DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 152. Honderd en vijftiende Jaargang. 1918 DONDERDAG 3 JULI. FEUILLETON. B I N N E nT/Tn D, 17) BABY HOUDT HEEL VEEL VAN JE. POSTKANTOOR TE ALKMAAR. Lijst van de aan dit kantoor ter post bezorgde brie ven en briefkaarten, welke wegens onbekendheid van de geadresseerden niet zijn kunnen worden uitgereikt. Brieven. Mevr. erhoeffGeerdeken, Amsterdam. V. Dekker, Haarlemmermeer. Mej. G. Dekkers, Hoorn. Burgemeester, Stompetoren. A. Wolters, Tilburg. D. Haarman, Zevenhuizen. Hn. Dil, K. Zaandijk. Briefkaarten. J. Pater, Rotterdam. Wed. A. van Huit, ALKMAAR. 3 Juli. Henri de Rochefort, de Fransche journalist, die het eeuwige leven scheen te bezitten, is niet meer. Zijn laatste artikel in la Patrie dateert van 27 Mei en daar hij 83 jaar is geworden, is ten opzichte van hem de gemeenplaats, dat hij gewerkt heeft zoolang het dag- was, geoorloofd. Tnen zijn dood bekend werd, klonk langs de Parij- sche boulevards de mare: „de groote straatjongen is overleden on inderdaad had hij naast enkele goede, de vele ongunstige eigenschappen van een straatjon- gen; hij bezat het talent pakkende scheldwoorden te J inden, hij had humor, hij was driest, maar tevens kwaadsappig en haatdragend en kende noch een stcrk- sprekend verantwoordelijkheidsgevoel noch een groo- ten drang naar waarheidsliefde. V el mocht Arthur Meyer in zijn „Ce que mes yeux ont vu eenige jaren geleden van dezen merkwaardi- gen, schoon allerminst grootschen of karaktervollen man getuigen dat hij was „de groote athleet die-eiken dag klaar stond om het hoofdartikel te schrijven." De uitdrukking athleet lijkt ons buitengewoon ge lukkig gekozen. De Rochefort toch was de man van de journalistieke krachttoeren, die geen ander doel kende dan voor de menigte zijn kunsten te verrichten, haar verstomd te doen staan en.zijn gaven daar aan en daaraan alleen te verspillen. Het middel was hem tevens het doel. Ilij schreef zijn artikel om het artikel, niet omdat hij iets bereiken wilde, of liever iets anders wilde bereiken dan gelezen te worden. Heel zijn avontuurlijk leven schijnt bezield te zijn geweest door den Geist der stets verneint. Zijn leven is 'n roman geweest. Hij was een arme jon gen van adel, heette voluit Henri Rochefort-Lucay. Als klerk in stedelijken dienst leerde hij het ellendige bestuur der Fransche overheid kennen en toen hij in 1859 wegens zijn brutaliteit werd ontslagen, bezat- hij een schat van materiaal voor zijn critisehen geest, waarop hij. journalist geworden, eenige jaren teren kon. Dra kwam hij aan de Figaro en behaalde dade lijk succes met zijn bijtende aanvallen op de regeerins', maar het blad kon hem niet langer handhaven en toen stichte hij de Lanterne, welker schijnsel hem diende om het Keizerrijk op zijn wijze te belichten. Zijn eerste artikel begon met het historisch geworden zin netje: „La France compte trentesix millions de sujets, sans compter les sujets de mécontentements." Van ongewone heftigheid waren zijn aanvallen op Keizer en regeering, zijn vechtaard ontzag niets en niemand, maai hij \erstond do kunst, om nog fijntjes en zwierig zelfs de gemeenste dingen te zeggen. De eene boete volgde op de andere zijn vrienden betaalden ze al len. Hij werd in de gevangenis gezet en als hij ontslagen zou worden stoud een juichende menigte hem te wachten. Poen de volkswoede keizerin Eug-e nie uit de Tnilerieën verdreef, werd Rochefort in de regeering benoemd, maar het duurde slechts heel kort, omdat zijn vrienden inzagen, dat ze zich in hem \eigist hadden. Ilij miste de gave van organiseeren, was slechts te gebruiken als vrijbuiter der openbare meening, doch stichtte overigens maar wanorde door zijn gebrek aan tucht, vooral aan zelfbeheersching. Ook was hij niet lang lid van de nationale vergade ring- hij moest immers overal „tegen" zijn. Nadat Napoleon was afgezet, was hij dadelijk tegen de nieuwe regeering. Weldra werd hij tot verbanning veroordeeld en overgebracht naar Nieuw Oaledonië. In 1874 waagde hij zich aan een avontuurlijke, geluk te vlucht en bracht eenige jaren in verbanning in Zwitserland, België en Engeland door. Met ontzagge lijke geestdrift werd hij na de amnestie van 1880 door de Parijzenaars ingehaald en nog geen week daar- grond en toen de Parijsehe voorstanders daarvan zich j beriepen op de voortreffelijke inrichting te Boedapest loog hij botweg, dat er in heel Boedapest geen onder- grondsche spoorweg was Don gemiddelden courantenlezer wist hij echter ja ren lang te boeien, den lezer, die niet in de allereerste plaats vraagt naar waarheid of leugen, maar voor wie het alleen er op aan komt, of een artikel hem amu seert. De Rochefort wist eindelijk hijzonder actueel te zijn cn juist deze groote journalistieke eigenschap hielp hem vaak over verspeelde populariteit heen, al na had hij weer een courant opgericht l'lntransigeant, heeft zij tenslotte bij de eindrekening niet den door waarin hij zijn vechtlust botvierde tegende re- door L. G. MOBERLY. Naar het Engelsch. o- HOOFD'STÜK VI. „Zou de jonge dame, die Baby Maandagmorgen in een mist heeft thuis gebracht, zoo vriendelijk willen wezen zich aan te melden no. 100 Eaton Square s morgens tusschen elf en één uur?" Die woorden sprongen Christine dadelijk in 't oog- en zij las ze steeds weer over uit de courant die zij voor zich had en steeds met toenemende verbazing. Het was Vrijdagmorgen, twee dagen na de ongelukki ge bezoeken het eene aan het gesloten huis in Bays U ater, het tweede aan die onbeschaamde juweliers en het kostte haar moeite naar de Volksbibliotheek te komen, maar zij begreep dat zij geen middel onbe proefd mocht laten om werk te vinden. Den dag te voren was zij genoodzaakt geweest in bed door te enffön, want^ die Woensdag- zoo vermoeiend, zoo vol emotie dien zij bijna geheel met slecht weer op straat doorgebracht was gevolgd door een naren nacht zij had koorts gehad en pijn in de leden en Donderdag s morgens kon zij haar hoofd haast niet van haar kussen oplichten. Maar op Vrijdagmorgen, was zij zich met schrik bewust, dat iedere dag- haar nader bracht aan het oogenblik dat zij geen cent meer be zitten zou; zij deed dus een bovenmenschelijke poging geering. in de Boulangistisehe periode werd hij op- nieuw tot verbanning veroordeeld en na de amnestie van 1895 keerde hij in Frankrijk terug. Weer greep hij naar de pen, die hij doopte niet in inkt, doch in vi triool en men herinnert zich wellicht zijn scheldarti- kelen uit den Dreyfustijd, waarin hij op niet te over treffen wijze allen beschimpte en belasterde, die het waagden de herziening van het befaamde proces voor tc staan. Dreyfus' eerherstel is eindelijk gelukkig gekomen maar de Eocheforts invloed sinds dat oogenblik getaand. Hij werd hoe langer hoe minder ernstig genomen in zijn „verneinen" en hoe meer hij schold en tierde, hoe meer ook de grofheid in zijn aanvallen de fijnheid van weleer ging vervangen, des te kleiner werd zijn aanhang. Voor het reuzen-succes van vroeger kwam het laeh-succes in de plaats eu bit ter kon liij dikwijls zeggen: „Als ik nu verbannen werd, zouden geen dozijn menschen me meer van het station komen afhalen." Zoo was liet inderdaad het volk had leeren inzien, dat hij geen steunpilaar, doch slechts afbraak was. Zijn grootste verdienste is wellicht geweest, dat hij, de ontembare vurige journalist, velen jongeren, die zich-zelf beter in bedwang hadden, het schrijven heeft geleeid. Waar hij zich vertoonde en hij vertoonde zich veel, in de Kamer en op het sportterrein, in schouwburg en rechtzaal en op tentoonstellingen werd hij dan ook door zijn colleg-a's met onderschei ding behandeld. Onder het vele dat hij haatte behoorde natuurlijk ook Duitschland. En toen de Duitsche journalist Paul Block hem on langs vertelde dat hij naar zijn vaderland terugkeerde, zeide hij met een vriendelijk glimlachje hoosaardig: „Een vaderland is altijd goed,ook al is het Duitsch land. En toen hij merkte dat hij te ver gegaan was, voegde hij er aan toe: „U moet me niet ver keerd begrijpen; ik ben een echte Franschman en kan mijn jeugd niet vergeten. Wij hebben heide onze lan den lief en zullen er niets van zeggen. Ik bedoelde: ik kan me niet voorstellen, dat i k ooit een Duitscher had kunnen worden." Hij haatte Duitschland zoo zeer, dat hij ook voor zijn vroegere vrienden, die streefden naar een betere verstandhouding tusschen beide landen, zooals Wal- deck-Rousseau, Combes, Clemenceau slechts gevoelens van haat over had. Tegen Clemenceau, de 72-jarige, die thans dagelijks nog zijn frissche, opbouwende cri tiek schrijft, was hij lang niet opgewassen. De verge lijking van een tijger met een dollen kater zegt in dit opzicht alles. an zijn vechtmethode tenslotte een tweetal staal tjes. Over de regeering schrijvende, verklaarde hij plomp„Men kan in Bicêtre (wij zouden zeggenin Medemblik, in Duin en Bosch, of in Meerenberg) zoeken zooveel men wil, zoo'n idioot als onze minister van binnenlandsche zaken zal men er niet vinden." Hij haatte den spoorweg- beneden den beganen om op te staan, kleedde zich aan en meer dood dan le vend sleepte zij zich zelve voort naar de bibliotheek, om de eentonige advertentie-kolommen in de verschil lende nieuwsbladen na te gaan. En toen zij al de ad vertenties had gelezen, allen met de bekende termen, waarin kinderjuffrouwen en dames van gezelschap ge vraagd werden, voor een loon waar een heel gewone keukenmeid zich niet mee zou tevreden stellen, toen sloeg^zij de oogen in het eerste blad van de „Morning Posten vond de advertentie, waar de oogen niet kon afhouden. „Zou de jonge dame die Baby Maandagmorgen in den mist heeft thuis gebracht, zoo vriendelijk willen wezen zich aan te melden No. 100 Eaton Square, des morgens tusschen elf en één uur?" Als er ten minste niet twee Baby's op de wereld wa ren en twee dames die ze in den mist hadden thuis ge bracht, dan was het duidelijk, dat zij de persoon was, die in de advertentie bedoeld werden daar het plein waar liet snoezige kind haar door een opgewonden huisknecht was afgenomen, inderdaad 't Eaton Plein was> twijfelde zij er niet aan of degene die de adver tentie geplaatst had, wilde haar bedanken en mis schien een belooning aanbieden. Een vreeselijke gloed steeg haar in t gelaat toen het woord „belooning" hij haar opkwam; alles wat in haar was verzette zich te gen het denkbeeld beloond te worden voox* hetgeen een dood gewoon staaltje was geweest van haar plicht. Maar tevens kwam er een straaltje hoop in haar op. Het afgetobde jongde meisje beschouwde die adver tentie als een vriendelijke hand die haar werd toege stoken; en ofschoon haar trots haar toefluisterde, dat zij ei geen acht op moest slaan en geen gehoor geven aan het verzoek, het bewustzijn dat het vriendelijke gezindheid geweest was tegenover een totaal onbekend persoon, die de advertentie had doen inzenden, over won haar fierheid. En al ging zij naar No. 100 Eaton slag kunnen geven, wijl de som zijner fouten en zwak- lieden te groot was. Een figuur als de Rochefort is alleen bestaanbaar in Parijs. Daar was hij interessant. In ons land is zoo iemand als journalist niet denkbaar. En gelukkig! j DE KABINETSCRISIS. In verband met de crisis is, zoo meldt de Nederlan der, mr. M. Tydeman, lid van de Tweede Kamer voor het distriet Tiel, tegen vandaag bij de Koningin ont boden. DE RECHTERZIJDE EN HET TARIEF. De R.-K. Tijd blijft aan tariefherziening vasthou den Die tariefherziening het werd door de regeering herhaaldelijk en duidelijk uitgesproken was aan de verzekeringswetten onafscheidelijk vgrbonden, zóó dat het eene niet zonder het andere tot stand kon komen. Dit woord is door de gebeurtenissen van den allor- laatsten tijd niet te niet gedaan. Het blijft voor ons, die met vertrouwen een betere toekomst te gemoet zien, waarin liet thans afgebro ken werk in gelijken geest zal worden voortgezet, zijn volle waarde behouden. Hiermede is voldoende gezegd, dat wij den zonder lingen draai, door dr. Ivuyper dezer dagen ten aanzien van de tarief herziening genomen, volstrekt niet wen- schen mede te maken. Voor zoover door het gisteren medegedeelde, inder daad verbazingwekkend artikel in De Standaard een verandering wordt beoogd van het gemeenschappelijk rechtsche program, moet aan het genoemde blad het recht en de bevoegdheid tot zoodanige verandering worden ontzegd. Daarbij kwam die verandering in eik- geval ontijdig: öf veel te laat öf veel te vroeg. Wij voor ons achten niet op grond van een wille keurige interpretatie van het gebeurde bij den Baby- lonischen torenbouw, maar op grond van economische beschouwing en ervaring een verstandige en gematig de bescherming in het algemeen belang van ons volk. Wij meenen daarbij, dat de ontzaglijke kosten, welke de invaliditeits- en ouderdomsverzekering gaat mede brengen^ uit de hoogere inkomsten, welke de tariefher ziening in de schatkist zal brengen, moeten bestreden worden, omdat een verzwaring- der directe belastin gen tot eenzelfde bedrag aan ons volk in zijn verschil lende rangen, maar vooral aan de middenklassen, on dragelijke lasten zou opleggen. verkregen de aftredende leden mr. II. van der Yegt* en J. M. baron van Yoorst tot Voorst beiden 25 stem men, lioewel rechts slechts 24 mannen telt. Een der linksche leden en naar ons werd medegedeeld, was dit een lid van Ged. Staten, heeft weder op de rechtsche candidaten gestemd. De vergadering werd verdaagd tot Dinsdag 8 dezer, s morgens 11 uur, terwijl dan in de pauze de verkie zing van een lid der Eerste Kamer zal plaats hebben. Gemengd nieuws. VERKIEZING EN BELEEDIGING. De liberale raadsleden J. L. van Eijk en A. J. lJssed- stijn Azn. (laatstgenoemde thans periodiek aftredend) te Gouda hebben bij de politie een klacht ingediend tegen liet bestuur van de anti-revolutionnaire kiesver- eeniging, wegens het verspreiden van een strooibiljet naar aanleiding van de aanstaande gemeenteraadsver kiezingen. Dit strooibiljet onderteekend door het bestuur der anti-revolutionnaire kiesvereeniging, bevat een samen vatting van hetgeen in de Vrijdag gehouden raads zitting, waarin het zeer woelig toeging, is voorgeval len. Het strooibiljet vermeldt o.-a., dat de heer Van Eijk zou hebben gezegd tot den wethouder Van Galen (a--r.) „Gemeene leugenaar, moet je er een doode bijhalen, vanavond liggen jelui weer op je kuietjes t» bidden hè," terwijl de heeren Van Eijk en IJsselstijs zouden hebben geroepen: „Smeerlap, gemeen zijn jul lie" en dergelijke „straattaal," zooals het strooibiljet dat uitdrukt. UIT HOORN. De uitslag van de heden gehouden stemming voor vijf leden van den gemeenteraad is als volgt: Uitge bracht 1589 st. Van onwaarde 6, geldig 1583, vol strekte meerderheid 792, waarvan op de heeren G. J. de Boer, aftr. lib. 775, P. Bos aftr. r.-k. 078, J. W. van Buren Lensink, aftr. lib. 805, J. v. d. Murg, d.-v. 397. N. W. E'nserink Jr., soc.-dem. 499, A. A. D. Gr oner t soc.-dem. 388, J. Telintel Hekkert, a.-r. 483, H. Schot- teelde Vries, aftr. lib. 783, G. Jz. Wonder, lib. 607. Gekozen de heer Van Buren Lensink, aftredend li beraal, en herstemming tusschen de acht overige can didaten. GEDEPUTEERDE STATEN VAN OVERUSEL. Gistermiddag 3 uur werd de zitting- heropend. Vóór tot de verkiezing van drie leden van Ged. Sta ten werd overgegaan, werden alsnog beëedigd de hee ren Ter Horst (liberaal) en Bulten (C.-H.) De eerste, die voor zijne gezondheid te Bad-Nauheim vertoefde en reeds geschreven had niet tegenwoordig te kunnen zijn, was toch nog overgekomen; de laatste werd, be geleid door zijn dochter en zijn echtgenoote, in een auto bij het gebouw gebracht. Blijkbaar was deze tocht erg vermoeiend voor hem. Afwezig was slechts 1 lid, de heer Jets, S. D. A. P. Mr. van der Vegte, baron van Voorst tot Voorst, werden herkozen; in de plaats van het niet herkozen statenlid 13. Berends Azn. (O. H.) werd gekozen de heer A. baron van Dedem (O. II.) niet herkozen Twee de Kamerlid. Tot buitengewoon lid werd herkozen de heer prof. M. Noordtzij. Opmerkelijk, zegt het Hbld., dat toch in Overijsel's Staten telkens verrassingen moeten voorkomen. Zoo Square, dan behoefde zij immers nog niets aan te ne men; zij wilden haar misschien alleen maar bedanken, omdat zij het kind veilig en wel had thuis gebracht, dat was heel natuurlijk en het zou al heel lomp van haar zijn als zij niet bedankt wilde worden. In haar opgewondenheid vergat zij de adressen van sommige advertenties op te schrijven; voor het eerst sedert zij de Volksbibliotheek trouw bezocht, ging zij de deur uit zonder een lijstje met namen mee te ne men voor brieven die zij moest schrijven en waarin zij haar. eigen hoedanigheden moest opsommen in het op passen van kinderen of het amuseeren van oudere menschen. Zij had er heelemaal niet aan gedacht, het velletje postpapier uit haar zak te halen, dat zij trouw meebracht op haar morgenbezoek, zoo vervuld was zij niet haar tocht naar Eaton Square. Het was haar nog- niet mogelijk hard te loopen, zij keerde dus lang zaam naar huis terug om zichzelf wat „op te knap pen", zooals zij het zelf uitdrukte, voordat zij het waagde haar intrede te doen in een voor haar nieuwe wereld. Haar hart klopte luide, toen zij aan de schel trok van het groote huis op het E'aton-Plein en hetzij uit vermoeienis of uit zenuwachtigheid, maar haar beenen trilden zoo vreeselijk, dat zij zich aan den muur moest vasthouden om niet te vallen. Een huis knecht deed de deur wijd open een lange man met een aanmatigend voorkomen een geheel ander ge zicht dan liet goedhartige, dwaze gezicht van James, die het kind met het roode manteltje uit haar armen genomen had. Deze man nam het meisje van 't hoofd tot de voeten op, een blik, waarin zoowel nieuwsgie righeid als minachting sprak; die blik ontnam Chris tine ook het beetje moed, dat haar was overgebleven. „Zou ik mevrouw ook kunnen spreken?" vroeg zij. ,,V at wou u van haar hebben?" „Er stond van morgen een advertentie in de „Mor ning 1 ost antwoordde het jonge meisje met bevende UIT EG-MOND AAN ZEE. Gister was Egmond in feestdos gekleed. Reeds vroeg in den morgen wapperde van alle openbare gebouwen en vele particuliere huizen de driekleur in de frisscha Noordenwind. In weerwil van de dreigende regenluch ten was een groot aantal vreemdelingen reeds in den morgen naar onze badplaats getogen, terwijl elke vol gende tram weer nieuwe bezoekers aanvoerde. Een mooi en treffend deel onzer historie zou aan schouwelijk voorgesteld worden: de landing van den Prins van Oranje te Scheveningeu op 30 November 1813. Even na 12 uur vertoonde zich H. M. Evertsen op de kust, door Z. E. den Minister van Marine ad in terim welwillend tot opluistering, der landing ter be schikking- van de feestcommissie gesteld. Terwijl de muziek van Gebr. Dekker zicli in het dorp liet hooren, werd de reddingboot der Noord- eu Zuid-Hollandsche Reddingmaatsehappij in gereedheid gebracht. 1 ogen half twee koos ze het ruime sop. Wel werd veel van de zeemanskunst van den schipper gevergd, doch binnen een kwartier was de boot door de vrij lievige branding geworsteld en wachtte, op ruim dui zend meter uit den wal de komst af van het vaartuig, dat den Prins en zijn tochtgenooten naar Egmond zou voeren. Deze waren intusschen te LTmuidcn aan boord van den steamtrawler „Juliana" gestapt. Half drié kwam het vaartuig in 't gezicht, verwel komd door 21 saluutschoten van den oorlogsbodem. De ontscheping, te midden van de woeste baren, had spoedig plaats en de reddingboot bracht zijn last vlug aan het strand, waar dadelijk de optocht gevormd werd. Omstuwd door een duizendkoppige menigte, richtte de stoet zich naar het raadhuis, waar de toespraken van Van Hogendorp, Van der Duin van Maasdam en an Limburg Stirum door den Prins werden beant woord. Daarna geschiedde een ommegang door de gemeente. Een muziekcorps en verschillende draaiorgels hiel* stem, „ik moest komen tusschen elven en eenen en daarom kwam ik oor een betrekking? De toon van den man ver anderde geheel en at, nu sprak hij met groote min zaamheid. „O, kom dan maar binnen, ik zal vragen of mevrouw u ontvangen kan." ..De betrekking!" Christine keek den man met groote verbazing aan li zei zachtjes: „Ik weet niets van een betrekking. Daar kom ik niet voor. Maar in de advertentie stond dat ik komen moest tusschen elven en eenen." „Kom binnen", sprak de man kortaf. Want Hen drik, de eerste knecht, vond, dat mevrouw geen adver tenties in de courant moest zetten zonder er de be dienden mee bekend te maken. „Ga hier zoo lang zit ten, ik zal aan mevrouw vragen-of zij tijd heeft u ts ontvangen." Als Christine normaal geweest was en zich gezond had gevoeld, zou de ontzettend deftige en voorname manier van spreken van den man haar zeer geamu seerd hebben. Maar met haar ten hoogste gespannen zenuwen, haar trillend en uitgeput lichaam, had zij gi-ooten lust het huis uit te loopen of in snikken uit te barsten. De hall, zoo heerlijk warm met een zacht tapijt op den vloer, welriekend door de massa bloe men die in groote potten onder aan de trap stonden en rustig en kalm, zooals in de meeste huizen waar alles ordelijk toegaat, benauwde haar. De plechtige klank van een oudorwetsche klok in den boek, deed de stilte des te meer opvallen en Christine voelde een woeste begeerte in zich opkomen het uit te gillen en in een schaterlachen uit te barsten, enkel en alleen om de stilte te verbreken die als een nachtmerrie op haar drukte. „Wil u mij volgen als 't u blieft?" (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1913 | | pagina 1