DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Schaakrubriek. mm. BRIEVEN Damrubriek. No. 165. Honderd en vflttiende Jaargang. 19ia ZATERDAG 19 JULI. Brieven uit Marokko. Deensche Praatjes. Dit nummer bestaat uit 3 bladen. Ontwerp-Winterdienstregelingen voor de Spoorwegen. KEES uit de Kogge WÊ 7. ALEMAMSCHE COURANT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der ge meente ALKMAAR brengen ter algemeene kennis, dat van heden af voor een ieder ter Secretarie ter in zage zijn nedergelegd de ONTWERPER VAR DE W ÏNTERDI EN ST REGELING 1913/1914 van de NEDERLANDS CHE' CENTRAAL SPOORWEG MAATSCHAPPIJ, VAN DE MAATSCHAPPIJ TOT EXPLOITATIE VAN STAATSSPOORWE GEN EN VAN DE HOLLANDS CHE IJZEREN SPOORWEG MAATSCHAPPIJ. Eventueele opmerkingen betreffende deze dienstre- gelings-ontwerpen moeten rechtstreeks worden inge zonden aan het Departement van Waterstaat, vóór of op 1 Augustus a.s. Burgemeester en Wethouders van Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Alkmaar, 18 Juli 1913. Burgemeester en Wethouders van ALKMAAR, Gelet op artikel 8, alinea 2 der Hinderwet; Overwegende, dat eene beslissing op het adres van the Condensed1 Milk Company of Holland Ltd. te Rot terdam, om een stoomketel met een verwarmend op pervlak van 100 M2. op te richten in het perceel Hei- derscheweg, wijk E No. niet binnen den in het eerste lid van genoemd wetsartikel bepaalden tijd kan genomen worden, omdat hun nog niet hekend is of de inrichting zal voldoen aan de eischen, krachtens ar tikel 6 der Veiligheidswet gesteld; BESLUITEN: de bedoelde beslissing te verdagen. Burgemeester en Wethouders van Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Alkmaar, 18 Juli 1913. (Nadruk verboden.) MOULIA-BOU - STA, 8 Juni 1913. Evenals in het vorige jaar November staan we weer voor bovengenoemde Marokkaansche stad, gele gen op 60 mijlen ten Noorden van Fez, eertijds de ge boorteplaats van den roghi El Iliba, die, zooals u weet, een groot aandeel heeft gehad aan het oproer der troepen verleden jaar binnen Eez. Na dien opstand wierf hij door zijn omzwervingen in Marokko, overal aanhangers; waar de bevolking- niet geneigd scheen hem te volgen, predikte hij den heiligen oorlog tegen het blanke ras, in 't bijzonder tegen de Fransche heerschzucht. En de vreedzaamste inwoner liet zijn ploeg in den steek en schaarde zich onder de groene vanen van den door de Eranschen zoo gezochten „roghi". Menigmaal waren we op 't punt zijn kamp te ver rassen; honderden zijner volgelingen sneuvelden daar bij, zijn kampement werd hem eenige malen ontno men, doch met die taaie volharding, slechts den Mu zelman eigen, zocht hij elders zijn schade in te halen, zoodat het tot heden de Franschen nog niet is gelukt hem in handen te krijgen. Het vorige jaar werd een sterke colonne gevormd, om na het herstel van de rust om Fez, zijn geboorte plaats, en zooals men dacht, zijn woonplaats, dezen geduehten tegenstander te overvallen en tot onder werping te brengen. Doch na tallooze ontberingen, nadat vele der soldaten, deels door de brandende zon, deels door gebrek aan drinkwater, den gelederen wa ren ontvallen, bereikte men het rooversnest, waar, zooals bleek, slechts vreedzame Marokkanen woonden, die er rustig hunne werkzaamheden uitoefenden, zoo als ook de omstreken aantoonden. De druiventeelt, zoo zeldzaam in Marokko, scheen daar een rijke bron van bestaan te wezen, terwijl ook de akkers, beladen met allerhande veldgewassen, niet onvruchtbaar bleken. Het stadje is gelegen in een bergketen, welke reeds deel uitmaakt van het Rifgebergte en grenst aan het Spaansche gebied. Waarschijnlijk hadden de bewoners een zóó snellen opmarsch onzer colonne niet ver wacht; wij dachten stellig de woningen ledig te vin den, zooals overal op onzen weg, doch hier bewerkte alles ongestoord het land. Men kon niet zien, dat deze lieden eenigszins verontrust waren, bij het verschij nen eener zóó groote troepenmacht. Doch toen eenige „gnoums", destijds den „kaid" verwittigden van het doel onzer komst, scheen het, alsof allen eensklaps be sloten hadden, hun have en goed met hand en tand' te verdedigen. De geweren en de ammunitie kwamen voor den dag en men gaf den commandeerenden kolo nel te verstaan, dat de „roghi" hier niet te vinden was, doch tevens, dat men niet geneigd was onder Fransch gezag te komen. Daarentegen wilden ze ook niets met Mouley Hafid of Mouley Yoesef te maken hebben, omdat dezen hun land aan de „roumi's" had den verraden. Zooals men begrijpt, lieten de Eranschen zich zulk een bedreiging niet welgevallen. Men gaf hun eenige dagen bedenktijd, gedurende welke de colonne de om streken doorkruiste, om de verbinding tusschen de an dere nabijgelegen stammen en Molya-Bousta af te breken, zoodat hulp voor hen van buitenaf niet ge vreesd behoefde te worden. Toen eindelijk de gestelde termijn was verstre ken, en de bewoners nog niet geneigd waren, het wat beter met de Franschen eens te worden, was ons ge duld ten einde en werd hun aangezegd, dat ze hunne woonplaatsen moesten verlaten, daar alles zou gebom bardeerd worden. Gelaten, hoewel met innerlijken haat, verlieten de meesten hunner, hun weinige bezit tingen bijeengebonden, hunne woningen, den weg ne mend naar de Spaansche grenzen. In plaats van zich kalm te houden, lieten zij weldra van alle zijden het geweervuur knallen op het Fran sche kamp, en na een hevigen aanval, waarbij wij in vergelijking vele verliezen leden, waren we meester van de stad. De moskee werd vernield, als straf, en daarna trokken we weer terug naar Fez, nog steeds op onzen terugtocht begeleid- door vijandelijke troepen ruiters, welke de gelegenheid niet lieten voorbijgaan om af en toe de achterhoede te bestoken! Weldra zouden we niet meer in staat zijn onze aan dacht aan hen te schenken, doord'at eerst Mazaga, la ter Mogador onze troepen noodig zou hebben. Nu evenwel moesten we eens zien of de bewoners nog niet tot andere gedachten waren gekomen. De haver, gerst en vele veldvruchten konden reeds gesneden worden; daarom besloot generaal Gouraud, commandant der region Fez, met een 3000 man sterke colonne weder naar Moulia Bou-Sta op te rukken, en te zien wat de gevluchte inwoners in het afgeloopen jaar hadden uitgevoerd. Zoo liggen we dan weer rondom tegen de hergen; niets- wijst er op, dat we het vorige jaar alle te velde staande gewassen hebben verbrand en de boomen heb ben beschadigd. De bewoners, die alles gedaan heb ben om de door ons aangerichte schade te herstellen, hebben bij1 onzen aantocht weer alles in den steek ge laten; alles staat eenzaam en verlaten, alleen de vele honden, de immer waakzaam zijnde wachters, laten ons hunne tanden zien, wanneer we te dicht hunne eigendommen naderen. Ginds, op de bergen in het Rif, wijzen tallooze rook wolkjes er op, dat daar de vroegere bewoners wed'er hun kamp hebben opgeslagen, wachtende op de din gen, die komen zullen. Immers, is het niet voor die lieden een moeilijk ding, om alle gewassen te zien vernielen? Waarvan zullen ze nu eten? Waar zullen ze weder hun tenten opslaan? Intusschen blijven we hier voorloopig tot nader order kampeeren, bij de „village". De moskee, het vorige jaar door onze granaten zoo deerlijk geschonden, is weer zoo goed mogelijk opge lapt, terwijl ook het inwendige is gereinigd van de vele bloedsporen der slachtoffers, welke het vorige jaar in de moskee een toevlucht zochten en hun hei ligheid niet wilden verlaten. Lang zullen we hier waarschijnlijk niet meer wachten; ze zullen zich moe ten onderwerpen aan het Fransche gezag of heel hun „.hebben en houden" gaat verloren. Er zijn nog te veel zaken te vereffenen hier, dan dat we Tang konden liggen wachten op dit hoopje op standelingen, die gisteren avond nog ons kamp kwa men verontrusten en ons nog twee dooden en eenige gewonden bezorgden, welke laatste vooral lastig zijn, waar hier onvoldoende drinkwater te vinden is. De putten in de „village" zijn haast alle dichtgesmeten of onbruikbaar gemaakt door de ontvluchte bewoners, die alles in het werk stellen om ons tegen te werken. Wanneer deze zaak achter den rug is, zullen we, de Spaansche grenzen volgende, een nieuwe standplaats moeten zoeken voor een post op den weg naar de groote stad Tazza. Waarschijnlijk zullen de Franschen dit jaar de pos tenketen doortrekken naar Algerië, om dan meer Zui delijk door te dringen. De hoofdzaak is, dat het ma terieel en de levensmiddelen van uit Algerië ons wat sneller kunnen bereiken. De weg over Casablanca of RabgJ is wel wat kostbaar. De colonne Henry, welke nog steeds tusschen Mek- nez en Souk el Arba de tribus der Beni M'Tiz in be dwang houdt, heeft veel verliezen geleden, hetgeen misschien te verklaren is uit' de pas aangekomen nieu we bataljons der jagers, die, kersversch als ze nog zijn, niet veel weten van de toestanden hier in Ma rokko. Velen verlangen zelfs als vrijwilliger hier heen te komen. Het geestdriftig uitgeleide in Frank rijk en de ontvangst te Casablanca doet hun goed, doch, o wee, de rest! Dame! Wanneer men op avon tuur uitgaat, moet men voorbereid1 zijn op alles en op de rest zoo heet het in het legioen, en het is helaas de waarheid. Ik wil mijn brief besluiten met mijn bezoek aan de „village", waarin ik, gewapend met geweer en een dikken knuppel de eerste voor de bewoners, de tweede voor de honden tracht door te dringen. Alles wijst op een overhaaste vlucht; er is niet veel van waarde achtergelaten. Alleen voor onze soep loopen er nog kippen genoeg rond, hoewel het eigen lijk nog streng verboden buit' is, „alvorens de jacht is geopend." In d!e Moskee trof ik een oude vrouw aan, welke, stokoud en gebrekkig, niet meer mede kunnende vluchten, haar heil heeft gezocht bij haar geloof. Wanneer ik binnentreed in de spaarzaam verlichte ruimte, schrik ik eerst terug voor die beweginglooze gestalte, welke, haar gebeden mompelend, daar neder- hurkt. Wanneer ik nader, wijst zij, als een bedreiging, met haar knokige hand naar boven, en wie weet, welk een vervloeking op dat oogenblik over mijn hoofd wordt uitgestort. v. d. V. IX. HET „FRILUETS THEATER". Tien minuten sporens van Kopenhagen liggen de prachtige bosschen van „Dyrehave", waar men op ge wone weekdagen onder de eeuwenoude beuken uren en uren kan wandelen, zonder een ander1 levend wezen te ontmoeten dan d'e herten en reeën die daar 'n idyl lisch bestaan leiden, en zich overal heen bewegen kun nen. Midden in dit woud', waar men van de hooger gelegen gedeelten de blauwe wateren van den Oresund door het groen der bladeren ziet schemeren, en op mooie zomersche dagen zelfs de kust van Zweden zeer duidelijk kan onderscheiden, ligt het oude koninklijke jachtslot „Eremitage", waar in vroeger tijden de al- leenheerschers van het Scandinavische rijk hunne bacchanalen vierden, waar de waanzinnige Ohristiaan de zevende zich met zijne maitresse Stovlet Kathrine, en de jonge losbollen van zijn hof, aan de grootste los bandigheden overgaf, en waar zijne ongelukkige ge malin, Caroline Mathilde, die als vijftienjarig jong Engelsch prinsesje aan dit monster overgeleverd werd en hare treurige eenzaamheid door eene schuldige liefde trachtte te ontvlieden. Naar deze heerlijke beukebosschen stroomen des Zondags duizenden en duizenden van Kopenhage- naars, meest allen uit den kleineren winkelstand toe, om met vrouw en kinderen deze schoone natuur te kunnen genieten, en de st-adsstof van zich af te schud den. Tot ver in den nacht komen de overvulde wa gons der staatsbanen met rumoerige pic-nic-ers in de hoofdstad' terug. Voor het meerendeel der Kopenha- genaars, die slechts deze ééne dag in de week vrij hebben, en zich niet de luxe van eene langere vacantie I kunnen vèroorloven, maar dag in dag uit zich moeten afsloven om het dagelijksch brood te verdienen, zijn deze Zondagsche tochten naar de bosschen een ware weldaad. Te midden van al dit eeuwenoude natuurschoon, heeft men in den voorzomer, als de acteurs en actri ces van het koninklijk theater, en die der kleinere schouwburgen der stad, zich nog niet naar hunne ver schillende vaeantie-oorden begeven hebben, een „Fri- lufts Theater" (een theater in de open lucht) opge richt, dat dë kunstlievende Denen in den zevenden hemel van verrukking brengt. De bewoners van Ko penhagen voelen zich als een visch op het droge, wan neer zij gedurende drie maanden hun geliefd theater moeten missen, dus dat de maand Juni hen toch het een en ander op dat gebied laat genieten, is een bui tenkansje dat ze met gretige handen aangrijpen. En wie eenmaal zulk eene voorstelling in de open lucht op een mooien Juni-avond' heeft bijgewoond, die kan zich eigenlijk de geestdrift der Denen over dit kunstgenot zeer goed begrijpen. Voor de inrichting van het tooneel heeft men zoo veel mogelijk van de hulpbronnen der natuur gebruik gemaakt. De coulissen bestaan uit de reuzenboomen van „Dyrehave", en de zitplaatsen, die amphitheaters- gewijs gebouwd zijn, verschaffen zitplaatsen aan dui zenden van toeschouwers. De stukken die opgevoerd worden, zijn natuurlijk zulke die zich het best voor de vrije natuur leenen. Ik zag o. a. verleden jaar eene uitvoering van Shakespeare's „Midsummernight's dream", die in deze omgeving een diepen indruk op de duizenden van toeschouwers maakte. Het was een heerlijk mooie warme Juni-avond. Bij 't begin der voorstelling drong het daglicht nog door het. loof heen, maar langzamerhand zonk een sche merduister over het ademloos luisterende publiek; geen zuchtje wind verdlwaalde onder het dichte blade rendak der oude beuken, het gesjilp der vogels ver stomde langzamerhand^ eene heerlijke, rustige kalme stilte heerschte rondom, niets anders hoorde men dan de uitstekend voorgedragen verzen van het eeuwige dichtwerk van den genialen Engelschman. En lang- zaam kwam tegen het einde der voorstelling de zilve ren maan door de boomen kijken, waarschijnlijk hoogst verwonderd dat de anders zoo rumoerige stads- menschen zoo doodstil op hunne plaatsen zaten. Maar allen waren ze onder den indruk van de poëzie van het oogenblik. Zeker een niet licht te. vergeten avond. Niet altijd echter is het weer even gunstig gestemd. Dit jaar tenminste is het zoo guur geweest, en was de temperatuur zoo laag, dat men avond aan avond de voorstelling heeft moeten uitstellen, om niet voor h?ege banken te spelen, ofschoon de Kopenhagenaar anders niet voor een kleintje vervaard is, als het er op aankomt om een avond in zijn geliefd „Dyrehave" door te brengen. Ook voor de acteerendën zou het te gewaagd' zijn' om in zulk weer op te treden. De kleed kamers van het „Frilufts Theater" zijn onder den grond, en tengevolge daarvan klam en kil', en de kos tuums waarin gespeeld moet worden, gewoonlijk niet zeer geschikt om regen en wind' te weerstaan, dus men was genoodzaakt de voorstellingen af te kommandee ren, tot wanhoop van de directie, die een groot defi cit tegemoet zag. Maar gelukkig kwam het weer tot betere gedachten. De zomer heeft zijn intocht gehou den, en gisteravond stroomden 4000 menschen naar het „Frilufts Theater" om hun afgod, Olaf Poulsen, een uitstekenden komiek, te zien optreden. De maan zelf had plezier in het geval, en kwam in zoo'n jolige stemming, d'at het den toeschouwers een poets speelde door te verschijnen juist toen de electrische maan op het tooneel ook hare zilveren stralen op de verzamelde menigte liet schijnen, zoodat er op een gegeven oogen blik twee manen door de boomen keken, tot groot ver maak van de goedgehumeurde KopenhagenaarsHet was een ouwerwetseh stuk dat ditmaal op het pro gramma stond, een vaudeville van L. O. Heiberg, die aan het einde van de vorige eeuw zeer in de mode was, maar nu verouderd is. Het stuk speelt echter in de bekende omgeving van „Dyre Haven's Bakke", waar ieder jaar gedurende zes weken een soort kermis is om het volk te amuseeren, en aangezien niets ooit zooveel succes heeft dan dat men de menschen in hunne eigen vensters doet kijken, jubelen de toeschou wers zoodra deze acteur op het tooneel verschijnt. Het is de pret en d'e joligheid van deze jaarlijksche ker mis die Olaf Poulsen aanschouwelijk te zien geeft, en die het publiek gedurende eenige uren de zorgen en beslommeringen van het leven doet vergeten. En de zelfde. acteurs en actrices die 25 jaar geleden in dit stuk optraden, verschijnen ook nu weer in hun zelfde rollen. Toen ter tijde had het stuk een enorm succes, en nu toovert het den verleden tijd voor de oogen der toeschouwers terug. Dat zal het wel voornamelijk zijn, waaraan het stuk zijn enorm aantal toeschouwers te danken heeft. VAN EN PEET STEELTJE van om de Noord vandaan TIX Nadruk verboden. Beste Peetl Verleden week hew we met de feiste Klaas Groot en z'n vrouw, voor twei nagte te warskip had. Ze hadde alders 'n heel taid leeden 'n baltje op gooit, dat ze welders graag bai ons in Alkmaar koomen wouwe, en omdat Griet Bakker, de vrotiw van Klaas, nag 'n ouwe schoolvriendin van Trijn is, most dat nou maar 's met de feiste beure. Ze kwamme al met 'n vroeg spoor en toe we de konkel op had'de, netuurluk met z'n viertjes nai 't Waag"plein en toe we deer de Mient over, an kwamme, was er al 'n bom volk, en ginge we an de waterkant staan. Veul ruimte hadde we deer niet, en toe we 'n taid je staan hadde, zei Grieti ik vertik 't hier hoor, want as we demee 'n klein goffi-e kraige, rol 'k te wa ter, en ik hew gien verskooning mee noomen! Nou zeg 'k, dat ken je den van Trijn wel kraige, en zinke doen je niet mens, je kenne 'n heele taid' op je vet en je pels drijve! Maar Klaas en Griet stonde dat zaakje deer niet, en moste der niks van hew we. Dus we zochte toe 'n aar plaasie an d'e vaste kant op, en hewwe van. 't zingen genoten, tenminste m'n Trijn, want die is erg muziekaal, en zingt 't Wilhelmus en Wien Neerlans Bloed as de beste op woorde of op noote hoor, net as je 't hewwe wille. Heel aars as ik, want ik ken gien noot al is ie zoo groot as 'n boere- huis Van 't zingen of hew we bai Valk effies opstooken en 'n paar taartjes gebruikt, want 't was op straet zoo vol, dat je er te met niet deur komme konne. Toe we weer weg ginge zag Griet d'ie kaisdreigers voor de glaaze staan en deer had ze zoo'n zin an dat ze er vier meenam voor 'n welkom tuissie Deer van daan, gin ge we naggers omloope deur de Hout, en genoote op ien van de banke van 't mooie groen en 't prachtige weer. Griet had 't doosje mit die kaisdreigers naast er op de bank zet, en toe we effies later weer an de loop ginge, zai ze, Gossie meine Trijn, nou hew ik m'n doosie op de bank staan leiten! Wai weerom, en toe we weer op die plaas kwamme zatte deer vier van die opschoten slungels, die elk 'n kaisdreiger in derlui hand hadde, en bezig waare dër met dterlui tande te vermoorden! Griet, niet van guster, maakte die jon gens 'n standje en zei, dat dat heur koekies wasse, en dat ze ze weerom geeve moste. Die jongens lachte der in der gezicht uit, en zaide, dat 't heurlui waare en dat ze ze pas bei Valk kocht hadde! Om alle ruzie en herrie te voorkomen zai ik teugen Griet: „Maak je maar niet dik mens, leite we maer gaan, want Valk het er wel meer hoor! Nou, dat beurde! Maar Griet was de heele middag deur die dinge uit er hum 's Middags wes er feist aan de Westerweg, maar deer hew we niet veul an had, 't was er veuls te vol, en je konne temet nergens wat van zien! SeiVens binne we te met tot 12 uur d'e stad in weest, nai de verlichting en versiering te kaiken en dat was in ien woord, Peet, ten minste de Kneppelbrug, pragtig. Dat had je ok zien moeten! De aare dag was er soggens zingen van alle school jongens, 's middugs optogt van versierde wagens, kin derwagens, fietsen enz. Deer waare in die optogt zukke mooie dinge bai, Peet, dat je zegge: Hoe kraige mensehande 't zoo en hoe koome ze op 't idee! Klaas en Griet stonde der ok versteld' van, en we hewwe 'm den ok niet ien, maar drie keer zien! 't Vuurwerk seivens, dat was ok mooi vooral die vuurpias, deer hadde ze allegaar skik in, dat kon je zoo van alle kante hoorei En 'n mense dat er wasse, Peet! Duizend was er ien zegge ze den welders, maer zoo was 't hier ok. Nou Peet, ik skei er uit hoor. De brief is lang ge- nog, en je weete nou van alles zoo'n beetje of. Je kenne wel begraipe, dat niet allienig wij, en Klaas en Griet, maer allegaer 'n paar mooie daage had hewwe. En deer was 't toch ok maer om te doen. De groete van ons allegaar, ok an Oom, KEES. 401. P. A. Kutscheid. Mat in 2 zetten. Oplossing probleem No. 398 Lh2 enz. Oplossingen worden binnen 3 weken ingewacht aan het bureau van dit blad. Goede oplossingen ontvingen we van de heeren: P. Bakker te Amsterdam, J. Balder te Harderwijk, P. J. Boom, F. Böttger, C. Brouwer, G. Imhülsen, H. Sjoers te Alkmaar, J. W. Le Comte 's-Gravenhage, J. Deuzeman, Frederiksoord, G. van Dort, Leusden, mr. Oh. Enschedé te Haarlem, Jos. de Koning te Amster dam, M. Korteling te Deventer, J. Reeser te Voor burg, S. te S., J. Vijzelaar te 's-Gravenhage, 0. Vis ser, Reinier II. de Waard te Utrecht, HL Weenink te Amsterdam. Den heer G. y. D. te L. Uwe oplossing No. 400 Dal enz. faalt door Tc8 nemen. Wilt u zoo vriende lijk zijn die oplossing nog eens verbeterd in te zenden Aan de Dammers. Met dank voor de ontvangen oplossing van pro bleem 243. Stand: Zwart: 3, 7, 8, 12, 14, 18, 19, 20, 22/26. Wit: 27, 29, 33/35, 37/39, 42/44, 47, 50. Oplossing: 1. 37—32 1. 22 31 2. 42—37 2. 31 42 3. 35—30 3. 24 35 4. 4440 4. 35 44 5. 29—24 5. 20 40 6. 39—34 6. 40 29 7. 33 11 42 33 8. 50 10 en wint. Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren: G. Cloeck, D. Gerling, J. Houtkooper, J. K., G. v. Nieuwkuijk te Alkmaar, S. Homan, Wijde Wormer, H. E. Lantinga, Haarlem, J. P. de R., Amsterdam. OM HET MEESTERSCHAP. De wedstrijd' om het meesterschap van den Ned. Dambond is geëindigd met een alleszins verdiende overwinning voor den heer J. de Jong, hoofdklasse speler van het V. A. D. en leerling van J. de Haas. De Ned. Dambond telt thans de volgende meesters:

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1913 | | pagina 5