DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Schaakrubriek. a Él-®- No. 136 Honderd en vgttiende Jaargang. 1913 ZATERDAG 14 JEN I Vreemde vacantie De kwellingen van aambeien, Mi<811 W4 ^WMkWëit' m ■wtiaWB rüü m Dit nummer bestaat uit 3 bladen. BINNENLAND. Va» ALRMAARSCHE COURANT. Door ANNA VAN" GO GilK AU LB ACII. (Nadruk verboden.) De zuster trok de gordijnen op en als een witte stroom gulpte het zomerochtendlicht de gasthuisika- mer binnen, deed er de spaarzame meubels plotseling sterk omlijnd staan. Bertha, in het ijzeren bed, lag s'til tevreden te kij ken naar het stil-vlugge bewegen van de zuster, die de kamer gereed mankte voor den dag. Al zoovele ochtenden had' zij dat aangekeken, eerst als iets, dat haar 'hinderde en haar pijnlijk lichaam scheen te prikkelen; toen als eene afleiding in de ver veling van de eindeloos-eentonige dagen en nu hare genezing vorderde, vond zij iets genoegelijks in dat bezige beginnen van den dag; iets dat ze kende uit eigen ervaring thuis. De zuster keek eve.n naar haar en zei met een glim lach: „Vandaag een extra dlag voor u, mevrouw!" Bertha lachte terug en gretig vroeg ze: „Hoe laat zou mijnheer hier komen?" „Nu, om een uur of twee", plaagde de zuster, „dan is 't bezoekuur." „U bent toch 'n plaag!" weerde Bertiha vroolijk af, en toen lag ze weer stil te overdenken, hoe vreemd 't was, dat Frans en zij elkaar in geen vier weken ge zien hadden. Ze waren beiden gewond' bij een auto-ongeluk en in verschillende kamers van 't gasthuis gebracht, omdat ze volgens de doktoren beiden rust noodig hadden. Maar in Bertha pijnde de angst, dat er een andere reden was, dat Fran%misschien ernstiger gewond zou zijn, dan haar was verteld; dat ze hem daarom niet zien mocht. Ze wantrouwde de berichten omtrent zijne genezing tot nu gisteren, onverwachts, de zuster het baricht bracht, dat. Frans vandaag bij haar zou komen. Die tijding bracht een warme vreugd in haar en tè- geüjk een plotseling sterk verlangen naar hem, ster ker dan zij 't zich nog bewust was geweest. Ze behoorden toch bij elkaar, konden elkaar niet missen. Zooveel jaren waren ze al getrouwd, hadden ze gewerkt allebei om er te komen. Ja, rusteloos gewerkt hadden ze al die jaren: hij in de zaak, zij in het drukke huishouden met vier eigen kinderen en twee nog in huis, dat bracht nog wat extra inkomen, dlat ze konden besteden aan de opvoe ding van hunne eigen kinderen. Ze voelden altijd, dat ze geen van beiden ooit een oogenblik rust konden nemen, wel hadden ze hunne geregelde uitgangetjes, j maar ook dat hoorde in hun leven; je moest wat om- j gang hebben met menschen om de zaak, of om de kin deren heel hun leven was afgepast in dingen, die móesten gebeuren. En nu in eens, door dat ongeluk, was er die vreem de stilstand' in gekomen, eene stremming van den da- gelijkschen gang, eene 'leegte of eene ruimte, waarin het afgemetene plotseling verdwenen was. En wat 't wonderlijkste wasalles ging toch zijn gang: de meesterknecht beheerde de zaak en hare zus ter zorgde voor 'het huishouden en de kinderen. Och ja, als 't maar moest. In eens kwam de ge dachte opals zij allebei dood waren geweest, zou 't zich ook geschikt hebben. Maar toen sloeg ook de vreugde weer door haar heen, dat ze beiden nog leefden en bijna genezen wa ren, en dat ze dë kinderen weer eiken, dag zien zou. Nu deed' de rust nog goed, 't vrij zijn van het dagelijk- sche zorgen. Ze verlangde, met zorg gekleed te wor den omdat Frans kwam. Toen de zuster heur haar opmaakte, vroeg ze een spiegel en bekeek zich er in. Bleek was1 ze nog, maar in eens viel 't haar op, dat er rust was in haar oogen en iets jongs. „Wat- bent u vandaag cocquet, mevrouw", plaagde de zuster, „u lijkt wel een jong meisje, die haar aan staande verwacht." Bertha lachte en met verbazing voelde ze zich blo zen. Zij schaamde zich voor de zuster, en wreef met de hand over haar gezicht om den blos te verbergen, maar innerlijk joeg een onrustig verlangen door haar heen. Toen zij na 't moeizame, pijnlijke opstaan in den wijden, rieten stoel zat voor 't raam, voelde zij 't on geduld: in zich klimmen, iets al's jonge onrust en ver langen woelde door haar heen, heel a,nders dan het gevoel, waarmee zij in de laatste dagen het bezoek van hare kinderen gewacht had. De verpleegster bracht nog een leunstoel. „Voor patiënt No. 2', grapte ze en Bertha keek zorgzaam toe, of "t kussen in dien stoel wel zacht was en breed genoeg voor de zitting. Toen d'e d'eur openging, keerde ze haar gezicht er heen en keek in spanning, en toen ze haar man zag, werd' haar gezicht door blijdschap overzond. Hij droeg zijn arm in een doek, maar zag er verder ongedeerd uit: alleen 'bleek nog en met, iets in zijn oogen, dat ze niet kende, of in lang niet gezien had. „Goeienmorgen",' riep hij vroolijk en met wat sle pende passen kwam hij naar haar toe. „Hier is de tweede invalideBetrtha stak beide handen naar hem uit hij nam ze in zijn ééne band, zoende haar gezicht en bleef haar aankijken. „Je valt me mee", zei hij verheugd' en zoende haar nog eens. „Ja mijnheer, 't gaat best met mevrouw", kwam de zuster. „Dakter is ook heel tevreden." Frans liet zich neer in den stoel en de zuster, be scheiden, ging de kamer uil „Heb je nog pijn?" vroeg Frans, en Bertha wee« naar haar been en li'are borst. i Met meewarige teederheid streelde hij hare hand, die op tafel lag en Bertha keek hem glimlachend aan, duidde op zijn arm in 't verband. „Is de pijn minder?" vroeg ze. Hij vertelde, wat er met zijn arm gebeurd was en liet zijn been zien, nog in verband gewikkeld. „Ja, we mogen blij zijn, 'dat we hier noig zoo zit ten", zeide hij. „Ik was zoo banig, dat jij ergeir gewond was dan d'e dokter zei." ,,'t Had niet veel gescheeld of 't was mis geweest", gaf hij toe. JCn met een lachje: „we moesten maar geen auto tochtjes meer doen." ,,'t Was juist zoo heerlik!" Kinderlijk onbezorgd gooide ze 't er uit en ze lach ten samen om de dHvaasheid ervan. Toen zaten ze weer stil en keken elkaar aan, en weer zei Frans: „je valt me toch zoo mee." „Dacht je dan me nog doodziek te zullen vinden?" „Nee. aarzelde hij, „d'at niet. Maar 't is of je er beter uitziet dan vóór dien tijd." Hij: wachtte even en toen, a'l zoekend de juiste woorden voor wat hij vaag voelde: „jonger.... zou ik zeggen, je zag wat moe, geloof ik, den laatsten tijd." En zij erkende: „ja, de rust heeft me goed gedaan. Je komt weer eens tot je zelf." „Voel je dat ook?" vroeg hij met eene plotselinge verheuging. „Ik dacht ook zoo iets, maar ik durfde 't niet goed' zeggen, 't Klinkt zoo gek als je gewoon lijk niet lui bent." Hij rekte zich uit, leunde behagelijk achterover in zijn stoel. De zuster kwam binnen. „U wilt, zeker samen eten?" vroeg ze vroolijk en beiden stemden verheugd in. Toen het eten voor hen beiden was opgebracht, vroolijkte Bert-ha: „wat gezellig zoo samen; 't is of we uit zijn." „Dat is in heel ons trouwen niet gebeurd." „Jawel", bestreed ze, „heel in 't begin, weet je nog, die weak in Brussel?" „O ja", gaf hij toe, verlegde pijnlijk zijn been om gemakkelijker aan tafel' te zitten. „Veel grappemakerijen kan ik toch nog niet uitha len!" Ze keek hem even aan, een lach in hare oogen. „Dat hoeft ook niet; we houden ons allebei kalmp jes." „Als oudelui," „Die weer jong zijn." Ze lachte helder op. ,,'t Verwondert me zoo", kwam hij, „dat ik in den tijd, dat ik hier ben, niet erger over thuis getobt 'heb en over de zaak. Ik dacht wel eens: „als we nu eens dood waren ge weest bij dat ongeluk, dan zou 't toch gegaan zijn. Ze keek snel op. „Dacht jij dat ook?" En toen zachter, met lieve innigheid: „maar da kinderen, die zouden ons toch gemist hebben." „Jou vooral, moedertje." „Ons allebei. Ze zijn immers allemaal dbl op je." „Ik bemoei me anders niet te veel met ze Och ja, daar schiet eigenlijk geen tijd voor over." „Morgenmiddag komen ze hier dan is er gee» school. Wat zal dat gezellig zijnd" „Ja, 't wordt tijd1, dat we weer eenis bij elkaar zijn.." Lang spraken ze door over de kinderen, eerst over kleine voorvalletjes uit hunne leventjes en to.en over hun aanleg en aard, en waar in de toekomst hun ge luk zou liggen. Eb ze spraken: verder over de opvoeding, wat er de kracht van was en waar hare. grenzen lagen, dingen, die Bertha dikwijls had overdacht doch die weinig tusischen hen ter sprake kwamen, omdat het leven hun geen rustige uren gunde om iets dieper te gaan dan de oppervlakte der gingen. Toen de zuster Frans kwam halen voor 't rustuur, beloofde hij„straks kom ik weer." Bertha keek naar de deur, waardoor hij weg was gegaan, en ze glimlachte gelukkig, alsof ze iets moois geleefd had. De dagen werden nu voor hen bei'den vervuld van een stil glanzend geluk, zooals zij niet gekend hadden in al de jaren van hun huwelijk. De kinderen kwamen een uurtje op hun vrijen mid dag; ze waren blij, vader en moeder weer samen te zien en bleven toch in de vreemde omgeving stiller en rustiger dan thuis met een lieve warme hartelijkheid in beweginkjes en woordjes. Toen ze weg waren, zei Frans warm„ze kunnen vader en moeder toch nog niet missen, merk je wel?" Bertha bleef even stil em haTe oogen werden over- vocht van tranen. Toen zei ze als verlegen: „zeg mau, 't is of nu een illusie vervuld wordt van mijn jongen tijd." „Om samen met je man in een gasthuis te zitten", schertste hij, maar zij, ernstig gebleven, legde uit: „dit leek me altijd zoo heerlijkbijn'a altijd samen met m'n man te zijn en dan soms de 'kinderen er bij en zoo echt kalm met ze te praten over alle kleine belangetjes. In 't gewone doen 'komt daar zoo weinig van." „Och nee, al die illusies zou je haast vergeten. Of liever, j'e hecht er niet meer aan. Je denikt maar, hoe je er komen zult, hoe je weer wat meer zult verdie nen en je concurrenten 'n vlieg afvangen. Als je in gewone tijden zoo'n dag of wat' vrij nam, zou je den ken. dat de wereld' stil stond." „En nu draait ze toch en wij hebben vrij." „Vrij in gevangenschap dan toch!" Zuurzoet lachend wees hij op zijn verbonden arm. Maar Bertha vprd d'oor 't gebon'dten zijn aan de zie kenhuiskamer geen gemis gewaalr: de pijn en nachte lijke slapeloosheid deerden haar niet mee'r, nu zij t geluk bezat van die bijzondere dagen, waarin Frans en zij elkaar weer nader kwamen alls in den tijd, toen hunne liefde nog jong wais. Ze lazen samen en philo- sofeerden lichtjes over groote en kleine levensdingen, zooa'ls menschen doen, 'die onbewust veel gezien heb ben, waarover de levensroes- heenraast, zoodat zij niet tot nadenken erover komen, maar dlat zij toch diep in zich bewaren om het tea" gelegener tijd op te diepen. Bertha vooral ondervond er een zonnig geluk om; hare droomen werden licht en vol herinneringen aan schijnbaar vergeten dingen; ze was vroolijk als een kind op den drempel van het leve"n en tegelijk rustig als eene vrouw, die. levenszorgen kent, maar ze niet telt, omdat ze in zich een groot! geluk bergt. En 't weten, dat deze tijd van rust vluchtig was, dat eiken dag het verschiet ervan inkromp, gaf er de teere be koring aan van een lentedlag, waarvan de weelde onze harten week maakt en onze -oogen vochtig. Den laatsten avond vóór hun weggaan uit het! gast huis, zaten zij samen voor het opengeslagen raam. „Morgen zitten we hier zoo niet", zei Erans en een lichte zuc'ht dreef tusschen zijne lippen uit. Bertha nam zijne hand. „Onze vacantie is uit", zei ze licht-weemoedig. „t Is toch maar goed; anders werden we al te lui." Maar zij sprak door, in ged'achten: „O, man, ik ben toch zoo dankbaar, dat. we dit tijdje gehad heb ben; 't is of ik nu weer beter het leven aandurf." Ze stond op en legde de armen om zijn hals: „Ik ben hier zoo echt gelukkig geweest", fluisterde ze. „Ik ook", erkende hij. „Maar waarom weet ik zelf niet." „We hebben weer eens geleefd", zei ze ernstig en hand in hand staarden ze in den stillen avondtuin. Gemengd wieiiwp. UIT DE RIJP. Vergadering van den Gemeenteraad op Woensdag 11 Juni, des avonds 8 uur. Voorzitter de heer P. A. Romcijn, burgemeester. Alle leden zijn tegenwoordig. Na behandeling van eenige ingekomen stukken werden de gemeentewerken behandeld. De beer van Vloodorp bepleitte het opnemen, in het bestek van een minimum-loon van 22 cent per uur voor timmerlie den, metselaars en schilders. De heer Rot steunde dit voorstel. De lieer Blokdijk vroeg of het geen moeilijkheden kan opleveren wanneer b.v. een vader met eigen zoons werkt. In stemming gebracht wordt het voorstel-Van Vloodorp met algemeene stemmen aangenomen. De voorzitter deed thans voorlezing van liet rap port uitgebracht door het raadslid Van Vloodorp over de door den gemeente-ontvanger gepleegde mal versatiën. Uit dit rapport blijkt, dat niet geboekt waren de ontvangsten voor huren, erfpachten, pach ten enz. 1004.19, voor schoolgelden 351.53%, voor gemeentebelastingen 801.66%, van d'e Maatschappij van Nijverheid 300, van den betaalmeester 3408.27%, voor rente Grootboek 72.75, terwijl er 70.48% te veel was geboekt, en 417.37 te weinig in het register van uitgaaf. Daar er volgens de registers op 12 Mei 1913 1894.72 meer was uitgegeven dan ontvangen, moest er op dien datum 3555.84 in kas zijn. Het was ech ter 33.29%, zoodat het tekort 3528.54% is. De voorzitter zegt hier aan den heer van Vloodorp dank te moeten betuigen voor liet werk dat hij gratis op zich nam. De heer Verwer sluit zich hierbij aan en zei, dat hij aan den heer van Vloodorp ook een woord van hulde wil brengen voor het geven van den eersten stoot aan deze kwestie. Ware dat toch niet geschied, dan zou, naar spr. meening, de gemeente nog dieper in de put geraakt zijn. Spreker, die zelf binnenkort de gemeen te gaat verlaten, spreekt den wensch uit, dat de heer van Vloodorp nog jaren in den gemeenteraad zijn krachten zal geven en hij hoopte dat de heer van Vloodorp in dit college ook de plaats zal krijgen, die in zijn handen behoort, de plaats thans door twee on waardige wethouders ingenomen. Naar aanleiding van dit laatste gezegde nam de wethoudèr Rot het woord en deed een persoonlijken aanval op den heer Verwer als particulier, waarop de heer Verwer den heer Rot met gelijke munt betaalde. Na ampele discussie daarover wordt dit incident ge sloten. De heer Verwer, voortgaande, zegt te kunnen be grijpen, dat door B. en W. de verduisterde posten van. den Hoofd'elijken Omslag niet zijn gezien, doch an ders staat het evenwel met d'e uitkeering van d'en Rijksbetaalmeester op 1 Juli 1912, met de onderwijs- uitkeering der Maatschappij, met de schoolgelden enz. Al die posten komen periodiek voor en dat dit niet gezien is, bewijst dat de wethouders hun taak niet goed hebben uitgevoerd. Spreker herhaalt daarom zijn vraag of dë wethouders hun mandaat niet in handen van den Raad dienen te stellen. De wethouder Rot herhaalt, dat zelfs in Amster dam bij de gemeentelijke electricit'eitswerken, waar de administratie door accountants wordt gecontroleerd, fraude niet voorkomen is geworden. Wethouder Blokdijk zegt zich steeds met het regis ter van uitgaven te hebben belast en de uitgaven aan de mandaten getoetst te hebben. Hij begrijpt niet, dat er nog 4 mandaten aan zijn aandacht ontsnapt zijn. De heer van Vloodorp zegt naar aanleiding van het door den heer Blokdijk gesprokene, dat hij, vooral ook mét het oog op de door den heer Blokdijk gevolgde serieuse opname der uitgaven, het zeer te bejamme ren vindt, dat de rollen niet eens zijn omgekeerd en dat de heer Blokdijk' dus ook niet eens de ontvangsten onderhanden heeft genomen, omdat knoeierijen het eerst bij de ontvangsten waren te verwachten. Wat het ontbreken van 4 mandaten aangaat, daar is naar sprekers meening de eenige fout van den beer Blok dijk geweest, dat hij niet op de datums heeft gelet, daardoor is het mogelijk geweest dat een uitgaaf twee malen met betzelfde mandaat werd verantwoord. De heer Rot ontkent, dat de heer Blokdijk zich niet met de ontvangsten zou hebben bezig gehouden. De heer Blokdijk beweert, dat dit de laatste jaren niet het geval was. Bovendien was er meestal te wei nig tijd om alles te zien. In de laatste vergadering heeft hij bij de kasverficatie aan den ontvanger nog gevraagd': „Hoeveel staat nog aan Hoofd'elijken Om slag „open"?" en ontving ten antivoord: „ongeveer j 500. Had hij toen het ontvangregister in handen gehad, dan zou hij het hebben moeten zien. voorzitter zegt, dat de kasverificaties, vooral den laatsten tijd, steeds kort te voren werden aangekon digd, soms zelfs eenige uren te voren. Toen spreker van het vermoeden van fraude kennis kreeg, heeft hij onmiddellijk de ontbrekende post van den Rijksbetaal meester, ten bedrage van ruim 1100, ontdekt. Daar had hij geen 3 minuten voor noodig gehad. De heer Hoedemaker, thans het woord' verkrijgende, zegt, dat in de vorige vergadering ook d'e zaak Erven Lakeinan ter sprake is gebracht. Daar spreker toen maals niet aanwezig was, wil hij daar nu ook nog wat over zeggen en wel dit: Toen in de bewuste vergade ring door den Raad en ook door den gecommitteerde, den lieer Romijn, was aangenomen, dat in het vervolg de afrekening vóór 30 April van ieder jaar moest geschieden, werd daar den eersten keer de beste niet de hand aan gehouden. Het gevolg was, dat, toen er eindelijk afrekening werd gedaan, een zeer onaange name gedachtenwisseling plaats vond. Alle leden van den Raad waren toen eenstemmig in hunne afkeu ring, uitgezonderd wethouder Rot. Hij was dë eenige die den heer Koker verdedigde. Thans komende tot. het rapport, vraagt spreker aan den heer van Yloodorp om zich uit' te spreken over den indruk, welke de zaak van den gemeente-ontvan ger op hem heeft gemaakt. De heer van Vloodorp verklaart, dat de slordigheid van den ontvanger genoeg bekend' was; dat ook de boeken, vooral die der laatste jaren, daarvan de spo ren dragen. Naar sprekers meening hebben B. en W. met groote nonchalance d'e zaak behandeld. Het kas- verifieeren heeft plaats gevonden door eenvoudig de ontvangsteijfers en die der uitgaven op te tellen (waarbij de uitgaven tenminste nog met de mandaten werden gecontroleerd), het saldo te trekken en dat te vergelijken met het aanwezige kasgeld. Hij meent te mogen constateeren, dat de ontvanger, zoodra hij wist dat er verificatie zou plaats hebben, eerst zijn geld telde en dan van zijn klasaanteekeningen zooveel boekte als hij geld in voorraad had. Op dteze wijze wist hij zijn kas te verantwoorden. Hadden B. en W. ook uitgekeken en gedacht bij hetgeen zij deden, dan hadd'en zij naar spr. meening dë fraude reeds een paar jaren te voren moeten ontdekken. B. en W. gaan in dezen niet vrij uit. De héér Hoedemaker zegt hierna, dat het thans de vraag is: in hoeverre zijn B. en W. verantwoordelijk voor de schade, die voor de gemeente is ontstaan. De voorzitter heëft zooeven zelf verklaard, dat hij in 3 minuten een groote ontduiking opspoorde, toen hij vermoeden van kwade trouw kreeg. Spr. noemt dit het beste bewijs, dat B. en W. niet uitgekeken hebben. Ook het vooraf aankondigen van kasverificaties heeft hiertoe medegewerkt. Spr. wijst op een uitspraak van Ged. Staten van Groningen, waarbij als meening uitgesproken werd, dat voorafgaande waarschuwing niet mocht geschieden. De voorzitter antwoordt altijd zijn plicht gedaan te hebben. Als een burgemeester ook al aansprakelijk zou moeten zijn voor een ontrouw ambtenaar, dan mocht een burgemeester wel borgstelling gëven. De heer van Vloodorp zegt, dat dë besprekingen veel bekort kunnen worden, wanneer B. en W. nu maar ronduit verklaren niet goed uitgekeken te heb ben. De voorzitter wil dat niet betwisten, doch zegt zijn plicht gedaan te hebben. De heer Hoedemaker wil thans voorstellen, dat uit den Raad' eene commissie worde benoemd, die zal on derzoeken of TB. en W. ook rechtens tot betaling ver plicht zijn. Moreel staat dit voor spreker vast. De voorzitter antwoordt hier niet aan te denken. Dat zal hij in der eeuwigheid niet doen, tenzij bij er gerechtelijk toe gedwongen wordt, De heer Rot) zegt er net zoo over te denken en voegt er bij bet ook niet. te kunnen betalen. Het voorstel van den heer Hoedemaker wordt thans in stemming gebracht en met 4 tegen 1 stem aangeno men. (Tegen stemde dë heer Geerke). De wethou ders onthielden zich van stemming. Tot leden dier commissie werden benoemd de hee- ren Verwer en van Vloodorp. Met algemeene stemmen wordt thans besloten tot niet eervol ontslag van den heer B. Koker, als oiit- vanger, secretaris en ambtenaar van den burgerlijken stand. Bij de^ rondvraag wijst de heer Hoedemaker op het slootje bij de Doopsgezinde Kerk. Daar het voor kin deren gevaarlijk is en tot, niets dient, vraagt spreker het te dempen of er een hek er om heen te plaatsen. Besloten wordt hierover nader te onderzoeken. Nog wordt op voorstel van den voorzitter besloten om op de Kralingerbuurt, bij de aanlegplaats der boo- ten van de firma Visser, een urinoir te plaatsen. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergade ring te ruim 10 uur gesloten. Ingezonden Mededeeliisgen. in het begin niet zoo hevig, zijn ten slotte onuit staanbaar. De verschrikkelijke jeuk en stekende pijn zijn niet tot bedaren te brengen, of men zit, staat of loopt, Zij komen meer voor bij vrouwen dan bij mannen en worden vaak veroorzaakt door verstop ping, een zittende levenswijze, enz. Bloedende zoowel als droge, in- zoowel als uitwen dige aambeien kunnen volkomen genezen worden door Foster's Zalf. Menigmaal werd de patiënt door aan wending van een doos van zijn lijden verlost. Foster's Zalf (let op den juisten naam) is te Alk maar verkrijgbaar bij de heeren Nierop en Slothou- ber. Langestraat 52. Toezending geschiedt franco na ontvangst van postwissel a 1.75 per doos. In de opgave der vorige week was een fout geslo pen, zoodat h'et probleem niet oplosbaar was. Op d3 moest, in de opgave een zwarte pion staan. Onze oplossers zullen stellig trachten na d'eze recti ficatie de goede oplossing te vinden, evenals van het onderstaande nieuwe probleem. 307. J. D. van der Werf. Mat in 2 zetten. Oplossing probleem 394 Dh7. Oplossingen worden binnen 3 weken ingewacht aan het bureau van dit blad. Goede oplossingen ontvingen we van de hëerenP.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1913 | | pagina 9