DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
w,
no. 140
Honderd en vijftiende Jaargang.
1913
ZATERDAG 21 JUNI
Het sensatienummer.^
BRIEVEN
Damrubriek.
wè m) wd wéww
lil
Brieven uit Marokko, j
m
mm
ma.
ALKMAARSCHE COURANT,
I>it KHMmer bestaat uit 3 bladeu.
(Nadruk verboden).
FEZ.
Langzaam aan nadert de dag, dat de Franschen
hunne postenketens zoowat over de geheele breedte
van Marokko hebben gevestigd.
Iedere lezer, die aandachtig de handelingen van ons
legioen heeft nagegaan, ziet daarin een ontwaken van
den fanatieken Muzelmap. Denkt slechts aan de bloe
dige gevechten, geleverd in de door ons genomen
landstreken! Marokko is in vuur en vlam, zal men
wel denken, wanneer men de verschillende berichten
nagaat! Ma eerst gevochten te hebben bij Mogador,
Fez en omstreken, vangen ze opnieuw aan bij Tadla,
in het Zuiden van Chavuia, bij Meknez, Carbah el
Hadjeb! Zeker, en dat terwijl de Zomours op den
weg naar Rabat nog steeds de convooien aanvallen en
berooven, welke bestemd zijn om de voorposten, die
honderden mijlen landinwaarts gelegen zijn, van het
noodige te voorzien en terwijl we door den opmarsch
naar Taza weder in contact komen met andere niet
minder fanatieke stammen.
Zoo komen we in aanraking met „hibus", stammen
welke nooit hun nek hebben willen buigen voor een
gezag, niet eens dat van den SultanNooit heeft een
zending hun gebied doortrokken. De Portugeesehe of
Spaansche, of zelfs de Romeinsche troepen, welke
vroeger in het binnenland van Marokko strooptochten
maakten, schijnen ook zoo ver niet te zijn doorgedron
gen. We staan tegenover een natuurvolk, dat sedert
het begin zijner wording, zijn zeden en gewoonten ge
trouw is gebleven, en waaraan het ook helaaswel
trouw zal blijven.
Doch waarom zult u denken laten de Fran
schen die woeste bergbewoners niet een oogenblik met
rust en beijveren zij zich niet in de eerste plaats, om
het terrein, om deze inwoners, die reeds onder hun
gezag staan, dat gezag te doen gevoelen; hen wat be
ter te organiseeren, zoodat ze op dat terrein tenmin
ste veiligen grond onder de voeten hebben.
Jammer genoeg kunnen ze dat niet!
In plaats van de bewoners aan te vallen, zooals
voorheen, moeten we nu volstaan met ons te verdedi
gen binnen onze loopgraven, of gaan we niet naai
de bergen, o weede bergen komen tot onsDus moe
ten we ons onophoudelijk verdedigen, waartoe wij in
het midden van verschillende stammen telkens een
nieuwen post vestigen, zooals b.v. hier in het centrum
er ïïaijaïna den post Souk el Aïba Tiza, of twee dag
reizen van Tazza.
Wat mij uitermate opviel, was het groote gebruik
van sterke dranken in dit land. Ik wil u niet ver
moeien met cijfers omtrent wijnverbruik, doch laat ik
vermelden, dat hier het vorige jaar 1.992 ILL. jenever
zijn ingevoerd uit Duitschland en Holland! Het aan
tal verkoopers is dan ook legio; Casa Blanca, waar ik
tijdens de inbezitneming door de Franschen niet meer
dan 5 of 6 slokjesboeren vond, telt nu ver over de 200
van allerhande naties, en de English bar tot het café
Maure verkoopt zijn absinth. De andere steden van
Marokko, o. a. Tanger en Rabat, zijn nog rijker geze
gend. Deze leveren weer meer aan 't binnenlandin
de Chavouia, de vruchtbaarste streek van Marokko,
van Casa Blanca tot Mogador, staat men verbaasd
over het aantal slijterijen, zoodat men onwillekeurig
denkt aan een nieuw systeem eener Colonisatie, n.l.
met behulp der „Schnapsflasche".
Wanneer men zoo'n barak, gebouwd uit allerhande
materialen, binnentreedt, staat men gewoon verstomd,
zooveel verschillende „smaakjes" als daar bijeen staan.
Alle mogelijke merken van wijn tot absinth, jenever
en bier met allerhande schreeuwende kleuren vindt
men daar dooreen, in zoo een Marokkaansche „bied",
evenals in de grootste café's te Marseille! Ook de
Marokkaan is niet afkeerig van een „afzakkertje",
doch hij drinkt niet in een café of in gezelschap. Lie
ver neemt hij zijn voorraad mee naar zijn „douar",
koopt het niet eens zelf bij den Europeaan, doch laat
het zich bezorgen door zijn „huisarts". Ik wil niet
beweren, dat door de komst der Fransche troepen de
kwaal is begonnen, integendeel, in Magazan vond men
zelfs, alvorens de Europeanen er kwamen in het klein
ste negotie-tentje van een vruchtenkoopman flesschen
jenever of whiskey. De laatste jaren is evenwel het
verbruik sterk toegenomen. De inboorlingen, zoowel
Joden als Mahomedanen, bedrinken zich „tot en met",
vooral in de groote steden is dit goed merkbaar. De
sterke drank van de slechtste kwaliteit o. a. „Deut
sche schnaps", te Saffi binnengesmokkeld, vindt men
tot in het Hooge Atlas-gebergte, waar ze, vermengd
met een soort anijs, zeer veel door de bevolking wordt
gedronken.
De vrouwen doen evengoed mede als hunne mannen,
zoodat het spreekwoord Venus est 1' ennemie de Bac
chus" hier ook al niet bewaarheid wordt.
Joden en Muzelmannen drinken evenals hunne
vrouwen de „champagne wijn" of „mazamilla", ster
ken Spaanschen wijn, of de cognac, whiskey en jene
ver. De Joden drinken veel anisette, een brandewijn
uit vijgen bereid, welken ze zelf fabriceeren. De Ara
bieren geven de voorkeur aan absinth, cognac, enz.
De Europeaan drinkt alles voor zijn plezier, trots de
gevolgen der dronkenschap.
De Arabier drinkt heel anders, echter nooit uit ge
woonte. Het is de volkomen dronkenschap die hij
zoekt te bereiken en hoe sneller het hem gelukt hoe
liever. Ik zag eenige malen een Arabier een groot
glas rum naar binnen slaan, om vervolgens een nog
grooter glas water na te spoelen, enkel om den na
smaak kwijt te zijn. Zijn ideaal lijkt mij het dronken
zijn zonder gedronken te hebben. Zooals ik zeg, hij
drinkt nooit uit gewoonte; hij drinkt of hij drinkt
niet, maar als hij drinkt is hij dronken.
Een der hoofdoorzaken is: de alcohol is hier goed
koop, terwijl de invoerrechten dezelfde zijn als die
van zijden stoffen of muziek-instrumentenvoor alles
wat hier ingevoerd wordt betaalt men 12.50 francs per
frs. 100 (ad. .valorum), terwijl men voor alcohol
slechts 7.50 per 100 betaalt. Het kost een Marok
kaan slechts een „girt" 20 cent om zich een „cuit"
(stuk in den kraag) te bezorgen; goedkooper vindt
men het zeker wel nergens
v. d. V.
Het is Zaterdagavond; propvol is de zaal van het
Londensche Empire-théater. Sedert veertien dagen
heeft een nieuw nummer op het programma: „Paul
Buzier", „het levende projectiel", razend succes, zoo
als te lezen staat op het driekleurige aanplakbiljet.
Het is half elf. Een Indische jongleur, achterover
liggend op een kleed, laat met zijn bloote voeten vier
goudglimmende kogels over zijn lichaam in dollen
rondedans tollen, waarmee hij groot succes behaalt en
waarvoor hij met rustige buiging dankt en daarop
zich terugtrekt.
Na een oogenblik luidt de bel en het gordijn opent
zich opnieuw.
Paul Buzier slentert onverschillig over het groote
podium; hij draagt smoking en heeft een cigaret in
den mond. Hij is slank, krachtig gebouwd, heeft
Montmartre-typespottenden mond, neus van een Pa-
rijschen straatjongen, en klein opkrullend snorretje.
Zijn heele voorkomen kenmerkt zich door dat verruk
kelijk mengsel van den boulevardier, die zekere onbe
zorgdheid, dien chic van den man, die altijd een
kwinkslag voor zijn kameraad in reserve heeft; die
galanterie kent voor vrouwen, mochten zij zijn weg
kruisen, en die geen oogenblik zich bezinnen zou om
de een of andere dwaasheid te doen.
Bij de verschijning van dezen typischen Fransch-
man breekt de zaal, reeds in spanning voor het ko
mend sensatie-nummer, in een daverend applaus los,
terwijl de enthousiasten van het schellinkje, volgens
Engelsche gewoonte, schril gefluit laten hooren, dat
aan signalen van nachtelijke inbrekers doet denken,
of aan het vertwijfeld geroep van matrozen, die schip
breuk lijden.
De Franschman dankt met vroolijken lach. Een
groote neger in livrei nadert hem en reikt hem de
„boomerangs", de ballen, die in een mand opgestapeld
liggen, welke aan weerskanten met een klein driekleu
rig vlaggetje versierd is. Paul Buzier, zonder zijn ci
garet weg te leggen, neemt den eenen bal na den an
deren en slingert hem naar de zoldering van de zaal.
De eigenaardige sikkelvormige dingen, met de afge
stompte punten, suizen om de reusachtige lichtkro
nen, beschrijven een groote ellips en keeren gehoor
zaam naar Paul Buzier terug, die ze spelenderwijs op
vangt, om ze dan opnieuw de hoogte in te werpen.
Een dozijn van de „boomerangs", krioelen door de
lucht als getemde valken, en hun op- en neeryliegen
schijnt de maat te houden met de wals-muziek, door
liet orkest gespeeld.
Bravo-geschreeuw, gefluit, gestamp. Paul Buzier
dankt glimlachend met een kleine handbeweging.
Het orkest houdt even daarna op en begint dan
met een Australischen marsch. De toeschouwers ver
stommen tegelijk. De regisseur, in rok en witte das,
ernstig, afgemeten, treedt naar voren en laat de mu
ziek door een enkele handbeweging zwijgen.
Diepe stilte.
„Dames en heeren
Paul Buzier werpt zijn cigaret weg en, met de han
den in zijn zakken, luistert hij, als de anderen, aan
dachtig toe. De „woordvoerder" kondigt de gewel
dige prestatie aan, die meneer Buzier ten uitvoer zal
brengen.
Hij nadert een enorme tang, die op twee reuzen spi-
raalveeren gemonteerd is, en die als stalen slangen in
elkaar gerold zijn en door een electrische sluiting
ontspannen kunnen worden. Met enkele woorden ver
klaart de regisseur de mechaniek van het apparaat,
dat, aan een volmaakte schiet-machine gelijk, een
grooten „boomerang" naar de zoldering werpen zal,
waarop men Paul Buzier, als een levend projectiel,
vastgesnoerd heeft; deze boomerang, die dezelfde el
lips beschrijft als de boomerangs van zooeven, zal te
rugvallen in een groot net, nadat hij door een papie
ren hoepel gevlogen is, die aan het verwijderde eind
van de denkbeeldigen vliegweg aangebracht is.
De regisseur buigt.
Een rilling van angstige verwachting doorsiddert
de menigte, die van het plafond een groot net naar
beneden ziet zweven, juist boven het orkest. De Au-
tralische marsch is weer ingezet. De neger schroeft
Buzier aan den boomerang vast, die twee mannen op
zetten en waarvan de beide uiteinden door de tangen
der machine worden vastgehouden. Eenige seconden
nogde regisseur inspecteert oplettend de krom
ming van het instrument, die de bocht beschrijven
moet, draait nog even aan een schroef.
Ready?
All right.
Een snerpend, snijdend trillend geluid der spiralen
doet den boomerang met een grooten schok omhoog
schieten, een schok, die het hart der toeschouwers
met even sterke siddering doet kloppen.
Hij suist de lucht in.Paul Buzier, rechtuitge-
strekt, met de oogen naar den zolder gericht, voelt
den plotselingen ruk, waarvan de kracht door een in-
genieuse veeren-werking verzacht wordt. Maar....
om godswil! als in plotselinge helderziendheid ziet
hijneen, voelt hijde machine heeft hem niet in
de gewone hoogte naar boven geworpenHij zal
den papieren hoepel niet bereiken! En hij weet, dat
de kleinste afwijking van de ellips, die hij te beschrij
ven heeft, den zekeren onafwendbaren dood beteekent.
De boomerang vliegt.
„Paul! Paul! Stout kind! Weer heb je je broekje
gescheurd
Een wei, met frisch geurend hooi, waarin een bru
nette, zijn moeder, staat, met lieve, teere oogen; zij
bromt een beetje op een klein kereltje, dat voor haar
staat met geschramd gezichtje, opgedaan door zijn
rondrennen langs hagen en struiken.
„Vier uren arrest!"
Een groote, ijskoude slaapzaal, en bij het flakkeren
de kaarslicht is een overmoedig studentje te zien, dat
zich in een beddelaken heeft gehuld om zijn kamera
den als spookverschijning te willen verschrikken.
„Kleine, lieve Paul!
Zachte, weeke armen van een lief meisje om zijn
hals, dat een geur van waschwater meevoert, dat taan
anjelieren en peper doet denken, zooals alleen de
adem van jonge, onbedorven menschen bezit.
Paul! Paul!.... kussen.... eerste liefde.... eer
ste, onvergetelijke liefkoozingen.
Een kazerne-binnenplaats.
Rapport een sergeant, die uit zijn arrest komt
stem van den kolonel„gedegradeerdIk ont
ving brief van uw moeder, ik kon niets er aan doen
-hoe durft men ook iederen nacht over den muur
klauterenspeler drinker
De jonge sergeant buigt zijn hoofd, bijt de tanden
op elkaar. De kolonel, die eigenlijk heel graag den
j jongen losbol mag, draait zich om en mompelt, alsof
i hij in zichzelf sprak: „moed gehouden! niet ver-
I twijfelen de galons kan men zich altijd weer ver-
dienen.
Café's lucht van bier, wijn, tabak dagen van
lang, leeg geflaneer nu en dan een verleidelijk
lachen ruischen van zijden rokjes vale morgens
dom herhaalde, mechanisch klinkende zinnen, „ge-
plukt kaal geplukt!"
Deze beelden rollen over elkaar heen als in een bi
oscoop, die slecht geregeld is.
Redactiekamer kameraden een eerste novelle,
zoo moeilijk om opgenomen te krijgen verwachtin
gen op het eerste boek een jongmensch met weer
spannig zwart haar, die met het gele bandje van den
eenen kritiekschrijver naar den anderen doolt: „Cher
maitre, cher maitre, hooggeachte heer
En de heeren critici glimlachen vriendelijk en raad
selachtig, zoodat men lust heeft hen met een vuist
slag midden in het gezicht te treffen om te weten,
wat dit lachen voor een beteekenis heeft.
En de boomerang vliegt.
Hij gaat griezelig gauw en toch langzaam!
tijd en ruimte schijnen in het oneindige zich verlengd
te hebben. Een tienduizendste van een seconde lijkt
uren. Een ieder brengt nieuwe gewaarwordingen
mee.
Paul Buzier voelt, dat de boomerang gaat draaien,
terug naar het podium, maar hij voelt tegelijkertijd,
dat hij te laag zal aankomen.
„Paul Buzier, met wien heb je vandaag geduel
leerd
Kameraden, die om een slanken jongen man ge
schaard staan, luisteren gretig naar het ironisch, on
verschillig vertelde avontuur.
Voorbij de tijd van het hokken op kamers! Auto
tochten, tochten op een jacht duels leven! Vrij
heid!"
„Waar zal ik voor vandaag een louis d'or opdui
ken?"
Eén louis d'or per dag moet er zijn om het aange
wende leven door te voeren?
Een morgen in een hotel in Trouville geen sou
op zak zijn stomme woede tegen al die stommerik
ken om hem heen, van wien een ieder zijn twintig
geldstukken geregeld daags gebruikt.
„Wonderbaarlijk ding, niet waar?"
Een oude Engelschman, in een whiskyroes houdt
een kleinen sikkel van karton onder zijn nagel ge
klemd, knipt hem lichtelijk weg en het ding keert te
rug, terug -- het is de Australische boomerang in 't
klein.
Een idee, die broeit hoera. Ik heb het ik heb
mijn dagelijkschen louis d'or
Vele vrouwen in de zaal! Mooie vrouwen.
Waarom heeft hij het niet gedurfd? Daarginds, die,
met de zwarte oogen, met het goudbruine haar zij
heeft een lachen om den mond, dat aan voorjaar doet
denken voorname, strenge ouders heeft ze, zij
bewondert den Parijzenaar, heeft hem misschien wel
lief och, men zou hen samen laten trouwen, hen la
ten leven ergens in een klein provinciaal nest mis
schien, maar zou dat nu juist niet zijn geluk kun
nen zijn? Vrede, rust den nieuwen roman be
ginnen, dien hij schrijven wil.
„Paul, stout kind
Buitenlucht hooilucht, moeder
Waarom wou dat kleine Engelsche meisje gisteren
niet met hem soupeeren? Zij heeft een zoo onschuldig
snuitje, zoo'n lief lachje en kinderlijke maniertjes.
Waarom kwam zij niet? Zij noemt hem: „stoute
Franschman
„O, wee, als zij vermoedt had, dat dezen avond
Zij is zoo amusant met haar roode, kleine schoen
tjes, als zij in de rij van haar kornuitjes mee danst.
Klik, klakhet klappert zoo vroolijk.
Ah! waarom slaat zij hem met het roode schoentje
zoo pijnlijk tegen het voorhoofd. Klein danseresje, wat
heeft Paul je voor leed berokkend.
Een geweldige smak, een natrillend gedreun, een
zwakke gil dan niets meer. Stilte, stilte. Ver
lammende ontzetting slaat de menschenmassa met
stomheid; het gordijn valt ijlings neer.
De courantenjongens schreeuwen zich den volgen
den morgen de kelen schor: „Het levende projectiel
heeft een doodelijken val gedaan."
En de kleine danseres met haar roode schoentjes
kan den volgenden Maandag niet optreden -zij
heeft, om haar leed te verzetten, te veel champagne
gedronken
VAN
SEES nit de Kogge
EN
PEET SEELTJE van om de Koord vaudmtn
XI.
Nadruk verboden.
Ik ken me best begraipe Peet dat je zoo'n ouwe
buurvrouw, die je met de kerremis toe je je dizikje
strooit hadde, dadeluk hielp, niet vergeete kenne, en
teministe niet as je den nag bai zoo'n mens klieke en
kladde mochte en gien iens 'n standje kreege as je den
boel volzweemde. Ze was den temet voor jou ok 'n
hotemetoot, of je tweede moeder hè?
Toen ik aars 't woord „kerremis" las docht 'k, nou
die skoonmakerij dee rvoor, gaat nou ok heel aars
as vroeger. Nou skrobbe ze 't koeijes goed uit,
skiete 't voorend met 'n vast skut of, dat den 't
staltje wordt, en netjes opsteld is, maar 't aare deel
van 't koeijes leite blouw blouw.
En vroeger? Nou dat weet je zelf nag 't best Peet.
Toe hadde jullie deer wat 'n piet lut mee! De stiene
van 't stalhout worde mooi mit geele en rooije vurf
afzet, de koegoot, skutte en steile allegaar netjes wit-
telt, en de stalle zelf bestrooit met wit zand of netjes
beleid mit skulpe, weervan den de grootste uitzocht
worde voor rande. En as dat allegaar klaar was,
most 't heele koeijes nag opstelt worre mit ouwer-
wesse porseleine borde, glad geskuurde koperen doof
potten, deurhaalders en verskillende aare pronkies.
En op de hoogang zelf mooie gladde matte, looper of
kleidegoed, zoodat as alles klaar was 't 'n pronk was
om te zien, temeer nag as je den zoo as nou om deuze
taid, de kaize derbai zagge, die allegaar op gaateborde
in de groep stonde. Ik denk niet Peet, dat je den om
die taid bai je goeije ouwe buurvrouw in 't koeijes
klieke en kladde of mit kladduge biene deurboske
mogte.
En nou Die goeije ouwe taid is verbai, Peet en
alles is aars! Kaise zien je temet niet meer in 'n boe-
rehuis, 't is alles „febriek" mensDe mooie porse
leine borde en skuttels binne meist allegaer opkocht
en verhuisd nai de steede, weer de deftuge lui er nou
mee pronke! Vroeger hewwe ze der miskien welders
om laggen, dat de boere zoo met erlui goed pronkten,
en nou doen ze 't zelf! Wat main aengaat vind ik 't
sneu, dat die koeijesse niet meer zoo binne as vroeger,
want ik mocht 't eerlijk graag zien. Weet je wel
Peet, dat er nou nog binne (maar ze binne der erg
dun hoordie 't koeijes nag zoo opstelle as 'n vaif-
tug, zestug jaar leeden. Die ik nag weet, kraige den
ok welders bezoek van vreemdelinge, die den netuur-
luk niet begraipe kenne, dat deer in de winter koeije
staaneAs je dus 'n paar adresse weete wille Peet,
den zei ik je ze wel zegge, as jij en oom bai ons koome
hoor
't Wittelen van de boome voor en om huis dat 's nou
ok heelemaal uit hè? Ze kalke ze nou wel weer, maar
dat is teugen 't ongedierte, en het 'n heel aare betee
kenis as vroeger. Zoo gaat 't in de heele wereld, 't is
alle bai verandering't- Nieuwe is welders mooi»
maar dat nieuw weest is en oud wordt; ok deerin zit
nag welders veul goeds in, weerom 't jammer weeze
zou as 't heelemaal in 't vergeetboek raakte. Deerom,
en deerom ok allien, wat zeg jij Peet, magge wai nag
welders graag over die dinge van vroeger, en den in
ons aigen taaltje mit mekaar keuvele. Dat we 't nag,
'n taidje vol houwe magge hoop ik.
Jullie de groete hoor, ok van Trijn.
Aan de Dammers.
Met dank voor de ontvangen oplossingen van pro
bleem 239.
Stand
Zwart: 6/10, 14, 19, 20, 21, 23/27, 29, 36.
Wit: 28, 32, 33, 35, 37/41, 44/50.
Oplossing
1.
37—31
1.
26 37
2.
48—42
2.
37 48
o
O.
39—34
3.
48 30
4.
47—42
4.
36 47
5.
28—22
5.
27 18
6.
4439
6.
30 88
7.
33 15
7.
47 28
8.
35—30
8.
24 44
9.
15 11
9.
6 17
10.
50 10!
Buitengewoon fraaie ontleding
Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren:
G. Cloeck, D. Gerling, J. Houtkooper, J. K, G. v.
Nieuwkuijk, te Alkmaar; S. Homan, Wijde Wormer;
IT. E. Lantinga, Haarlem.
PARTIJGEDEELTE (vervolg en slot).
Na den 49sten zet was in de correspondentiepartij
tusschen van den Broek en Mantel de volgende stand
ontstaan:
sSs
Wit speelde nu als 50sten zet:
50. 31—27.
Er volgde op
31—26, 18—12, 26 17, 28—22 (a), 35 24,
20—25, 17 8, 9—13, 24^-30, 19 30,
32—28, 43—39, 39 30, 28—23, 23—18, 18 9, 9 18
34—40, 3034, 25 34, 40—44, 44—49, 8—13, 31—39
en wint.
(a) 43—38, 33 24, 35 24, 32—27, 27—21, 17—11
24—29, 19 30, 34—39, 39L4, 16 27, 44—49
en wint.
Veel ander spel doet zich nog voor en nader onder
zoek brengt wellicht nog een remise variant aan 't
licht.
50. 21—26