DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Schaakrubriek.
a Él-®-
No. 136
Honderd en vgttiende Jaargang.
1913
ZATERDAG 14 JEN I
Vreemde vacantie
De kwellingen van aambeien,
Mi<811
W4 ^WMkWëit'
m
■wtiaWB
rüü m
Dit nummer bestaat uit 3 bladen.
BINNENLAND.
Va»
ALRMAARSCHE COURANT.
Door
ANNA VAN" GO GilK AU LB ACII.
(Nadruk verboden.)
De zuster trok de gordijnen op en als een witte
stroom gulpte het zomerochtendlicht de gasthuisika-
mer binnen, deed er de spaarzame meubels plotseling
sterk omlijnd staan.
Bertha, in het ijzeren bed, lag s'til tevreden te kij
ken naar het stil-vlugge bewegen van de zuster, die
de kamer gereed mankte voor den dag.
Al zoovele ochtenden had' zij dat aangekeken, eerst
als iets, dat haar 'hinderde en haar pijnlijk lichaam
scheen te prikkelen; toen als eene afleiding in de ver
veling van de eindeloos-eentonige dagen en nu hare
genezing vorderde, vond zij iets genoegelijks in dat
bezige beginnen van den dag; iets dat ze kende uit
eigen ervaring thuis.
De zuster keek eve.n naar haar en zei met een glim
lach: „Vandaag een extra dlag voor u, mevrouw!"
Bertha lachte terug en gretig vroeg ze: „Hoe laat
zou mijnheer hier komen?"
„Nu, om een uur of twee", plaagde de zuster, „dan
is 't bezoekuur."
„U bent toch 'n plaag!" weerde Bertiha vroolijk af,
en toen lag ze weer stil te overdenken, hoe vreemd 't
was, dat Frans en zij elkaar in geen vier weken ge
zien hadden.
Ze waren beiden gewond' bij een auto-ongeluk en in
verschillende kamers van 't gasthuis gebracht, omdat
ze volgens de doktoren beiden rust noodig hadden.
Maar in Bertha pijnde de angst, dat er een andere
reden was, dat Fran%misschien ernstiger gewond zou
zijn, dan haar was verteld; dat ze hem daarom niet
zien mocht.
Ze wantrouwde de berichten omtrent zijne genezing
tot nu gisteren, onverwachts, de zuster het baricht
bracht, dat. Frans vandaag bij haar zou komen.
Die tijding bracht een warme vreugd in haar en tè-
geüjk een plotseling sterk verlangen naar hem, ster
ker dan zij 't zich nog bewust was geweest.
Ze behoorden toch bij elkaar, konden elkaar niet
missen. Zooveel jaren waren ze al getrouwd, hadden
ze gewerkt allebei om er te komen.
Ja, rusteloos gewerkt hadden ze al die jaren: hij in
de zaak, zij in het drukke huishouden met vier eigen
kinderen en twee nog in huis, dat bracht nog wat
extra inkomen, dlat ze konden besteden aan de opvoe
ding van hunne eigen kinderen. Ze voelden altijd,
dat ze geen van beiden ooit een oogenblik rust konden
nemen, wel hadden ze hunne geregelde uitgangetjes, j
maar ook dat hoorde in hun leven; je moest wat om- j
gang hebben met menschen om de zaak, of om de kin
deren heel hun leven was afgepast in dingen, die
móesten gebeuren.
En nu in eens, door dat ongeluk, was er die vreem
de stilstand' in gekomen, eene stremming van den da-
gelijkschen gang, eene 'leegte of eene ruimte, waarin
het afgemetene plotseling verdwenen was.
En wat 't wonderlijkste wasalles ging toch zijn
gang: de meesterknecht beheerde de zaak en hare zus
ter zorgde voor 'het huishouden en de kinderen.
Och ja, als 't maar moest. In eens kwam de ge
dachte opals zij allebei dood waren geweest, zou 't
zich ook geschikt hebben.
Maar toen sloeg ook de vreugde weer door haar
heen, dat ze beiden nog leefden en bijna genezen wa
ren, en dat ze dë kinderen weer eiken, dag zien zou.
Nu deed' de rust nog goed, 't vrij zijn van het dagelijk-
sche zorgen. Ze verlangde, met zorg gekleed te wor
den omdat Frans kwam. Toen de zuster heur haar
opmaakte, vroeg ze een spiegel en bekeek zich er in.
Bleek was1 ze nog, maar in eens viel 't haar op, dat er
rust was in haar oogen en iets jongs.
„Wat- bent u vandaag cocquet, mevrouw", plaagde
de zuster, „u lijkt wel een jong meisje, die haar aan
staande verwacht."
Bertha lachte en met verbazing voelde ze zich blo
zen. Zij schaamde zich voor de zuster, en wreef met
de hand over haar gezicht om den blos te verbergen,
maar innerlijk joeg een onrustig verlangen door haar
heen.
Toen zij na 't moeizame, pijnlijke opstaan in den
wijden, rieten stoel zat voor 't raam, voelde zij 't on
geduld: in zich klimmen, iets al's jonge onrust en ver
langen woelde door haar heen, heel a,nders dan het
gevoel, waarmee zij in de laatste dagen het bezoek van
hare kinderen gewacht had.
De verpleegster bracht nog een leunstoel. „Voor
patiënt No. 2', grapte ze en Bertha keek zorgzaam
toe, of "t kussen in dien stoel wel zacht was en breed
genoeg voor de zitting. Toen d'e d'eur openging,
keerde ze haar gezicht er heen en keek in spanning,
en toen ze haar man zag, werd' haar gezicht door
blijdschap overzond. Hij droeg zijn arm in een doek,
maar zag er verder ongedeerd uit: alleen 'bleek nog
en met, iets in zijn oogen, dat ze niet kende, of in
lang niet gezien had.
„Goeienmorgen",' riep hij vroolijk en met wat sle
pende passen kwam hij naar haar toe. „Hier is de
tweede invalideBetrtha stak beide handen naar
hem uit hij nam ze in zijn ééne band, zoende haar
gezicht en bleef haar aankijken.
„Je valt me mee", zei hij verheugd' en zoende haar
nog eens.
„Ja mijnheer, 't gaat best met mevrouw", kwam de
zuster.
„Dakter is ook heel tevreden."
Frans liet zich neer in den stoel en de zuster, be
scheiden, ging de kamer uil
„Heb je nog pijn?" vroeg Frans, en Bertha wee«
naar haar been en li'are borst.
i Met meewarige teederheid streelde hij hare hand,
die op tafel lag en Bertha keek hem glimlachend aan,
duidde op zijn arm in 't verband.
„Is de pijn minder?" vroeg ze.
Hij vertelde, wat er met zijn arm gebeurd was en
liet zijn been zien, nog in verband gewikkeld.
„Ja, we mogen blij zijn, 'dat we hier noig zoo zit
ten", zeide hij.
„Ik was zoo banig, dat jij ergeir gewond was dan d'e
dokter zei."
,,'t Had niet veel gescheeld of 't was mis geweest",
gaf hij toe.
JCn met een lachje: „we moesten maar geen auto
tochtjes meer doen."
,,'t Was juist zoo heerlik!"
Kinderlijk onbezorgd gooide ze 't er uit en ze lach
ten samen om de dHvaasheid ervan.
Toen zaten ze weer stil en keken elkaar aan, en
weer zei Frans: „je valt me toch zoo mee."
„Dacht je dan me nog doodziek te zullen vinden?"
„Nee. aarzelde hij, „d'at niet. Maar 't is of je
er beter uitziet dan vóór dien tijd." Hij: wachtte even
en toen, a'l zoekend de juiste woorden voor wat hij
vaag voelde: „jonger.... zou ik zeggen, je zag wat
moe, geloof ik, den laatsten tijd."
En zij erkende: „ja, de rust heeft me goed gedaan.
Je komt weer eens tot je zelf."
„Voel je dat ook?" vroeg hij met eene plotselinge
verheuging. „Ik dacht ook zoo iets, maar ik durfde
't niet goed' zeggen, 't Klinkt zoo gek als je gewoon
lijk niet lui bent."
Hij rekte zich uit, leunde behagelijk achterover in
zijn stoel.
De zuster kwam binnen. „U wilt, zeker samen eten?"
vroeg ze vroolijk en beiden stemden verheugd in.
Toen het eten voor hen beiden was opgebracht,
vroolijkte Bert-ha: „wat gezellig zoo samen; 't is of
we uit zijn."
„Dat is in heel ons trouwen niet gebeurd."
„Jawel", bestreed ze, „heel in 't begin, weet je nog,
die weak in Brussel?"
„O ja", gaf hij toe, verlegde pijnlijk zijn been om
gemakkelijker aan tafel' te zitten.
„Veel grappemakerijen kan ik toch nog niet uitha
len!" Ze keek hem even aan, een lach in hare oogen.
„Dat hoeft ook niet; we houden ons allebei kalmp
jes."
„Als oudelui,"
„Die weer jong zijn."
Ze lachte helder op.
,,'t Verwondert me zoo", kwam hij, „dat ik in den
tijd, dat ik hier ben, niet erger over thuis getobt 'heb
en over de zaak.
Ik dacht wel eens: „als we nu eens dood waren ge
weest bij dat ongeluk, dan zou 't toch gegaan zijn.
Ze keek snel op. „Dacht jij dat ook?" En toen
zachter, met lieve innigheid: „maar da kinderen, die
zouden ons toch gemist hebben."
„Jou vooral, moedertje."
„Ons allebei. Ze zijn immers allemaal dbl op je."
„Ik bemoei me anders niet te veel met ze Och ja,
daar schiet eigenlijk geen tijd voor over."
„Morgenmiddag komen ze hier dan is er gee»
school. Wat zal dat gezellig zijnd"
„Ja, 't wordt tijd1, dat we weer eenis bij elkaar zijn.."
Lang spraken ze door over de kinderen, eerst over
kleine voorvalletjes uit hunne leventjes en to.en over
hun aanleg en aard, en waar in de toekomst hun ge
luk zou liggen.
Eb ze spraken: verder over de opvoeding, wat er de
kracht van was en waar hare. grenzen lagen, dingen,
die Bertha dikwijls had overdacht doch die weinig
tusischen hen ter sprake kwamen, omdat het leven
hun geen rustige uren gunde om iets dieper te gaan
dan de oppervlakte der gingen.
Toen de zuster Frans kwam halen voor 't rustuur,
beloofde hij„straks kom ik weer."
Bertha keek naar de deur, waardoor hij weg was
gegaan, en ze glimlachte gelukkig, alsof ze iets moois
geleefd had.
De dagen werden nu voor hen bei'den vervuld van
een stil glanzend geluk, zooals zij niet gekend hadden
in al de jaren van hun huwelijk.
De kinderen kwamen een uurtje op hun vrijen mid
dag; ze waren blij, vader en moeder weer samen te
zien en bleven toch in de vreemde omgeving stiller en
rustiger dan thuis met een lieve warme hartelijkheid
in beweginkjes en woordjes.
Toen ze weg waren, zei Frans warm„ze kunnen
vader en moeder toch nog niet missen, merk je wel?"
Bertha bleef even stil em haTe oogen werden over-
vocht van tranen.
Toen zei ze als verlegen: „zeg mau, 't is of nu een
illusie vervuld wordt van mijn jongen tijd."
„Om samen met je man in een gasthuis te zitten",
schertste hij, maar zij, ernstig gebleven, legde uit:
„dit leek me altijd zoo heerlijkbijn'a altijd samen
met m'n man te zijn en dan soms de 'kinderen er bij
en zoo echt kalm met ze te praten over alle kleine
belangetjes. In 't gewone doen 'komt daar zoo weinig
van."
„Och nee, al die illusies zou je haast vergeten. Of
liever, j'e hecht er niet meer aan. Je denikt maar, hoe
je er komen zult, hoe je weer wat meer zult verdie
nen en je concurrenten 'n vlieg afvangen. Als je in
gewone tijden zoo'n dag of wat' vrij nam, zou je den
ken. dat de wereld' stil stond."
„En nu draait ze toch en wij hebben vrij."
„Vrij in gevangenschap dan toch!"
Zuurzoet lachend wees hij op zijn verbonden arm.
Maar Bertha vprd d'oor 't gebon'dten zijn aan de zie
kenhuiskamer geen gemis gewaalr: de pijn en nachte
lijke slapeloosheid deerden haar niet mee'r, nu zij t
geluk bezat van die bijzondere dagen, waarin Frans
en zij elkaar weer nader kwamen alls in den tijd, toen
hunne liefde nog jong wais. Ze lazen samen en philo-
sofeerden lichtjes over groote en kleine levensdingen,
zooa'ls menschen doen, 'die onbewust veel gezien heb
ben, waarover de levensroes- heenraast, zoodat zij niet
tot nadenken erover komen, maar dlat zij toch diep in
zich bewaren om het tea" gelegener tijd op te diepen.
Bertha vooral ondervond er een zonnig geluk om;
hare droomen werden licht en vol herinneringen aan
schijnbaar vergeten dingen; ze was vroolijk als een
kind op den drempel van het leve"n en tegelijk rustig
als eene vrouw, die. levenszorgen kent, maar ze niet
telt, omdat ze in zich een groot! geluk bergt. En 't
weten, dat deze tijd van rust vluchtig was, dat eiken
dag het verschiet ervan inkromp, gaf er de teere be
koring aan van een lentedlag, waarvan de weelde onze
harten week maakt en onze -oogen vochtig.
Den laatsten avond vóór hun weggaan uit het! gast
huis, zaten zij samen voor het opengeslagen raam.
„Morgen zitten we hier zoo niet", zei Erans en een
lichte zuc'ht dreef tusschen zijne lippen uit.
Bertha nam zijne hand.
„Onze vacantie is uit", zei ze licht-weemoedig.
„t Is toch maar goed; anders werden we al te lui."
Maar zij sprak door, in ged'achten: „O, man, ik
ben toch zoo dankbaar, dat. we dit tijdje gehad heb
ben; 't is of ik nu weer beter het leven aandurf." Ze
stond op en legde de armen om zijn hals: „Ik ben hier
zoo echt gelukkig geweest", fluisterde ze.
„Ik ook", erkende hij. „Maar waarom weet ik zelf
niet."
„We hebben weer eens geleefd", zei ze ernstig en
hand in hand staarden ze in den stillen avondtuin.
Gemengd wieiiwp.
UIT DE RIJP.
Vergadering van den Gemeenteraad op Woensdag
11 Juni, des avonds 8 uur. Voorzitter de heer P. A.
Romcijn, burgemeester. Alle leden zijn tegenwoordig.
Na behandeling van eenige ingekomen stukken
werden de gemeentewerken behandeld. De beer van
Vloodorp bepleitte het opnemen, in het bestek van een
minimum-loon van 22 cent per uur voor timmerlie
den, metselaars en schilders. De heer Rot steunde
dit voorstel. De lieer Blokdijk vroeg of het geen
moeilijkheden kan opleveren wanneer b.v. een vader
met eigen zoons werkt. In stemming gebracht wordt
het voorstel-Van Vloodorp met algemeene stemmen
aangenomen.
De voorzitter deed thans voorlezing van liet rap
port uitgebracht door het raadslid Van Vloodorp
over de door den gemeente-ontvanger gepleegde mal
versatiën. Uit dit rapport blijkt, dat niet geboekt
waren de ontvangsten voor huren, erfpachten, pach
ten enz. 1004.19, voor schoolgelden 351.53%, voor
gemeentebelastingen 801.66%, van d'e Maatschappij
van Nijverheid 300, van den betaalmeester
3408.27%, voor rente Grootboek 72.75, terwijl er
70.48% te veel was geboekt, en 417.37 te weinig in
het register van uitgaaf.
Daar er volgens de registers op 12 Mei 1913
1894.72 meer was uitgegeven dan ontvangen, moest
er op dien datum 3555.84 in kas zijn. Het was ech
ter 33.29%, zoodat het tekort 3528.54% is.
De voorzitter zegt hier aan den heer van Vloodorp
dank te moeten betuigen voor liet werk dat hij gratis
op zich nam.
De heer Verwer sluit zich hierbij aan en zei, dat hij
aan den heer van Vloodorp ook een woord van hulde
wil brengen voor het geven van den eersten stoot aan
deze kwestie. Ware dat toch niet geschied, dan zou,
naar spr. meening, de gemeente nog dieper in de put
geraakt zijn. Spreker, die zelf binnenkort de gemeen
te gaat verlaten, spreekt den wensch uit, dat de heer
van Vloodorp nog jaren in den gemeenteraad zijn
krachten zal geven en hij hoopte dat de heer van
Vloodorp in dit college ook de plaats zal krijgen, die
in zijn handen behoort, de plaats thans door twee on
waardige wethouders ingenomen.
Naar aanleiding van dit laatste gezegde nam de
wethoudèr Rot het woord en deed een persoonlijken
aanval op den heer Verwer als particulier, waarop de
heer Verwer den heer Rot met gelijke munt betaalde.
Na ampele discussie daarover wordt dit incident ge
sloten.
De heer Verwer, voortgaande, zegt te kunnen be
grijpen, dat door B. en W. de verduisterde posten van.
den Hoofd'elijken Omslag niet zijn gezien, doch an
ders staat het evenwel met d'e uitkeering van d'en
Rijksbetaalmeester op 1 Juli 1912, met de onderwijs-
uitkeering der Maatschappij, met de schoolgelden enz.
Al die posten komen periodiek voor en dat dit niet
gezien is, bewijst dat de wethouders hun taak niet
goed hebben uitgevoerd. Spreker herhaalt daarom
zijn vraag of dë wethouders hun mandaat niet in
handen van den Raad dienen te stellen.
De wethouder Rot herhaalt, dat zelfs in Amster
dam bij de gemeentelijke electricit'eitswerken, waar de
administratie door accountants wordt gecontroleerd,
fraude niet voorkomen is geworden.
Wethouder Blokdijk zegt zich steeds met het regis
ter van uitgaven te hebben belast en de uitgaven aan
de mandaten getoetst te hebben. Hij begrijpt niet,
dat er nog 4 mandaten aan zijn aandacht ontsnapt
zijn.
De heer van Vloodorp zegt naar aanleiding van het
door den heer Blokdijk gesprokene, dat hij, vooral ook
mét het oog op de door den heer Blokdijk gevolgde
serieuse opname der uitgaven, het zeer te bejamme
ren vindt, dat de rollen niet eens zijn omgekeerd en
dat de heer Blokdijk' dus ook niet eens de ontvangsten
onderhanden heeft genomen, omdat knoeierijen het
eerst bij de ontvangsten waren te verwachten. Wat
het ontbreken van 4 mandaten aangaat, daar is naar
sprekers meening de eenige fout van den beer Blok
dijk geweest, dat hij niet op de datums heeft gelet,
daardoor is het mogelijk geweest dat een uitgaaf twee
malen met betzelfde mandaat werd verantwoord.
De heer Rot ontkent, dat de heer Blokdijk zich niet
met de ontvangsten zou hebben bezig gehouden.
De heer Blokdijk beweert, dat dit de laatste jaren
niet het geval was. Bovendien was er meestal te wei
nig tijd om alles te zien. In de laatste vergadering
heeft hij bij de kasverficatie aan den ontvanger nog
gevraagd': „Hoeveel staat nog aan Hoofd'elijken Om
slag „open"?" en ontving ten antivoord: „ongeveer
j 500. Had hij toen het ontvangregister in handen
gehad, dan zou hij het hebben moeten zien.
voorzitter zegt, dat de kasverificaties, vooral den
laatsten tijd, steeds kort te voren werden aangekon
digd, soms zelfs eenige uren te voren. Toen spreker
van het vermoeden van fraude kennis kreeg, heeft hij
onmiddellijk de ontbrekende post van den Rijksbetaal
meester, ten bedrage van ruim 1100, ontdekt. Daar
had hij geen 3 minuten voor noodig gehad.
De heer Hoedemaker, thans het woord' verkrijgende,
zegt, dat in de vorige vergadering ook d'e zaak Erven
Lakeinan ter sprake is gebracht. Daar spreker toen
maals niet aanwezig was, wil hij daar nu ook nog wat
over zeggen en wel dit: Toen in de bewuste vergade
ring door den Raad en ook door den gecommitteerde,
den lieer Romijn, was aangenomen, dat in het vervolg
de afrekening vóór 30 April van ieder jaar moest
geschieden, werd daar den eersten keer de beste niet
de hand aan gehouden. Het gevolg was, dat, toen er
eindelijk afrekening werd gedaan, een zeer onaange
name gedachtenwisseling plaats vond. Alle leden van
den Raad waren toen eenstemmig in hunne afkeu
ring, uitgezonderd wethouder Rot. Hij was dë eenige
die den heer Koker verdedigde.
Thans komende tot. het rapport, vraagt spreker aan
den heer van Yloodorp om zich uit' te spreken over
den indruk, welke de zaak van den gemeente-ontvan
ger op hem heeft gemaakt.
De heer van Vloodorp verklaart, dat de slordigheid
van den ontvanger genoeg bekend' was; dat ook de
boeken, vooral die der laatste jaren, daarvan de spo
ren dragen. Naar sprekers meening hebben B. en W.
met groote nonchalance d'e zaak behandeld. Het kas-
verifieeren heeft plaats gevonden door eenvoudig de
ontvangsteijfers en die der uitgaven op te tellen
(waarbij de uitgaven tenminste nog met de mandaten
werden gecontroleerd), het saldo te trekken en dat te
vergelijken met het aanwezige kasgeld. Hij meent te
mogen constateeren, dat de ontvanger, zoodra hij wist
dat er verificatie zou plaats hebben, eerst zijn geld
telde en dan van zijn klasaanteekeningen zooveel
boekte als hij geld in voorraad had. Op dteze wijze
wist hij zijn kas te verantwoorden. Hadden B. en W.
ook uitgekeken en gedacht bij hetgeen zij deden, dan
hadd'en zij naar spr. meening dë fraude reeds een paar
jaren te voren moeten ontdekken. B. en W. gaan in
dezen niet vrij uit.
De héér Hoedemaker zegt hierna, dat het thans de
vraag is: in hoeverre zijn B. en W. verantwoordelijk
voor de schade, die voor de gemeente is ontstaan. De
voorzitter heëft zooeven zelf verklaard, dat hij in 3
minuten een groote ontduiking opspoorde, toen hij
vermoeden van kwade trouw kreeg. Spr. noemt dit
het beste bewijs, dat B. en W. niet uitgekeken hebben.
Ook het vooraf aankondigen van kasverificaties heeft
hiertoe medegewerkt. Spr. wijst op een uitspraak
van Ged. Staten van Groningen, waarbij als meening
uitgesproken werd, dat voorafgaande waarschuwing
niet mocht geschieden.
De voorzitter antwoordt altijd zijn plicht gedaan te
hebben. Als een burgemeester ook al aansprakelijk
zou moeten zijn voor een ontrouw ambtenaar, dan
mocht een burgemeester wel borgstelling gëven.
De heer van Vloodorp zegt, dat dë besprekingen
veel bekort kunnen worden, wanneer B. en W. nu
maar ronduit verklaren niet goed uitgekeken te heb
ben.
De voorzitter wil dat niet betwisten, doch zegt zijn
plicht gedaan te hebben.
De heer Hoedemaker wil thans voorstellen, dat uit
den Raad' eene commissie worde benoemd, die zal on
derzoeken of TB. en W. ook rechtens tot betaling ver
plicht zijn. Moreel staat dit voor spreker vast.
De voorzitter antwoordt hier niet aan te denken.
Dat zal hij in der eeuwigheid niet doen, tenzij bij er
gerechtelijk toe gedwongen wordt,
De heer Rot) zegt er net zoo over te denken en
voegt er bij bet ook niet. te kunnen betalen.
Het voorstel van den heer Hoedemaker wordt thans
in stemming gebracht en met 4 tegen 1 stem aangeno
men. (Tegen stemde dë heer Geerke). De wethou
ders onthielden zich van stemming.
Tot leden dier commissie werden benoemd de hee-
ren Verwer en van Vloodorp.
Met algemeene stemmen wordt thans besloten tot
niet eervol ontslag van den heer B. Koker, als oiit-
vanger, secretaris en ambtenaar van den burgerlijken
stand.
Bij de^ rondvraag wijst de heer Hoedemaker op het
slootje bij de Doopsgezinde Kerk. Daar het voor kin
deren gevaarlijk is en tot, niets dient, vraagt spreker
het te dempen of er een hek er om heen te plaatsen.
Besloten wordt hierover nader te onderzoeken.
Nog wordt op voorstel van den voorzitter besloten
om op de Kralingerbuurt, bij de aanlegplaats der boo-
ten van de firma Visser, een urinoir te plaatsen.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergade
ring te ruim 10 uur gesloten.
Ingezonden Mededeeliisgen.
in het begin niet zoo hevig, zijn ten slotte onuit
staanbaar. De verschrikkelijke jeuk en stekende pijn
zijn niet tot bedaren te brengen, of men zit, staat of
loopt, Zij komen meer voor bij vrouwen dan bij
mannen en worden vaak veroorzaakt door verstop
ping, een zittende levenswijze, enz.
Bloedende zoowel als droge, in- zoowel als uitwen
dige aambeien kunnen volkomen genezen worden door
Foster's Zalf. Menigmaal werd de patiënt door aan
wending van een doos van zijn lijden verlost.
Foster's Zalf (let op den juisten naam) is te Alk
maar verkrijgbaar bij de heeren Nierop en Slothou-
ber. Langestraat 52. Toezending geschiedt franco na
ontvangst van postwissel a 1.75 per doos.
In de opgave der vorige week was een fout geslo
pen, zoodat h'et probleem niet oplosbaar was. Op d3
moest, in de opgave een zwarte pion staan.
Onze oplossers zullen stellig trachten na d'eze recti
ficatie de goede oplossing te vinden, evenals van het
onderstaande nieuwe probleem.
307.
J. D. van der Werf.
Mat in 2 zetten.
Oplossing probleem 394 Dh7.
Oplossingen worden binnen 3 weken ingewacht aan
het bureau van dit blad.
Goede oplossingen ontvingen we van de hëerenP.