DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Schaakrubriek.
mm.
BRIEVEN
Damrubriek.
No. 165.
Honderd en vflttiende Jaargang.
19ia
ZATERDAG 19 JULI.
Brieven uit Marokko.
Deensche Praatjes.
Dit nummer bestaat uit 3 bladen.
Ontwerp-Winterdienstregelingen
voor de Spoorwegen.
KEES uit de Kogge
WÊ
7.
ALEMAMSCHE COURANT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der ge
meente ALKMAAR brengen ter algemeene kennis,
dat van heden af voor een ieder ter Secretarie ter in
zage zijn nedergelegd de ONTWERPER VAR DE
W ÏNTERDI EN ST REGELING 1913/1914 van de
NEDERLANDS CHE' CENTRAAL SPOORWEG
MAATSCHAPPIJ, VAN DE MAATSCHAPPIJ
TOT EXPLOITATIE VAN STAATSSPOORWE
GEN EN VAN DE HOLLANDS CHE IJZEREN
SPOORWEG MAATSCHAPPIJ.
Eventueele opmerkingen betreffende deze dienstre-
gelings-ontwerpen moeten rechtstreeks worden inge
zonden aan het Departement van Waterstaat, vóór of
op 1 Augustus a.s.
Burgemeester en Wethouders van Alkmaar,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, 18 Juli 1913.
Burgemeester en Wethouders van ALKMAAR,
Gelet op artikel 8, alinea 2 der Hinderwet;
Overwegende, dat eene beslissing op het adres van
the Condensed1 Milk Company of Holland Ltd. te Rot
terdam, om een stoomketel met een verwarmend op
pervlak van 100 M2. op te richten in het perceel Hei-
derscheweg, wijk E No. niet binnen den in het
eerste lid van genoemd wetsartikel bepaalden tijd kan
genomen worden, omdat hun nog niet hekend is of de
inrichting zal voldoen aan de eischen, krachtens ar
tikel 6 der Veiligheidswet gesteld;
BESLUITEN:
de bedoelde beslissing te verdagen.
Burgemeester en Wethouders van Alkmaar,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, 18 Juli 1913.
(Nadruk verboden.)
MOULIA-BOU - STA, 8 Juni 1913.
Evenals in het vorige jaar November staan we
weer voor bovengenoemde Marokkaansche stad, gele
gen op 60 mijlen ten Noorden van Fez, eertijds de ge
boorteplaats van den roghi El Iliba, die, zooals u
weet, een groot aandeel heeft gehad aan het oproer
der troepen verleden jaar binnen Eez.
Na dien opstand wierf hij door zijn omzwervingen
in Marokko, overal aanhangers; waar de bevolking-
niet geneigd scheen hem te volgen, predikte hij den
heiligen oorlog tegen het blanke ras, in 't bijzonder
tegen de Fransche heerschzucht. En de vreedzaamste
inwoner liet zijn ploeg in den steek en schaarde zich
onder de groene vanen van den door de Eranschen zoo
gezochten „roghi".
Menigmaal waren we op 't punt zijn kamp te ver
rassen; honderden zijner volgelingen sneuvelden daar
bij, zijn kampement werd hem eenige malen ontno
men, doch met die taaie volharding, slechts den Mu
zelman eigen, zocht hij elders zijn schade in te halen,
zoodat het tot heden de Franschen nog niet is gelukt
hem in handen te krijgen.
Het vorige jaar werd een sterke colonne gevormd,
om na het herstel van de rust om Fez, zijn geboorte
plaats, en zooals men dacht, zijn woonplaats, dezen
geduehten tegenstander te overvallen en tot onder
werping te brengen. Doch na tallooze ontberingen,
nadat vele der soldaten, deels door de brandende zon,
deels door gebrek aan drinkwater, den gelederen wa
ren ontvallen, bereikte men het rooversnest, waar,
zooals bleek, slechts vreedzame Marokkanen woonden,
die er rustig hunne werkzaamheden uitoefenden, zoo
als ook de omstreken aantoonden.
De druiventeelt, zoo zeldzaam in Marokko, scheen
daar een rijke bron van bestaan te wezen, terwijl ook
de akkers, beladen met allerhande veldgewassen, niet
onvruchtbaar bleken.
Het stadje is gelegen in een bergketen, welke reeds
deel uitmaakt van het Rifgebergte en grenst aan het
Spaansche gebied. Waarschijnlijk hadden de bewoners
een zóó snellen opmarsch onzer colonne niet ver
wacht; wij dachten stellig de woningen ledig te vin
den, zooals overal op onzen weg, doch hier bewerkte
alles ongestoord het land. Men kon niet zien, dat deze
lieden eenigszins verontrust waren, bij het verschij
nen eener zóó groote troepenmacht. Doch toen eenige
„gnoums", destijds den „kaid" verwittigden van het
doel onzer komst, scheen het, alsof allen eensklaps be
sloten hadden, hun have en goed met hand en tand' te
verdedigen. De geweren en de ammunitie kwamen
voor den dag en men gaf den commandeerenden kolo
nel te verstaan, dat de „roghi" hier niet te vinden
was, doch tevens, dat men niet geneigd was onder
Fransch gezag te komen. Daarentegen wilden ze ook
niets met Mouley Hafid of Mouley Yoesef te maken
hebben, omdat dezen hun land aan de „roumi's" had
den verraden.
Zooals men begrijpt, lieten de Eranschen zich zulk
een bedreiging niet welgevallen. Men gaf hun eenige
dagen bedenktijd, gedurende welke de colonne de om
streken doorkruiste, om de verbinding tusschen de an
dere nabijgelegen stammen en Molya-Bousta af te
breken, zoodat hulp voor hen van buitenaf niet ge
vreesd behoefde te worden.
Toen eindelijk de gestelde termijn was verstre
ken, en de bewoners nog niet geneigd waren, het wat
beter met de Franschen eens te worden, was ons ge
duld ten einde en werd hun aangezegd, dat ze hunne
woonplaatsen moesten verlaten, daar alles zou gebom
bardeerd worden. Gelaten, hoewel met innerlijken
haat, verlieten de meesten hunner, hun weinige bezit
tingen bijeengebonden, hunne woningen, den weg ne
mend naar de Spaansche grenzen.
In plaats van zich kalm te houden, lieten zij weldra
van alle zijden het geweervuur knallen op het Fran
sche kamp, en na een hevigen aanval, waarbij wij in
vergelijking vele verliezen leden, waren we meester
van de stad. De moskee werd vernield, als straf, en
daarna trokken we weer terug naar Fez, nog steeds op
onzen terugtocht begeleid- door vijandelijke troepen
ruiters, welke de gelegenheid niet lieten voorbijgaan
om af en toe de achterhoede te bestoken!
Weldra zouden we niet meer in staat zijn onze aan
dacht aan hen te schenken, doord'at eerst Mazaga, la
ter Mogador onze troepen noodig zou hebben. Nu
evenwel moesten we eens zien of de bewoners nog niet
tot andere gedachten waren gekomen.
De haver, gerst en vele veldvruchten konden reeds
gesneden worden; daarom besloot generaal Gouraud,
commandant der region Fez, met een 3000 man sterke
colonne weder naar Moulia Bou-Sta op te rukken, en
te zien wat de gevluchte inwoners in het afgeloopen
jaar hadden uitgevoerd.
Zoo liggen we dan weer rondom tegen de hergen;
niets- wijst er op, dat we het vorige jaar alle te velde
staande gewassen hebben verbrand en de boomen heb
ben beschadigd. De bewoners, die alles gedaan heb
ben om de door ons aangerichte schade te herstellen,
hebben bij1 onzen aantocht weer alles in den steek ge
laten; alles staat eenzaam en verlaten, alleen de vele
honden, de immer waakzaam zijnde wachters, laten
ons hunne tanden zien, wanneer we te dicht hunne
eigendommen naderen.
Ginds, op de bergen in het Rif, wijzen tallooze rook
wolkjes er op, dat daar de vroegere bewoners wed'er
hun kamp hebben opgeslagen, wachtende op de din
gen, die komen zullen. Immers, is het niet voor die
lieden een moeilijk ding, om alle gewassen te zien
vernielen? Waarvan zullen ze nu eten? Waar zullen
ze weder hun tenten opslaan? Intusschen blijven we
hier voorloopig tot nader order kampeeren, bij de
„village".
De moskee, het vorige jaar door onze granaten zoo
deerlijk geschonden, is weer zoo goed mogelijk opge
lapt, terwijl ook het inwendige is gereinigd van de
vele bloedsporen der slachtoffers, welke het vorige
jaar in de moskee een toevlucht zochten en hun hei
ligheid niet wilden verlaten. Lang zullen we hier
waarschijnlijk niet meer wachten; ze zullen zich moe
ten onderwerpen aan het Fransche gezag of heel hun
„.hebben en houden" gaat verloren.
Er zijn nog te veel zaken te vereffenen hier, dan
dat we Tang konden liggen wachten op dit hoopje op
standelingen, die gisteren avond nog ons kamp kwa
men verontrusten en ons nog twee dooden en eenige
gewonden bezorgden, welke laatste vooral lastig zijn,
waar hier onvoldoende drinkwater te vinden is. De
putten in de „village" zijn haast alle dichtgesmeten
of onbruikbaar gemaakt door de ontvluchte bewoners,
die alles in het werk stellen om ons tegen te werken.
Wanneer deze zaak achter den rug is, zullen we, de
Spaansche grenzen volgende, een nieuwe standplaats
moeten zoeken voor een post op den weg naar de
groote stad Tazza.
Waarschijnlijk zullen de Franschen dit jaar de pos
tenketen doortrekken naar Algerië, om dan meer Zui
delijk door te dringen. De hoofdzaak is, dat het ma
terieel en de levensmiddelen van uit Algerië ons wat
sneller kunnen bereiken. De weg over Casablanca of
RabgJ is wel wat kostbaar.
De colonne Henry, welke nog steeds tusschen Mek-
nez en Souk el Arba de tribus der Beni M'Tiz in be
dwang houdt, heeft veel verliezen geleden, hetgeen
misschien te verklaren is uit' de pas aangekomen nieu
we bataljons der jagers, die, kersversch als ze nog
zijn, niet veel weten van de toestanden hier in Ma
rokko. Velen verlangen zelfs als vrijwilliger hier
heen te komen. Het geestdriftig uitgeleide in Frank
rijk en de ontvangst te Casablanca doet hun goed,
doch, o wee, de rest! Dame! Wanneer men op avon
tuur uitgaat, moet men voorbereid1 zijn op alles en
op de rest zoo heet het in het legioen, en het is
helaas de waarheid.
Ik wil mijn brief besluiten met mijn bezoek aan de
„village", waarin ik, gewapend met geweer en een
dikken knuppel de eerste voor de bewoners, de
tweede voor de honden tracht door te dringen.
Alles wijst op een overhaaste vlucht; er is niet veel
van waarde achtergelaten. Alleen voor onze soep
loopen er nog kippen genoeg rond, hoewel het eigen
lijk nog streng verboden buit' is, „alvorens de jacht
is geopend."
In d!e Moskee trof ik een oude vrouw aan, welke,
stokoud en gebrekkig, niet meer mede kunnende
vluchten, haar heil heeft gezocht bij haar geloof.
Wanneer ik binnentreed in de spaarzaam verlichte
ruimte, schrik ik eerst terug voor die beweginglooze
gestalte, welke, haar gebeden mompelend, daar neder-
hurkt.
Wanneer ik nader, wijst zij, als een bedreiging, met
haar knokige hand naar boven, en wie weet, welk een
vervloeking op dat oogenblik over mijn hoofd wordt
uitgestort.
v. d. V.
IX.
HET „FRILUETS THEATER".
Tien minuten sporens van Kopenhagen liggen de
prachtige bosschen van „Dyrehave", waar men op ge
wone weekdagen onder de eeuwenoude beuken uren
en uren kan wandelen, zonder een ander1 levend wezen
te ontmoeten dan d'e herten en reeën die daar 'n idyl
lisch bestaan leiden, en zich overal heen bewegen kun
nen. Midden in dit woud', waar men van de hooger
gelegen gedeelten de blauwe wateren van den Oresund
door het groen der bladeren ziet schemeren, en op
mooie zomersche dagen zelfs de kust van Zweden zeer
duidelijk kan onderscheiden, ligt het oude koninklijke
jachtslot „Eremitage", waar in vroeger tijden de al-
leenheerschers van het Scandinavische rijk hunne
bacchanalen vierden, waar de waanzinnige Ohristiaan
de zevende zich met zijne maitresse Stovlet Kathrine,
en de jonge losbollen van zijn hof, aan de grootste los
bandigheden overgaf, en waar zijne ongelukkige ge
malin, Caroline Mathilde, die als vijftienjarig jong
Engelsch prinsesje aan dit monster overgeleverd werd
en hare treurige eenzaamheid door eene schuldige
liefde trachtte te ontvlieden.
Naar deze heerlijke beukebosschen stroomen des
Zondags duizenden en duizenden van Kopenhage-
naars, meest allen uit den kleineren winkelstand toe,
om met vrouw en kinderen deze schoone natuur te
kunnen genieten, en de st-adsstof van zich af te schud
den. Tot ver in den nacht komen de overvulde wa
gons der staatsbanen met rumoerige pic-nic-ers in de
hoofdstad' terug. Voor het meerendeel der Kopenha-
genaars, die slechts deze ééne dag in de week vrij
hebben, en zich niet de luxe van eene langere vacantie
I kunnen vèroorloven, maar dag in dag uit zich moeten
afsloven om het dagelijksch brood te verdienen, zijn
deze Zondagsche tochten naar de bosschen een ware
weldaad.
Te midden van al dit eeuwenoude natuurschoon,
heeft men in den voorzomer, als de acteurs en actri
ces van het koninklijk theater, en die der kleinere
schouwburgen der stad, zich nog niet naar hunne ver
schillende vaeantie-oorden begeven hebben, een „Fri-
lufts Theater" (een theater in de open lucht) opge
richt, dat dë kunstlievende Denen in den zevenden
hemel van verrukking brengt. De bewoners van Ko
penhagen voelen zich als een visch op het droge, wan
neer zij gedurende drie maanden hun geliefd theater
moeten missen, dus dat de maand Juni hen toch het
een en ander op dat gebied laat genieten, is een bui
tenkansje dat ze met gretige handen aangrijpen.
En wie eenmaal zulk eene voorstelling in de open
lucht op een mooien Juni-avond' heeft bijgewoond, die
kan zich eigenlijk de geestdrift der Denen over dit
kunstgenot zeer goed begrijpen.
Voor de inrichting van het tooneel heeft men zoo
veel mogelijk van de hulpbronnen der natuur gebruik
gemaakt. De coulissen bestaan uit de reuzenboomen
van „Dyrehave", en de zitplaatsen, die amphitheaters-
gewijs gebouwd zijn, verschaffen zitplaatsen aan dui
zenden van toeschouwers. De stukken die opgevoerd
worden, zijn natuurlijk zulke die zich het best voor de
vrije natuur leenen. Ik zag o. a. verleden jaar eene
uitvoering van Shakespeare's „Midsummernight's
dream", die in deze omgeving een diepen indruk op
de duizenden van toeschouwers maakte.
Het was een heerlijk mooie warme Juni-avond. Bij
't begin der voorstelling drong het daglicht nog door
het. loof heen, maar langzamerhand zonk een sche
merduister over het ademloos luisterende publiek;
geen zuchtje wind verdlwaalde onder het dichte blade
rendak der oude beuken, het gesjilp der vogels ver
stomde langzamerhand^ eene heerlijke, rustige kalme
stilte heerschte rondom, niets anders hoorde men dan
de uitstekend voorgedragen verzen van het eeuwige
dichtwerk van den genialen Engelschman. En lang-
zaam kwam tegen het einde der voorstelling de zilve
ren maan door de boomen kijken, waarschijnlijk
hoogst verwonderd dat de anders zoo rumoerige stads-
menschen zoo doodstil op hunne plaatsen zaten. Maar
allen waren ze onder den indruk van de poëzie van
het oogenblik. Zeker een niet licht te. vergeten avond.
Niet altijd echter is het weer even gunstig gestemd.
Dit jaar tenminste is het zoo guur geweest, en was
de temperatuur zoo laag, dat men avond aan avond
de voorstelling heeft moeten uitstellen, om niet voor
h?ege banken te spelen, ofschoon de Kopenhagenaar
anders niet voor een kleintje vervaard is, als het er
op aankomt om een avond in zijn geliefd „Dyrehave"
door te brengen. Ook voor de acteerendën zou het te
gewaagd' zijn' om in zulk weer op te treden. De kleed
kamers van het „Frilufts Theater" zijn onder den
grond, en tengevolge daarvan klam en kil', en de kos
tuums waarin gespeeld moet worden, gewoonlijk niet
zeer geschikt om regen en wind' te weerstaan, dus men
was genoodzaakt de voorstellingen af te kommandee
ren, tot wanhoop van de directie, die een groot defi
cit tegemoet zag. Maar gelukkig kwam het weer tot
betere gedachten. De zomer heeft zijn intocht gehou
den, en gisteravond stroomden 4000 menschen naar
het „Frilufts Theater" om hun afgod, Olaf Poulsen,
een uitstekenden komiek, te zien optreden. De maan
zelf had plezier in het geval, en kwam in zoo'n jolige
stemming, d'at het den toeschouwers een poets speelde
door te verschijnen juist toen de electrische maan op
het tooneel ook hare zilveren stralen op de verzamelde
menigte liet schijnen, zoodat er op een gegeven oogen
blik twee manen door de boomen keken, tot groot ver
maak van de goedgehumeurde KopenhagenaarsHet
was een ouwerwetseh stuk dat ditmaal op het pro
gramma stond, een vaudeville van L. O. Heiberg, die
aan het einde van de vorige eeuw zeer in de mode was,
maar nu verouderd is. Het stuk speelt echter in de
bekende omgeving van „Dyre Haven's Bakke", waar
ieder jaar gedurende zes weken een soort kermis is
om het volk te amuseeren, en aangezien niets ooit
zooveel succes heeft dan dat men de menschen in
hunne eigen vensters doet kijken, jubelen de toeschou
wers zoodra deze acteur op het tooneel verschijnt. Het
is de pret en d'e joligheid van deze jaarlijksche ker
mis die Olaf Poulsen aanschouwelijk te zien geeft, en
die het publiek gedurende eenige uren de zorgen en
beslommeringen van het leven doet vergeten. En de
zelfde. acteurs en actrices die 25 jaar geleden in dit
stuk optraden, verschijnen ook nu weer in hun zelfde
rollen. Toen ter tijde had het stuk een enorm succes,
en nu toovert het den verleden tijd voor de oogen der
toeschouwers terug. Dat zal het wel voornamelijk
zijn, waaraan het stuk zijn enorm aantal toeschouwers
te danken heeft.
VAN
EN
PEET STEELTJE van om de Noord vandaan
TIX
Nadruk verboden.
Beste Peetl
Verleden week hew we met de feiste Klaas Groot
en z'n vrouw, voor twei nagte te warskip had. Ze
hadde alders 'n heel taid leeden 'n baltje op gooit, dat
ze welders graag bai ons in Alkmaar koomen wouwe,
en omdat Griet Bakker, de vrotiw van Klaas, nag 'n
ouwe schoolvriendin van Trijn is, most dat nou maar
's met de feiste beure.
Ze kwamme al met 'n vroeg spoor en toe we de
konkel op had'de, netuurluk met z'n viertjes nai 't
Waag"plein en toe we deer de Mient over, an kwamme,
was er al 'n bom volk, en ginge we an de waterkant
staan. Veul ruimte hadde we deer niet, en toe we 'n
taid je staan hadde, zei Grieti ik vertik 't hier hoor,
want as we demee 'n klein goffi-e kraige, rol 'k te wa
ter, en ik hew gien verskooning mee noomen! Nou
zeg 'k, dat ken je den van Trijn wel kraige, en zinke
doen je niet mens, je kenne 'n heele taid' op je vet
en je pels drijve! Maar Klaas en Griet stonde dat
zaakje deer niet, en moste der niks van hew we. Dus
we zochte toe 'n aar plaasie an d'e vaste kant op, en
hewwe van. 't zingen genoten, tenminste m'n Trijn,
want die is erg muziekaal, en zingt 't Wilhelmus en
Wien Neerlans Bloed as de beste op woorde of op
noote hoor, net as je 't hewwe wille. Heel aars as ik,
want ik ken gien noot al is ie zoo groot as 'n boere-
huis
Van 't zingen of hew we bai Valk effies opstooken
en 'n paar taartjes gebruikt, want 't was op straet zoo
vol, dat je er te met niet deur komme konne. Toe we
weer weg ginge zag Griet d'ie kaisdreigers voor de
glaaze staan en deer had ze zoo'n zin an dat ze er vier
meenam voor 'n welkom tuissie Deer van daan, gin
ge we naggers omloope deur de Hout, en genoote op
ien van de banke van 't mooie groen en 't prachtige
weer. Griet had 't doosje mit die kaisdreigers naast
er op de bank zet, en toe we effies later weer an de
loop ginge, zai ze, Gossie meine Trijn, nou hew ik
m'n doosie op de bank staan leiten! Wai weerom, en
toe we weer op die plaas kwamme zatte deer vier van
die opschoten slungels, die elk 'n kaisdreiger in derlui
hand hadde, en bezig waare dër met dterlui tande te
vermoorden! Griet, niet van guster, maakte die jon
gens 'n standje en zei, dat dat heur koekies wasse, en
dat ze ze weerom geeve moste. Die jongens lachte der
in der gezicht uit, en zaide, dat 't heurlui waare en
dat ze ze pas bei Valk kocht hadde! Om alle ruzie en
herrie te voorkomen zai ik teugen Griet: „Maak je
maar niet dik mens, leite we maer gaan, want Valk
het er wel meer hoor! Nou, dat beurde! Maar Griet
was de heele middag deur die dinge uit er hum
's Middags wes er feist aan de Westerweg, maar
deer hew we niet veul an had, 't was er veuls te vol,
en je konne temet nergens wat van zien! SeiVens
binne we te met tot 12 uur d'e stad in weest, nai de
verlichting en versiering te kaiken en dat was in ien
woord, Peet, ten minste de Kneppelbrug, pragtig.
Dat had je ok zien moeten!
De aare dag was er soggens zingen van alle school
jongens, 's middugs optogt van versierde wagens, kin
derwagens, fietsen enz. Deer waare in die optogt
zukke mooie dinge bai, Peet, dat je zegge: Hoe kraige
mensehande 't zoo en hoe koome ze op 't idee! Klaas
en Griet stonde der ok versteld' van, en we hewwe 'm
den ok niet ien, maar drie keer zien!
't Vuurwerk seivens, dat was ok mooi vooral die
vuurpias, deer hadde ze allegaar skik in, dat kon je
zoo van alle kante hoorei En 'n mense dat er wasse,
Peet! Duizend was er ien zegge ze den welders, maer
zoo was 't hier ok.
Nou Peet, ik skei er uit hoor. De brief is lang ge-
nog, en je weete nou van alles zoo'n beetje of. Je
kenne wel begraipe, dat niet allienig wij, en Klaas en
Griet, maer allegaer 'n paar mooie daage had hewwe.
En deer was 't toch ok maer om te doen.
De groete van ons allegaar, ok an Oom,
KEES.
401.
P. A. Kutscheid.
Mat in 2 zetten.
Oplossing probleem No. 398
Lh2 enz.
Oplossingen worden binnen 3 weken ingewacht aan
het bureau van dit blad.
Goede oplossingen ontvingen we van de heeren: P.
Bakker te Amsterdam, J. Balder te Harderwijk, P. J.
Boom, F. Böttger, C. Brouwer, G. Imhülsen, H.
Sjoers te Alkmaar, J. W. Le Comte 's-Gravenhage, J.
Deuzeman, Frederiksoord, G. van Dort, Leusden, mr.
Oh. Enschedé te Haarlem, Jos. de Koning te Amster
dam, M. Korteling te Deventer, J. Reeser te Voor
burg, S. te S., J. Vijzelaar te 's-Gravenhage, 0. Vis
ser, Reinier II. de Waard te Utrecht, HL Weenink te
Amsterdam.
Den heer G. y. D. te L. Uwe oplossing No. 400
Dal enz. faalt door Tc8 nemen. Wilt u zoo vriende
lijk zijn die oplossing nog eens verbeterd in te zenden
Aan de Dammers.
Met dank voor de ontvangen oplossing van pro
bleem 243.
Stand:
Zwart: 3, 7, 8, 12,
14, 18, 19, 20, 22/26.
Wit: 27, 29, 33/35,
37/39, 42/44, 47, 50.
Oplossing:
1. 37—32
1.
22 31
2. 42—37
2.
31 42
3. 35—30
3.
24 35
4. 4440
4.
35 44
5. 29—24
5.
20 40
6. 39—34
6.
40 29
7. 33 11
42 33
8. 50 10 en wint.
Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren:
G. Cloeck, D. Gerling, J. Houtkooper, J. K., G. v.
Nieuwkuijk te Alkmaar, S. Homan, Wijde Wormer,
H. E. Lantinga, Haarlem, J. P. de R., Amsterdam.
OM HET MEESTERSCHAP.
De wedstrijd' om het meesterschap van den Ned.
Dambond is geëindigd met een alleszins verdiende
overwinning voor den heer J. de Jong, hoofdklasse
speler van het V. A. D. en leerling van J. de Haas.
De Ned. Dambond telt thans de volgende meesters: