DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Inmaakcursus. No. 136. Honderd en vijftiende Jaargang. ZATE KilAE 14 JUNI. drie weken, 2 maal per week, FEUILLETON. Engelsche Brieven, Een Inbrekersvoorval. ALKMAARSCHE COURANT. Dit nimmer bestaat uit 3 bladen. Bij genoegzame deelneming zullen de INMAAK- LESSEN gegeven worden gedurende aanvangende 584 Juni. Lesgeld I 6,— per cursus. Aangifte aan de ALKMAARSCHE HUISHOUD- en INDUSTRIESCHOOL tot 21 Juai. Inlichtingen verstrekt de Directrice M. W. ARBEITER. Londen, 9 Juni 1913. Nu de Pinkstervacantie van het Parlement voorbij, de Derby-wedren, met bijkomstige ongelukken en sen saties afgeloopen en de Ascot dito in het gezicht komt; nu „premières" in de theaters en concerten overal Julia Culp zingt hier morgen over acht da gen aan de orde van middag en avond: zijn; nu neemt ook het nieuws een volslagen wereldschen vorm aan, tot straks do zeeslang als „canard" verkleed op treedt en de groote vacantie met haar geweldige leng te vult. Een der meest wareldsche wereldschheden is zeker wel het bericht dat d'e Koning en Koningin den 20en Juni, d'en avond' van den laatsten dag der Ascot-ren- nen, een bal geven op Windsor. Er zijn wel meer hof bals geweest, doch op Windsor niet meer na den dood van 's Konings grootvader, den Prins-Gemaal. Er zijn in die Ascot-week gltijd veel logés en logees op Wind sor en ook in de villa's in de buurt, waar andere leden der koninklijke familie wonen; zoo wordt het bal een grootsche geschiedenis. Ieder die op Windsor ge weest is, en ook in de St. George's Hall toegelaten, waar het souper wordt aangericht, zoodat men zich met wat verbeeldingskracht een denkbeeld kan vor men van het tooneel dat men er zal zien. Het hal wordt gegeven in de mooie Waterloo-zaal, vlak daar bij, die niet voor het publiek toegankelijk is en die aldus heet naar de schilderijen en portretten, welke er hangen en alle betrekking hebben op den slag bij Wa terloo. De jonge prins van Wales zal er tegenwoordig zijn, doch zijn zuster niet.. Prinses Mary is wel „aangeno men," doch gaat nog niet uit. Het laat zich aanzien dat dit bal voor de Londensche modemaaksters en kleermakers een mooi buitenkansje is. Voor de Ascot- wee'k kleeden de dames zich toch al prachtig men kan dit Zondag 22 Juni tegen 12 uur op de „Kerkpa- rade" bij Hyde-Park Corner zien, waar ze in haar Ascottoilet verschijnen doch voor het hofbal komt natuurlijk weer heel wat anders kijken. Overigens moet men erkennen dat de Koningin door haar voorbeeld het maken van veel toilet niet animeert.. Men zegt wel eens schamper, dat zo niet meer dan zesduizend gulden in 't jaar verkleedt, een sommetje dat menige schoone aan haar Ascot-japon alleen uitgeeft. Doch, of de Koningin meer dar. twaalfduizend gulden in 't jaar er voor gebruikt, is zeer de vraag. Dit neemt niet weg dat Koning en Koningin steeds winnen in populariteit, 't Bleek toen zij uit Berlijn terug kwamen en ook toen 's Konings paard' op den Derby-dag het bekende ongeluk overkwam, tengevolge van de krankzinnige daad der ongelukkige Miss Davi son; over het algemeen worden ze door het publiek met steeds meer sympathie ontvangen. 's Morgens rijdt de Koning nogal geregeld met zijn dochtertje in Hyde Park en dan kan men aan alles merken dat. hij bemind en gezien is, al is dit op 'n heel andere manier dan met zijn vader het geval was. Prinses Mary rijdt nog op de ouderwetsche manier, op 'n dameszadelmen zegt. dat mama het schrijlings rij den verboden heeft. Vroeger heb i'k wel eens een paar prinsesjes op die wijze zien rijden, doch lang heeft dat niet geduurd. Koningin Alexandra rijdt nu niet meer te paard, hoewei ze pas 68 jaar is en men hier wel veel oudere dames ziet, rijden. Zij had de eigen aardigheid dat ze naar de rechterzijde van haar paard gekeerd zat, zoodat haar zadels altijd met het oog op die gewoonte werden gemaakt Geen van haar doch ters of kleindochters heeft haar evenwel op dut punt door navolging gevleid. De oude dame verveelt zich nog al. Ze is ontzettend doof, zoodat het al heel moeilijk wordt haar te amu seeren, veel ressources heeft ze ook niet, terwijl ze al tijd gesteld is geweest op ovaties van het publiek. Ze gaat daarom zooveel mogelijk uit en trekt nog altijd de aandacht door haar graeieuse verschijning, de be minnelijkheid waarmee zij ieder bejegent en de kunst vaardigheid waarmee ze door haar uiterlijk haar leef tijd weet te verbergen. In den laatsten tijd zijn gecostumeerde particuliere bals de „rage," doch de onkosten worden zoo opge jaagd, dat het, naar ik hoor, niet lang zal duren of de heeren bodanken er voor; zonder de talrijke schatrijke Joodsche families in Londen, zou er van het groote ,,Versailles"-bal niet veel terecht zijn gekomen. Dit bal werd in Albert Hal'1 gegeven, die er minstens zoo geschikt voor is als Covent' Garden, wa&r de publieke bals masqués worden gegeven. Het was een schitte rend gezicht en de Koningin, die er met haar oom, den hertog van Connaught, en hare tante Prinses He lens van Sleeswijk-Holstein was, zat blijkbaar te ge nieten van al het moois dat ze zag. Men hoopt of vreest misschien dat de Koningin het bal zoo bui tengewoon interessant vond, dat zij er over denkt er een in Buckingham Balace te geven. Dit zou natuur lijk niet kunnen gebeuren voor het volgend jaar. Heel waarschijnlijk is 't evenwel niet. Ik herinner mij volstrekt geen gecostumeerd bal ten hove en slechts één door den vorigen hertog van Devonshi re gegeven waar Koning Eduard en Koningin Alexandra „in costuum" kwamen. De Koning had zich met gedeeltelijke zelfkennis wellicht ver kleed als Hendrik VIII c-n de Koningin als een van diens vele vrouwen, Anna Boleyn, de moeder, zooals men weet, van Koningin Elizabeth. Een bal dat wel in Buckingham-Palace zal ge geven Vorden, is dat ter eere van het bezoek van Pre sident Poincaré en wél Donderdag 26 Juni, waarvoor dezer dagen de twee a drieduizend invitaties worden uitgezonden; natuurlijk hoofdzakelijk' aan beambten en diplomaten. In verband met dit bezoek van den President der Fransche Republiek wordt mij weer van alle kanten gevraagd, waarom de Koningin nooit het Engelsche hof bezocht, waarop ik alleen de tegenvraag kan stel len, waarom het Engelsche Koningspaar nooit naar den Haag ging? Het belangwekkende in die vraag is, dat zij blijk geeft hoe men hier gaandeweg meer be lang in ons land stelt en het volstrekt niet onaange naam zou vinden, wanneer men van weerszijden zich nog meer inspande dan reeds geschiedt, om het han delsverkeer tussehen beide landen drukker en levendi ger te maken. Den midd'ag vóór het. hofbal zal de President met Koning en Koningin het „concours hippique" in Olympia bezoeken, dat den 19d'en van deze maand ge opend wordt. Er zal dan een gala-voorstelling gége- ven worden, waarop onder anderen een gouden beker „the^ King Edward VII gold Challenge Cup" verreden of, juister, hesprongen wordt. Aan dit springcon cours zullen officieren uit zeven landen, waaronder Nederland, deelnemen. Verder zullen twaalf Fran sche cavalerie-officieren uit Saumur hun kunst in het schoon- en schoolrijden vertoonen en een parade van meer dan tweehonderd officieren te paard en in uniform plaats hebben. Een dag daarvoor zal Londen, ook ter eere van den heer Poincaré, zijn „bataille de fleurs" te zien krijgen, met deze nieuwigheid, dat niet alleen honderden au to's met bloemen versierd, van Hyde Park, bij Marble Arch, naar het vliegveld bij Hendon zullen rijden, doch zullen worden vergezeld door een massa aeropla nes, op dezelfde wijze gedecoreerd. Men zal defileeren voorbij het Fransch philanthro- pisch instituut, wanneer de President die liefdadige instelling bezoekt. Tal van prijzen zijn uitgeloofd, onder anderen een speciale prijs voor auto's, die door dames bestuurd worden en een andere voor versierde auto's, die behooren aan acteurs of actrices. Tal van bekwame teekenaars en schilders zijn reeds bezig met het ontwerpen van schetsen voor de bloemversierin- gen en men zegt dat zoowat de geheele Londensche aristo- en plutocratie aan het bloemenfeest. zal deel nemen. Zoo ziet men dat de Juni-maand genoeg amusemen ten oplevert en, als het weer blijft zooals het nu is: koel, zonnig, met nu en dan een los buitje tegen het stof, hebben we geen klagen. door L. G. MOBERLY. Naar het Engelsch. 3) o HOOFDSTUK II. MOESJES BéBé, ANDERS NIET. Het gas brandde flauw in de groote volksbiblio theek in een volkrijke wijk van Londen; de gele mist van den Novembermorgen kroop zelfs de groote zaal binnen -en de weinige lezers huiverden van de kille lucht. Op dit vroege morgenuur, het was Maandag morgen en de deuren waren pas open, was het aantal mannen en vrouwen nog niet zeer groot; wie er wa ren besteedden ai hun aandacht aan de advertentie kolommen in de nieuwsbladen. Zij zagen er droevig uit die mannen en vrouwen; „geen werk", die woor den schenen op hun aller gelaat te lezen. Hun klee deren waren afgedragen en versleten; hun gelaat was uitgeput, in hun oogen las men die uitdrukking van spanning van iemand die steeds wacht op iets dat nooit komt. Er waren oude en jonge mannen, die do lange kolommen nagingen en zochten naar wérk, dat in hun dringende behoefte kon voorzienjoude en jon ge vrouwen eveneens, ook haar gelaat droeg de sporen van veel harden en zwaren strijd. Verlangend lieten zij de oogen gaan langs de advertenties, bevend schre ven zij nu en dan een adres op, dat hun misschien een kansje zou geven, al was het dan niet precies wat zij venschten, dan toch in ieder geval iets wat een be staan kon opleveren, desnoods een schraal bestaan. Bijna allen keken elkander aan met een verdachten blik, die scheen te beteekenen: „Indien jij zoo. geluk kig zijt een baantje te krijgen, dan krijg ik het niet. Wij rijden elkaar in de wielen. Jouw geluk is mijn ongeluk. En als zij klaar warén met het opschrijven der adressen, die misschien in de termen voor lien vallen, dan verlaat hij of zij stilletjes de bibliotheek, spreekt geen woord met de anderen -evenals een hond die een beentje gekregen heeft of de belofte daarvan, wegsluipt van zijn kameraden, uit vrees dat die het zullen merken en het hem afkapen. De meesten van'deze werkzoekers mag men rekenen tot de middenklasse te behooren, een andere titel be staat. er nu eenmaal niet. voor hen. Zij behoorden niet tot de allerarmsten in de gewone beteekenis van dat woord, ofschoon de hemel weet dat zij arm genoeg waren -het waren ook geen handwerkslieden of fa brieksarbeiders. Naar hun uiterlijk te beoordeelen zou men veronderstellen dat zij gewoon waren aan kantoorwerk, en dat de vrouwen gouvernante geweest waren of juffrouw van gezelschap of huishoudster misschien allen nette menschen, die nog zekere idealen hebben overgehouden van het leven, die hech ten aan hun fatsoen, die strijden willen om hun rang en stand in de maatschappij op te houden. Een jong1 meisje stond een weinig afgezonderd van de anderen; zij keek met droevigen blik het slecht verlichte ver trek rond en een huivering ging haar over de leden toen zij de gezichten aanzag van die vrouwen, die niet jong meer waren en toch den strijd aanbonden tegen het noodlot. Het meisje was nog jong, het was onmo gelijk haar meer dan twintig jaar te geven, ofschoon de diepe kringen onder haar oogen en de rimpels om haar mond haar voor een oppervlakkig beschouwer ouder hadden doen lijken misschien. Gelijk.haar lot- genooten die de advcr tenl i ekol om men lazep, zag men Meneer Briest, eigenaar van het hotel „Zur Bost," bekeek do wereld met zekere ontstemming. Zijn ver wachtingen van de toekomst hadden zich heelemaal niet verwezenlijkt, Hij had, in de overtuiging dat het spoor nieuw leven in het stille stadje zou brengen, het oude logement in een mooi, groot hotel doen veran deren; hij had zelfs, wat een ongekende nieuwigheid' was voor het stadje Kingstown, winkels van moderne spiegelruiten laten voorzien, maar geen huurder kwam opdagen, ook de vurig begeerde vreemdelingen- zwerm bleef achterwege; Briest's logeerkamers bleven even leeg als zijn wiukels. Geen wonder dus, dat meneer Briest heden zeer be denkelijk naar den vallenden regen keek; bij dit weer kwam zeker geen toerist naar Kingstown. Maar het onverwachte gebeurde; dezen 'keer kwam do omnibus niet leeg van het station terug, maar bracht een gast mede; het was een vriendelijk uit ziende heer van middelbaren leeftijd met grijzend baardje; hij bestelde een kamer en een goed souper. Meneer Briest wenschte zijn gast zelf te bedienen en deze verzocht na tafel om met hem een glas sherry te drinken en een sigaar op te steken. De vreemdeling informeerde naar den stand van zaken in Kingstown, vroeg of het spoor een krachtig opbloeien van het. stadje zou bewerkstelligen, en meneer Briest vond het., als vanzelf sprekend, om alles zoo rooskleurig moge lijk voor te stellen. De vreemdeling scheen daarover zeer verheugd,, stelde zich voor als mr. Stone, en ver telde van zijn plannen om in Kingstown een juwe lierszaak te gaan openen. In meneer Briest's brein gloorden hoopvolle stoute verwachtingen op omtrent zijn eigen onverhuurde winkels door deze uitlating van meneer Stone, en hij liet, nadat de eerste flesch geledigd was, een tweede ter tafel komen. Het was laat geworden, toen de gast zich naar zijn kamer begaf, maar den volgenden dag was men het eens geworden: meneer Stone had de klein© winkel rechts gehuurd en reeds drie maan den huur vooruit betaald. In den loop van den volgenden dag kwamen groote kisten uit Londen aan en meneer Stone begon zich te installeeren. Einde der week was alles klaar en den Zaterdagavond bevatte het weekblaadje een reusach tig groote openings-advertentie der nieuwe juweliers- firma van John Stone. Meneer Stone zelf werd echter niet bijzonder opge wekt gestemd door een kort bericht, eveneens in het blaadje vervat, dat „opnieuw" een groote inbraak in de nabijgelegen kasteelen vermeldde. Hij vroeg aan meneer Briest of die inbrekersbende sedert geruimen tijd in den omtrek aan ,,'t werk" was; had hij dat ge weten, hij zou gewacht hebben met de opening zijner zaak en een ander tijdvak gekozen. Hij werd echter gerustgesteld door meneer Briest's verzekering, dat in Kingstown zelf geen gevaar ooit to vreezen was de bende had het alleen op groote landhuizen gemunt en. was dat voor meneer Stone eigenlijk niet een voordeel? Want. hoe meer er gestolen werd, te meer moest er aangevuld worden aan juweelen. Trouwens, meneer Stone was de. kalmte in eigen persoon. Tot d'usver had hij nog geen stuk verkocht zijn prijzen waren te hoog voor de kleine stadsmen sehen, maar dat scheen hom niet in 't minst van zijn stuk te brengen. „Ilct zal wel komen", dacht hij maar. En daar hij in zijn winkel voorloopig hoegenaamd niets te doen had, hield hij zich uren lang met patience-leggen be zig vóór zijn schrijftafel. Hij kon er zich dag en avond mee bezig houden. Maar do arme man had heusch „pech". Alles kwam tegelijk om de aandacht af te leiden. Eerst, waren e: groote races in Stillington, een plaatsje in de buurt, dan een tentoonstelling van amateur-photografie in de „sociëteit,", waarvan de geheele „intellectueele" kring van Kingstown acht dagen lang sprak, en nu ten slotte kwam or nog een tooneelgezelschap zes we ken op de proppen! liet was wel om moedeloos te worden. Sedert eenige dagen was meneer Stone niet meer de eenige gast aan de maaitijden in het hotel. Meneer en mevrouw Standen, die sinds twee jaren bezitters van Holleywood-cottagc waren, ze» mijlen van Kingstown verwijderd, hielden zich tijdelijk in het stadje op en het jonge echtpaar ging met, meneer Stone op zoo duidelijk aan haar kleederen dat zij betere dagen ge kend had veel betere dagen. Maar terwijl sommige van de andere vrouwen er reeds slordig begonnen uit te zien en vervallen, dit meisje zag er van het hoofd tot de voeten keurig netjes uit. Haar hoed, hoewel oud, was netjes afgeborsteld; haar kale rok en mantel waren zindelijk en knap, zonder vlekken, in haar handschoenen waren geen gaatjes, maar wel wat wit aan de toppen; ook het donkere haar, dat krullend uit haar hoed te voorschijn kwam, was met zorg op gemaakt. „Arme menschen! arme, arme menschen!" dacht zij toen zij do droevige schare langzaam de deur zag uit- loopcn. Sommige van die vrouwen komen hier al we ken lang, iederen dag, en icderen dag worden zij ou der. En hoe ouder men is, hoe moeilijker om werk te vinden. Ik zal ook eens zoo wezen, oud, vermoeid en afgeleefd; en dan zal het nog veel moeilijker wezen om werk te krijgen, en nu ik jong ben kan ik het ook al niet. krijgen. Zij was begonnen met diep medelijden te koesteren met die arme strijders, die zoo veel moeite hadden te gen de moeilijkheden van het leven op te komen; en uu dacht zjj zich weer huiverend haar eigen toestand in; en niet alleen haar tegenwoordigen toestand, maar ook haar toekomst, die zich als een oneindige reeks van jaren voor haar uitstrekte. Zij, Christine Moore, was nog maar twintig jaar, en naar alle waarschijn lijkheid kon zij nog wel zestig jaar leven, want zij had de flauwe herinnering haar moeder tc hebben hooren zeggen dat zij en haar man beiden tot families behoorden, die zeor oud werden. Dat zij beiden ge storven waren in den bloei van het leven tijdens een hevige typhusepidemie, dat het dorp letterlijk weg maaide alsof het tengevolge van een plaag van Egypte was geweest, braoht geen verandering in het feit dat vriendelijken voet om, dat weldra een zeer vriend schappelijke verhouding tussehen hen ontstond. Het was al afgesproken, dat meneer Stone zijn Pinkster dagen op Holleywood-Cottage zou gaan doorbrengen. Het was tegen 8 uur 's avonds. Meneer Stone had feed's de groene dekkleedjes over zijn vitrines uitge spreid, waarin de juweelen ten toon gesteld' lagen en zou ook reeds zijn winkel gesloten hebben gehad, in dien zijn patience maar had willen kloppen. Daar ging de deur open en mevrouw Standen kwam binnen. „Och, meneer Stone, staat u mij toe, bij u even eenige regeltjes neer te krabbelen? Ik heb geen moed om opnieuw de trap naar mijn kamers op te klaute ren wij gaan uaar de comedie mijn man komt ook dadelijk en in do eetzaal vond' ik geen inkt, neen, neen, - u behoeft mij geen. plaats aan te bie den, maak uw patiencespel niet in de war, ik schrijf hier even, alleen om pen en inkt val ik u lastig zoo, dank wel o, daar is mijn man ook al!" „Margy, befi je klaar, maar haast, je dan toch, meneer Stone wil sluiten, maar. je begint pas'? Maar heusch, wij komen te laat! Vrouwen! altijd doen die alles op het .lagt-ste oogenblikliet zich de stem van meneer Standen hooren, die met krakende schoenen ongeduldig op en af ijsbeerde. Mevrouw Standen liet zich echter in 't geheel niet van haar plan afbrengen.Zij had haar briefzijdje op het groene doek van de vitrine neergelegd en gebruik- te deze al» lessenaartje. Meneer Stone verdiepte zich steeds meer in zijn patience: „Vandaag wil ze heele- .maal niet uitkomen", zei hij. Meneer Standen lachte er om: „Ik begrijp helaas niets daarvan." Intusschen had mevrouw Standen een klein scherp Staalinstruméntje met de linkerhand uit haar taschje genomen en begon terwijl zij oogenschijnlijk met de rechterhand schreef, onder het beschermende groe ne lapje een vierkantig stuk uit de houten lijst der vitrine te- snijden. Meneer Standen liet zich het patiencespel uitleg gen en mevrouw Standen legde in alle kalmte de ju weelen uit de kast in haar schoot. Het kraken van Dieneer Standen'» nieuwe schoenen zorgde er voor, dat het zachte geritsel van het staalinstrumentje niet gehoord werd. „Klaar", zei mevrouw Standen, „ik dank u harte lijk. Ben jij ook klaar, man?" „Mijn patientetje is ook klaar en uitgekomen", zei Stone, „vooruit, ermee". Daarbij drukte hij op een electrisch knopje en. in de deur verscheen eon politieagent. Meneer en mevrouw Standen, die reeds op het punt stonden tp vertrekken, draaiden zich verschrikt om, naar meneer Stone, die, plotseling ontdaan van het grijze baardje, met twee revolvers vóór zich uitge strekt, rechtop achter zijn schrijftafel stond. „Davies l'l riep het inbrekerspaar als uit één mond. „Ja, zekery Davies", antwoordde de detective. „En jullie bent John Smith en Anne Gox; wij zijn im mers oude bekenden. Jullie hebt je immers op Hol leywood-Cottage geïnstalleerd? Jammer, dat jullie je beelderig eigendom van Portland uit moeillijk zult kunnen bezoeken, minder dan tien jaren zal er dit maal wel niet opzitten. En weest nu zoo beleefd en houdt de handen in do hoogte, zoodat wij je kunnen boeien, -vooruit, agent; ditmaal zullen jullie ons niet ontsnappen, zooals vóór twee jaren; daar zullen wij zorg voor dragen! Jullie hadt van je principe om alléén landhuizen te plunderen, niet moeten afwijken; maar zo was te verleidelijk, hè, deze gelegenheid hiert Ja, ja, met spek van^t men muisjes!" Iedere weerstand zou nutteloos geweest zijn; daar om lieten do twee zich de handboeien aandoen en ga ven zich over. En met deze later veel besproken arrestatie, die een eind maakte aan een oplichters-carrière, eindigde ook de juwelierszaak van den heer Stone, en, al kwam de rust weer terug in het plaatsje, nu de buurt niet meer door inbrekers bezocht werd, de opbloeiïng, die de heer Briest voor Kingstown gehoopt had, bleef, on danks het spoor, uit. zij afstamden van een geslacht, bekend om de vele tachtigjarige grijsaards. En Christine, de laatste af stammeling van twee lijnen van voorouders, huiverde bij de gedachte aan al die vermoeiende juren, al die jaren van strijd, welke nog voor haar lagen. Zij had zelden zulke sombere overdenkingen; zij was jong en het lag in haar aard met taai geduld vol te houden en zich op te heffen uit haar wanhoop, als een metalen veer, die opspringt als men er op drukt. Er was vuur in die vreemde, groene oogen en geen geringe mate van vastberadenheid in die kleine, smalle kin. Maar de mist daarbuiten, de kille atmosfeer in de groote leeszaal, waar bijna geen vuur brandde, het gezicht van diezelfde werkelooz'e mannen en vrouwen, die haar al weken lang volgden, dit alles werkte mede om Christine's moed tot onder nul te doen dalen. Do op gewektheid was er niet op vooruitgegaan door de be rekeningen waarmede zij zieh had beziggehouden, voordat zij een uur geleden haar kamer had verlaten. Terwijl zij haar droge boterham zat te eten en haai thee te drinken zonder melk, daar. melk en boter hlxo artikelen zijn, die zij zieh niet langer kon veroorloven', had zij haar berekeningen gemaakt cn opgeschreven op een klein stukje papier; en het resultaat van die berekeningen was een ellendig gevoel van wanhoop geweest.. Na den dood van haar ouders, was zij twee jaar kinderjuffrouw geweest bij oen familie Donald son, aan wie haar moeder indertijd een kleine attentie bewezen had. Maar voor drie- maanden was de fami lie naar Canada vertrokken en had haar diensten niet langer van noode. En Christine, die niet voor een vak of een beroep geleerd had, en niet veel meer dan een pond of wat in handen had, die niets bezat dan een vast karakter en een aangeboren liefde voor klei ne kinderen, kon zich bij de honderden werkeloozen voegen als een zwerveling in de groote stad. (Wordt' vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1913 | | pagina 5