DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Inmaakcursus.
No. 136.
Honderd en vijftiende Jaargang.
ZATE KilAE 14 JUNI.
drie weken, 2 maal per week,
FEUILLETON.
Engelsche Brieven,
Een Inbrekersvoorval.
ALKMAARSCHE COURANT.
Dit nimmer bestaat uit 3 bladen.
Bij genoegzame deelneming zullen de INMAAK-
LESSEN gegeven worden gedurende
aanvangende 584 Juni.
Lesgeld I 6,— per cursus.
Aangifte aan de ALKMAARSCHE HUISHOUD-
en INDUSTRIESCHOOL tot 21 Juai.
Inlichtingen verstrekt de Directrice
M. W. ARBEITER.
Londen, 9 Juni 1913.
Nu de Pinkstervacantie van het Parlement voorbij,
de Derby-wedren, met bijkomstige ongelukken en sen
saties afgeloopen en de Ascot dito in het gezicht
komt; nu „premières" in de theaters en concerten
overal Julia Culp zingt hier morgen over acht da
gen aan de orde van middag en avond: zijn; nu
neemt ook het nieuws een volslagen wereldschen vorm
aan, tot straks do zeeslang als „canard" verkleed op
treedt en de groote vacantie met haar geweldige leng
te vult.
Een der meest wareldsche wereldschheden is zeker
wel het bericht dat d'e Koning en Koningin den 20en
Juni, d'en avond' van den laatsten dag der Ascot-ren-
nen, een bal geven op Windsor. Er zijn wel meer hof
bals geweest, doch op Windsor niet meer na den dood
van 's Konings grootvader, den Prins-Gemaal. Er zijn
in die Ascot-week gltijd veel logés en logees op Wind
sor en ook in de villa's in de buurt, waar andere leden
der koninklijke familie wonen; zoo wordt het bal een
grootsche geschiedenis. Ieder die op Windsor ge
weest is, en ook in de St. George's Hall toegelaten,
waar het souper wordt aangericht, zoodat men zich
met wat verbeeldingskracht een denkbeeld kan vor
men van het tooneel dat men er zal zien. Het hal
wordt gegeven in de mooie Waterloo-zaal, vlak daar
bij, die niet voor het publiek toegankelijk is en die
aldus heet naar de schilderijen en portretten, welke er
hangen en alle betrekking hebben op den slag bij Wa
terloo.
De jonge prins van Wales zal er tegenwoordig zijn,
doch zijn zuster niet.. Prinses Mary is wel „aangeno
men," doch gaat nog niet uit. Het laat zich aanzien
dat dit bal voor de Londensche modemaaksters en
kleermakers een mooi buitenkansje is. Voor de Ascot-
wee'k kleeden de dames zich toch al prachtig men
kan dit Zondag 22 Juni tegen 12 uur op de „Kerkpa-
rade" bij Hyde-Park Corner zien, waar ze in haar
Ascottoilet verschijnen doch voor het hofbal komt
natuurlijk weer heel wat anders kijken.
Overigens moet men erkennen dat de Koningin
door haar voorbeeld het maken van veel toilet niet
animeert.. Men zegt wel eens schamper, dat zo niet
meer dan zesduizend gulden in 't jaar verkleedt, een
sommetje dat menige schoone aan haar Ascot-japon
alleen uitgeeft. Doch, of de Koningin meer dar.
twaalfduizend gulden in 't jaar er voor gebruikt, is
zeer de vraag.
Dit neemt niet weg dat Koning en Koningin steeds
winnen in populariteit, 't Bleek toen zij uit Berlijn
terug kwamen en ook toen 's Konings paard' op den
Derby-dag het bekende ongeluk overkwam, tengevolge
van de krankzinnige daad der ongelukkige Miss Davi
son; over het algemeen worden ze door het publiek
met steeds meer sympathie ontvangen.
's Morgens rijdt de Koning nogal geregeld met zijn
dochtertje in Hyde Park en dan kan men aan alles
merken dat. hij bemind en gezien is, al is dit op 'n heel
andere manier dan met zijn vader het geval was.
Prinses Mary rijdt nog op de ouderwetsche manier, op
'n dameszadelmen zegt. dat mama het schrijlings rij
den verboden heeft. Vroeger heb i'k wel eens een paar
prinsesjes op die wijze zien rijden, doch lang heeft dat
niet geduurd. Koningin Alexandra rijdt nu niet
meer te paard, hoewei ze pas 68 jaar is en men hier
wel veel oudere dames ziet, rijden. Zij had de eigen
aardigheid dat ze naar de rechterzijde van haar paard
gekeerd zat, zoodat haar zadels altijd met het oog op
die gewoonte werden gemaakt Geen van haar doch
ters of kleindochters heeft haar evenwel op dut punt
door navolging gevleid.
De oude dame verveelt zich nog al. Ze is ontzettend
doof, zoodat het al heel moeilijk wordt haar te amu
seeren, veel ressources heeft ze ook niet, terwijl ze al
tijd gesteld is geweest op ovaties van het publiek. Ze
gaat daarom zooveel mogelijk uit en trekt nog altijd
de aandacht door haar graeieuse verschijning, de be
minnelijkheid waarmee zij ieder bejegent en de kunst
vaardigheid waarmee ze door haar uiterlijk haar leef
tijd weet te verbergen.
In den laatsten tijd zijn gecostumeerde particuliere
bals de „rage," doch de onkosten worden zoo opge
jaagd, dat het, naar ik hoor, niet lang zal duren of de
heeren bodanken er voor; zonder de talrijke schatrijke
Joodsche families in Londen, zou er van het groote
,,Versailles"-bal niet veel terecht zijn gekomen. Dit
bal werd in Albert Hal'1 gegeven, die er minstens zoo
geschikt voor is als Covent' Garden, wa&r de publieke
bals masqués worden gegeven. Het was een schitte
rend gezicht en de Koningin, die er met haar oom,
den hertog van Connaught, en hare tante Prinses He
lens van Sleeswijk-Holstein was, zat blijkbaar te ge
nieten van al het moois dat ze zag. Men hoopt of
vreest misschien dat de Koningin het bal zoo bui
tengewoon interessant vond, dat zij er over denkt er
een in Buckingham Balace te geven. Dit zou natuur
lijk niet kunnen gebeuren voor het volgend jaar.
Heel waarschijnlijk is 't evenwel niet. Ik herinner
mij volstrekt geen gecostumeerd bal ten hove en
slechts één door den vorigen hertog van Devonshi
re gegeven waar Koning Eduard en Koningin
Alexandra „in costuum" kwamen. De Koning had
zich met gedeeltelijke zelfkennis wellicht ver
kleed als Hendrik VIII c-n de Koningin als een van
diens vele vrouwen, Anna Boleyn, de moeder, zooals
men weet, van Koningin Elizabeth.
Een bal dat wel in Buckingham-Palace zal ge
geven Vorden, is dat ter eere van het bezoek van Pre
sident Poincaré en wél Donderdag 26 Juni, waarvoor
dezer dagen de twee a drieduizend invitaties worden
uitgezonden; natuurlijk hoofdzakelijk' aan beambten
en diplomaten.
In verband met dit bezoek van den President der
Fransche Republiek wordt mij weer van alle kanten
gevraagd, waarom de Koningin nooit het Engelsche
hof bezocht, waarop ik alleen de tegenvraag kan stel
len, waarom het Engelsche Koningspaar nooit naar
den Haag ging? Het belangwekkende in die vraag is,
dat zij blijk geeft hoe men hier gaandeweg meer be
lang in ons land stelt en het volstrekt niet onaange
naam zou vinden, wanneer men van weerszijden zich
nog meer inspande dan reeds geschiedt, om het han
delsverkeer tussehen beide landen drukker en levendi
ger te maken.
Den midd'ag vóór het. hofbal zal de President met
Koning en Koningin het „concours hippique" in
Olympia bezoeken, dat den 19d'en van deze maand ge
opend wordt. Er zal dan een gala-voorstelling gége-
ven worden, waarop onder anderen een gouden beker
„the^ King Edward VII gold Challenge Cup" verreden
of, juister, hesprongen wordt. Aan dit springcon
cours zullen officieren uit zeven landen, waaronder
Nederland, deelnemen. Verder zullen twaalf Fran
sche cavalerie-officieren uit Saumur hun kunst in
het schoon- en schoolrijden vertoonen en een parade
van meer dan tweehonderd officieren te paard en in
uniform plaats hebben.
Een dag daarvoor zal Londen, ook ter eere van den
heer Poincaré, zijn „bataille de fleurs" te zien krijgen,
met deze nieuwigheid, dat niet alleen honderden au
to's met bloemen versierd, van Hyde Park, bij Marble
Arch, naar het vliegveld bij Hendon zullen rijden,
doch zullen worden vergezeld door een massa aeropla
nes, op dezelfde wijze gedecoreerd.
Men zal defileeren voorbij het Fransch philanthro-
pisch instituut, wanneer de President die liefdadige
instelling bezoekt. Tal van prijzen zijn uitgeloofd,
onder anderen een speciale prijs voor auto's, die door
dames bestuurd worden en een andere voor versierde
auto's, die behooren aan acteurs of actrices. Tal van
bekwame teekenaars en schilders zijn reeds bezig met
het ontwerpen van schetsen voor de bloemversierin-
gen en men zegt dat zoowat de geheele Londensche
aristo- en plutocratie aan het bloemenfeest. zal deel
nemen.
Zoo ziet men dat de Juni-maand genoeg amusemen
ten oplevert en, als het weer blijft zooals het nu is:
koel, zonnig, met nu en dan een los buitje tegen het
stof, hebben we geen klagen.
door L. G. MOBERLY.
Naar het Engelsch.
3) o
HOOFDSTUK II.
MOESJES BéBé, ANDERS NIET.
Het gas brandde flauw in de groote volksbiblio
theek in een volkrijke wijk van Londen; de gele mist
van den Novembermorgen kroop zelfs de groote zaal
binnen -en de weinige lezers huiverden van de kille
lucht. Op dit vroege morgenuur, het was Maandag
morgen en de deuren waren pas open, was het aantal
mannen en vrouwen nog niet zeer groot; wie er wa
ren besteedden ai hun aandacht aan de advertentie
kolommen in de nieuwsbladen. Zij zagen er droevig
uit die mannen en vrouwen; „geen werk", die woor
den schenen op hun aller gelaat te lezen. Hun klee
deren waren afgedragen en versleten; hun gelaat was
uitgeput, in hun oogen las men die uitdrukking van
spanning van iemand die steeds wacht op iets dat
nooit komt. Er waren oude en jonge mannen, die do
lange kolommen nagingen en zochten naar wérk, dat
in hun dringende behoefte kon voorzienjoude en jon
ge vrouwen eveneens, ook haar gelaat droeg de sporen
van veel harden en zwaren strijd. Verlangend lieten
zij de oogen gaan langs de advertenties, bevend schre
ven zij nu en dan een adres op, dat hun misschien een
kansje zou geven, al was het dan niet precies wat zij
venschten, dan toch in ieder geval iets wat een be
staan kon opleveren, desnoods een schraal bestaan.
Bijna allen keken elkander aan met een verdachten
blik, die scheen te beteekenen: „Indien jij zoo. geluk
kig zijt een baantje te krijgen, dan krijg ik het niet.
Wij rijden elkaar in de wielen. Jouw geluk is mijn
ongeluk. En als zij klaar warén met het opschrijven
der adressen, die misschien in de termen voor lien
vallen, dan verlaat hij of zij stilletjes de bibliotheek,
spreekt geen woord met de anderen -evenals een
hond die een beentje gekregen heeft of de belofte
daarvan, wegsluipt van zijn kameraden, uit vrees dat
die het zullen merken en het hem afkapen.
De meesten van'deze werkzoekers mag men rekenen
tot de middenklasse te behooren, een andere titel be
staat. er nu eenmaal niet. voor hen. Zij behoorden niet
tot de allerarmsten in de gewone beteekenis van
dat woord, ofschoon de hemel weet dat zij arm genoeg
waren -het waren ook geen handwerkslieden of fa
brieksarbeiders. Naar hun uiterlijk te beoordeelen
zou men veronderstellen dat zij gewoon waren aan
kantoorwerk, en dat de vrouwen gouvernante geweest
waren of juffrouw van gezelschap of huishoudster
misschien allen nette menschen, die nog zekere
idealen hebben overgehouden van het leven, die hech
ten aan hun fatsoen, die strijden willen om hun rang
en stand in de maatschappij op te houden. Een jong1
meisje stond een weinig afgezonderd van de anderen;
zij keek met droevigen blik het slecht verlichte ver
trek rond en een huivering ging haar over de leden
toen zij de gezichten aanzag van die vrouwen, die niet
jong meer waren en toch den strijd aanbonden tegen
het noodlot. Het meisje was nog jong, het was onmo
gelijk haar meer dan twintig jaar te geven, ofschoon
de diepe kringen onder haar oogen en de rimpels om
haar mond haar voor een oppervlakkig beschouwer
ouder hadden doen lijken misschien. Gelijk.haar lot-
genooten die de advcr tenl i ekol om men lazep, zag men
Meneer Briest, eigenaar van het hotel „Zur Bost,"
bekeek do wereld met zekere ontstemming. Zijn ver
wachtingen van de toekomst hadden zich heelemaal
niet verwezenlijkt, Hij had, in de overtuiging dat het
spoor nieuw leven in het stille stadje zou brengen, het
oude logement in een mooi, groot hotel doen veran
deren; hij had zelfs, wat een ongekende nieuwigheid'
was voor het stadje Kingstown, winkels van moderne
spiegelruiten laten voorzien, maar geen huurder
kwam opdagen, ook de vurig begeerde vreemdelingen-
zwerm bleef achterwege; Briest's logeerkamers bleven
even leeg als zijn wiukels.
Geen wonder dus, dat meneer Briest heden zeer be
denkelijk naar den vallenden regen keek; bij dit weer
kwam zeker geen toerist naar Kingstown.
Maar het onverwachte gebeurde; dezen 'keer kwam
do omnibus niet leeg van het station terug, maar
bracht een gast mede; het was een vriendelijk uit
ziende heer van middelbaren leeftijd met grijzend
baardje; hij bestelde een kamer en een goed souper.
Meneer Briest wenschte zijn gast zelf te bedienen
en deze verzocht na tafel om met hem een glas sherry
te drinken en een sigaar op te steken. De vreemdeling
informeerde naar den stand van zaken in Kingstown,
vroeg of het spoor een krachtig opbloeien van het.
stadje zou bewerkstelligen, en meneer Briest vond het.,
als vanzelf sprekend, om alles zoo rooskleurig moge
lijk voor te stellen. De vreemdeling scheen daarover
zeer verheugd,, stelde zich voor als mr. Stone, en ver
telde van zijn plannen om in Kingstown een juwe
lierszaak te gaan openen.
In meneer Briest's brein gloorden hoopvolle stoute
verwachtingen op omtrent zijn eigen onverhuurde
winkels door deze uitlating van meneer Stone, en hij
liet, nadat de eerste flesch geledigd was, een tweede
ter tafel komen. Het was laat geworden, toen de gast
zich naar zijn kamer begaf, maar den volgenden dag
was men het eens geworden: meneer Stone had de
klein© winkel rechts gehuurd en reeds drie maan
den huur vooruit betaald.
In den loop van den volgenden dag kwamen groote
kisten uit Londen aan en meneer Stone begon zich te
installeeren. Einde der week was alles klaar en den
Zaterdagavond bevatte het weekblaadje een reusach
tig groote openings-advertentie der nieuwe juweliers-
firma van John Stone.
Meneer Stone zelf werd echter niet bijzonder opge
wekt gestemd door een kort bericht, eveneens in het
blaadje vervat, dat „opnieuw" een groote inbraak in
de nabijgelegen kasteelen vermeldde. Hij vroeg aan
meneer Briest of die inbrekersbende sedert geruimen
tijd in den omtrek aan ,,'t werk" was; had hij dat ge
weten, hij zou gewacht hebben met de opening zijner
zaak en een ander tijdvak gekozen. Hij werd echter
gerustgesteld door meneer Briest's verzekering, dat in
Kingstown zelf geen gevaar ooit to vreezen was
de bende had het alleen op groote landhuizen gemunt
en. was dat voor meneer Stone eigenlijk niet
een voordeel? Want. hoe meer er gestolen werd, te
meer moest er aangevuld worden aan juweelen.
Trouwens, meneer Stone was de. kalmte in eigen
persoon. Tot d'usver had hij nog geen stuk verkocht
zijn prijzen waren te hoog voor de kleine stadsmen
sehen, maar dat scheen hom niet in 't minst van zijn
stuk te brengen.
„Ilct zal wel komen", dacht hij maar. En daar hij
in zijn winkel voorloopig hoegenaamd niets te doen
had, hield hij zich uren lang met patience-leggen be
zig vóór zijn schrijftafel. Hij kon er zich dag en
avond mee bezig houden.
Maar do arme man had heusch „pech". Alles kwam
tegelijk om de aandacht af te leiden. Eerst, waren e:
groote races in Stillington, een plaatsje in de buurt,
dan een tentoonstelling van amateur-photografie in
de „sociëteit,", waarvan de geheele „intellectueele"
kring van Kingstown acht dagen lang sprak, en nu
ten slotte kwam or nog een tooneelgezelschap zes we
ken op de proppen! liet was wel om moedeloos te
worden.
Sedert eenige dagen was meneer Stone niet meer de
eenige gast aan de maaitijden in het hotel. Meneer en
mevrouw Standen, die sinds twee jaren bezitters van
Holleywood-cottagc waren, ze» mijlen van Kingstown
verwijderd, hielden zich tijdelijk in het stadje op en
het jonge echtpaar ging met, meneer Stone op zoo
duidelijk aan haar kleederen dat zij betere dagen ge
kend had veel betere dagen. Maar terwijl sommige
van de andere vrouwen er reeds slordig begonnen uit
te zien en vervallen, dit meisje zag er van het hoofd
tot de voeten keurig netjes uit. Haar hoed, hoewel
oud, was netjes afgeborsteld; haar kale rok en mantel
waren zindelijk en knap, zonder vlekken, in haar
handschoenen waren geen gaatjes, maar wel wat wit
aan de toppen; ook het donkere haar, dat krullend
uit haar hoed te voorschijn kwam, was met zorg op
gemaakt.
„Arme menschen! arme, arme menschen!" dacht zij
toen zij do droevige schare langzaam de deur zag uit-
loopcn. Sommige van die vrouwen komen hier al we
ken lang, iederen dag, en icderen dag worden zij ou
der. En hoe ouder men is, hoe moeilijker om werk te
vinden. Ik zal ook eens zoo wezen, oud, vermoeid en
afgeleefd; en dan zal het nog veel moeilijker wezen
om werk te krijgen, en nu ik jong ben kan ik het ook
al niet. krijgen.
Zij was begonnen met diep medelijden te koesteren
met die arme strijders, die zoo veel moeite hadden te
gen de moeilijkheden van het leven op te komen; en
uu dacht zjj zich weer huiverend haar eigen toestand
in; en niet alleen haar tegenwoordigen toestand, maar
ook haar toekomst, die zich als een oneindige reeks
van jaren voor haar uitstrekte. Zij, Christine Moore,
was nog maar twintig jaar, en naar alle waarschijn
lijkheid kon zij nog wel zestig jaar leven, want zij
had de flauwe herinnering haar moeder tc hebben
hooren zeggen dat zij en haar man beiden tot families
behoorden, die zeor oud werden. Dat zij beiden ge
storven waren in den bloei van het leven tijdens een
hevige typhusepidemie, dat het dorp letterlijk weg
maaide alsof het tengevolge van een plaag van Egypte
was geweest, braoht geen verandering in het feit dat
vriendelijken voet om, dat weldra een zeer vriend
schappelijke verhouding tussehen hen ontstond. Het
was al afgesproken, dat meneer Stone zijn Pinkster
dagen op Holleywood-Cottage zou gaan doorbrengen.
Het was tegen 8 uur 's avonds. Meneer Stone had
feed's de groene dekkleedjes over zijn vitrines uitge
spreid, waarin de juweelen ten toon gesteld' lagen en
zou ook reeds zijn winkel gesloten hebben gehad, in
dien zijn patience maar had willen kloppen. Daar
ging de deur open en mevrouw Standen kwam binnen.
„Och, meneer Stone, staat u mij toe, bij u even
eenige regeltjes neer te krabbelen? Ik heb geen moed
om opnieuw de trap naar mijn kamers op te klaute
ren wij gaan uaar de comedie mijn man komt
ook dadelijk en in do eetzaal vond' ik geen inkt,
neen, neen, - u behoeft mij geen. plaats aan te bie
den, maak uw patiencespel niet in de war, ik schrijf
hier even, alleen om pen en inkt val ik u lastig
zoo, dank wel o, daar is mijn man ook al!"
„Margy, befi je klaar, maar haast, je dan toch,
meneer Stone wil sluiten, maar. je begint pas'?
Maar heusch, wij komen te laat! Vrouwen! altijd
doen die alles op het .lagt-ste oogenblikliet zich de
stem van meneer Standen hooren, die met krakende
schoenen ongeduldig op en af ijsbeerde.
Mevrouw Standen liet zich echter in 't geheel niet
van haar plan afbrengen.Zij had haar briefzijdje op
het groene doek van de vitrine neergelegd en gebruik-
te deze al» lessenaartje. Meneer Stone verdiepte zich
steeds meer in zijn patience: „Vandaag wil ze heele-
.maal niet uitkomen", zei hij.
Meneer Standen lachte er om:
„Ik begrijp helaas niets daarvan."
Intusschen had mevrouw Standen een klein scherp
Staalinstruméntje met de linkerhand uit haar taschje
genomen en begon terwijl zij oogenschijnlijk met
de rechterhand schreef, onder het beschermende groe
ne lapje een vierkantig stuk uit de houten lijst der
vitrine te- snijden.
Meneer Standen liet zich het patiencespel uitleg
gen en mevrouw Standen legde in alle kalmte de ju
weelen uit de kast in haar schoot. Het kraken van
Dieneer Standen'» nieuwe schoenen zorgde er voor,
dat het zachte geritsel van het staalinstrumentje niet
gehoord werd.
„Klaar", zei mevrouw Standen, „ik dank u harte
lijk. Ben jij ook klaar, man?"
„Mijn patientetje is ook klaar en uitgekomen", zei
Stone, „vooruit, ermee". Daarbij drukte hij op een
electrisch knopje en. in de deur verscheen eon
politieagent.
Meneer en mevrouw Standen, die reeds op het punt
stonden tp vertrekken, draaiden zich verschrikt om,
naar meneer Stone, die, plotseling ontdaan van het
grijze baardje, met twee revolvers vóór zich uitge
strekt, rechtop achter zijn schrijftafel stond.
„Davies l'l riep het inbrekerspaar als uit één mond.
„Ja, zekery Davies", antwoordde de detective. „En
jullie bent John Smith en Anne Gox; wij zijn im
mers oude bekenden. Jullie hebt je immers op Hol
leywood-Cottage geïnstalleerd? Jammer, dat jullie je
beelderig eigendom van Portland uit moeillijk zult
kunnen bezoeken, minder dan tien jaren zal er dit
maal wel niet opzitten. En weest nu zoo beleefd en
houdt de handen in do hoogte, zoodat wij je kunnen
boeien, -vooruit, agent; ditmaal zullen jullie ons
niet ontsnappen, zooals vóór twee jaren; daar zullen
wij zorg voor dragen! Jullie hadt van je principe om
alléén landhuizen te plunderen, niet moeten afwijken;
maar zo was te verleidelijk, hè, deze gelegenheid hiert
Ja, ja, met spek van^t men muisjes!"
Iedere weerstand zou nutteloos geweest zijn; daar
om lieten do twee zich de handboeien aandoen en ga
ven zich over.
En met deze later veel besproken arrestatie, die
een eind maakte aan een oplichters-carrière, eindigde
ook de juwelierszaak van den heer Stone, en, al kwam
de rust weer terug in het plaatsje, nu de buurt niet
meer door inbrekers bezocht werd, de opbloeiïng, die
de heer Briest voor Kingstown gehoopt had, bleef, on
danks het spoor, uit.
zij afstamden van een geslacht, bekend om de vele
tachtigjarige grijsaards. En Christine, de laatste af
stammeling van twee lijnen van voorouders, huiverde
bij de gedachte aan al die vermoeiende juren, al die
jaren van strijd, welke nog voor haar lagen. Zij had
zelden zulke sombere overdenkingen; zij was jong en
het lag in haar aard met taai geduld vol te houden en
zich op te heffen uit haar wanhoop, als een metalen
veer, die opspringt als men er op drukt. Er was vuur
in die vreemde, groene oogen en geen geringe mate
van vastberadenheid in die kleine, smalle kin. Maar
de mist daarbuiten, de kille atmosfeer in de groote
leeszaal, waar bijna geen vuur brandde, het gezicht
van diezelfde werkelooz'e mannen en vrouwen, die
haar al weken lang volgden, dit alles werkte mede om
Christine's moed tot onder nul te doen dalen. Do op
gewektheid was er niet op vooruitgegaan door de be
rekeningen waarmede zij zieh had beziggehouden,
voordat zij een uur geleden haar kamer had verlaten.
Terwijl zij haar droge boterham zat te eten en haai
thee te drinken zonder melk, daar. melk en boter hlxo
artikelen zijn, die zij zieh niet langer kon veroorloven',
had zij haar berekeningen gemaakt cn opgeschreven
op een klein stukje papier; en het resultaat van die
berekeningen was een ellendig gevoel van wanhoop
geweest.. Na den dood van haar ouders, was zij twee
jaar kinderjuffrouw geweest bij oen familie Donald
son, aan wie haar moeder indertijd een kleine attentie
bewezen had. Maar voor drie- maanden was de fami
lie naar Canada vertrokken en had haar diensten niet
langer van noode. En Christine, die niet voor een
vak of een beroep geleerd had, en niet veel meer dan
een pond of wat in handen had, die niets bezat dan
een vast karakter en een aangeboren liefde voor klei
ne kinderen, kon zich bij de honderden werkeloozen
voegen als een zwerveling in de groote stad.
(Wordt' vervolgd).