171 niet aan de orde is te stellen." De Christelijk-historische Unie liet aan de over eenkomst een verklaring voorafgaan, waarin zij zich verklaarde tegen de toespitsing der „antithese" tot 'n volstrekte op bijna elk gebied, verwierp de uitdruk king Christelijk en niet-ehristelijk volksdeel, omdat zij meende, dat het Christelijk ideaal voor ons volk als volk hooggehouden moet worden, verklaarde dat de ontkerstening der openbare instellingen diende te worden tegengegaan. Deze verklaring der Christelijk-Historischen betee ken t., dat zij eigen wenschen blijven be-liouden. Maar meegaan met de coalitie wil niets anders zeggen, dan prijsgeven al hetgeen, waarover deze verklaring spreekt. In een reeks van artikelen, onder den zonder lingen titel „Hun verklaring" in de. Standaard ver .schenen, heeft dr. Kuyper dan ook die verklaring uit eengerafeld, gezegd dat er de Cliristianiseering der Openbare instellingen, in de eerste plaats het. open bare onderwijs, niets kan komen. „Stel u voor, schreef gisteravond het chr.-hist. blad „de Nederlander" terecht, dat Bulgaren, Serviërs en „Grieken hunne onderlinge geschillen waren gaan uit rechten op het oogenblik, dat zij ter verovering' van „Konstantinopel, voor de Tjatalds ja-linie stonden." Zoo wordt er vlak voor de stembus onder bondge- nooten gestreden! Uit het politiek accoord ziet men, dat de coalitie niet met een breed uitgewerkt program komt als richtsnoer voor de politiek, indien d'e partijen der rechterzijde strakjes aan het bewind blijven. Alles wordt aan één spijker opgehangen, alleen de onderwijskwestie wordt nadrukkelijk op den voor grond geschoven. De bijzondere school regel de openbare school aanvulling. Gij, chistelijk-historicus geeft uw ideaal „de openbare school gekerstend" nog niet prijs? Dr. Kuyper weigert „in die misleidende slingerpaden mêe af te dalen." „Met onzen President-minister blijven ook wij dan „van de toekomst vragen: Verdwijne de Openbare „school en zegene de Vrije school straks heel ons volk, „aan wat onderwijs Tt ook verkleefd zij." De rechtsche candidaat moge het niet in de Stan daard gelezen hebben, maar het staat er toch heusch, onder aan het hoofdartikel van 17 April. En twee dagen te voren las men in het anti-rev. hoofdorgaan: „Zoover zelfs moet hierin worden gegaan, dat ten slotte het zijn van een kind op de Openbare School „een smaad wordt, die drukt op den goeden naam van „vader en moeder." Immers„Behoefte aan „aanvulling" ontstaat door plichtsverzuim of door onmacht." De meerderheid der coalitie wil van ons openbaar onderwijs armenzorg maken! Er is een tijd geweest, dat een christelijk-historieus heeft betoogd: dat van gelijkheid tusschen openbaar en bijzonder onderwijs in dien zin, dat voor beide evenveel uit de publieke kas wordt verleend, z. i. nimmer sprake kon zijn; dat in de zaak van het Bijzonder Onderwijs nooit wegvallen mag de factor der christelijke liefde, der christelijke barmhartigheid; dat de Staat in zijn eigen belang moet gebruik ma ken van zijn hoogheidsrecht, omdat het verleden in ons land heeft bewezen, dat de algemeene volksont wikkeling niet behoorlijk voortschrijdt, indien de Staat dit groote volksbelang niet zelf ter hand neemt; dat Openbaar onderwijs er is en ex moet blijven, zoowel in het belang van het Bijzonder onderwijs zelf, dat daardoor verhinderd wordt zijn eigenpeil te doen dalen, als in het belang van het onderwijs in zijn geheel, dat een min of meer vasten norm behoeft. Zoo sprak een christelijk-historieus. Niet in een volksvergadering maar in de Tweede Kamer. Het was ook niet een man zonder aanzien het was dr. de Visser. En tientallen van jaren is het niet gele den, dat hij aldus sprak het geschiedde in het zit tingsjaar 190419051 De leuze „vóór de openbare school" is aan de vrij zinnigen opgedrongen. Zij hebben bij de stembus te strijden voor het behoud van de school „waar het on derwijs onder het aanleeren van gepaste en nuttige kundigheden dienstbaar gemaakt (wordt) aan de ont wikkeling van de verstandelijke vermogens der kinde- ren en aan hun opleiding tot alle christelijke en maat schappelijke deugden (art. 35 wet Lager Onderwijs). Men wil van rechts „rechtsgelijkheid" voor scho len met ongelijke bestemming. Immers dc openbare school en de bijzondere school beoogen beiden het geven van onderwijs en opvoeding, maar de laatste heeft bovendien kerkelijke en politieke tendenzen. Voeg daarbij nog de bekende bezwaren van het aan- kweeken van verdeeldheid; mogelijke verslechtering van het gehalte van het onderwijs bij aanzienlijke ver meerdering der kosten en ge hebt drie reden voor één om er niet toe mede te werken, dat op een oogenblik, waarop nog het grootste deel der ouders prijs stelt op het behoud der openbare school, de schoolstrijd wordt vastgelegd in de Grondwet. „D e Meiboom in de kap" heeft dr. Kuyper op de Deputatenvergadering uitgeroepen. „H et heiwerk in den grond" zou men kunnen zeggen, wanneer rechts thans de overwinning behaalt. Het heiwerk, waarop een geheel nieuw on derwijshuis wordt gebouwd, waarin niet enkel de openbare lagere school in dé kelder komt, maar ook het vakonderwijs, het middelbaar onderwijs, het hoo- ger onderwijs. Over de gansche linie wil, gelijk de pionniers rond uit erkennen, de rechterzijde zegevieren en men zal niet rusten voordat men over de gansche linie ook de goede geest van het openbare lagere school heeft uit gedreven. Eerst zullen om met dr. van de Laar te spreken de kinderen op de lagere school stelselmatig wor den opgevoed in haat tégen hun medeburgers. Het zelfde stelsel zal worden voortgezet, indien de jonge lingen en jongemeisjes op andere scholen komen, óók op ambachts-, huishoud- en handelsscholen. Het zal zich doen gelden in handel, nijverheid en vetrkeer, kortom op ieder terrein des levens. Wie dat niet wil stemme links. Wie dat wel wil stemme rechts. Novelle van ANTON GIULIO BARRILI. 20) o— Eens op een dag waren wij, de koning, ik en al de voormannen van Capituta, heel ver gegaan door bei- gen en dalen op zoek naar paradijsvogels, die zich in grooten getale op het eiland, bevonden. We moesten den heelen dag wegblijven; daarom was Morgendauw ook meegegaan, heel gemakkelijk gezeten in een draagstoel, door mij voor de goddelijke vrouw ver vaardigd. Dien dag verschoot ik weinig pijlen en de vogels konden zich over mij niet beklagen, daar ik er niet één raakte. Ik voelde mij lusteloos, en bovendien had ik een voorgevoel van naderend onheil. Mijn vol maakt geluk scheen niet langer te mogen duren. Wat scheelt mijnheer? vroeg Morgendauw mij met haar zachte, lieve stem. Waarom is hij zoo treurig vandaag'? Is de tegenwoordigheid van zijn be minde vrouw hem niet zoo dierbaar meer als voor heen? Ik antwoordde haar niet, maar drukte haar harts tochtelijk aan mijn hart en haar een mooi plekje on der de hoornen aanwijzend, dat beschaduwd werd dooi de breede takken, bracht ik haar daarheen. Mijne handelingen en de verliefde blikken, waarmee ik haar aanzag, vroolijkten Morgendauw geheel op, Maar wie rechts stemt, moet meer willen. Alle voorstellen tot grondwetsherziening, door de regee- ï'ing' gedaan, zullen immers den steun der drie recht sche partijen hebben. Wie dus rechts stemt, stemt voor een kiesrecht-stel sel, waarbij het kiesrecht wordt toegekend aan manne lijke ingezetenen, die den leeftijd van 25 jaar bereikt hebben en aan het hoofd van een gezin staan, of zon der aan het hoofd van een gezin te staan als zelfstan dige personen in de maatschappij optreden. Die wil dus alle vrouwen uitsluiten van het kiesrecht, die wil het kiesrecht geven aan kerkelijke doch niet aan bur gerlijke bedeelden Wie rechts stemt wil ook de Tariefwet. Onze nood lijdende nijverheid die er nog nooit zoo goed voor stond! roept immers reeds van 1901 af aan om be scherming! En de Tariefwet is niet alleen een mid del om maar niet naar draagkracht aan geld te komen, doch zij beoogt en zal brengen een „bescher ming van den nationalen arbeid," die uitroepen doet Bescherm ons land' voor een bescherming, welke 's lands welvaart bedreigt. de antu van de chic van Engeland. Bij de op 16 Mei j.l. op de Brooklyn-Baan gehou den raceskwam deze auto wederom eerste aan. Importeurs voor geheel Nederland „Kennemer Autogarage", - Telet. 146. LEZING—GERHAJRD. Voor de afdeeling- Alkmaar der S. D. A. P. trad gisteravond in de geheel gevulde groote zaal der Har monie als spreker op de heer A. II. Gerhard, candi daat voor de Tweede Kamer in dit district met het onderwerp: Noch rechts, noch links. Na opening der vergadering door den heer O. J. Verkerk, zei de heer Gerhard, dat hij niet dacht over „noch rechts" iets behoeven te zeggen. Noch links over het onderwerp is hier al een en ander gezegd. Deze vergadering, zei spr., heeft min of meer het karakter van een voortzetting van de vo rige vergadering, toen spr. in tweeden termijn zich bij het debat zeer moest bekorten. Spr. wilde om zooveel mogelijk gelegenheid tot debat te geven, slechts een uur spreken. Spr. zeide eenige debat-historietjes te willen achter halen, de thans te bespreken punten zullen ook in druk verschijnen. Allereerst de vraag van het Staats pensioen. De concentratie roepthet Staatspensioen staat in het program. Aan onzen kant wordt er tel kens op gewezen, zei spr., dat het een misleidende voorstelling is. 23 October j.l. zei Tydeman in de Kamer, dat hij wenschte een tweeledige voorziening van verschillend karakter, doch elkander aanvullend, d'e eerste een po ging om eigen verzekering van een niet te gering ouderdomspensioen, ingaande naar verkiezing op een leeftijd varieerende tusschen de 50 en 70 jaar, alge meen te doen doordringen, ook door deze voor velen materieel mogelijk en gemakkelijk te maken. Kn ten tweede een noodvoorziening om in de allemondigate. gevallen als aanvulling van een bestaansminimum te voorzien, om de ouderen van dagen een vasteren steun in den rug te geven dan de gewone armenzorg kan doen, een uitkeering, die betaald wordt op aanvragen, onder regelen en voorwaarden door de wet te stellen en die door haar karakter van nooddruftvoorziening" de vrijwillige verzekering niet overbodig maakt, noch op zijde dringt en ook niet de prikkel om het beter te hebben en zich daarvoor in te spannen wegneemt. Wie de antwoorden leest van den heer van Foreest op de vragen, hem gesteld door den Bond van Staats- pensiqnneering, ziet, aldus spr., dat deze van denzelf den geest doortrokken zijn. De vrijwillige verzekering- als de eigenlijke oplossing voor het ouderdomspensi oen, en voor degenen, die te arm waren om een vrij willige premie van hun inkomsten af te pingelen, als- noodvoorziening een uitkeering uit de staatskas, die dan voor iets beter geldt dan de gewone. 't Is philantropie uit de staatskas. En dit noemt men nu overeenkomstig het concen tratieprogram! Ons wordt verweten, zei spr., dat we eerst alge meen kiesrecht willen, dat wil zeggen dat we het staatspensioen uitstellen en de N. R. Ct. zegt, dat een noodmaatregel in den tijd van de grondwetsherziening niet te treffen is. De bewoordingen van het program laat uiteenloopende opvattingen over omtrent de uit voering. Hierop te wijzen, noemt de heer Koster een wig in de concentratie steken. Bij de verwezenlijking van het concentratieprogram zal Tydeman domineeren en steun krijgen van Bos, Patijn, e. a. Als de concentratie uit de stembus komt, is er fei telijk ook staatspensioen, zei de heer Koster. De heer Koster vroeg' wat spr. wilde inzake de ii- naneieele politiek. Spr. ging na wat in het program staat. Onder de bestaande inkomsten, zei spr., bestaan verschillende accijnsen, die rond 75 millioen opbren gen. Dan komen de grond-, vermogens- en successie belasting, die samen 41 millioen en de personeele- en bedrijfsbelasting, die samen 23 millioen opbrengen. Dit stelsel is door en door verkeerd. De oude in voerrechten en accijnsen zijn slecht. Spr. wees er op, dat het bestaande belastingstelsel geen stelsel naar draagkracht is, en men wil het belastingprogram niet hervormen, 't Is charlatanerie, wanneer d'e heer Kos ter zegt, dat men zoo spoedig mogelijk wil komen tot verlaging der accijnsen en verhooging der successiebe lastingen. Er staat niets van in het program. In het program staat premiebetaling voorop. Spr. zette uiteen, dat hetgeen de heer Koster te dezen op zichte zei omtrent de sociaal-democraten niet overeen komstig de waarheid is. De soc. dem. is wel tegen het premie-stelsel in beginsel. De heer Koster zei, dat de soc. dem. steeds tegen al le wetten stemmen, wanneer deze niet geheel naar hun zin zijn en steeds zijn ze in de oppositie. Dit is in strijd met de feiten, zei spr., steeds hebben de soc.- dem. getracht de wetten te verbeteren en dan is ge vraagd, of er iets goeds in een wet was. Dat is ge beurd bij de Bakkerswet en Ziektewet, waar de soc.- dem. voorgestemd hebben, zoo hebben ze gestemd te gen de Ouderdomswet, en ook tegen de Leerplichtwet. Dit laatste voorbeeld wordt door den heer Koster tel kens aangehaald als voorbeeld, dat de soc. dem. het goede verwerpen als ze niet geheel hun zin krijgen. Wat de Bakkerswet betreft b.v. was een fout de be- moeielijking van het grootbedrijf. De soc. dem. liet het zwaarste wegen, wat het zwaarste is en stemde voor ten bate van het lot van duizenden gezinnen. De vrijzinnigen handhaafden den nachtarbend. Dat was alles of niets. De soc. dem. hebben eerst voorgesteld de premies voor de Ouderdomsverzekering te laten betalen door het Rijk. De heeren Aalberse en Foreest waren er tegen. Toen kwam het voorstel-Aalberse, om de dria laagste klassen vrij te stellen van premiebetaling. Daar stemden de soc. dem. voor, doch later stemden ze tegen de geheele wet, •rim. het concentratieprogram komt niets voor van het militarisme. Spr. stelde vast, dat de 3 concentratie partijen ook over het militarisme hebben onderhan deld. Als ze maar het geringste zinnetje hadden kun- I nen vinden, dat de kiezers lekker had kunnen maken, dan was het in het program gekomen. Alleen de öud-liheralen vinden Colijn nog te goed koop. ITet program verbiedt een eoncentratie-regee- ring niet tot verhooging te komen. Wilde men tot verlaging komen, dan had men het. in het program kunnen zetten. Dat er niets in het program staat over militarisme- bewijst dat op dit punt de concentratieregeering minstens zoo erg zal zijn als de ergste eoalitieregee- ring. Schaper en Troelstra hebben gezegd het vaderland te zullen verdedigen. Waarom? Kan men zich den toestand niet denken, dat een overweldiging van het land de arbeiders in slechtere politieke omstandighe den zou brengen, dan ze verkeeren? Dit kunnen de heerschende kapitalistische klassen in andere landen. Deze kunnen trachten hier meester te worden. Dan zou men 't vaderland verdedigen, om mogelijk nog slechtere toestanden te voorkomen. Wat heeft de verdediging van ons land met het militarisme te doen Iedere sociaal-democraat is het er over eens, dat er een soort oorlogsbegrooting moet. zijn. Maar wat heeft dat te doen met- het militarisme, dat een staatje is in den staat, dat een instrument is tegen den klassenstrijd? Het volksleger in onzen zin staat rechtstreeks tegenover het militarisme. Bij het eerste is het een functie uitgeoefend door den burger die met kinderlijke vreugde ging zitten en uitriep: -O, wat een prachtige dag! Ja, mooi, zoo mooi, als de dag toen ik je voor 't eerst zag. Zij bloosde, glimlachte, sloeg haar armen om mijn hals en den gedachtengang' volgend, die alleen gelief den eigen is, vroeg ze mij Heb je me dadelijk lief gehad, de eerste keer, het eerste oogenblik dat je me zag? O, dadelijk, dadelijk! En jij? Ik heb je lief gehad van het eerste oogenblik af dat je den voet binnen ons dorp hebt gezet. Ik be min je, mijn liefste, ik zal je altijd beminnen, nog tot na den dood. Nietwaar, de ziel sterft niet en de groote Koetku vergunt aan de harten die elkaar in dit leven beminden, om het in zijne hemelsche tuinen eeuwig te mogen blijven doen. Zoo sprak de zeer schoone vrouw en haar prachtige oogen van indigo-kleur waren zóó dicht bij de mijne, dat ik mijn beeltenis er in zag weerspiegelen; haar zachte adem beroerde mijn wangen; haar handen drukten de mijne, ik was tot in de hemelen opgevoerd. Op dat oogenblik zag ik haar verbleeken; een door dringende kou overviel mij. Zij gaf een gil; ik wilde opstaan om haar in mijn armen op te vangen; maar ik wankelde en viel neer op den grond. Dat alles was in een ommezien gebeurd. Terwijl ik viel zag ik om mij heen en ik herkende den afschuwe lijken kop van Turutu, niet ver van mij af, zijn lichaam half uit een boschje te voorschijn komend hij had zijn boog in de hand, maar ik zag geen pijl op het koord. Die pijl was in mijn linkerborst gedron- gen, moer zag- ik niet; mijn oogen werden beneveld; ik voelde de armen van Morgendauw, die me tegen haar boezem drukte; ik hoorde den wanhoopskreet waar mee ze haar geliefde riep; ik deed een poging om het wegvliegend leven tegen te houden, tevergeefs; de dood, de afschuwelijke dood, drong in mijn hart, ter wijl ik een vaarwel toefluisterde aan haar, die me zoozeer bemind had en die ik nooit weer zou zien. Dood? Kapitein geheele waarheid, Wat? Dood? riepen wij. Dodèro wat zegt u daar -Wat ik zeg? de waarheid, de niets dan de waarheid. Maar in 's hemels naam, wat bedoelt u? Wat prettigs! het beteekent dat mijn verhaai uit is. En zoo sprekend, nadat hij zijn baard goed gladgestreken had, haalde kapitein Dodèro een sigaar uit zijn zak en keerde zich naar mij toe om vuur, daar ik zat te" rooken. Komaan, kapitein zei ik, houdt ons niet lan ger in spanning met uw mysterie. Hoe kon u toen sterven en ons dat daar nu zitten vertellen? Ik zou je kunnen antwoorden, dat ik weer op nieuw geboren ben. Dergelijke verhalen leest men bij dozijnen in de boeken, en gij moest u daarmee te vreden stellen; maar ik ben een goede openhartige kerel en ik wil je liever ronduit zeggen, dat ik dood ben gegaan. en toen weer wakker ben geworden. Wel alle duivels! riep Giacomo Durante uit, zich vcor zijn hoofd slaand. Ja, vervolgde de kapitein, ik ben wakker gewor den in mijn hut op het achterschip, waar de koorts mij gevangen had gehouden, terwijl de „Stella del Mare" met zeer goeden wind naar kaap Hoorn ste vende. Het schijnt dat het verdriet om gedurende vele dagen niets te kunnen doen aan boord, en de vrees, nog vergroot door de koorts, over een slechte vaart die we zouden kunnen hebben na het omzeilen van den Kaap. mijn hoofd zoo in de war luid gemaakt, dat ik droomde van den storm, van het verlies van liet schip, den dood van kapitein Fantasia, de schip breuk, en al dien nonsens, dien ik je verteld heb. Dodèro, Dodèro! zei Durante toen, die onder a! die toehoorders het meest liet land had voor den mal te zijn gehouden. Zoo n poets bakt men zijn vrienden niet! Heusch ook al goed. Gij Giacomo, leer dan hieruit om den hond, die slaapt, niet wakker te ma ken. Ik zat heel ernstig te luisteren naar de vrienden en u heeft mij gedwongen om een verhaaltje te ver tellen. Ik heb u tevreden gesteld, ik heb u een ver haaltje verteld, waarover beklaag je je nu? Ab, ah, Durante! die zit! je hebt je verdiende loon. Nonsens! zei een ander; per slot van rekening heeft zijn verhaal ons een groot, genoegen bezorgd. Als het zoo is, des te beter antwoordde kapi tein lfodèro. met een gullen lacht.. Jelui zijn goeie kerels. Waren de lezers dat ook maar. Wat zou ik dan een succes hebben als ik in plaats van een zeeka pitein, die fantastische verhalen zit op te dissohen. romanschrijver was en mijn verzinsels naar den druk ker zond. EIND E.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1913 | | pagina 1