DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
militie!
Wandelingen.
No. 159
Honderd en yQftiende Jaargang.
1913
ZATERDAG
12 JULI
Herhalingsoefeningen*
FEUILLETON.
DINSDAG 15 JULI 1913,
De Jaehtaete.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar fO,SO; franco door het geheele Rijk fl,—
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat, ©roote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Dit nummer bestaat uit 3 bladen.
Inlevering wapenen, kleeding,
uitrusting enz.
Gevonden voorwerpen.
ALRMAARSCHE COURANT
in—ii iii i in li" ii i mm i i ii i i mi i i—i—*""
De BURGE'MEESTER der gemeente ALKMAAR
gelast, krachtens bekomen -aanschrijving, op grond
van art. 80 in verband met art. 114 der Militiewet
(Staatsblad 1912 No. 21)den onderstaand-en hier wo
llenden verlofganger, om zich, ter bijwoning' der her
halingsoefeningen, bij zijn korps te vervoegen.
Te Regiment Infanterie, lichting 1907, garnizoen
Amsterdam
8 September 1913. HENDRIK VAN HOUTEN.
Den verlofganger wordt, hierbij gewezen op de na
volgende bepalingen:
24)
door L. G. MOBERLY.
Naar het Engelscb.
HOOFDSTUK VII.
HET IS EEN QUAESTIE VAN LEVEN EN
DOOD.
„En de prins had het aardigste gezicht van d'e heele
wereld.^ Hij was niet precies mooi, maar hij zag er
sterk uit en als je hem maar aankeek dan wist je dat
hij goed was. En zijn oogen waren glrij-s van kleur en
heel vriendelijk en
„En had hij een witte jas aan, heelemaal schitte
rend wit en een zilveren kroon op zijn hoofd?"
Met haar luid gebiedend stemmetje viel Bébé de
droomerige stem van Christine in de rede en haar
mollige vingertjes met kuiltjes overal vatten de hand
van het meisje en schudden die, om haar aandacht te
trekken, want baby had een vaag besef dat Christine
afgedwaald was met baiar gedachten van het sprookje,
dat zij bezig was te vertellen. „Had de prins een witte
jas aan?"
„Ja, dat denk ik wel", antwoordde Christine, een
oógenblik aarzelend en blozende toen eensklaps een
visioen zich voor haar geest vertoonde vam een lange,
gestalte in een donkerblauw serge costuum van zeer
goeden snit; het leek echter niets op een zilveren wa
penrok; „hij deed een wapenrok aan wanneer hij uit
ging om een diraak te bestrijden, maar wanneer hij in
■het kasteel was met d'e lieve prinses, dan droeg Hij
een fluweelen buis, donkerblauw fluweel en een zil
veren kroon op zij'n' hoofd."
De BURGEMEESTER van ALKMAAR brengt
ter kennis van de verlofgangers der Landweer, die in
1906 naar de Landweer zijn overgegaan, VOOR ZOO
VER ZIJ IN HET LAATSTE JAAR VAN HUN
NEN DIENSTTIJD ZIJN, dat door den Comissa-
ris der Koningin in d'eze provincie is bepaald, dat de
INLEVERING van al de hun voor Rijksrekening
verstrekte voorwerpen met uitzondering van het zak
boekje, door bedoelde landweerplichtigen, voor zoover
zij in het register van verlofgangers der Landweer
dezer gemeente voorkomen, moet geschieden op
des voormiddags ten 9 ure, voor zooveel betreft de
manschappen behoorende tot de Infanterie en de Hos
pitaalsoldaten en des voormiddags ten 11 ure voor
zooveel betreft de manschappen van de Vesting-Ar
tillerie, Genietroepen, Pontonniers en Administra
tietroepen, in de Cadettenschool te Alkmaar, aan de
Wilhelminalaan aldaar.
Hij noodigt mitsdien bedoelde verlofgangers uit op
den genoemden datum en de aangegeven plaats aan de
hun bij art. 31 der Landweerwet opgelegde verplich
ting tot inlevering' te voldoen en brengt voorts in
herinnering de navolgende bepalingen voorkomende
in de „Regeling" voor die inlevering, vastgesteld bij
beschikking van den Minister van Oorlog van 7 Mei
1913, Vie Afd. No. 24:
„Indien de verlofganger wegens geldige redenen
verhinderd is persoonlijk de inlevering te doen, dan is
hij, of zijn c. q. zijne naastbestaanden gehouden, er
voor te zorgen, dat de inlevering door een ander ge- f
schiedt. Van de geldigheid der redenen van verhin
dering moet blijken uit een bewijs, afgegeven, c. q. ge
legaliseerd, door den Burgemeester en bij de inleve
ring over te leggen door den persoon, die d'e inleve
ring doet.
Met nadruk wordt den manschappen er op gewezen
dat zij bij de inlevering IN BURGERKLEEDING
moeten verschijnen.
Overtreding of verzuim van de betreffende bepalin
gen der Landweerwet wordt gestraft op de wijze als
is aangegeven in de artt. 32, 33, 35bis, 35ter en 36 dier
Wet.
De Burgemeester voornoemd,
J.AN DE WIT, lo. Burgemeester.
„En de prinses leek precies op jou", zeide Bébé lief
kozend, terwijl' zij haar blond hoofdje dichter tegen
Christine's borst d'rukte en het meisje aanzag met
oogen vol verrukking, „juiBtti precies op mijn mooie
dame."
Christine glimlachte en speelde met de lange krul
len van het kind; ze boog zich tot haar oveir om het
opgeheven gezichtje te kussen),
„Jij bent een klein aapje, B'ébé, en een klein vlei-
stertje. Je moet Christine niet een mooie dame noe
men. Zij is volstrekt niet mooi en ze is heel gewoon
jouw juffrouw."
„Bébé zal Christine juist precies noemen zooals ze
zelf wil", antwoordde het kind epj zij sprak die woor
den uit met een beslistheid die men wel meer op
merkt'bij een eenig kind', dat veel met groote men-
schen omgaat, „Christine is een heel mooie d-atae en
Bébé houdt veel van haar."
„Bébé is een klein gansje; 'komaan, wij moeten ons
aankleeden en gaan wandelen in d'e zon en eens kijt-
ken wat wij vinden kunnen onder die mooie boomen."
Zij zette het kind van haar schoot, haalde het r'oode
manteltje waarmee zij Bébé voor 't eerst gezien had
en deed het het graeieu.se persoontje aan; zij trok het
kapje over de blonde krullefi.
Het Was nauwelijks veertien dagen geleden sedert
Christine in betrekkin'g gekomen was bij Lady Cicely,
na een samenkomst die precies was afgelbopen zooals
Rupert lachend voorspeld) had. Christine werd aange
nomen als kinderjuffrouw van Bébé. De getuigschrif
ten d'ie het jonge meisje had overgelegd van me
vrouw Donaldson, waar zij in betrekking geweest
was, van een ouden predikant d'ie haar in Devonshire
gekend had en van dén advocaat van haat vader wa
ren Cicely voldoende, ofschoon de familie Donaldson
naar Canada vertrokken was, de oude predikant over
leden en de advocaat naar Zui'd-Afrika verhuisd.
-Zij kijkt heel oprecht; ilk weet zeker dat zij oprecht
is", zeide het jonge vrouwtje later tiot Rupert; „en
zij was buiten zich zelf van vreugde en dankbaarheid
lo. dat de miliciens-verlofgangers die verblijf hou
den in de plaats van opkomst, zich op den dag
voor de opkomst bepaald, uiterlijk te 8 uur voor
middags bij hun korps moeten aanmelden;
2o. dat de miliciens-verlofgangers die verblijf hou
den binnen 20 K.M. van de plaats van opkomst,
op den dag voor de opkomst bepaald, uiterlijk te
10 uur voormiddags bij hun korps aanwezig moe
ten zijn;
3o. dat de overige miliciens-verlofgangers zich bij
hun korps moeten aanmelden: voor zooveel zij
binnen het Rijk gevestigd zijn, op het tijdstip,
waarop zij aanwezig kunnen zijn, indien zij zich
op den dag, voor de opkomst bepaald, met het
eerst vertrekkende middel van versneld vervoer
langs de op de vervoerbewijzen aangegeven route
naar de plaats van opkomst begeven, of, indien
bij gebruikmaking van een later vertrekkend
middel van versneld vervoer langs diezelfde route
zulks mogelijk is, uiterlijk op het sub 2o. aange
geven tijdstip en voor zooveel zij buiten het Rijk
gevestigd zijn, vóór 4 uur namiddags.
Voor zooveel de milicien door ziekte of om eene
andere reden niet tot den werkelijken dienst kan i
overgaan, wordt hij verzocht daarvan vóór het tijd- S
stip voor de opkomst bepaald, ter gemeente-secretarie
mededeeling te doen.
De Burgemeester voornoemd,
G. RIPPING.
Alkmaar, 9 Juli 1113,
Een zakschaartje, eenige sleutels, een haakpen,
twee rozenkranzen, drie portemonnaies met geld, een
geldlstuk, drie lorgnetten en een ketting' van een lorg
net, een notitieboekje, een ceintuur, een dames-para-
pluie, eenige sigarenkistjes, een zilveren vingerhoed,
een zilveren ringetje, een bloedkoralen armband en
een kruiwagen.
Alkmaar, 9 Juli 1913.
De Commissaris van Politie,
W. Th. VAN GRIETHUIJSEN.
Nadruk verboden.
JULI.
Juli >of Zomermaand is de tijd der vacanties voor
vélen. Waar d'an heen? Er zijn zoo véle aantrekke
lijke plekjes, vooral gindS; waar de toppen der bergen
in de verte verwazen, waar men zoo zacht kan deinen
op het blauwe bergmeer, waar alpenklokjes en edel-
weisz lokmiddelen vormen, voor de tourist-en. Dan
vergeet menigeen, dat ook onis vaderland' mooie plek
jes heeft, al' vindt men er nergens het trotsehe en
woeste, d'at de bergstreken zoo bekoorlijk maakt. Doch
we hebben er onze onvolprezen duinen miet een zoo rij
ke fauna en flora, als dle bergen ons niet kunnen ge
ven; we hebben er het mooie strand met zijn eeuwig
durende golvenzoom en zijn ozonrijke lucht, die de
spieren staalt en den moedelooze nieuwe opgewekt
heid brengt. We missen er de donkere wouden der
berghellingen, maar op vele plaatsen treffen we er
toch aan mooie loofboomen, die heerlijke bosehjes en
lanen vormen, terwijl het staatsboschbeheer voort
gaat met op vele plaatsen de bossehen tot schoone
ontwikkeling te brengen-. Al d'ie zaken maken onze
duinen aantrekkelijk, ook voor den vreemdeling, én
wanneer men eens zou tellen, hoeveel Duitsehers, En
gelsehen, Franschen enz. zich wel in Juli en Augustus
ophouden in de duinen tusschen die Lauwer» en d'e
Schelde, dan zou -men tot een gr'oot aantal duizenden
komen.
En nu is het jammer, dat er nog zoo weinig Neder
landers zijn, die hun eigen land en vooral de duinen
nog zoo weinig kennen. Ja, wel gaan veel dagjes
mensehen er helen, om te plukken de mooie blauwe
krui'sdistels en andere planten, die thuis weldra ver
dorren en sterven, doch zij. werken zóó zeker niet mee
tot verbooging van het natuurschoon. Daar'om heeft
men dan ook op verschillende badplaatsen reeds het
plukken van planten verbod'en. Ze zijn dan ook ner
gens mooier, dan in de natuur zelve.
In Juli is de flora er op zijn mooist en enkele doch-
terkens er van mogen heden door ons bekeken wor
den. Laat ons d!an even st'ilistaan bij dit veldje met
parnassia's, welke planten in den parnassiapan, te
Bergen aan Zee, bescherming ondervinden.
De Parnassia palustris heeft, mocie witte bloemen,
door de Duitsehers „studentenroosjes" geheeten.
Wanneer men ze aandachtig beschouwt, merkt men,
dat ze in schoonheid niet onderdoen voor vele andere
duinbloemen. De vijf ivoorwitte bloemblaadjes ver-
toonen doorschijnende aderen, die aan d'e boveneinden
samenkomen. De vijf meeldraden met stevige helm-
knoppen zijn glinsterend wit en buigen zich eerst op
den dikken stamper, om zich na deze bestuivingsbewe-
ging weder op te heffen; meermalen doen de helm
knoppen dit beurt om beurt, soms ook twee of drie
tegelijk. En nu is er nog wat bijzonder moois te zien.
Tusschen de meeldraden vindt men vóór de bloembla
den geelgroene honigbakjes en op den rand van elk
staan, als het ware, gouden speldjes-, die te zamen zui
ver regelmatige kammetjes vormen. Voor elk bloem
blad staan elf, soms dertien, van deze knopjes-, telkens
het dikste in het midden, terwijl d-e andere naar beide
zijden evenredig in grootte afnemen. Treffend mooi,
voorwaar! De langgésteelde wortel-bladen zijn gaaf-
randig en hartvormig eirond. Elke stengel draagt
slechts een zittend schutblad, d'at eenigs'zins puntig
uitloopt; de voet hiervan is-'toegeslagen. De bloem
stengel is dun en scherpkantig en krijgt dikwijls eene
lengte, van twee decimeters. De bloem, d'ie honigrijk
is, wordt bezocht, door talrijke insecten, die tevens de
stempels bepoeieren. Het pamaskruid wordt gere
kend tot de familie der Saxifragaceeën of steenbreek-
achtigen en is hij de boeren niet bemind, daar zij mee-
nen, dat dit plantje de oorzaak is van leverziekte- bij
schapen en daarom wórdt het dan ook wel „ongansch-
bloémpje" genoemd. Stellig berust deze meening op
een misverstand!, doch wel vind't men de Parnassia op
plaatsen, waar het poelslakj-e, dat de lever-botjes tot
eerste ontwikkeling br-engt, dikwijls menigvuldig
voorkomt, dl. i. op lage; drassige hei- en veengronden.
En daar kan men meteen ontmoeten de Pirola ro-
tundi folia, het rondbladig Wintergroen, met zijne
altijd groene bladeren, die vooral zoo mooi zijn in
Juli en Augustus, wanneer deze Pirola prijkt met
eenige bloempjes en knopjes- aan haar kaarsrecht
stengeltje. Vooral de bovenste blaadjes van het rozet
zijn mooi frisch en -gaaf, de onderste zijn gewoonlijk
min of meer- verdord. Ojp het eerste gezicht af zou
den we niet beweren, hier met een Eri-cacée te doen te
hebben, want de Pirola schijnt niets te gelijken op de
fraaie dop- en -struikheide. Doch de algemeene ken
merken doen haar onder deze familie rangschikken.
We willen even de mooie, klokvormige 'bloempjes
bezien en dan bewonderen we onwillekeurig het melk
witte van de vijfbladige kroontjes; dié gesteund wor
den door vijfslippige kelkjes-. Aardig -steken hierbij
af de oranjekleurige helmkno-pjes van de tién korte
meeldraden, waarbinnen verborgen is het dikke, me-
loenvormige vruchtbeginsel, dat tot een vijfh-okkig
doosvruchtje uitgroeit. In genoemde maanden vindt
men deze ron-dbladige Pirola op veenachtigen grond,
in de duinvalleien en ook in bossehen, en dat zij deze
plaatsen gaarne uitkiest), is natuurlijk, daar ze ge-
j bruik maakt van het voedsel, haar door rottende plan
ten geboden, waarom men haar tot de saprophyten of
afvalplanten re-kent.
De Pirola minor, die zich kenmerkt door holronde
bloemkroontjes, komt dikwijl-s aan dezelfde plaatsen
voor als rotundifolia, doch meestentijds in mindere
hoeveelheid.
Veelvuldig komt in onze duinen voor het Jacob's
Kruiskruid' (Sene-cio Jaeobaea), en hierop leeft de
Jacobsvlinder (Euchelia Jaeobaea), waarvan de rups
zich uitsluitend met de bladeren en bloemen dezer Se-
necio voedt. Eeschouwen we nu de rups van dezen
nachtvlinder ten opzichte van het Jacobskruid, dan is
zij, wanneer we de plant met een beschermend oog
aanzien, schadelijk. Doch, wanneer we de plant be
schouwen als een lastig onkruid), wat ze voor den
landman toch eigenlijk is, hoe schoon hare, gouden
bloem-sterretjes- -er ook mogen uitzien-, dan is de rups
als eenazegen te beschouwen, daar zij van geen enkel
ander gewas ooit een 'blaadje zal gebruiken. Datzelfde
kan van niet vele rupsen en vlinders beweerd worden.
Wanneer men in den zomer komt o-p eenie plaats; waar
het Jacobs Kruiskruid groeit, zal men er stellig den
Jacobsvlinder vinden, -en- vrij gemakkelijk valt hij in
het oog door zijne-roode en bruine vlengelkleuren. In
het bruin van de voorvleugels ziet men roodfe vlekken
en een roode streep, waarnaar de Duitscher deze
soort Bloedvlek noemt. Bij dit bruin en rood van de
vleugels steekt aardig af het zwart van het achterlijf,
van de pooten- en van de stevige sprieten. Ook de
rups van den Jacobsvlinder is- een aardig diertje, flu
weelachtig en dan regelmatig zwart en geel gestreept.
Zij voedt zich met de -bladeren van het Jacobskruid,
maar ze heeft ook gaarne de bloemhoofdjes, waarin ze
heel wat verwoesting kan aanbrengen^ door er alleen
de schijf- en straalbloempjes- van te verorberen, zoo
dat dan alleen de harde, witte haren van den haar
krans overblijven. In het midden van den zomer zijn
de Jacobsrupsen volwassen. Ze vervaardigen dan een
spinsel, waarbinnen ze tot het volgend voorjaar, dik
wijls tot in Mei, in den poptoestand verblijven, 't Is
daarna- bijna niet te- -gelooveni, dat het gestreepte rups
je in^zoo'n mooi vlindertje kon veranderen. Blijven
de wijfjes dan gaarne op d'e bloemen zitten, de man
netjes vliegen liefst rond-, o-m hunne mooie r'oode
fleuren in het zonnelicht te doen Schitteren. Toch
moet de Jacobsvlinder tot de Nachtvlinders gerekend
v orden, waarom men dan ook des avonds de me-este
exemplaren om de nu bekende planten ziet fladderen.
Aangezien het. Jacobskruid hoofdzakelijk voorkomt
op hooge gronden en in de duinen, zal men ook daar
de Euchelia Jaeobaea het meest aantreffen. Rups en
vlindier, die heide aantrekken door kleur en teekening,
kan men alzoo gerust laten leven, tenzij men het be
doelde kruiskruid wil sparen.
Uit het gegeven voorbeeld ziet men, dat sommige
planten ook weer bepaalde diervormen tot zich trek
ken. Daarom is het waar, dat men ook de meeste in
sectensoort-en zal vinden op plaatsen met de grootste
verscheidenheid aan planten. Juist daarom ook zijn
flora en fauna der dhinen zoo rijk, omdat er zooveel
verschil in grond en hoogte is.
J. DAALDER Dz.
van het i-dée bij ons te mogen komen."
„D-at wil i'k werkelijk wel gelo-oven", antwoordde
Rupeirt droo<gjes, „nu enfin, h'et kan niet veel kwaad,
i-n ieder geval haar eein maand op pr-oef te nemen. Ik
ben blij, dat je ten minste zoo verstandig geweest
bent baar dat voor te -stellen. In die m-aand kan je
wel merken of zij geschikt, is."
Maar d'e maand was niet preci-es uitgeloopen, zooals
Ru-pert verondersteld had. Lady Cicely was waanzin
nig van angst to-en zij hoorde van een geval van rood-
vonk vlak in de buu-rt, en daar zij niet naar het ka
steel Bramwell 'kon gaan, dat! juist verbouwd werd,
had zij Christine met Bébé onmiddellijk weggestuurd,
naar Graystone. In dat afgelegen gehucht, op de
grens van Sussex, woonde juffrouw Nairne, een oude
dienstbode van de familie Staynes-; zij had een kleine
boerderij en -kon p-ensionnaires- ontvangen. Daa-r le
geerde Christine nu met haar pleegkiiidje de laatste
tien dagen en genoot van dé heerlijke ver-gezichten en
de geluiden die men buiten hoort, wat zelfs in Decem
ber een eigenaardige bekoorlijkheid' heeft.
Voor Bébé was dit boerenerf een voortdurende bron
van genot; en ook voor Christin-© waren de uitge
strekte heidevelden, d'e diepe laantjes en wegen, d'e
bossehen wier zacht bruine tint kleur verleenden aan
de hellingen der heuvels), een welkome afleiding voor
de straten van Londen en d'e vuile Lond'ensche wonin
gen. Het rustige leven in Graystone was -een heer
lijke, veilige haven voor het jonge meisje, dat zoo lan
gen tijd had rondgezworven op een.zee van strijd en
ontbering; haar eenige vurige wensch was- dat zij na
verloop van haar proefmaand genade mo-cht vinden in
de oogen van Lady Cicely en de betrekking behouden
d'ie zij heerl'ij-ker vond d-an zij in haar schoonste d'roo-
men had) durven verwachten. Met een k-lein poney- I
wagentje maakte zij lange tochten- met het kind en
Christine kon niet begrijpen waarom d'e meeste men- I
scben toch zeiden dat er 's winters buiten niets te
zien was. Zij genoot van de uitgestrekte heigezich-
ten; d'e heide strekte ziéh golvend' uit ver weg tot aan
„Waarde meneer Riole, wilt u zoo goed zijn aan
den heer prefect een verzoek te richten, waarin om
de verlenging van mijn jachtpe-rmissie wordt ge
vraagd? Binnen eenige dagen loopt zij af en ik heb
natuurlijk geen zin mij, om dit bagatelletje, onaan
genaamheden op den hals te halen. Het zou extra
de heuvels aan den- horizon, en die heuvelen waren
haast even blauw als de licht-blauwe winterlucht. En
al was dé heide niet meer bekleed' met haar purperen
kleed of met de zacht rose erica, dé verschillende tin
ten bruin, de donker groene dennéboomen en die kleu
rige bladeren van d'e braambesplant waren niet min
der schoon. De eikenboomen in dé smalle laantjes
waren nog met lichtbruine bladeren getooid; en de
bladerlooze boom-em, _de te-ere, ranke berken, d'e zware
esch, de beuk met- zijn glad'den stam, vormden zulk
een fijn kantwerk van takken tegen d'e lucht op den
achtergrond, dat d'e bladërl-oosheid op zichzelf een
schoonheid was. Liet zonlicht verspreidde een stroom
van licht op den landweg, toen Christine en Bébé
kalm voortreden, getrokken dbor den 'kleinen zwarten
ponney, die precies zoo snel als hij er lust in had
voortsukkelde. De leeuweriken zongen in de boo-
fmen; reeds begonnen de lijsters hun voorjaarslied te
oefenen; en Christine genoot, van al die liefelijkheid
om haar heen en lachte luid van levensgenot.
Zij waren een eind den hoofdweg gevolgd, toen zij
op een viersprong kwamen; Bébé wees dadelijk met
haar dikke vingertje naar ee'n van de vier wegen.
"j-ate,", dien kant uit«aan". zei zij, „het is zoo'n
aardig klem weggetje en er is een vijver."
Christine moest, bekennen dat het weggetje een ei-
genaai -lige bekoorlijkheid' had'. Het liep naar beneden
tusschen heggen d-oor, die in dien zomer zeker weelde
rig met wilde rozen begroeid waren en met kamper-
loeli en clematis-; langs een gemeente-weide met een
vijvertje,, waar de zon heerlijk in het water scheen,
liep de weg steeds nhar beneden tusschen bossehen
door, welke aan- beide zijden d'e steile helling begroei
den. Het laantje werd' steeds- smaller en Christine
dacht of het soms uitloopen zou op een grasveld
toen zij eensklaps rechts een open plek in het Bosch'
zag -en- sehoorst-eenen boven een hoogen muur za" uit
steken.
(Wordt vervolgd).