DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 147.
Honderd en vijftiende Jaargang.
VRIJDAG
27 JUNI.
Stemming Gemeenteraad.
F E UI LLE T 0 N.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,—
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat, öreote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
ÜKtlL'. -
Telefoonnummer 3,
Zij, die zich met 1 Juli op dit
blad abonneerenontvaneen de
tot dien datum verschijnende
nummers gratis.
DE DIRECTIE.
BINNENLAND.
OÜRANT.
Do BURGEMEESTER dor gemeente ALKMAAR
brengt, overeenkomstig artikel 55 der Kieswet, ter
algemeene kennis, dat de stemming ter benoeming
van zes leden van den Gemeenteraad (twee voor het
eerste kiesdistrict, twee voor het tweede kiesdistrict
en twee voor het derde kiesdistrict) zal plaats hebben
op DINSDAG, 1 JTTLI a.s., van de# morgens 8 tot des
namiddags 5 unr.
Candidaten zijn:
Voor het late kiesdiatriart:
BERGMAN, D.
SLUIS Mr. D.
UDO, A. W.
VONK, K.
VRIES, DE J.
ZAADNOORCDIJK, O. (i.
Voor het 2de kiesdistriot:
BERGMAN, D.
ENDE, VAN DEN, P.
GOVERS, D.
LUITING, D. A.
VRIES, DE J.
Voor het 3de kiesdistrict:
AMOUREUS, G. 8.
APPEL, W. J. D.
BERGMAN, D.
LUBBE, J. E.
THOMSEN, A. F.
VRIES, DE J.
Artikel 128 van het Wetboek van Strafrecht luidt:
„Hij, die opzettelijk zich voor een ander uitgeven
de, aan eene krachtens wettelijk voorschrift uitge
schreven verkiezing deelneemt, wordt gestraft met
gevangenisstraf van ten hoogste één jaaT".
Alkmaar, 25 Juni 1913.
De Burgemeester voornoemd,
G. RIPPING.
ALKMAAR, 27 Juni.
Het komt ons voor, dat de Engelsche politiek op
dit tijdstip de aandacht van de Nederlanders verdient.
Immers men heeft er een regeering', die niet steunt
op de meerderheid van één partij in het parlement,
waarin de invloedrijkste partij van het parlement
zelfs niet eens is vertegenwoordigd.
De unionisten hebben de meeste zetels, namelijk
281. De liberalen hebben er 263, maar zij steunen op
84 Iersche en 41 arbeidersafgevanrdigden en hebben
aldus in het Lagerhuis onze Tweede Kamer een
meerderheid van 106 stemmen. Op do wip zit de heer
John Edward Redmond, de leider der Iersche nationa-
listext, die -het kabinet elk oogenblik kan nopen zijn
ontslag te nemen. De liberale regeering moest dan
ook wel in de eerste plaats komen met het ontwerp,
waarbij aan Ierland zelfregeering werd gegeven, een
zaak, welke overigens geheel in de lijn van het stre
ven der liberale partij lag. Gelijk men kan weten,
werd het ontwerp 11 April 1912 ingediend. Er is
geen twijfel aan, of hei zal door het conservatieve
Hüogerhuis onze Eerste Kamer tot tweemaal tae
worden verworpen. Echter dan kan het Lagerhuis
het ontwerp nog eens aannemen en dan komt het in
de Statutebook, of zooals wij zouden zeggen, in het
Staatsblad. Een dergelijke bepaling bestaat er bij ons
niet, hier kan de wil der Eerste Kamer niet aldus
worden uitgeschakeld.
Overigens is het niet onwaarschijnlijk dat de uit
voering der wet aan de Engelsche regeering nog groo
te moeielijkheden zal opleveren. De mannen van Ul
ster, in het Noord-Oosten van Ierland, die zich oran
je-mannen noemen, willen van de wet niemendal we
ten, omdat zij vreezen, dat deze hen onder den invloed
van het katholieke zuiden van Ierland zal brengen.
Zij zullen zich waarschijnlijk met de wapens in de
hand tegen de uitvoering der wet verzetten. Van meer
belang is hot voor Nederlanders echter, even stil te
staan bij een ander punt, n.l. bij de verzekeringswet
van 1911. Minister Lloyd George heeft op de grond
slagen van de Duitsche wet een verzekering van
staatswege tegen ziekte en werkloosheid in het leven
geroepen. Voor de ziekteverzekering moet. de werk
gever voor mannen en vrouwen 3 stuivers, de werkne
mer 4 stuivers en de werkneemster 3 stuivers betalen,
voor de w er kloozen ver zekering' betalen werknemer en
werkgever elk 2,5 stuiver per week. De Staat geeft
een toeslag van 2/s der administratiekosten en der
premies. In geval van ziekte krijgt de werknemer
wekelijks zes gulden, de werkneemster vier gulden
vijftig gedurende 26 weken, terwijl de werkloozen 15
weken lang vier gulden 20 ontvangen. Op zijn zeven
tigste jaar krijgt ieder Engelschman, die het noodig
heeft, wekelijks een Staatspensioen van drie gulden.
Steeds sterker komt er tegen deze wet verzet. Niet
om het Staatspensioen, maar wel om de dwangverze
kering. Al die dwang is in strijd met de opvattnv
gen van den vrij hei dslievenden Engelschman en de
uitvoering der wet brengt allerlei moeilijkheden met
zich mee. Wel merkwaardig, dat deze wet door een
liberale regeering in het leven is geroepen. Trouwens
ook in ons land heeft een der vrijzinnige fracties lan
gen tijd vastgehouden aan het stelsel van gedwongen
verzekering.
De blijkbaar niet gewenschte oplossing van het soci-
ale vraagstuk schijnt in Engeland den conservatieven
den wind in de zeilen te blazen. Zij varen er wèl bij.
Een ander punt, dat in de Engelsche politiek op het
f oogenblik een rol speelt is.... een tarief herziening!
De conservatieven zijn er de voorstanders van, de li
beralen de tegenstanders. Maar nu hebben de con-
I servatieven van de door hen gewenschte tariefhervor-
raing geschrapt de invoerrechten op levensmiddelen,
waardoor zij wellicht een deel der tegenstanders tot
zich halen.
De drie genoemde punten zullen bij de komende
Engelsche Kamerverkiezing van invloed zijn wij la-
ten het Marconi-schandaaltje nu maar rusten.
De conservatieven verwachten niet, dat zij het re-
geeringskasteel zullen veroveren. Maar zij hopen in
elk geval op „une belle attaque."
door L. G. MOBERLY.
Naar het Engelsch.
12) o—
„Ik zou niet weten wat ik moest uitvoeren als ik
jou niet had", ging zij voort, terwijl zij hem ernstig
aanzag, zonder een zweem van coquetterie. „Ik kan
John zoo kwalijk misschen; ik heb bepaald een man
noodig om mij te helpen en te raden."
„Je kunt mij immers altijd krijgen als je mij noodig'
hebt", antwoordde haar neef even ernstig als zij.
Want hij wist dat Cicely niets anders meende met,
die woorden dan hetgeen zij zeide. Yan een ander zou
men misschien denken dat zij de vriendschappelijke
betrekking die er tnsschen hen bestond in een andere
verhouding wenschte veranderd te zien, van Cicely
niet.
„Ik hoop altijd, dat je nog eens hertrouwen zult",
ging Rupert met broederlijke openhartigheid voort
„je bent nu drie jaar weduwe. Je groote bezittingen
zijn lastig voor een vrouw te besturen, en John zou
niets liever wenschen dan jou gelukkig te zien."
„John heeft nooit aan iets anders gedacht dan aan
mijn geluk", klonk het zachte antwoord. „Ik geloof
niet, dat een enkele vrouw een beter, liever man heeft
gehad dan ik. De menschen dachten, jij misschien ook
wel, dat ik hem om zijn geld genomen heb. Het was
niet zoo. In het begin, heel in het begin toen va
der er mij op wees wat een kolossaal verschil het voor
de heele familie zou wezen wanneer ik met een millio-
nair trouwde, toen dacht ik ook inderdaad meer aan
John's fortuin dan aan hem zelf. Maar, dat was al
leen heel in 't begin. Later wist ik zeker dat ik liever
DE PERS EN DE VERKIEZINGEN.
Nog een paar couranten, die zich over den uitslag
der verkiezingen uitspraken, willen we heden even
aanhalen.
Allereerst het soe.-dem. Volk, dat een kiesrechtmi
nisterie wenscht:
„Indien er mocht optreden wat in het gewone
spraakgebruik heet een zakenkabinet, een regeering,
wier eenig doel is, te zorgen dat de belastinggelden
binnenkomen, en weer worden uitgegeven, die nieuwe
burgemeesters benoemt waar oude zijn uitgevallen, de
Zuiderzee gaat droogmaken en zich wijdt aan de be-
vaarbaarmaking van de Maas, dan kan zij op den
steun van de sociaal-democratie niet rekenen. Dan
dient zoo'n kabinet door zijn program zelf zich aan
als een zaakwaarnemer van de bezittende klasse, als
een kollege dat blind is voor liet belangrijkste feit dat
in den jongsten tijd in Nederland heeft plaats gehad:
de politiek rijpwording van de verdrukte en rechtlooze
massa. Dat groote beschavingsversehijnsel, door on
ze partij gewekt, en tot steeds sterker leven gebracht,
het moet worden erkend in onze staatsregeling. Do
arbeider moet uit zijn politieke minderwaardigheid
worden verlost, ook bij de wet. Wie poogt- daaraan te
ontkomen, poogt de vreedzame ontwikkeling der ar
beidersklasse te verstoren, hij is onze vijand!
„Wij eischen, als logisch gevolg van onzen jaren-
langen kiesrechtstrijd, als logisch gevolg van deze ver-
kiezingskampagne, een kiesrechtministerie!
Wordt een loyale grondwetsherziening voorgesteld,
die aan de arbeidersklasse recht doet, dan is daarvoor
niet alleen een meerderheid in de Kamer aanwezig,
maar zelfs schijnt het ons ondenkbaar toe, dat zij zou
stuiten op de noodlottige, onzedelijke eenheid eener
koalitie, die niet anders bedoelt dan de herovering ha-
rer machtpositie door een heerenkliek.
Een regeering, die zulk een loyale grondwetsherzie
ning aankondigt, en met behoorlijken spoed bevordert,
kan op don steun der sociaal-demokratie rekenen. Dit
zij hier openlijk en zonder voorbehoud verklaard. Over
onze verantwoordelijkheid is in de pas verloopen we
ken en maanden duchtig geredekaveld. Wij hebben
daarover niet te veel woorden vuil gemaakt. Maar dit
staat onomstootbaar vast: de S. D. A. P. gevoelt diep,
dieper dan eenige bourgeois-partij kan beseffen, haar
verantwoordelijkheid jegens de arbeidersklasse. Ons
heele bestaan is het streven, om de arbeidersklasse
maatschappelijk, verstandelijk, moreel, te brengen op
het peil waarop een klasse behoort te staan, die zich
geroepen gevoelt, de leiding der beschaving te ont
wringen aan de heersehende klasse van het oogenblik,
Het Algemeen Kiesrecht is een onontbeerlijk middel-
tot dit doel. Daarom hebben wij voor het A. K. zoo
Vurig, zoo hardnekkig gestreden; in dien strijd zullen
wij geen oogenblik versagen, en de regeering die in
dien strijd de beslissing zal brengen in onzen geest, zal
niet te vergeefs een beroep doen op onze mannen.
Wij eischen een kiesrecht-ministerie, en van dat mi
nisterie eischen wij, dat het een begin make met de
invoering van het staatspensioen. Dat do Invalidi
teitswet zou worden ingevoerd, is ondenkbaar. Maar
even ondenkbaar is, dat een nieuw kabinet het pensi
oentje voor de oude arbeiders, dat een verkregen recht
is, zou te niet- doen. Integendeel, het moet worden
aangevuld, uitgebreid ook tot hen die niet-loonarbei-
ders waren, of die niet konden voldoen aan Talma's
eischen.
Deze beide eischen zijn het logisch gevolg van de
stembusuitspraak van gisteren. Wij vertrouwen, dat
de mannen, die de vorming van een kabinet op zich
zullen nemen, het politiek verstand zullen bezitten
die eischen loyaal te aanvaarden.
De anti-rev. Standaard verklaart, dat de nederlaag
niets ongewoons is geheel ongewoon zou 't geweest
zijn, zoo 't kabinet-Heemskerk een tweede periode had
kunnen overzitten. Het blad is van meening, dat
Links „op alle manier zijn krijgs-eere verspeeld heeft
door zijn kracht te zoeken, niet in politieke geest
kracht, maar in saamgeraapte hoopen geld, in laffe
lastertaal, en in onteerende kniebuiging van al wat
liberaal heette voor den soeiaal-democratischen impe
rator, wiens program men reeds had overgeboekt."
„Naar constitutioneelen eisch moet Links, zoo ver-
oigt de Standaard,, thans gecombineerd in het Kabi
net optreden, gelijk bét gecombineerd tenslotte onder
één vlag streed en eerst zóó won.
„Mocht men nu, in flagranten strijd met dezen vast-
staanden constitutioneelen regel, toch op een Kabinet
,-an Zaken aansturen, wete men dan wel, dat wij van
antirevolutionaire zijde in geen geval hiertoe de hand
leenen.
„Wie ook van Rechts, door portefeuillehonger ver
leid, zich hiertoe leende, zou van dat eigen oogenblik
af, voor ons Antirevolutionairen althans, een volstrekt
onmogelijk man geworden zijn. De groote ban zou
van dat oogenblik op hem rusten. Er zou nooit ea
nimmer voor zijn tent een plaats in ons kamp meer
zijn.
„Ook twijfelen we niet, of de beide andere partijen
zullen er evenzoo over denken. Natuurlijk zijn beid»
geheel vrij, en ten volle zullen we die vrijheid eerbie
digen; maar kozen ze anders, dan zou vanzelf elke
verstandhouding met deze partijen voor ons wegval
len.
„Ware een Zaken-kabinet op dit oogenblik eisch
van het Constitutioneele Staatsrecht, we zouden er
naar plicht toe medewerken. Nu vlak het omgekeer
de waar is, en zulk een Kabinet op verkrachting van
de kern.van 't constitutionalisme zou neerkomen, en
niets anders zijn zou dan de ongeoorloofde poging om
zich te onttrekken aan een verantwoordelijkheid die
men zelf aanging, staat nu reeds vast, dat de Anti-
revolutionnaire partij, als zulk een scheepje zonder
vlag uit mocht zeilen, geen man aan boord geeft, en
het in haar haven niet toelaat.
„Zoo vast toch is thans Links de eenheid onder lei
ding van AL. Troelstra geklonken, dat èn wat 't pro
gram betreft èn wat de discipline aangaat, nog nim
mer in ons land een met zoo dikke ijzeren hoepels
saamgekuipt politiek vat na afloop van de stembus
gereed stond om afgetapt te worden.
„Troelstra en hij alleen is nu de porteparole. Bor-
gesius, Tydeman en Bos zijn slechts slippedragers. Hij
is de voorman, die thans voor de patrijs staat en de
verantwoordelijkheid draagt.
„Zij hebben slechts te volgen.
„TroeRtra zit nu op den bok. Zij als zijn gehoor
zame palfreniers hebben zich te contenteeren met du
kattebak."
De Christ.-hist. Nederlander constateert, dat het
eenig resultaat voor de concentratie is een versterking
van het conservatieve element, de vrij-liberale fractie.
Het blad zegt- o. m.
„Wat ónze houding tegenover deze laatste groep be
treft, deze kan en mag niet anders zijn dan ruiterlijks
en openhartige minachting."
....„de Conservatieve partij heeft- haar succes ta
danken „aan eene systematische verleugening van her
volk, gepaard aan eene systematische verloochening
harer gepretenteerde „beginsels."
Tussehen ons en deze lieden zij voortaan natuurlijk
elke gemeenschap afgesneden.
Wat ons betreft, wij gaan de toekomst tegen in het
gevoel van rustige kracht.
De nederlaag dezer regeering achten wij een ramp
voor het land.
Stilstand in de sociale wetgeving; verzwakking der
in een hutje wou wonen met hem dan met een ander
in een paleis. Ik geloof niet dat ik hertrouwen
zal of ik moest merken, dat ik te zwak en te dom
ben om Bébé's fortuin zelf te besturen."
Zwijgend keek Rupert- naar haar gebogen, blond
hoofd, en een gevoel van eerbied voor zijn nichtje ont
waakte in hem. Tot -nu toe had hij haar aangezien
met de vriendelijke genegenheid van een ouderen
broeder, voor een klein zusje, dat hij nog niet veel
meer dan als een kind beschouwt. Maar deze ernstige
Cicely toonde hem een diepte van karakter, die hij
nooit had vermoed.
„Komaan, wij moeten niet langer zoo ernstig zijn
riep Cicely uit, en daarmede schudde zij tevens de
nieuwe opvatting die hij van haar karakter gekregen
had van zich af. „Als wij nu toch van trouwen praten
Rupert, moet ik je wat zeggen hetgeen ik het meest
van alles op de wereld zou wenschen is dat jij trouw
de, waarde neef. Je ziet er heelemaal niet uit als een
verstokt celibatair en t-oeh je bent nu al vijf- en
dertig jaar en nooit heb ik -een naam van een vrouw
liooren noemen in verband met den jouwe."
„Laten wij daar heel dankbaar voor wezen" ant
woordde haar neef lachende; trouwens hij alleen wist
hoe oprecht die dankbaarheid was. En in dat hart
vertoonde zich plotseling, terwijl hij nog sprak, het
vizioen van een bleek gelaat en donkere oogen, diepe,
onpeilbaar geheimzinnige oogen; „indien ik geen lust
heb het huwelijksbootje in te stappen, waarom dien
heiligen band aan te knoopen, waarom zou ik het dan
doen? Ik geloof dat ons Gebedenboek ons de strenge
waarschuwing geeft zoo iets niet lichtvaardiglijk of
onberaden te doen."
„Wie zal nu praten over lichtvaardiglijk of onbera
den trouwen, als je gewacht heb tot je over vijf jaar
veertig jaar bent voordat je een keuze doet. Als ik
denk aan do honderden bepaald aardige meisjes waar
mes ik je heb laten kennis maken, met het.
§J-V'
„Met het oog op een huwelijk", voltooide Rupert
den volzin met een lach. „Mag ik je aanraden de ru-
briek huwelijks-advertenties in sommige bladen eens
na te lezen. Daar vindt je misschien wel een ge-
schikten echtgenoot in voor een van die aardige meis-
jes."
..Rupert, wees niet zoo onuitstaanbaar. Alsof een
meisje dat maar een greintje fatsoen of eerbied voor
zich zelf heeft, schrijven zou op een advertentie. Man
nen, die per advertentie een vrouw vragen, kunnen
niet anders wezen dan hebzuchtige avonturiers, een
soort van menschen waar men in boeken over leest,
maar nooit ontmoet in het dagelijksch leven."
„Een hebzuchtig soort van avonturiers", herhaalde
Rupert langzaam, en hij draaide zich als bij toeval
om en bekeek zich zelf in den spiegel boven den
schoorsteenmantel. „Er zijn avonturier-s en avontu
riers. Misschien doen sommige menschen het voor do
grap."
„Daar moet je een man voor zijn om zoo iets voor
de grap te doen", antwoordde zijn nichtje op vrij hef-
tigen toon, „en dan denkt misschien een arm meisje,
dat die ellendige kerel het in ernst meent. Ik zou
een meisje verachten dat op zulk een advertentie
schreef, maar nog veel meer den man die de adver
tentie had ingezonden."
„Wee3 niet te streng voor hen. Alle menschen heb
ben verschillende idealen en van allerlei soort men
schen heeft men noodig op de wereld. Jouw soort
vraagt geen man of geen vrouw per advertentie, maar
onze stand is zelf niet zoo onberispelijk, dat wij ons
veroorloven kunnen steenen te werpen op mensehen,
die trouwen per huwelijksadvertentie."
„Ik vind het zoo min. Iets wat een winkelmeisje
misschien zou doen."
„Niets minder of veraeliterlijker dan je dochters te
vertoonen op de beste markt, zooals de moeders uit de
groote wereld doen", antwoordde Rupert ernstig,
„niets verachterlijker dan een man naloopen zooais
massa's meisjes doen, zonder de minste schaamte."
„Maar schrijven op een advertentie staat haast ge
lijk met- vragen aan een man of hij met je trouwen
wil."
„Het kan wel zijn; maar toen de oude Donker ver
leden jaar zijn vrouw verloor, hebben een menigte
vrouwen hem geschreven, en aangeboden of ze met
hem wilden trouwen! H ij heeft het mij zelf verteld,
en dat waren vrouwen van onzen stand, van goeden
huize en ze hadden een goede opvoeding gehad. Het
is een troost dat hij ze allemaal bedankt heeft-.''
„Ellendige wezens! het is geen wonder, dat de man
nen hun eerbied verliezen voor de vrouwen, indien ze
denken dat wij allen tot zulke dingen in staat zouden
zijn."
„Dat denken wij niet." Rupert, die eerst op zulk
een minachtenden toon gesproken had, was nu weer
vriendelijk zooals altijd. „Wij kennen het onder
scheid tussehen een echt vrouwelijke vrouw en een
andere.
Er zijn gelukkig nog een massa vrouwen van da
goede soort", en Rupert bukte plotseling en nam d«
twee kleine handjes van zijn nichtje in de zijne.
„Je gaat toch niet- weg?" riep zij uit. „Ik wou zoo
graag, dat je even naar Bébé kwam kijken, en er zijn
nog duizend andere dingen die ik je zeggen wou."
„Het spijt mij, maar die duizend dingen moeten wij
voor een volgenden keer bewaren. Ik heb een af
spraak om vijf uur, daar kan ik niet af."
„Jo zet dan een advertentie voor het jonge meisje,
hé?"
„Ik zal het jonge meisje niet vergeten èn ii
propos, Cicely", hij keek een klein beet-jo bedremmeld,
„heb je mij niet verteld, dat je een kinderjuffrouw
moet hebben voor Bébé?"
(Wordt vervolgd).