1 Jammer het waschgoed te ver nielen met chloor en wasch- poeders, terwijl de Sunlight ons goed sneeuwwit reinigt zonder het in het minst te schaden zelfs koken is onnoodig. Vergeet dus niet dat ons goed langer zal duren en geen on aangename lucht heeft wanneer de vvasch g e d a a n w o r d t met SUNLIGHT Voor alle jeukende huidziekten SPROKKELINGEN. L 288 (Gedeponeerd ZEEP EWAARBORGO NVERVALSCHT ZONDER SCHADELIJKE BESTANDDEELEN er voorviel. Tot den nacht was hij verborgen geble ven en daarna had hij; zijn hoofd zacht bevrijd en het terrein in zich opgenomen. Bijna zwemmende door het zand had hij de trap weten te bereiken. Wat daarna gebeurd is, weet ik niet, maar, öf de schoone baadster was erg ondankbaar, öf zij heeft hem kranig beloond! Ingezonden mededeel Inge»». als eczeem, gordelroos, dauwworm, netelroos, schurft, vurigheid der huid, winterhanden en voeten, huiduit slag, enz. is Foster's Zalf het aangewezen geneesmid del door haar verzachtende, antiseptische en genezen de eigenschappen, welke haar beroemd maakten in alle deelen der wereld. Volledige gebruiksaanwijzing bij iedere doos. Foster's Zalf (let op den juisten naam) is te Alk maar verkrijgbaar bij de heeren Nierop Slothouber, Langestraat 52. Toezending geschiedt franco na ont vangst van postwissel it 1.75 per doos. VOOB DAMES. HET JONGE MEISJE IN BETREKKING. Als reactie op den algemeenen trek van jonge meis jes naar jongens-H. B. S. en gymnasia, schijnt het, of we nu een toestand zullen krijgen van huishouding- leercnde-jonge-dochteren. „Er zal nog eens een tij 1 komen," zoo redeneeren de ouders, „dat meisjes, die de huishouding door en door kennen, opgeld doen." En ze leven in de vaste overtuiging, dat, wanneer de tijd daar is, dat hun dochter voor zichzelf zal moeten zorgen, zij een gelukkiger leven hebben als betaalde hulp in de huishouding, dan als onderwijzeres, leera- res, kantoorjuffrouw of ambtenares. He kwestie is zeer moeilijk en nadert het dienstbo- denvraagstuk. Zoolang er huishoudens bestaan en zoolang er kleine kinder» verzorgd moeten worden, zoolang kan „moeder de vrouw" het niet alleen af, wanneer zij althans geen „sloof" wil worden, en nog blijk wenseht te geven van haar belangstelling voor het leven van Kaar man. Wie is nu de aangewezen persoon om haar hulp te bieden? Een meisje uit de volksklasse? of een jonge dame, die eenzelfde op voeding heeft genoten? Haar werk is hetzelfde als dat van de huisvrouw, kan tenminste hetzelfde zijn. Waarom zou het te min wezen voor een meisje van beschaving? Voor het meest ruwe werk, natuurlijk, moet een werkster gevonden worden. Zulke werk krachten zijn er echter steeds voldoende, daaraan ont breekt. het in de maatschappij niet. Er zijn nu reeds vele huishoudens, waar mevrouw „het met een juffrouw doet." Doch maar heel zel den geeft de toestand aanleiding tot tevredenheid. Dit ontstaat in den regel, doordat de „juffrouw" zich te kort gedaan acht. Wat is het geval? De juffrouw stelt al haar tijd ter beschikking der- familie. Zij bedingt geen „vrij avondje,noch een „uitgaanszondag." Mevrouw oordeelt, dat zijzelf dat ook niet heeft en gelijke plichten, gelijke rechten de juffrouw heeft vrijaf, wanneer dat zoo eens uit komt. Intusschen vergeet de huisvrouw, dat zij werkt voor haar eigen huishouding, dat het 't kieltje is van haar eigen jongen, waar ze 's avonds nog even een knoop aannaait, en het hoedje van haar eigen kleino meid, waar ze weer een frisch lint.je opzet. Wat zou een toegenegenheid waard zijn, wanneer die reeds was verworven na een paar weken of een maand. Een meisje kan haar nieuwe betrekking aanvaarden met alle toewijding, waarover zo beschikt, ze kan al haar tijd en krachten geven, maar men kan het haar niet kwalijk nemen, wanneer ze haar vroeger milieu niet zoo vlug vergeet en haar gedachten vaak laat wij len bij oude vrienden en bekenden. Eerst wanneer ze een paar jaar bij dezelfde familie heeft geleefd, wanneer zij de verschillende karakters heeft leeren kennen en waardeeren, dan pas kan er van haar ver wacht worden, dat zij voldoende toewijding en liefde bezit, om, evenals de huisvrouw, slechts voor het wel zijn en het geluk der familie te leven. Practisch wil dit zeggen, dat dan pas bepalingen omtrent vrijen tijd, rechten, enz. overbodig zijn geworden. Dat het nog zoo vaak voorkomt, dat jonge meisjes den dag betreuren, waarop zij den eersten stap in het vreemde huis zetten, is alleen het gevolg van een misplaatst vertrouwen op eikaars loyaliteit, dat het maken van bepalingen, zooals die bij het dienstboden- wezen in gebruik zijn, overbodig acht. Ook moet de heele familie inzien, dat een onderdak en de uitkeering van een salarisje geen vergoeding zijn voor de diensten, die de juffrouw hen bewijst. Men moet haar een plaats inruimen in den huiselij- ken kring, en steeds vermijden, dat het. meisje zich als een indringster gaat voelen. Natuurlijk is de „juffrouw" geen volmaakt wezen. Maar dat is mevrouw evenmin. Wat de een goed noemt, keurt de ander af, en omgekeerd. Als regel moet naar de opinie der vrouw des huizes gehandeld worden, doch die der juffrouw dient toch te worden gerespecteerd. Geen van beiden mag uiting geven aan een slechte gehumeurdheid. Dit is een eerste re gel der wellevendheidsleer, waarin men in de huislij ken kring nog maar al te veel tekort schiet. Voor eeh jolig meisje nieti Hefliebbenj voor huis houdelijke werkzaamheden en weinig intellectueeleh aanleg kan een loven als „hulp in de huishouding in derdaad zeer gelukkig zijn, mits men de verhouding van te voren uitvoerig bepaalt, en zich daar stipt aan houdt. DE' PUP OP HET SLAGVELD. Bliicher was een geweldig rooker en de pijp mocht in zijn mond nooit; uitgaan. In oorlogstijd moest er altijd een kist echte «Gouwenaars meegenomen wor den, ook in het vijandelijk land en opzicht daarover berustte bij een „pijpenmoester". Gouwenaars zijn echter breekbare voorwerpen, vooral de stelen. Was er één steel gebroken, dan moesten alle andere pijpen dadelijk worden onderzocht. Als er aan een pijpenkop nog maar een klein steeltje zat, dan dampte de oude vechtjas er dapper op los, maar als er een nieuwe veldslag stond geleverd te worden, dan werd er een nieuwe pijp aan gewaagd. De pijpenmeester had' geen gemakkelijken dienst, gelijk uit het volgende moge blijken. Op den morgen van den bloedigen slag bij Waterloo zat Bliicher te paard en naast hem reed zijn pijpenmeester, de Mecklenburger Christiaan Hennemann. De laatste stak een pijp aan, deed een paar trekken en gaf haar toen aan den maarschalk, Die wou haar juist tusschen de tanden klemmen, toen vlak naast hem een kanonskogel in den grond boorde. Paard en ruiter geraakten onder zand en grint en de pijpenmeester eveneens. De schimmel van Blücher sprong op zij en de pijp lag in stukken op den grond, zonder dat de eigenaar een trekje had kunnen doen. „Wat weerga, die 'beroerde lummel 1" raasde hij, „De duivel zal jullie halen! Ik zal je leeren, den ou den Bliicher de pijp uit den mond te schieten. Hen nemann! Stop me 'n nieuwe pijp, steek ze aan en wacht op me!" Met dezen uitroep ging de oude ijzer vreter den vijand tegemoet. Maar de Franschen hiel den ditmaal stand' en gaven hun posities niet spoedig prijs. Tot in den nacht duurde de bloedige strijd. Na den slag ontmoetten Bliicher en Wellington elkaar. Het gesprek vlotte echter niet best: de hertog kon geen woord Duitsch, terwijl Blücher niets van het Engelsch wist. Wel kende de Duitscher Fransch, maar ook in die taal kon de Engel'schman slechts zwijgen. Er kwam een tolk aan te pas. De hertog- vroeg den maarschalk, hoe het dezen mogelijk was ge weest 's ochtends zoo'n meesterlijken aanval te doen. Bliicher was geen vriend! van veel woorden en zeide „Dat kan ik op de plaats zelve beter uitleggen, laat ons er eens heen rijden". Zoo gezegd! zoo gedaan en weldra waren de ruiters op de plek, waar Blücher's pijp gebroken was. Maar wat was dat? Daar stond warempel nog de trouwe Mecklenburger. Het hoof 1 en één arm verbonden, rookte hij kalm een lange pijp. „Sapperloot, dat is mijn Christiaan Ilenneman", zeide Bliicher verbaasd. „Kerel, wat zie je er uit! Wat doe je hier?" De pijpenmeester keek zijn superieur wei nig vriendelijk aan, toen hij zeide: „Is u daar einde lijk? "Den heelen dag heb ik hier gestaan en gewacht; de eene pijp na de andere hebben de vervloekte Fran schen me uit den mond geschoten. Eens heeft een blauwe boon een lap yleesch uit mijn hoofd meegeno men en mijn eene vuist zal ook wel weg wezen. Dit is nou de laatste pijp". Hij gaf bij deze woorden Blücher de brandende pijp. Deze stak haar dadelijk in den mond en rookte behagelijk door. Toen wendde hij zich tot den standvastigen Hennemann en zeide troostend: „Arme Christiaan, kerel, 't is waar, ik heb je lang la ten wachten, maar zie je ze wouën vandaag ook niet gauw gaan loopen!" GEDICHTEN DIE: OP BED GESCHREVEN WERDEN. Mark Twain heeft bijna alle dichtwerken na zijn jongelingstijd op bed geschreven; gemakkelijk in een kussen leunend, een sigaar in den mond1, had hij dé vroolijkste invallen, en het ieék steed's meer en meer of de bedrust voor hem gepaard ging met toenemend scheppingsvermogen. Ook nog andere poëten hebben, naar een Engelsch weekblad vertelt, voortreffelijke gedichten op bed vol tooid, maar het was dan meestal niet de vrije wil, die hen naar bed deed' gaan, maar de hard'e noodzakelijk heid. Zoo heeft Walter Scott zijn prachtig werk „Ivanlioe" op bed vervaardigd' en gedicteerd'; hij was toentertijd' zeer ziek, maar zijn belangstelling voor de geschiedenis was zoo groot, dat hij niettegenstaande hevige pijnen, steeds doorwerkte en twee secretarissen het geheel' werk dicteerde. Keats schreef een der schoonste en hnrtstochtelijk- ste sonnetten, welke de literatuur kent, op zijn sterf bed'. Ook de geniale schrijver Robert Louis Stevenson heeft tal zijner beste werken op bed geschreven. Daar hij langen tijd lijdende was en tot het laatste levens uur schreef, zijn al zijne latere werken op het ziekbed geschreven. De niet voltooide vertelling „Weir of Hermiston" dicteerde hij zijn vrouw, terwijl hij lievig ongesteld te lied lag. Een in Engeland en Amerika veelgelezen boek „The Road Mender" van Michael Fairlesz is eveneens op bed geschreven. De naam van de auteur is het pseudonym van een jong meisje, dat vroeg stierf. EEN ANTIEK GLAS, DAT NTET ANTIEK WAS. Het Parijsche gerecht hield zich onlangs met een amusant geval bezig. Een Parijsoh kunsthandelaar had langen tijd geleden een Arabisch glas gekocht, doch hij kon er geen kooper voor vinden en het stond achteloos in een hoek van den winkel. Dit kwam doordat de handelaar geen behoorlijke oorkond© voor de echtheid' van het Arabische glas kon vertoonen. Een bevriend kunsthandelaar, aan wien hij zijn leed klaagde, vertelde hem, dat dat gemakkelijk te verhel pen was. Deze vriend verteld'e n.l. dat hij eenige da gen later op reis moest naar den kaukasus, waar hij goede betrekkingen had onder de geestelijkheid' en in het bijzonder een Tartaarschen Mullah tot vriend had, die veel verstand' van oorkonden had. De vriend vertrok. Na geruimen tijd! keerde hij terug en bracht een mooie, met alle mogelijke krullen versierde oor konde mee, waarop te zien was, dat het Arabische g'las afkomstig was uit- de 14de eeuw. Nu moest hij koopers vinden. Eerst wendde d'e handelaar zich tot baron Eclmond de Rothschild. Maar die wilde niet zoo vlug toehappen. Ook in het Louvro had' men eenig wantrouwen en de Berlijn'sche en Londenscho museumdirecteurs durfden het ook niet zoo aan. Eindelijk vond men echter een Duitschen kunsthan delaar, die het glas voor 11.500 kocht ond'er voor waarde, dat de echtheid' door zaakkundigen als onbe twist werd' beschouwd. Ook déze klip werd' met veel handigheid1 omzeild). De deskundigen verklaarden het glas voor echt. De Duitsche handelaar verkocht het na korten tijd voor 20.000 en daarna wisselde het voor den aanzienlijken prijs van 30.000 ten twee den male van bezitter en misschien was de koopprijs van liet Arabische glas wel in de honderdduizend' ge- loopen, wanneer het proces er niet tusschen was geko men. Plotseling werd n.l. de oorspronkelijke bezitter van het Arabische glas door zijn vriend! die eens naai den kaukasus was gereisd, tot betalinig van d'e som van 5000 aangeklaagd, welke deze hem toen had toe gezegd voor het geval dat het glas voor 11.500 ver kocht werd'. Zonder verontschuldigingen onthulde hij voor het n-ererht dn o-uüeele onzuivere geschieden?». En nu (Weet iedérêen dat het mooie Arabische glas in Ket, gé- heel geen Arabisch glas en nog minder antiek is en dat iedereen voor weinig geld een mooi dtocumout van een Tartarenpriester krijlgen kan. STROOI IO E DE NSIGAREN EN BRIEVEN ALS WEERPROFETEN. Het klinkt misschien vreemd', dat een stroohoed als weërprofeet dienst zou kunnen doen, maar toch is het zoo, als het nrttar een Panama- of Bangkok-hoed is. Het zal menigeen wellicht opgevallen zijn, dat hij soms den rand van zijn Panama kan ombuigen, maar een anderen keer weer niet. Op sommige dagen komt die rand weer in zijn-vroegeren stand, op andere blijft hij in d!en stand, waarin hij gebogen is. Dit verschijnsel nu hangt ten nauwste samen met den vochtigheidstoestand van dé lucht. Zelfs als wij niet de geringste wijziging' in dezen vochtigheidstoestand waarnemen, geeft de rand van den stroohoed dien aan. Is dé lucht droog, dan is de rand hard, stijf en onbuigzaam. Hoe vochtiger de lucht wordt, des te gemakkelijker kan men den rand buigen, des te meer verliest hij van zijn oorspronkelijke elasticiteit. Wie een fijn waarnemingsvermogen bezit, kan uit den meerderen of minderen tegenstand' van den rand bij het buigen na eenige oefening gemakkelijk afleiden of de lucht zeer of slechts weinig vochtig is. Toene mende vochtigheid gaat in den regel gepaard' met slecht weer, afnemende vochtigheid' geeft aanleiding droog, goed' weer te verwachten. Zoo kan de stroo hoed dus als hygrometer dienst doen, evengoed' als een weerhuisjë met poppetjes. Sigaren, die uit zeer dToge tabak zijn vervaardigd, zijn uitstekende hydrometers. Tabak droogt slechts zeer langzaam en neemt tijdens het droogproces graag vocht uit' d'e lucht op. Eerst wanneer het tabaksblad' geheel uitgedroogd is, wordt de eigenschap van het opnemen van vocht vermin derd. Wil een sigaar,, uit dergelijke tabak gemaakt, moeielijk branden, dan zal er waarschijnlijk bewol king en regen volgen, brandt zij spoedig en goed, dan kan men op mooi weer rekenen. Het gebeurt wel eens, dat een nauwkeurig gewogen brief, die juist beneden de grens bleef, bij aankomst met strafporto wordt belast. Weegt men hem, dan ziet men vaak, dat de post gelijk heeft, maar ook wel, dat de brief niet te zwaar weegt. Maar het is best mogelijk dat alle drie gelijk hebben: de afzender, de post en de ontvapger. Er zijn namelijk papiersoor ten, welke zeer gemakkelijk de vochtigheid uit de lucht opnemen. Een brief van zulk papier kan na tuurlijk den eenen keer iets zwaarder wegen dan den anderen. Een natuurkundige heeft eens een zeer een voudige vochtigheidsmeter gebruikt: hij bestond uit een pak ongelijmd papier en een briefweger. Een brief met een weger kan ons dus ook vertellen of er mooi weer of regen zal komen. FUCHSIA'S. De fuchsia's, welke de dokter en plantkundige Le- onhard v. Fuchs in de 16e eeuw in zijn „kruidenboek" het eerst beschreef en welke daarom naar hem ge noemd zijn, zijn eerst in het laatst d'er achttiende eeuw sierplanten geworden. Een vriend' van den Ei;-, gelschen bloemenkweeker en botanicus James Lee deelde dezen eens mede, dat hij een nieuwe plant met mooie, hangende bloemen in Wapping bij een arme vrouw had' gezien. Lee reed dadelijk naar d'e aange geven woning om de plant te koopen. De vrouw wil de er echter geen afstand van doen. Zij verpleegde de plant zorgvuldig, omdat deze een aandenken was van haar man, een matroos, die haar uit West-Indië mee gebracht had. Lee beloofde de vrouw echter een nieuw plantje eu bood' haar bovendien al het geld, dat hij bij zich had, meer dan 75 guldten. De arme vrouw kon niet langer weerstand' bieden en zij gaf met tra nen in dé oogen de plant aan den kweeker. Lee nam de plant mee, sneed' er dadelijk stekjes af, plaatste de ze in een broeikas en deed wat hij kon om zoo spoedig mogelijk kleine plantjes te krijgen. Het volgende jaar bezat hij reeds een paar honderd kleine fuchsia's, Die, welke het eerst bloeide, werd als lokmiddel voor koopers uitgestald. Algemeen bewonderde men de schoone en onbekende bloem en een dame gaf er graag- 12 voor. Op d'e eerste plant volgde een twee de, die even snel verkocht werd. Weldra wildé ieder, die het betalen kon, een fuchsia hebben en voordat de zomer ten einde was, had Lee 300 goudstukke;; tot belooning voor zijn gelukkige speculaties, Natuurlijk hield hij zijn belofte ten opzichte van de arme vrouw. Van Engeland kwamen de fuchsia's toen weldra op het vasteland. WAT DE DAMES IN DE HAND DRAGEN. Vroeger droegen de dames een buigzaam, licht wan delstokje in de hand. De geschiedenis verhaalt, dat Constance, de tweede gemalin van koning Robert, ha ren kamerdienaar met den stok de oog-en uitgeslagen heeft. Ook de waaiers behooren tot de oudste vrouwelijke toiletbenoodigdheden. Het allereerst droegen de vrouwen een afgeplukt, groot blad in de hand, waar mede zij zich tegen de zonnestralen beschermden en zich koelte toewuifden. In Europa werden de waaiers het eerst van struisveeren gemaakt. Later namen ze allerlei vormen aan zeer in den smaak vielen een tijdlang, waaiers met een edelsteen of een spiegeltje in het midden. Tijdens de uitvinding der luchtballons kwamen de taschjes in de mode, welke de vorm van luchtballons hadden. Tevoren droeg men de zakdoeken in de hand en deze gewoonte was afkomstig uit een land, dat overigens nu juist niet een voorbeeld van zindelijk heid is: uit Italië. lu Sicilië heeft een verordening bestaan, waarbij aan meisjes en vrouwen werd bevo len, ten teeken dat ze zakdoeken bezaten, er een „zichtbaar in d'e hand te dragen. Dit doekje diende natuurlijk tot sieraad een tweede was er voor het gebruik. In Frankrijk werd de zakdoek een weelde artikel: er waren er die 2500 gulden het stuk kostten en meer De Dominicaner-pater St.. Eustachius te Rouen was bekend wegens zijn prediken tegen 't gebruik van Kostbare zakdoeken. „Ik heb verklaarde hij eens - een jongen man gekend, die op het punt van trou wen stond en alles zoo schitterend mogelijk wensehte in te richten. Hij' deinsde niet terug voor fluweelen en zijden kleeren, voor shawls en diamanten, maar toen hij bij de afdeeling „zakdoeken" kwam en daar las 1200, werd het hem te machtig. En hij bleef ongetrouwd." Te Rouen werd den vrouwen ook het eerst verbo den, zakdoeken in de hand te dragen. Het is ook een tijdlang mode geweest, dat de dames één handschoen aantrokken en den ander geparfu meerd in de hand droegen. De groote bloemstukken, die eveneens in de hand werden gedragen, werden hoe langer hoe kleiner en vonden eindelijk hun plaats op den boezem. In onzen tijd dragen de dames kleine, vaak sierlijke taschjes in de hand onze medewerkster Peet Neel heeft daarmee onlangs op aardige wijze den draak ge stoken. Vroeger waren het pompadours, naar de uit vindster, de markiezin de Pompadour, de maitresse van koning Lodewijk XV van Frankrijk genoemd. De markiezin hield veel van snoepen en eerst borg ze de lekkernijen in haar zak; dit werd haar echter te las tig en toen maakte ze zelf een taschje, dat ze in de hand en aan den arm dragen kon. Haar voorbeeld vond navolging. Maar toen de markiezin zich den bant v»n bet volk op <Dn bals gohnnH bad,'wtts hrt fuet' deze mode gedaan. Madame de Mausset. heeft- echter weer een dergelijk taschje uitgevonden, maar zonder beugel. Toen zij haar man dit voorwerp liet, zien, riep deze lachend: „Ridicilridicil!" (bespot telijk!). Lachend doopte de dame het taschje ridicu le. Zoo wordt beweerd. Maar ook wordt verklaard, dat „ridicule" een verbastering is van réticule, in 't la tij n reticulum, d. i. oorspronkelijk een haarnetje. E'NGELSCHE HUMOR. Twee dames hadden elkaar in vele jaren niet ge zien, toen ze elkaar toevallig op straat tegenkwamen. „Aló, hoe gaat het U mevrouw Mik," aldus sprak mevrouw Mak haar oude bekende aan. „Nee, maar da's aardig," antwoordde mevrouw Mak, „we hebben elkaar in geen tien jaar gezien en U herkent me dadelijk. Ik ben dus in al dien tijd niet veel veranderd. Dat doet me ontzettend veel ple zier." „O, ik herkende u dadelijk aan uw hoed." „Kellner," riep de gast verontwaardigd, „wat is dat nu Gisteren kreeg ik een grootere portie pudding dan vandaag. Het is nu slechts een eetlepel vol. Hoe zit dat „Pardon mijnheer waar zat u gister?" „Ann het venster." „Juist mijnheer, de gasten die voor het raam zitten krijgen dubbele porties, voor de reclame, ziet u." „Nu Anna, wat heb ik gehoord, zul je niet trouwen met je vriend den schoorsteenveger?" „Neen mevrouw 't is uit. Zondag heb ik hem voor 't eerst met een schoon gezicht gezien en U weet niet hoe leelijk hij er uit ziet als hij zich gewasschen heeft. Een van n soort, die er te veel is, zeide eens „lwee dingen kan ik me niet voorstellen, namelijk hoe d'e wereld er uitzag, toen ik er nog- niet was en hoe zij er zal uitzien, als ik er niet meer ben." „Ik weet,' zeide de heer Smit tot den bruidegom van zijn dochter, „dat je een goede, milde vrouw krijgt." „Ja, antwoordde de sehoonzoon-in-spé, „dat wist ik en ik hoop dat mijn vrouwtje deze goede eigenschap pen van haar vader heeft." MASCULINISME. Terwijl in Engeland het feminisme voor niets te rugdeinst, doet in Japan het „masculinisme," als deze woordvorming geoorloofd is, zich gelden. Er is een klein Japansch dorpje, welks vertaalde naaia „nym- phen-kolonie is. Men leeft daar voornamelijk van de parelvisscherij, welke bezigheid tot- dusverre uitslui tend door vrouwen werd beoefend, terwijl de mannen de hutten schoonhielden, het eten kookten en de klee ren heel hielden. In den laatsten tijd zijn de mannen echter gaan strijden voor dezelfde rechten als de vrou wen. Ze-wilden ook naar parelen gaan visschen! De vrouwen waren echter van meening, dat daar niets van kon komen. En toen de mannen bleven aandrin gen, gingen de vrouwen henboycotten! mannen hebben, ten einde raad, de regeering te Tokio verzocht om politiehulp! DE' BEDORVEN JAPON. Toen koning Eduard van Engeland eens te Biarritz bij de Nieuw-Yorksche millionnairsvrouw mrs. Baring ten eten zou ko-men, was de dame tegen het etensuur wanhopig: de prachtige robe, welke zij voor deze gele genheid besteld had, kwam niet! Zij moest in een toilet verschijnen, waarin de koning haar reeds eerder had gezien. Onder den maaltijd stortte een onhandige dienaar een schotel met saus gedeeltelijk over de gastvrouw uit. Mrs. Baring glimlachte even en ver zocht. den koning haar enkele minuten te willen ver ontschuldigen. Na een oogenblilc verscheen ze in de pas aangeko men kostbare nieuwe robe, welke zelfs de bewondering van den ook m dit opzicht verwenden koning opwekte. Ilij prees uitbundig het toilet en de kalmte van de vrouw, welke het zoo gelaten had opgenomen, dat de bediende door zijn onhandigheid een kostbare japon had bedorven. De koning wist echter evenmin als de andere gas ten, dat. de gastvrouw den bediende bevolen had, haar met de saus t.e begieten zoodra het kamermeisje in de deur het afgesproken teeken gaf, dat het nieuwe toi let was aangekomen. Op (leze wijze was het mrs. Baring mogelijk geweest zich dien avond nog in haar nieuwste costuum te vertoonen! IN EEN DAMES-BADINRICHTING. Aan een aardige beschrijving van een bezoek aan een dames-badinrichting en zwemschool te Boedapest ontleenen we het volgende: Boedapest is de stad van baden en de namiddag be hoort in dit opzicht aan de dames. De vrouwen van de Hongaarsche hoofdstad baden veel en graag. Zij ontmoeten in het bad hare vrien dinnen, zooals men elkaar in andere groote steden in een café ontmoet. Wat een langen namiddag in 'n bad-inrichting kan doen Op Boedapester wijze heel wat. Het bad be staat daar niet enkel in het kruipen en verblijven in een bassin of een kuip, zich afdrogen en weer aan- kleeden. Men kan gaan zwemmen in het groote bas sin, welke groene tegels op den vloer aan den bodem van de zeer herinnert. Men kan langs een gemakkelijke trap in het water komen, men kan er zich langs een roetsjbaan in laten glijden, men kan er van een springplank af inspringen. En in het wa ter zijn allerlei toestellen, waaraan men den tijd op prettige wijze, kan doorbrengen. Wie echter niet in het bassin wenscht te gaau, trekt zich terug in een badkamer. Is men met het. baden gereed, dan gaat men in een dunnen linnen kiel, welke door de inrichting' verstrekt wordt, naar de rustzaal, neemt plaats op een mollige stoel, knapt een uiltje of praat met buurtjes en vrien dinnen over de onderwerpen van den dag. Of wel men zoekt zich een plaatsje op altijd' nog in het diepste négligé natuurlijk in het gezéllige restau rant, drinkt chocolade, eet een taartje, verkwikt zich aan een glaasje Pils of aan een broodje met Prager ham. En wanneer men aldus den lichamelijken menscli versterkt heeft, dan begint men toilet te ma ken. Men gaat- naar den grooten hal, waar de dames reeds ongegeneerd, bijna geheel onbedekt, in de lig stoelen liggen, bezig haar intiemste toiletgeheimen te onthullen. De masseuse oefent haar werk uit, de pé dicure wrijft de voetzolen, vijlt en polijst de nagels en geeft ze met. allerlei zalfjes en tincturen een rosigen glans. En zijn de voeten behandeld, dan komt de ma nicure in actie en bewerkt de handen op dezelfde wij ze. Daarna „laat men zich kammen", zooals men te Boedapest het friseeren noemt, In alle nuances van het schoonste kastanje-bruin tot pikzwart golft het haar in het daarvoor bestemde vertrek om blanke vrouwenschouders alleen het blond ontbreekt. Men kan in deze inrichting Turksche baden nemen en dan in een coquet Turksch salonnetje op Turksche wijze behaaglijk uitrusten, men kan heet-e baden gebruiken, zooals corpulente dames veelvuldig doen, die zich daarna door masseuses laten bewerken. Men zal vragen: „Wie zijn deze vrouwen, die zoo* repl -or"- -ian baar lichaam besteden?"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1913 | | pagina 10