DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 145.
Honderd en vijftiende Jaargang*
1918
WOENSDAG
25 J NI.
F E I LIE TON.
iOeze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,—
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Engelsche Brieven.
Telefoonnummer 3.
Zij, die zich met 1 Juli op dit
abonnearen, ontvangen de
tot dien datum verschijnende
nummers gratis.
DE DIRECTIE.
STADSNIEUW S~
ALRMAARSCHE
Nadruk verboden.
Londen, 23 Juni 1913.
Hoewel ik mij in deze brieven vlijtig' en naarstig
onthoud van alles wat op politiek gelijkt of daarmee
in verband kan gebracht worden, hoewel ik vermoed,
dat het Nederlandsche publiek met zijn eigen, binnen-
landsche politiek te veel bezig is gehouden, om te
verklaren, dat „die perzik smaakt naar meer,'- meen
ik ditmaal eenige regels te moeten wijden aan de En
gelsche politiek, in verband met een nastukje vol
gend op het' laatste bedrijf van de Marconi-comedie.
't Is niet noodig die zaak nog eens uiteen te zetten,
na hetgeen uwe redactie reeds hierover heeft geschre
ven. Doch wat wel noodig kan wezen: hier uitdrukke
lijk te verklaren, dat geen van de menschen, die dit
schandaal op 't getouw zetten en Ehgelands goeden
naam trachtten te grabbel te gooien, ook maar een
oogenblik geloofd hebben, dat de Engelsche min. in
het minst zijn afgeweken van het pad dat eerlijkheid,
waarheid en goede trouw kan wezen, 't Geheele rel
letje is begonnen op een oogenblik dat de Tories
hoopten dat er over een paar maanden een nlgemeene
verkiezing zou komen en dan had zoo'n onbewezen be
schuldiging' mooi dienst kunnen doen.
Slechts één man, Chesterton, schijnt wezenlijk aan
de oneerlijkheid der ministers geloofd te hebhen;
doch, zooals de rechter bij 't geding' zei, die man is
zoo aartsdom (dom is niet hetzelfde als onkundig of
onwetend), dat men met zijn oordeel, voor zoover hij
een oordeel heeft, geen rekening behoeft te houden.
De eer van de Engelsche regeering, van de betrok
ken ministers is ongerept gebleven; en al de laster
praat, tegen hun eigen land en hun eigen natie dooi
de Tories uitgestrooid, is alleen beleedigend voor hen
zelf.
Hen zal zeggen dat de ministers erkenden: onver
standig' en zorgeloos te hebben gehandeld. Jawel!
Maar als ik uitga zonder parapluie of omdat ik 'n
blauwe lucht hoven mij zie en niet kan zien dat er
een zware regenbui optrekt achter de huizen van een
straat of vijf verder weg, als ik dan natgeregend word,
heb ik ook onverstandig en zorgeloos gehandeld; doch
men heeft, niet het recht mij te beschuldigen alsof ik
mijn gezondheid had willen schaden of mijn kleeren
trachtte te bederven.
Nu is Sir Rufus Isaacs, de advocaat-generaal, de
minister geweest, die het voorbeeld gaf zijn parapluie
thuis te laten en hij heeft dat rond en ruiterlijk er
kend. En in dit verband is het een heugelijk feit, dat
een voor Sir Rufus zeer aangenaam gerucht de ronde
doet en algemeen geloofd wordt, hoewel het natuur
lijk onmogelijk is om na te'gaan of het gerucht juist
is. Doch het opduiken er van bewijst wat ik hierbo
ven zei: niemand gelooft iets van den uitgestrooiden
laster.
Het gerucht dan wil dat een paar honderd der be
roemdste juristen van Eng-eland, Groot-Britannië's
knapste en beste advocaten, op initiatief van een der
voornaamste conservatieve leden van het parlement
en van de balie zelf oud-minister den premier,
den heer Asquith, een memorie hebben gezonden,
waarin ze dezen verzoeken Sir Rufus te benoemen tot
Lord Opperrechter, „Lord Chief Justice." Dit hooge
staatsambt, bijna het hoogste dat hier bestaat, zal
weldra te begeven wezen, omdat de tegenwoordige ti
tularis, Lord AJverstone, zwaar ziek is geweest en
blijft sukkelen.
door L. G. MOBERLY.
Naar het Engelseh.
10) -o-
„Ik ben niet gewend aan rendez-vous mei jonge
meisjes," zei hij op sarcastische:: toon, „dat is vol
strekt geen amusement waar ik mij ooit mee heb op
gehouden. En toch wil ik niet een van mijn mede-
menschen aan haar lot overlaten als ik werkelijk iets
voor haar doen kor:."
vWat. zou je er van denken als je haar aanraadde
bier te komen? Dan kon ik haar ook zien en twee
paar oogeii zien altijd meer dan één misschien zou
den wij iets werkelijk nuttigs voor haar kunnen doen.
Indien do brief oprecht gemeend is, dan is het duide
lijk dat het het jonge meisje niet te doen is om een
huwelijk alleen zij weet geen raad meer en ik
kan er niet aandenken, zoo'n arm kind alleen in dat
groote Londen. Ik zelf Zij hief zich een weinig
op, maar sprak den volzin niet. verder uit; toen ging
zij kalmer voort: „Schrijf een briefje aan C. M. en
laat haar hier komen. Zeg dat hier een dame woont,
die een kennis van je is; verzoek haar hier te komen
en mij een bezoek te brengen en misschien ook met
jou kennis te maken."
„Dat is nu weer heelemaal iets voor jou, iets te be
denken voor iemand die je totaal onbekend is," riep
Rupert uit, „maar, het kan best wezen dat alles een
verzinsel is, dat wij met een brutale avonturierster te
doen hebben Ik mag de verantwoordelijkheid niet
op mij nemen je met zulk een persoon in aanraking te
brengen."
„Zulk een persoon! Lieve beste Rupert, al was zij
al de vreeselijke dingen die je daar beschrijft, dan
In verband hiermee dient men in het oog te hou
den dat de heer Asquith zelve vóór hij minister werd
en in de jaren dat hij geen minister was, een van En
gland's beroemste advocaten was en voor een hooge
autoriteit op rechtsgeleerd gebied geldt. Als zulke
mannen van oordeel zijn, dat Sir Rufus het hoogste
rechtsambt behoort te bekleeden, beseft men dat de
oude-wijven-bes'chuldiging omtrent de thuisgelaten
parapluie geen zin heeft. Doch, ik herhaal, ik kan
niet beoordeelen of het gerucht, omtrent die memorie
juist is; wel kan ik verzekeren dat het geloofd wordt
en dit geloof teekent den waren toestand.
Zondag was dan Aseot-Sunday. Des morgens was
het weer buitengewoon mooi, hoewel buitengewoon
warm; doch juist tegen twaalf uur, toen de groote da
mesparade in Hyde Park begon, stak een lichte bries
op en betrok de lucht, zoodat het heerlijk frisch en
koel was. 't Was weer een onvergetelijk mooi gezicht,
die keur van fraaie toiletten, vol smaak en gratie.
Aan een beschrijving waag ik me niet, enkel uit ge
brek aan ruimte. Doch men moet zich de combinatie
maar voorstellen: mooi gras, kleurige groote bloem
perken en schitterend mooie bloeiende heesters in alle
denkbare nuances; daarboven het dichte lommer der
boomen met hun frisch loof. D'an op de paden, op de
gazons prachtig gekleede vro-uwen en meisjes, groot,
slank, gracieus en statig.
Hoewel ik niet geloof dat de mode van „slashed
frocks," japonrokken die op zij openhangen en een be
hoorlijke en bekoorlijke quantiteit enkel met wat. daar
boven volgt, laten ujtgluren, dat die mode veel na
volgsters heeft gehad. Zondag merkte ik ook veel
minder van die „slashed frocks" op, zoodat we mis
schien weer wat verwijderd zijn van het oogenblik dat
onze dames het besluit namen zich te begeven in de
„divided-skirt" en, evenals hare oostersehe, zusters,
pantalons inplaats van rokken gaan dragen.
De „International Horse Show" in de ruime zaal
van Olympia heeft weer groot succes, hoewel het
groote publiek er niet zooveel aan heeft als aan het
„Military Tournament," dat daar ook gehouden is.
Het keuren van paarden is voor kenners interessant,
doch voor leeken in de hippologie niet bijster opwin
dend. Zelfs het springen over hooge barrières is dat
niet, behalve wanneer een paard weigert. Toen ik er
was trachtte een jeugdige amazone die haar schimmel
schrijlings bereed, te vergeefs het dier tot springen te
dwingen. Het paard deed al het mogelijke haar af te
werpen, en zoodoende had ze gelegenheid te toonen
dat zij een voortreffelijken zit had, want of hij stei
gerde, sloeg, bokte, of wat ook deed, ze bleef steevast
in het zadel en gaf een voorstelling van rijkunst, die
waarlijk bewonderenswaardig -was, al moest ze overi
gens onverrichter zake aftrekken.
Wat mij bij die gelegenheid opviel was het „un-
sportmanislike" gedrag van het publiek. Een spring
paard goed berijden is voor een jong meisje geen lich
te taak; de sprongen zijn hoog, 5 voet en meer, de
paarden zenuwachtig en overprikkeld, vol tempera
ment, nukken en grillen; en de rijderes wil natuurlijk
een goed figuur slaan. Als dan zoo'n dier nog zulke
capriolen begint en zij gevaar loopt een ongeluk te
krijgen wordt haar toestand niet aangenamer. Goede
sportlui vinden zoo iets natuurlijk ernstig; doch het
Olympia-publiek gierde het uit van de pret. Dat la
chen was hier bepaald ergerlijk; doch het weerklonk
telkens als een paard er den brui aan gaf en zich niet
liet dwingen.
Dit was de „zaken" betreft. De omgeving is overi
gens allerbekoorlijkst, In de Koningsloge zitten altijd
eenige prinsen en prinsessen van den bloede met leden
van hun gevolg; en de gereserveerde plaatsen in die
buurt zijn altijd vol schitterend getoilletteerde da
mes, zoowel 's middags als 's avonds.
Dan werken de fraaie equipages, het uitstekend
mennen en rijden en de prachtige paarden, de met ro-
zen, geraniums en margrieten rijk gedecoreerde zaal, j
de uitnemende kapel van Lord Lonsdale, de hippische
en finaöcieèle 'ziel der geschiedenis, allen mede om
het publiek te trekken.
Er waren ook een vijftiental Arabieren, die de lan
ge zaal een keer of wat op en af renden, doch het in
teressantste daarvan was de beschrijving in den cata
logus. Er was veel meer te kijken op dat gebied aan
het rijden in het „Tournament."
De buitenlandsche pers is weer alleronbeleefdst be
handeld bij deze „Internationale" geschiedenis. Bijwij
ze van aalmoes mochten de honderd of wat buiten
landsche correspondenten te Londen vijf toegangs
kaarten onder elkaar verdeelen! 't Wordt hoog tijd
dat men overal begint de Engelsche journalisten in
het buitenland te behandelen, zooals dezer collega's in
Londen behandeld wordenals men den Engelschen
overal drie maanden lang weerde van de tribunes der
volksvertegenwoordigingen, toegang weigerde tot re
cepties en andere vergaderingen van dien aard, zou
het wel uit wezen. Men zou een geweldig geschreeuw
er: gescheld in de Engelsche pers krijgen, met dreige
menten van dreadnoughts en zoo; maar het zou uit
wezen en men zou ons hier in staat stellen ons werk
te doen.
ARRONDISSEMENTS-RECHTBANK TE
Zitting van Dinsdag 24 Juni.
DE GEM EENTEI-ONTVANGER VAN DE RIJP.
Gisteren stond terecht B. K., G1 jaar oud, gemeen
te-ontvanger te De Rijp, wien ten laste was gelegd
dat hij verschillende verduisteringen heeft gepleegd
ten nadeele van de gemeentekas.
Hij bekende de feiten en gaf op dat hij tot. het ple
gen er van gekomen was omdat zijne uitgaven zijne
inkomsten overtroffen.
Dat bracht er hem ten slotte toe, om de hand aan
de gemeente-financiën te slaan. Om dat niet te doen
uitkomen, liet hij het inboeken van sommige ontvan
gen posten na. Zoo boekte hij niet: een paar uitbe
talingen die hij door de hand van den rijksbetaalmees
ter te Alkmaar uit de rijksschatkist ontving, ten be
drage van 1598.55 en 1158.65.
Ook werd J 133.99 aan grondbelasting, dat hij had
laten innen door den bode door hem niet geboekt.
Het totaal,der verduisterde gelden liep ver over de
tweeduizend gulden.
Mr. Leesberg vroeg, of bekl. alle gelden die hij ont
ving in de gemeentebrandkast heeft gestort ter secre
tarie.
Beklaagde zeide de brandkast ter secretarie uitslui
tend voor geld te hebben gebezigd, die welke hij thuis
had diende niet voor geld, meer voor papieren, enz.
Als eerste getuige trad nu op de burgemeester van
de Rijp, de heer Romijn.
De burgemeester zeide in Mei termen tot kasverifi-
eatie bij den gemeente-ontvanger te hebben gevonden
en die met de beide wethouders te hebben ingesteld.
Al boekte beklaagde niet de bedragen van den rijks
ontvanger door hem ontvangen, zoo kreeg burgemees
ter Romijn daar toch kennis van, daar steeds aan de
gemeentebesturen kennisgevingen door de rijksontvan
ger en rijksbetaalmeesters worden gezonden van door
hen aan den gemeente-ontvanger 'ter hand gestelde
bedragen.
De verduisteringen werden aan de band van stuk
ken die de burgemeester overlegde, door dezen als
getuige en den President nog eens nagegaan.
Mr. Leesberg vroeg of er wel eens blanco mandaten
door burgemeester en wethouders werden geteekend.
De burgemeester zeide: Voor zoover mij bekend niet.
zou zij mij nog geen kwaad doen, donk ik. Ik heb al
zoo veel van de schaduwzijde van het leven gezien."
Een oogenblik zag Rupert haar stilzwijgend aan. Hoe
lang hij haar reeds kende, nog steeds was Margaret
Stanforth een raadsel voor hem en hij dacht er vaak t
over na of de geheimzinnige diepte in haar oogen ook
geheimenissen uit haar leven kon verborgen die bij
nimmer vermoed had.
„Ik voor mij en ook ter wille van l:et meisje, zou
veel lust hebben je voorstel aan te nemen," zeide hij
na haar lang'en onderzoekend te hebben aangezien;
„maar"
„Geen „maar" riep zij vroplijk, en een glimlachje
verdreef voor een oogenblik de treurige uitdrukking
vhn haar gelaat. „Schrijf een beleefd, heel gewoon
briefje aan O. M. en zooals ik zei. verzoek haar hier
te komen. Wij kunnen stellig met ons beiden wel iets
voor dat arme daklooze schepseltje doen. Wat zou je
er van zeggen als je haar eens bepaalde op morgen
middag vijf uur? Misschien is de nood heel hoog ge
stegen voor het arme kind en moeten wij haar niet
laten wachten."
„En je vergeeft mij alles wat ik van morgen niet
had moeten zeggen" zeide Rupert toen hij tien minu
ten later opstond om heen te gaan. „Heb ik je
geen verdriet gedaan?"
„Neen, je hebt mij geen verdriet gedaan; maar je
zult voortaan aan onze afspraak denken, niet waar?"
Er zijn sommige dingen waar ik niet tegen kan."
Rupert Meruside slenterde langzaam weg toen hij
de deur uit was, hoofd en hart vervuld met- de vrouw-
die hij zooeven verlaten had. Na zijn vertrek lag Mar
garet met het hoofd in de zijden kussens, een trek van
diepe uitputting op het gelaat.
„Daar heb je liet nu al weer, lieve, je moest hem
niet. ontvangen, het vermoeit je veel te veelje bent
altijd dood moe als hij er geweest is." De trouwe Eli
sabeth was de kamer binnengekomen met een blaadje
in de hand; zoo stond ze haar meesteres aan te kijken.
die doodsbleek zag; de trouwe ziel met haar leelijke
gezicht, zag haar bezorgd aan. Margaret sloeg do
oogen op en glimlachte haar toe.
„Neen, hij vermoeit mij niet; het is een troost voor
mij als hij komt. hij Helpt mij. Wees niet boos op mij,
lieve Elisabeth; zijn vriendschap is een van de heer
lijkste dingen voor mij een van de beste dingen die
ik over gehouden heb uit de schipbreuk van het le
ven; maar vandaag hij heet'i eenige van de oudé
herinneringen voor mij wakker geroepen en ik ben
nog altijd zoo dwaas. Zij doen mq nog steeds pijn;
een ondragelijke pijn somtijds."
Het wasof de klank van onuitsprekelijke smart in
haar stem ook op het gelaat van de oude vrouw een
pijnlijken trek te voorschijn riep; zij legde haar ruwe
werkhand op het dónkere hoofd dat in de kussen;
rustte.
„Stil, stil, lieveling" fluisterde zij en zij sprak alsof
haar schoone staltige meesteres een klein kindje was,
„er is niets zoo hard op de wereld of het kan gedra
gen worden, als men maar recht vooruit kijkt het goe
de pad langs. De kracht komt met het kruis, en dat is
goed zoo.''
„Ja!" Een oogenblik was er bitterheid in de donke
re oogen te lezen; toei: trok Margaret de hand van de
oude vrouw aan haar lippen en drukte er een kus op.
„Ik wou dat ik jouw eenvoudig en eerlijk en oprecht
geloof bezat, lieve oude vriendin van mij," zeide zij;
„jij bent er zoo zeker van dat de dingen terecht zullen
komen en dat wat iemand verdriet doet, goed voor
hem is. En ik ik kan niet zeggen: „Uw wil ge
schiede," ten minste ik kan het niet zeggen alsof ik
het meende. Maar wat bracht je daar op dat blaadje
binnen?" vroeg zij na een oogenblik stilte en met een
poging om vroolijk te zijn.
„Daar, lieve kind, dat zou ik haast vergeten. Het is
gekomen terwijl ik met den slager stond te prateu
toen mijnheer Meruside hier was; ik heb maar ge
wacht het binnen te brengen, totdat hij weg was."
Alleen voor werklieden die iedere week hun geld kwa
men halen.
Mr. Leesberg meende, dat er dit jaar een nieuwe
boekhouding was ingevoerd..
De burgemeester zeide van neen.
Beklaagde merkte op, dat de invoering daarvan in
1911 plaats vond. Niet dit jaar.
Getuige O. G. Lotsy, betaalmeester te Alkmaar, ver
klaarde dat beklaagde steeds per 3 maanden ten zijnen
kantore de aan de gemeente de Rijp uit te betalen gul
den kwan: halen.
De volgende getuige, de ontvanger van belastingen
te'De Rijp, P. Hartkamp, deed" mededeeling van de
uitbetaling van 133.99 grondbelasting aan beklaagde
op 2 Januari j.l.
De gemeentebode, Leendert Houtman, verklaarde
als getuige dat hij de schoolgelden voor den gemeente
ontvanger inde en het laatst verrekende kwartaal zeer
laat met den heer K. heeft vereffend.
Getuige F. Klokkemeier, agent der Oudkar.speler
Brandwaarborg-Maatschappij gaf op een schadever
goeding namens deze maatschappij persoonlijk aan be
klaagde te hebben afgedragen.
A. décharge trad op als getuige J. Rot, wethouder
van de Rijp.
Hij zeide dat na kasverificatie op 12- Mei op 19 Ju
ni nog heeft plaatsgevonden een definitieve kasopna
me waarbij het tekort na bijwerking van beklaagde's
gemeente-admlnistratièboéken op 3518.40Y2 is vast
gesteld geworden.
Op verdedigers vraag, of beklaagde zich aan mis
bruik van sterken drank schuldig maakte, zeide getui
ge, dat dit niet het g.eval was. Wel gebruikte hij da
gelijks iets, maar matig, nooit te veel..
Na hem volgde a décharge de getuige Arie Jan
Blokdijk Jbz., wethouder in de Rijp, die dezelfde in
lichtingen als de heer Rot gaf omtrent de kasopna
men.
Ook de heer Blokdijk werd ondervraagd over drank
misbruik door K. Hij zei.er niét veel van'te weten.
In de sociëteit dronk beklaagde niet te veel. Wel ge
beurde dat een enkele maal bij feestelijke gelegen-
beden.
Beklaagde verklaarde na beëindiging van het getui
genverhoor op een vraag dat de te hooge huishoudelij
ke uitgaven hem tot zijne daden hebben gebracht.
De O. v. J. kreeg hierna het woord, teneinde requi
sitoir te nemen. Z. E. A. qualificeerde het gebeurde
als verduistering' in dienstbetrekking, op welk delict
artt. 321 en 322 W. v. S. van toepassing zijn.
Uit verschillende niet geboekte ontvangsten had de
Officier er een 5-tal gekozen, waarvan zonder heel
veel moeite behoorlijk bewijs was te leveren.
Dat kwan: spreker voldoende voor en dan konden
de diverse overige posten met- rust worden gelaten en
daarmee meerdere-getuigen tevens achterwege blijven.
Beklaagde was behalve gemeente-ontvanger ook se
cretaris der gemeente de Rijp, terwijl hij meerdere ad
ministration voerde, als bijv. die van eene grondver-
beterings-maatsehappij of vereeniging, van de banne
de Rijp, van den Eilandspolder, enz. En dat alles ging
in één kas, dóór en mét elkaar.
Zoo ging het lang goed. Bij verificatie der ge
meentekas nam hij maar wat gelden van den polder of
de banne ter hulp. Bij kasopname der polders vulda
hij de kas aan met gemeentegelden, enz. Totdat het
gat te groot werd. Toen begon hij ontvangstposten
niet te boeken en beging hij ten slotte de feiten, waar
om het nu gaat.
De omstandigheid dat bekl. ontvanger en gemeente
secretaris tegelijk was, werkte een deugdelijk oontro-
leeren der gelden niet in de hand. Na nog te hebben
aangehaald een schrijven van den dokter uit de Rijp,
vriend van beklaagde, welk epistel, hoewel met de bes
te intentie opgesteld een groote ondienst voor den be-
Zij was van plan er nog weer bij te vertellen en bab
belde maar voort terwijl Margaret een oranje enve-
lopep opendeed, want het trouwe menseh had gezien
hoe groot de donkere oogen van haar meesteres eens
klaps werden en hoe haar lippen verbleekten; zij ba.J
ook gezien hoe haar handen beefden terwijl zij het te
legram openvouwde.
„Ik begrijp liet niet", mompelde mevrouw Stan
ford: zacht, toen zij de weinige woorden gelezen had.
..Ik weet niet wat dat boteekent, Elisabeth -maar
ik moet gaan ik moet dadelijk gaan."
De dienstmeid nam het papiertje uit. haar bevende
handen en las de tijding; zij schudde heftig bot hoofd
toén de beteekonis van die woorden tot. haar hersenen
doordrong.
..Ik begrijp evenmin wat het beteekent als u, lieve",
zeide zij.
liet telegram luidde aldus:
„Grays tone."
„Kon: dadelijk; u wacht, een verrassing, Marion."
HOOFDSTUK IV.
IK DENK ONGEVEER EEN UUR.
„Die goede James, het is de beste ziel van de we
reld, maar. hij heeft, geen halven cent verstand, dü:
is jammer."
„James leek mij altijd een goede huisknecht te we
zen."
„Maar Rupert Hij is ook een uitstekende huis
knecht. ik heb geen enkele aanmerking te maken op
zijn capaciteiten. Hij doet. zijn plicht zoo regelmatig
als een automaat. Maar zoodra James een voetstap
uit het spoor wordt gebracht, dat hij dagelijks volgt,
dan is lii.j verloren, onherroepelijk verloren!"
„Welk spoor heeft hij verlaten? en waarom heeft
hij het misnoegen opgewekt van mevrouw?"
(Wordt vervolgd).