DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 199 Honderd en vijftiende Jaargang. 1913 DONDERDAG 28 AUGUSTUS. FEUILLETON. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk 11,—. Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone adverteniiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. 1813-1913. VICKERS CAR, STIKKEL, OLIJ en TEN ZELDAM, Het verkeer in Nederland en de invloed daarvan op de bevolking, door Oeneraal WttPPEBHlNir. I. 4 cylinder, 14.4 H. P,, twee-persoons torpedo. Het wonder Tan Engeland. De doktersauto bij uitnemendheid, kost geheel com pleet met 5 lampen, kap en voorruit f 1975. Importeurs voor geheel Nederland BINNENLAND. AARSGHE COURANT Waar omtrent het verkeer in den zin van voortbe weging, zoowel van personen als zaken, van de eene plapts. naar de andere, iets verteld wordt, daar ligt het in de rede met het minst ingewikkelde, de ver plaatsing namelijk van den mensch zonder anders- mans hulp, aan te vangen. Zóó den Nederlander in het begin der 19de eeuw, omstreeks 1813 waarnemend, zou men hem over den weg zien loopen als zijn vader en grootvader, zonder overhaasting, kalm en deftig, tenzij zijn gang een bepaald doel of wel zaken .betrof, want dan kon hij lang, vlot en stevig doorstappen. Afstanden, waarvan thans niet zou worden gedacht, dat ze Ie voet zijn af te leggen, werden door hem zonder bedenking of moeite doorloopen. Voetreizen, 'tzij alleen, 'tzij in gezelschap, vormden eene gelief koosde uitspanning. En d'at onvermoeid loopen was evenzeer eigen aan het. zwakkere als aan het sterkere geslacht. Ten bewijze een. paar voorbeelden van men- schen op zeer hoogen leeftijd, die ik in mijne jonge jaren nog heb gekend. Twee jonge dames kuierden toen (n.l. eene kleine honderd jaren geleden) met de meeste opgewektheid met een zware trommel van zeker Brabantseh dorpnaar een ander, drie uren gaans van elkander verwijderd, door mulle zandwe gen om haar broer op kostschool bij feestelijke gele genheden eenige versnaperingen te brengen en ze keerden denzelfden dag welgemoed in hare woon plaats terug. Een jowgmensch van 16 of 17 jaar, die later een onzer meest bekende uitgevers is geworden, tippelde in de zes werkdagen der week onverdroten mét. een boterham in den zak van Haarlem naar Am sterdam heen en terug, om op een kantoor zijne eer ste vakopleiding te genieten, waartoe voor hem in zijne vaderstad ge.ene gelegenheid was. Trouwens de jeugd had destijds goede voorbeelden aan een ouder geslacht, dat overgebleven uit Napoleon's veldtoch ten, te voet geheel Europa was doorgetrokken en een dagmarsch van zes tot acht- uren als een kleinigheid beschouwde. Zoo woonde ik eens bij, d'at zich een tachtigjarige dokter van zeer kleine gestalte mengde in het gesprek van eenige infanterie-officieren, die het over lange en verre marschen baddert. Op de ietwat spottende vraag van een hunner, of hij daar ook al verstand van had1, was zijn antwoord: „Ik? jongenheer, ik heb aan één stuk van Boulogne tot achter Moskou -geloop-en!" De oude brave had meer dan eene halve eeuw geleden den tocht naar Rusland meegemaakt; dat hij tegenover hef. spottende jong- menscli de lachers op zijn hand kreeg, was niet meer da.n natuurlijk. Daarom moet- evenwel niet gedacht worden, dat elk .Nederlander toen zoo'n geweldig voetganger was, in tegendeel vond men, en dat. vooral op het. platteland, duizenden, die nooit verder kwamen dan hun akker, die liet dorp, waar ze geboren, waren en zouden begra ven worden, nimmer hadden verlaten en die verder dan hoogstens een uur afstand van hun kerktoren zich over t bestaan van de wereld nooit, druk hadden gemaakt. Dat zij hunne bloedverwanten en zelfs zeer nabestaanden elders niet kenden of althans nooit za gen. daarin stonden die eenvoudige menschen niet al leen, waar deze in een ander deel van het land woon den. daar was hetzelfde ook bij aanzienlijke standen, door L. G. MOBERLY. Naar het Engelsch. 58) _0_ „Nu zullen er nooit weer praatjes over hem rond gestrooid worden. Hij is in Engeland gekomen eenige weken voor zijn dood. Hij -had rondge zwalkt door heel Europa en toen kwam hij naar Engeland om te sterven.'' Zij sprak op kalmen toon, maar zij moest telkens even ophouden, men zag' hoeveel inspanning haar die woorden kostten. „Ma rion heeft hem geholpen hem hier naar toe té krij gen. Ik was te ziek om het zelf te doen,en ik durfde niet te veel doen, men mocht eens begrijpen waar hij zich ophield. Ik geloof niet dat hij ergens veilig was geen enkel oogenblik veilig. Maar nu is hij buiten hun bereik; eindelijk veilig." Er kwam een strenge trek om Sir Arthur's mond, een gloed van verontwaardiging' in zijn oogen; geluk kig dacht hij aan des dokters bevélen en hield de scherpe woorden terug, die hij op de tong had. „Marion? wie is Marion?" vroeg. hij. „Dat was de Engelsche kamenier van de moeder van Max een trouwe ziel o zoo'n trouwe ziel. Al onze brieven aan elkander gingen door haar handen. Zij heeft dit huis gekocht; zij is het die er Max naar toe heeft, gebracht; zij heeft mij laten komen en toen - toen kon zij niet meer. Zij had al zoo veel gehad in haar 'leven; zij kon niet meer dragen. Het was alles verschrikkelijk, ze werd plotseling krank zinnig en de doctoren denken niet dat zij ooit beter zal worden. Zij is nu heel tevreden volkomen kalm, schrijven zij, precies een kind, maar haar ver stand is geheel weg." „En jij, Margaret, je hebt nu zeker spijt." Niette genstaande alle waarschuwingen van den dokter, kwam de ware aard van Sir Arthur te voorschijn. De tenzij ze zeer bemiddeld waren, het geval. Men reisde weinig, zóó we,inigw dat. waar iemand zich waagde aan een tijdelijke, verplaatsing, bijv. van Noord-Holland naar Gelderland of van Brabant naar Friesland, in de kerk gebeden werd voor eene voorspoedige rei ze en wiëlbehouden aankomst. Om een mij bekend voor beeld van zulk eene reis aan te halen: eene familie, die van Breda uit, Leeuwarden ging bezoeken, moest voor dag en dauw in de diligence plaats nemen om tegen d'en nacht Utrecht te bereiken, den tweeden dag van daar onder dezelfde omstandigheden tot Zwolle te komen en eindelijk den derden in den laten avond ter bestemming te zijn. Een natuurlijk gevolg van zulke toestanden was mede, dat, tenzij men als ambtenaar of om andere re denen buiten den eigen wil naar elders verhuizen moest, van vader op zoon de familiën ter plaatse ble ven, waar sedert eeuwen de vooroudere hadden ge woond en zich niet. waagden aan de tasten eener ver plaatsing, afgezien nog van de vrees voor het onbe kende. Zoo'n verplaatsing was dan ook inderdaad geen kleinigheid. Van booren zeggen is mij het ver haal bijgebleven van eene verhuizing van Am-sterdam naar Deventer. Den eersten dag uit het in de hoofd stad bewoonde hui-s liet versjouwen met kar en paard of per handkar van den inboedel naar de naastbij-ge legen gracht in het schip van den zoogenaamden beurtman, dat voor de reis wTa-s aangenomen en dat. onder gunstige omstandigheden, na ook door de te verplaatsen familie te zijn bezet, 's avonds laat het IJ bereikte. Tweede, soms derde, tot vierde dag, ai na-ar dat wind en weer het oversteken der Zuiderzee bemoeilijkten, door den kop van den IJsel tot Kam pen en dan als 't getij gunstig en de stroom niet al te sterk wa-s, nog een dagje daar overheen naar Deven ter, om daar op dezelfde onbeholpen wijze als bij het inladen, soms nog- slap van de Zuiderzeeziekte, de have in de nieuwe woning te brengen. Bij al z-ulke moeilijkheden, onvermijdelijk bij eene verplaatsing, zoowel van het individu als van het gezin, is het al licht begrijpelijk, dat deze zoo veel mogelijk werd ver. meden, dat van eene vrijwillige, „om -ééns wat -anders te zien'-, al heel weinig inkwam en dat zoo de vaderen van honderd jaar geleden den naam van „hokvast" te zijn volkomen hebben verdiend. En nu hetzelfde in 1913. De Nederlander loopt te genwoordig. even geduld! loopt de Nederlander nog? .Men zou geneigd zijn te geloov-en van niet, waar we voor het -aantal belaste rijwielen in 1910 het eerbiedwaardige getal van 539560 stuks vinden aan gegeven en dat, nog afgezien van wat er op dat punt de belasting ontduikt, in de laatste drie jaren met tienduizenden is vermeerderd. Wie, behalve een ge slacht, dat over een twintig jaar zal verdwenen zijn, loopt nog als een eeuw geleden, wie bezit niet zijn „karretje" om zich snel en gemakkelijk te verplaat sen En niet alleen de bemiddelden, voor wie het rijwiel meer uitspannings- dan vervoermiddel is, be wegen zich daarop voort, het brengt onder meer den klerk naar zijn kantoor, den leerling naar zijn school, den ambachtsman naar zijn werk, den landbouwer naar zijn akker; het bekende: „allemaal op d-e fiets" zal binnen kort eenewaarheid' zijn. Stumperdis, die jonge meisjes, die honderd jaar geleden door 't zand moesten baggeren om een broer wat lekkers te bren- ben; -stumpérd, dat- jonge mensch, dat ja-ren lang den Amsterdamsehen weg „per pedes apostolorum" heeft afgelegd, zij zijn ie vroeg geboren geworden. De ach terkleinzoon van dien boer, die niet kwam buiten het gezicht van zijn kerk t o ren, beklimt, zijn stalen paard en trapt Zondags -naar stad om een biertje te drinken, soms uren ver weg. De voetreizen behoor en tot het verledene, de vaderen, die met den knapzak op den rug eens wat van hun land wilden zien, zijn verdwe nen en hoogstens nog voorwerpen van medelijden en beklag. Waar zij in het zweet huns aans-chijns voort- ploeterden, snorren hunne kindskinderen op de fiets -snel en onvermoeid voort, in één d-a-g- meer afstand afleggend dan zij in eene week en langer. Op één dag- j-e familie -of bekenden te gaan opzoeken, die tot honderd kilometers ver weg wonen, behoort niet meer tot de onmogelijkheden. Diezelfde reis van drie lange dagen van Breda naar Leeuwarden neemt nu niet meer dan ruim zes uren in beslag, zoodat bijv. een za kenman daarna nagenoeg- twee uren in de Friesche hoofdstad vertoevend, op den avond van denzelfden dag in de eigen woonplaats kan terug zijn. En wat betreft die vier- tot vijfdaagsche verhuizing van Am sterdam naar Deventer, die kan nu zoo noodig onder gunstige omstandigheden in één dag volkomen wor den afgespeeld. In den vroegen morgen beginnend met inladen in d'e voor de deur staande verhuiswa gens, kunnen deze bij weloverlegde maatregelen van het vervoer per spoor in den namiddag te Deventer zijn, om daar nog deuzelfden avond aan de te betrek ken woning ontladen t-e worden. Maar bij zulke toestanden, die de vaderen in den eersten tijd der 19de eeuw onmogelijk zouden hebben geacht, welk eene verandering dan toch ook in het verkeerswezen in de laatstverlo-open honderd jaren. En dat allereerst dóór de groote uitbreiding en verbe tering van ons net van wegen, zoo te land als te wa ter. Wat dit laatste aangaat zij, omdat het bespro ken verkeer zich tot het binnenla-nd-sche bepaalt, al leen even aangestipt, hoe in dien tijd de havens van Harlingen en Vlissingen werden vergroot en hoe door de nieuwe zeewegen van Amsterdam -naar IJmuiden en van Rotterdam naar den Hoek van Holland de wereldhandel van die plaatsen zoo ontzaglijk werd uitgebreid. Maar evenzoo werd door de verbetering van verscheiden kleine rivieren en vooral do-or het graven van talrijke kanalen, handel en nijverheid door de scheepvaart in liet binnenland tot hoogore ontwikkeling gebracht. Was bij de genoemde verbete ring soms de bedoeling alleen om nieuwe verkeerswe gen te water te scheppen, ten andere brachten zij, meer bepaald in het Noorden zoowel al-s in het Zui den van ons 1-and, de ontginning der veenon tot eene ongekende hoogte. Het. M-erwedekanaal werd de groote w-eg te water van Amsterdam naar Duit-scli- land. Op die wij-ze kón het, do-or -een ander, straks te noemen gevaar, met ondergang bedreigde zeilschip zich handhaven, nog altijd behoort d'e „beurtman", althans voor -goederenvervoer niet tot. liet verledene. Het had zoo een beter lot dan het andere verkeers middel te water, dat daarop nog een heel eind in de 1.9de eeuw hoogtij vierde: de oud-vadSerlandsche trek schuit. Zij, dat nagenoeg eenige middel van gemeen schap, naar -onze opvattingen als een schildpad voort- kruipende over het water en toch vroeger door dich ters bc-zongen en door meer dan een onzer groote schrijvers geprezen, zij is zoo goed als geheel verdwe nen. Geen hedendaa-gsche Nederlander kan als zijne vaderen genieten van de gezelligheid en gemoedelijk heid van het in het „roefje" s a a m ver g ader de, dikwijls zeer gemengde -gezelschap, maar ook behoeft hij niet al-s zij den zwaren walm der tabakswolken van den on- vermij-delijken „gouwenaar" te trotseeren, om niet te spreken van andere geuren, die bij de toen nog veel meer dan nu heerschende vrees voor „tocht", neus, keel en longen martelde. Door de bij hare navolgers „Kennemer Autogarage", Telef. 14«, ALKMAAR. aangebrachte petroleum, stoom of electriciteit wordt eene snelheid bereikt, tien en meermalen zoo groot als de viefste der afgeleefde knollen uit dten ouden tijd ooit met zijn -sukkeldrafje kon ontwikkelen. Maar niettegenstaande die verhoogde snelheid is de schuit van tegenwoordig bijna alleen dienstig voor goederen vervoer, de Nederlander van dezen tijd beklimt haar slechts bij hooge noodzakelijkheid, om zich te ver plaatsen heeft hij te Snelle en gemakkelijke middelen gevonden in het uitgebreide verkeer te land. (Slot volgt.) natuur was sterker, data. de leer. Maar weer viel zijn zuster hem in de rede: „Spijt? O, neen. Het -d-oet mij verdriet, dat ik mijn vader en moeder verdriet heb gedaan, maar wat mij zeil betreft, -kan ik niet betreuren hetgeen ik gedaan lieb. Ik heb hem zoo lief en ik bezat zijn liefde voor dit leven en voor al 'hetgeen er mag vol gen, ja, voor eeuwig is hij de mijne." „Maar al wilde hij nog- zoo gaarne, Sir Arthur kon geen weerstand bieden aan d'e. behoefte uiting te geven- aan den vloed van -gedachten „hij was je niet waard, Mar-garet. Je kunt niet beweren, dat hij je liefde waard wa-s?" Een donkere blos kleurde baar bleek gelaat, haar magere handen beefden. „W'aard of niet waard, daarvan i-s in. dit geval geen sprake", antwoordde zij diep -ontroerd. „Wanneer men liefheeft, dan heeft men lief, ondanks alles ondanks alles." E-r was iets in ha-ar stem en in den vreemden gloed in haar oogen, dat Sir Arthur opeens het stilzwijgen oplegde; hij had -een flauw bewustzijn dat hij een macht tegenover zich liad, veel grooter, veel heerlij ker dan iets wat hij zelf ooit ondervonden had. Hij zou niet gaarne erkennen dat hij zich in één enkel op zicht beperkt zou kunnen -gevoelen voor een man van bet. type van Sir Arthur is het bijna niet moge lijk te bekennen dat hij ergens beperkt in zou kunnen wezen maar heel in d'e diepte van zijn eigen hart of van zijn eigen verstand scheen hij toch t-e moeten toegeven, dat Mhr-garet op een hoogtepunt stond, dat hij zelf nooit zou kunnen bereiken of ten minste nooit had bereikt. „En wat je er dan ook van denken mag, Arthur", ging Margaret voort, een weinig bedaarder dan zoo even, „vindt je het niet beter om te zeggen De mortuis." Sir Arthur boog liet hoo-fd; voor zijn geest, ver toonden zich de ha'lf verweerde letters van dat andere Latijn,s-che spreekwoord, dat Margiar-et met haar vin ger had nagetrokken op den zonnewijzer, tusschen de rozenstruiken op diert zonnige.n Junidag. „Per i neer tas, certa amo-r". En nog was hij verzekerd van lraar liefde niette genstaande alles! Er heersch-t-e eenige o ogenblik ken diepe stilte na d'eze laatste woorden van haar; zij was het die het stilzwijgen verbrak; en bet kostte haar m-oeite om kalmer en gewoner te spreken. „Ma-ar ik heb je niet getelegrafeerd of je hier wou komen om over mijn eigen zaken met je te praten. Ik achtte hot noodzakelijk je te vragen hier te komen, omdat 'er een zeer zonderling geval heeft plaats ge lui- I een merkwaardige samenloop van omstandig heden. Schuif dien stoel wat dichter bij liet bed en ga zitten. Je staat daar net als een -rechter voor mij." Sir Arthur gehoorzaamde gewillig, hij verbaasde zich zelf over zijn eigen gehoorzaamheid, hij kou niet anders dan doen hetgeen die zachte stem hem gebood. Die vrouw had iets koninklijks, een waardigheid, die een merkwaardigen. overwegenden invloed had op haar omgeving. De man die zoo gehoorzaam was een stoel bij te schuiven en plaats te nemen, vond het onbegrijpelijk dat die vrouw zijn eigen zuster was, zijn zuster Margaret, in haar jeugd d'oo-r s-ommige m-enschen met den dwazen naam Peg aangesproken. ITet was hem bijna onmogelijk geweest in haar zoo zeer veranderd gezicht de trekken te herkennen van het mooie jonge, meisje, d'at daar lachend gestaan had tusschen de rozen. En toch niettegenstaande die ver andering, die verdriet en 'lijden en de moeilijkheden van het leven hadden teweeggebracht, bezat zij een majestueuze schoonheid, zij was schooner zelfs dan in de dagen van haar jeugd. „Ik heb uit. je telegram be-grepen dat. j-e mij iets wou mededeelen omtrent Ellen'-s medaillon, ofschoon ik in de ver-ste verte niet begrijp, hoe je daar iets van weten kunt." „Ik weet, vrees ik, niets van het medaillon van El len", luidde het antwoord. „Maar ik weet wel iets van het medaillon, d'at je op Kerstmis voor 't medai- lon van Ellen aanzag. Het sieraad dat Christine Moore dien dag aanhad, was niet van Ellen, maar van haar zelf." H ET NI EC WE M l NISTERIE. De Koningin zal morgenochtend de nieuwe Minis ters beëedigen. Deze zullen 's middags tusschen 12 en 1 uur de portefeuilles uit handen van hunne ambtsvoorgangers overnemen; de heer Cort van der Linden bovendien tijdelijk de portefeuille van Buiten la nd-sche Zaken. D-e heer Loudon wordt, eerst in het laatst van -Sep tember uit Amerika hier verwacht ter aanvaarding van de lei-ding van het Departement. Omtrent de loopbaan van de als aanstaande minis ters in het nieuwe vrijzinnige kabinet vermelde per sonen worden nog -de volgende bijzonderheden ge meld Mr. P. IV. A. Cort van der Linden, kabinetsforma teur, en als zoodanig tijdelijk voorzitter van den mi nisterraad, was in 1870 advocaat, te 's-G.ravenhage. vervolgens vele jaren commies-griffier van de 2e Kamer der S-tatenGeneraal; hoogleeraar in de rechts geleerdheid te Amsterdam en aan de rijks-universi teit te Groningen, en van 1897—1901 mini-ster van justitie in het kabmet-Pierson. Hij is sedert 1902 lid van den Raad van S-tate. Onder zijn bestuur van het departement van justi tie werden de grondslagen gelegd voor de Kinderwet ten. die onder zijn opvolgers ingevoerd zijn. Jhr. dr. J. Loudon, aanstaand mini-ster van bui- tenlandsche zaken, promoveerde te Leiden tot doctor in de staatswetenschappen. Na zijn promotie ging hij dadelijk in de diplomatie en was, na een korten werk tijd aan het. mini-sterie van buitenlandsehe zaken, achtereenvolgens -gezantschap3-attaché te Londen en te Rome, legatie-secretaris in laatstgenoemde stand plaats, chef van liet kabinet aan het ministerie van buitenland-sche zaken, secretaris bij de -gezant-schap pen te St. Petersburg en Londen, gezantschapsraad aldaar, later te Parijs, totdat hij in 1905 benoemd werd tot gezant te Tokio, gevolgd in 1908 door zijn overplaatsing naar den -gewichtigen post te Washing ton als opvolger van" d'en aftred'enden minister van buitenlandsche zaken, jhr. mr. de Marees van Swin- deren. Mr. B. Oi't, aanstaand minister van justitie, heeft alle ambten van het openbaar ministerie doorloopen. In 1897 trad hij uit de rechterlijke macht en werd „Ma-ar mijn beste Margaret, d'at is onzin", ant woordde Sir Arthur verstoord. „Het is een eenig medaillon en ik ken liet tot in de minste bijzonderhe den. Ik hoop toch dat jte mij niet hier hebt laten komen om te trachten mij over te halen dit ongeluk kige kinderjuff-rouwtje van Cicely niet té vervolgen. Cicely zelf doet ook al haar best mij tegen mijn beter weten in te -laten handelen en er de politie buiten te laten." ..Je zult de zaak zeker niet willen vervolgen wan neer je hoort, waarom ik je liet komen. ITet was een lieel gewichtige reden, Arthur-." ..Waarom telegrafeerde je dan? Vertel mij die ge wichtige reden dan eens." „Het is een heel merkwaardige samenloop van om standigheden, een toevalligheid zooals- men het wel noemt, die meer gebeuren in het dagelij-ksch leven dan men wel denkt. Ik heb ontdekt en er is geen mogelijkheid aan om te twijfelen -«. d'at Christine Moore ons eigen nichtje is. Zij. is de dochter van Helen." Langen' tijd sprak Sir Arthur géén woord; lnj staarde zijn zuster maar steeds aan. met, een ongeloo- vig verbaasd gezicht. Toen zei hij langzaam: „Ons eigen nicht j-e? De dochter van Helen? Onmogelijk totaal, totaal onmogelijk. Lieve Mar garet een bedriegster beeft je wat wijs gemaakt, liet idee alleen is ongelooflijk. En welke bewijzen heb je daarvoor?" ..Van misleiden of bedriegen is geen sprake. De ontdekking werd mij niet door' een ander opgedron gen; ik heb liet zelf ontdekt. Christine had geen idee hoegenaamd dat or verwantschap tusschen ons beiden zou bestaan. Zij werd als 't ware bij verras sing ingenomen toen ik haar vertelde, dat zij het kind van mijn zuster was." „Je hebt, je weer eens door je verbeelding laten meesleepen, Mar-garet. Hoe kan je verzekerd zijn ran hetgeen je (laar zegt? Waar zijn je bewijzen? Ik geloof geen oo-genblik, dat juffrouw Moore iets met Helen te maken heeft. Ik geloof er niets van." (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1913 | | pagina 1