DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 223.
Honderd en vfjttiende Jaargang.
1918
DO NDEKDiG
25 SEPTEMBER.
FEUILLETO N.
Onder suggestie.
Zij, die zich met I October
op dit blad abonneeren, ont
vangen de tot dien datum verschij
nende nummers gratis.
De Directie.
BINNENLAND.
VERBETERING VAN PREDIKANTS-
TRAOTEMENTE'N.
ALRMAARSCHE COURANT.
ALKMAAR, 25 September.
Er is wet eens gezegd: „Wanneer het op den
Balkan eenmaal is begonnen, dan komt er niet gauw
een einde aan."
Dia voorspelling schijnt thans in vervulling te
gaan. Nauwelijks sloten Turkije en Bulgarije vrede,
of er dreigen alweer nieuwe conflicten. Albanië is
thans de aanleiding'. De bewoners van dit gebied
hebben een spreekwoord, dat meer juist dan net al
dus luidt: „Men kan gemakkelijker een zoodje vlooi
en verzamelen, dan twee Albaniërs onder één hoed
brengen." De Serviërs ondervinden het meer dan
hun lief is, hoe moeielijk het is het den Albaneeschen
heeren naar den zin te maken. Er worden, naar het
schijnt, formeele veldslagen geleverd en natuurlijk
verzekeren de Albaniërs even' hard als de Serviërs,
dat zij daaraan hoegenaamd geen schuld hebben.
Intusschen is de toestand ernstig. Koning Peter
heeft er zijn verblijf in een badplaats aan gegeven
om een dringenden ministerraad te Belgrado bij te
wonen. En terwijl men meende, dat het met de oor
logsgruwelen nu uit zou zijn, hoort men plotseling
,van een nieuwen oorlog, die nieuwe offers zal
eischen. Reeds is een bijzondere divisie, -samenge
steld uit acht regimenten, op weg' naar de grens en
ook zijn er reservisten opgeroepen.
1 De Servische gezanten in het buitenland hebben
last gekregen den mogendheden mede te deelen, dat
Servië zich gedwongen ziet tegen de opstandelingen
met wapengeweld op te treden, om zijn rechten te
handhaven.
Hoe ernstig de toestand is, moge blijken uit een
schrijven van een aanvoerder der Albaniërs, gepu
bliceerd in de „Albanisehe Korrespondenz," en van
den volgenden inhoud
„De onrechtvaardigheid van Europa is verantwoor
delijk voor het bloed, dat nu vergoten wordt. Het was
een groot onrecht, om Kossowo, het hart van Alba
nië, in handen onzer vijanden te laten.
„Wat op onzen geboortegrond sinds maanden ge
schiedt., is verschrikkelijk. Velen onzer beste man
nen hebben hun leven geëindigd op het schavot, of
onder de kogels en bajonetten der Serviërs. Dezen
hebben onze broeders van de marktplaatsen afgeslo
ten en zoo aan den hongerdood prijsgegeven; of hij
Servië ingelijfd worden, of sterven, is hun eisch.
De Servische troepen zijn tot in het hart van Ma-
lissia doorgedrongen, op alle bergwegen hebben zij de
Malissoren opgezocht en neergeschoten. Europa wil
de niet naar onze klachten luisteren. Nu grijpen wij
naar de wapenen om onze vijanden te verjagen of te
sterven."
De grensbewoners zijn vooral verontwaardigd, om
dat Servië hun het bezoeken van Turksche markt
plaatsen, noodzakelijk voor hun bestaan, zeer be-
moeielijkt, door allerlei lastige politiemaatregelen te
nemen en hooge douanerechten te heffen. Dit optre
den der regeering gaf aanleiding tot bloedige botsin
gen.
De berichten zeggen, dat de Albaniërs zelfs enkele
plaatsen op de Serviërs hebben veroverd en in brand
gestoken. En niet alleen keert de haat zich tegen
Servië, doch ook tegen Montenegro, zoodat ook de
regeering van Cet'tinje bereids maatregelen heeft
Roman naar het Duitsch van
C. CROME SCHWIENING.
18) -o-
Doctor Hel'pert liep voort zonder er op to letten.
Jn g'roote havensteden komen zulke ontmoetingen zoo
vaak voor. Maar toch frappeerde hem die manier van
doen; wanneer die raadselachtige woorden eens in
verband stonden met de onbekende?
Eensklaps keerde hij zich om. Hij overwon zijn
antipathie tegen zulk soort van menschen. Zou
er eenige hoop voor hem bestaan? Het opgedirkte
wezen was een huis ingegaan; op den drempel stond
zij hem met spanning aan te zien.
Helpert, ging naar haar toe:
„TT sprak van een meisje, dat geholpen moet wor
den; welk meisje bedoelt u?"
„Een jong meisje een heel wit gezicht zulke
groote donkere oogen erg treurig
De jonge man kon haast geen adem halen. „Waar
is zij?" vroeg hij opgewonden.
„In de herberg van moeder Blasma, Jufferstraat
j202. Maar niet daar naar toe gaan een slechte
man. U moet vanavond in „Tivoli" komen op den
Coolsingel ik zal u meer zeggen hier mag ik
niet blijven staan."
En zeer ingenomen met het gelukkige toeval waar
door zij den blonden mijnheer juist had ontmoet,
liep de Iersche Peggy hem voorbij, de straat uit.
Doctor Helpert bleef verbijsterd staan.
„Herberg moeder Blasma" die woorden be-
te.ekendën een omgeving waarvoor hij terug deinsde.
En dat mensch! kon het mooie lieftallige schepsel
tje werkelijk in betrekking staan tot zulk een wezen?
moeten nemen om de grens te beschermen tegen
voortdurende invallen van Albaneezen.
Zoo blijven dus de bevolkingen van den Balkan
steeds met elkaar in oorlog. Van de zoo hoog noodi-
ge orde en rust, komt voorloopig nog niemendal, en
van welvaart kan heelemaal geen sprake zijn, zoolang
de Balkanvolkeren op dezp wijze voortgaan.
H. M. DE KONINGIN.
Ter gelegenheid van den verjaardag van H. M. de
Koningin heeft het blad La Nacion te Buenos Aires,
het voornaamste politieke blad van Zuid-Amerika,
een artikel van gelukwensching aan H. M. en aan
Nederland in zijn nummer van 31 Augustus. In dit
artikel wordt o.m. gezegd, dat ongetwijfeld geen en
kel vorst bij zijn onderdanen zoo innige gevoelens en
zulk eeu diepe genegenheid opwekt als de Koningin
van Nederland. Het Nederlandsche volk draagt
Haar een bijna vaderlijke genegenheid toe en is tot
alle opofferingen bereid om Haar luister en Haar
geluk te verzekeren. Het artikel besluit met de woor
den: Het spreekwoord zegt, dat gelukkige volkeren
geen geschiedenis hebben. Indien men onder ge
schiedenis het verhaal verstaat vair groote worstelin
gen, van reusachtige rampen of vau bloedige over
winningen en wreede heldendaden, bezit het Neder
land der 20ste eeuw inderdaad geen geschiedenis;
maar indien de geschiedenis de herdenking is van de
werkzaamheid van den mensch op het gebied van be
schaving en vooruitgang, indien zij h-et beeld is van
het gemeenschappelijk streven van een zich ontwikke
lend ras naar zijn einddoel van een algemeen welzijn,
dan geeft Nederland van zulk een geschiedenis een
schitterend1 voorbeeld onder de gelukkige regeering
van zijn lieftallige Koningin Wilhelmina.
ORANJEBOEK.
Evenals vorige jaren is ook thans door den Minis
ter van Buiteniandsche Zaken aan de Staten-Gene-
raal een Oranjeboek aangeboden, bevattende een
overzicht der voornaamste van 15 Juli 1912 tot- 15
Juli 1913 door het Ministerie van Buiteniandsche Za
ken behandelde en voor openbaarmaking' geschikte
aangelegenheden, waara-an het volgende is ontleend:
Evenals het vorige jaar vergemakkelijkte het in
den aanvang van het jaar in ons land nog voorkomen
de mond- en klauwzeer zij het dan dok slechts hier
en daar sporadisch de onderhandelingen over de
toelating van ons vee in vreemde landen niet.
Met voldoening kan intusschen worden gewag, ge
maakt van de openstelling der grenzen van de Zuid-
Afrikaansclie Unie en Rhodesië voor den invoer van
Nederlandsch vee, in welk verband vermeldenswaard
is de door de ZuidsAfrïkaansche regeering vastge
stelde bepaling, krachtens welke het Nederlandsche
Etambookvee, of door fokvereenigingen geregistreerd
vee, onder zekere voorwaarden, vrachtvrij naar de
Unie kan worden vervoerd.
Door Hr. Ms. Regeering zijn een vijftigtal Zuid-
Af rikaansche landbouwers, die hef volgend jaar En
geland zullen bezoeken, uitgenoodigd ook een bezoek
aan Nederland te brengen, welke uitnoodiging is aan
genomen.
Voorts werd van de Duitsche Regeering weder ver
gunning verkregen voor den doorvoer eener zending
van 500 stuks fokvee naar OostenrijkHongarije. De
doorvoer van ons vee, zoowel fok- als slachtdieren,
naar Italië, is door genoemde regeering eveneens
onder zekere voorwaarden toegestaan.
De Eransche grenzen daarentegen zullen eerst wor
den o'pengesteld wanneer onze veestapel bestendig
van mond- en klauwzeer vrij zal zijn. Ook voor de
Argentijnsche Regeering was het voorkomen dier
ziekte h.t.l. een overwegend' bezwaar om tot de dezer
zijds gewenschcte toelating te besluiten.
Op 26 October 1912 werd te Berlijn mede namens
Nederland onderteekend een verdrag betreffende in
ternationale tentoonstellingen, dat aan de goedkeu
ring der Staten-Generaal zal worden onderworpen.
STAATSCOMMISSIE WERKLOOSHEID.
Het bericht dat dezer dagen vermeld is over de
werkzaamheden der Staatscommissie over de Werk-
Hij zag den hemel zijner verlangens instorten en
toch kon hij niet besluiten alles uit het hoofd te zet
ten. En hij voelde zich zel'f nog zoozeer onder den
invloed van zijn gewaarwordingen van den vorigen
dag, dat hij onwillekeurig vroeg aan den eersten den
besten dien hij tegenkwam, waar de Jufferstraat was
en hoe hij er komen kon.
De Jufferstraat was vlak in de buurt; hij behoefde
maar twee dwarsstraten door te loopen, op den hoek
van die volgende straat zou hij den naam wel vinden.
En terwijl hij geslingerd werd door de meest tegen
strijdige gevoelens, zocht en vond hij' nummer 202;
met kloppend hart aanschouwde hij de weinige ven
sters aan den voorkant. Ofschoon hij wel een half
uur lang op het trottoir aan de overzijde heen en
weer liep, zag" hij niets voor de ramen verschijnen.
Hij zag ook niet hoe achter de geraniumpotten van
het raam beneden, waar moeder Blasma zelf woonde,
een paar fonkelende oog-en hem aanschouwden. Het
was Potter; hij maakte zich zeer ongerust over het
heen en weer loopen van den vreemdeling, dien hij
reeds in Keulen gezien had en ook op de boot. Hoe
kon hij weten dat zij hier haar intrek genomen had
en wat verlangde hij?
Toen Helpert eindelijk zijn vruchteloos rondloopen
istaakte en de straat uitging, werd1 hij gevolgd door
een man, die zijn hoed diep over de oogen getrokken
had. Dat was Potter. Toen hij den jongen vreemde
ling het hotel Willemsbrug zag binnengaan, nam zijn
onrust toe. Want daar logeerde Wapstra. Was de
vreemdeling werkelijk slechts een onschuldige reizi
ger of was het een spion, een politie-spion misschien?
.Hij was vast van plan hem niet meer uit het oog te
verliezen dien dag.
Het geduld van Potter werd opeen zware proef
gesteld. Er gingen uren voorbij voordat de jonge
man met zijn overjas over den arm weer op straat
verscheen. Hij had eens goed over de zaak nage
dacht. Hij zou naar„Tivoli" gaan, den afkeer over-
loosheid verdient op eenige punten rectificatie.
De sub-commissie, welke j.l. Vrijdag onder voorzit
terschap van min. Treu'b bijeenkwam, had niet ten
doel een eindverslag samen te stellen. Haar taak
was, een plan te ontwerpen voor het organiseeren der
samenwerking van verschillende instellingen en ver-
eenigingen die de werkloosheid bestrijden. Ook is
het niet juist dat het verslag vóór Januari gepubli
ceerd zal worden, al hoopt de commissie nog dit jaar
met haar werk gereed te zijn. In elk geval' moeten
nog tal van belangrijke punten door de algemeene
vergadering der Staatscommissie behandeld worden.
Gisteren is te Rotterdam naar de N. R. Crt. meldt,
een vergadering gehouden, belegd door het bestuur
van de Vereen, van Vrijzinnig Hervormden in Zuid-
Holland. De vrijzinnige kerkvoogdijen in Zuid-Hol
land waren opgeroepen om deel te nemen aan een be
spreking, hoe de tractementen der predikanten zullen
kunnen verhoogd worden.
Besloten werd het minimum-tractement, als het
kon, te brengen op 1500, en pastorie, waarbij dan
moet komen vrijdom van belasting.
Breedvoerig werd' gesproken over middelen om dit
doel te bereiken. Men besprak heffing van hóófde-
lijken omslag, vrijwillige bijdragen van gegoede ge
meenteleden. Vooral werd het wensehelijk geacht,
dat rijkere kerkvoogdijen bijdragen schenken aan de
te vormen commissie, opdat de lasten der armere
kerkvoogdijen verminderd worden.
Na ampele bespreking werd ëen commissie gevormd
uit de vereeniging" van vrijzinnig-hervormden ter ver
hooging van de predikantstractementen, waarin aan
vankelijk 3 leden zitting- zullen hebben.
HENRI POLAK SENATOR.
De heer Henri Polak heeft de benoeming' tot lid
van de Eerste Kamer der Stnten-Generaat voor Fries
land aangenomen.
UIT DE S. D. A. P.
In Het Volk staat Mr. Troelstra zijn anti-ministe-
rieelen tegenstander Van der Goes te woord, die zich
op Mr. Troelstra eenige critiek had veroorloofd:
Een der groote argumenten van de tegenstanders
der aanvaarding van ministerportefeuilles was, dat
door die aanvaarding oppositie van een groep in de
Partij gewekt en de eenheid der Partij bedreigd zou
worden.
Thans blijkt het dat diezelfde groep blijft door
vechten en de partij in twee kampen verdeelt, zelfs
waar een beslissing in haar geest is genomen. En
dat, terwijl van den kant dergenen, die de nederlaag-
hebben geleden, daartoe niet de minste aanleiding-
wordt gegeven.
Do heer Troelstra wil „het Volk" niet misbruiken
voor een pennestrijd, maar in eene brochure de afge-
loopen ministerkrisis behandelen en daarin den par-
tijgenooten en allen, wien het aangaat, het bewijs le
veren, dat één zelfde, streng volgehouden gedragslijn
van den aanvang tot het einde zijn standpunt heeft
bepaald en dat, waf voor oppervlakkige of kwaadwil
lige beoordeelaars inkonsekwent of weifelachtig lijkt,
eenvoudig voortkomt uit het verschil tusschen twee
situaties, die evenveel gelijkenis met elkaar hadden
als een kapitaal van honderdduizend gulden in bank
noten heeft met een lot in de staatsloterij.
„Om zich op de plaats van Troelstra te handhaven"
dekreteert Van der Goes, moet ik niet alleen het sen
timent, dat de resolutie van Zwolle deed aannemen,
roemen, „maar moet er ook naar gehandeld worden".
M. a. w.wees het nu verder eens met die beslissing'
of verlaat de plaats, die gij inneemt.
Voor zoover dit mocht beteekenen, dat ik, na de
aanneming dezer resolutie, in de daardoor bepaalde
iparlementaire situatie met alle kracht voor de Partij
en hare programpunten zal' strijden, is Van der Goes'
dreigement overbodig. Loyaler, dan ik de Zwolsche
beslissing' opvat, kan ze door geen tegenstander ervan
worden opgevat.
Maar als Van der Goes zou willen zeggen, dat ik
nu maar moet doen, alsof ik die beslissing beschouw
als het summum van politieke soc. dern. wijsheid, op
straffe van door hem en zijne vrienden, straks aan
den dijk te worden gezet, dan antwoord ik: dat nooit!
HET EERSTE NEDERLANDSCHE CREMATO
RIUM.
A. s. Zaterdag ter gelegenheid van de te Haarlem
te houden 38e jaarlijksche algemeene vergadering der
Vereeniging voor facultatieve lijkverbranding, wordt
ingewijd' het crematorium door de Vereeniging ge
sticht, het eerste iu ons land.
Na een beschrijving van de inrichting te hebben
gegeven, merkt het N. v. d. D. op, dat ons land op
het gebied van lijkverbranding nog zoo ver achter
staat hij1 andere landen. Zelfs in Rusland mogen de
plaatselijke besturen crematoria bouwen. (In
Duitschland bestaan een 40-tal crematoria, een 140-
tal vereenigingen, met ongeveer 60.000 leden).
Vanzelf- rijst de vraag of het crematorium ook in
gebruik genomen zal worden. Ook de Gemeenteraad
van Vel'sen, in welke gemeente het crematorium is
gebouwd, heeft indertijd' deze vraag te berde gebracht
en het vermoeden uitgesproken, dat het in de bedoe
ling der vereeniging ligt om, van het gebouw gebruik
makend, een strafrechterlijke vervolging uit te lok
ken en in hoogste instantie te zien uitgemaakt of
naar het oordeel van de rechterlijke macht lijkver
branding in ons land geoorloofd is, dan wel of zij
in strijd met de wet is te achten. De wetgever schijnt
lijkverbranding te. hebben willen uitsluiten. De vraag
is echter of hij daarin is geslaagd, met andere woor
den of de strafbepalingen der wet van toepassing zijn
op het verbranden van lijken. En deze vraag, meent
de „Gemeentestem" ontkennend te moeten beant
woorden. De eenige strafbepaling, die hier in aan
merking komt, is die van art. 41, boete en hechtenis
bedreigende tegen de overtreding van het le lid van
art. 1. Het gebod van dit eerste lid wordt echter
niet overtreden door dengene, die een lijk verbrandt,
maar alleen door hem, die een lijk begraaft op andere
plaats of andere wijze dan de gebodfebepaliug voor
schrijft. De wet legt aan niemand de bepaalde ver
plichting op om een lijk, overeenkomstig het eerste
lid van art.. 1 te begraven. Wordt een lijk niet be
graven, dan is de burgemeester krachtens art. 9 tot
ingrijpen bevoegd, maar strafrechtelijke aansprake
lijkheid ontstaat daardoor niet.
Om wegens verbranding van een lijk straf t.e kun
nen opleggen, zou er in plaats van het gebod tot be
graven moeten zijn een wetsbepaling, die verbiedt een
lijk eenige andere behandeling te doen ondergaan dan
begraven, maar zoodanige bepaling is in de wet niet
te vinden en zou ook tot niet geringe moeilijkheden
aanleiding geven.
winnen dien het roodharige, geblankette mensch hem
inboezemde, en het laten afhangen van hetgeen hij
hoorde of hij morgen verder reisde en de zaak op
gaf, ja of neen.
Toen Potter een half uur later de helder verlichte
zaal binnentrad en den man dien hij zocht naast het
roodharige meisje zag zitten dat hij 's morgens bij
Lizzie had aangetroffen, werdl hij door angst en
woede aangegrepen. Nu was er geen twijfel meer
aan, Lizzie was het doel waarmede die man hier
kwam; hij kreeg eensklaps een onweerstaanbare be
geerte den gevaarlijken nieuwsgierige uit- den weg te
ruimen. Hij moest wel zes grachten passeeren voor
dat hij in zijn hotel was; één duw in het water van
zulk een diepe gracht had reeds menigen mond doen
verstommen.
Het was laat in den avond .toen Helpert den Tivo-
lischouwburg verliet, nadat hij Peggy rijkelijk voor
haar mededeelingen had beloond. Wat hij gehoord
had deed hem duizelen. Met behulp van Peggy's
zeer gebrekkig Duitsch en zijn onvolledig Engelsch
had hij nu toch een vrij voldoende voorstelling' van
de zaak: hij wist ten minste eenigszins hoe de vork in
den steel zat. Rein en liefelijk verscheen het jonge
meisje voor het oog zijner verbeelding; het kind dat
zich zoowel lichamelijk als geestelijk geheel in de
macht bevond van den man die haar vergezelde. Uit
Peggy's beschrijving had hij begrepen, dat het door
suggestie was dat de man haar in zijn macht had en
toen hij naar bet hotel terugkeerde, waarvoor hij
vaak moest omkeeren en naar den weg vragen, be
sloot hij al zijn pogingen in het werk te stellen om
het jonge meisje te naderen en haar uit haar onge-
lukkigen toestand! te bevrijden. Llij nag geen rijtuig'
en ook geen 'tram en liep de Vischmarkt over. Het
loopen door de donkere straten, waar het nu niet
meer druk was, deed hem goed.
Potter had zijn plan opgegeven. Hij was eigenlijk
zeer lal' van aard1; wanneer het mislukte zou hun
<1
Dan liever de politieke leiding der Partij aan Van'
der Goes overgelaten, die dan maar eens toonen moet, 1
of de scherpte en onmeedoogendheid van zijn kritiek
op anderer werk wordt geëvenaard door eigen talent
en bekwaamheid om het beter te doen.
Wat mij betreft, ik heb mij zelf de vraag', of ik rui
de Zwolsche beslissing nog de politieke leiding zou
kunnen houden, reeds voordat die beslissing genomen
was, met, den meesten ernst gesteld. En als ik, na
vrij wat hoofdbreken, eindelijk die vraag toestemmend
heb beantwoord, dan was het, omdat, ik weet, dat het
hart der Parij klopt in mijn hart en dat hij een meer
algemeene beslissing over de vraag van „het ministe-
rialisme," die ons reeds op ons eerstvolgend verkie-
izingskongres zal worden opgedrongen, de Partij het
met mij eens zal zijn, zonder dat ik daartoe verplicht
zal zijn, mij tot de opinie van Yan der Goes te bekee-
DE ZUIDERZEE.
Een Engelsch blad, de Westminster Gazette spreekt
in een artikel' over het plan tot drooglegging van de
Zuiderzee zijn vrees uit, dat archeologie en kunst er
onder zullen lijden, want wat zal1 er van „de doode
steden aan de Zuiderzee" worden, tot welke steden
het behalve E'dam en Monnikendam ook Volendam en
Marken rekent, Vooral betreurt het, dat Marken,
„het schilderachtigst van allen," verdwijnen zal, want
het te behouden door een kanaal om het eiland open
te laten, acht het uit den booze.
OPGRAVING-EN.
Nu en dan werden door landarbeiders te Rijnsburg
bij het bewerken van den bodem overblijfselen van
oud aardewerk gevonden uit den Romeinschen tijd.
Thans wordt op een stuk bollenland, toebehooronde
plan reeds in duigen zijn gevallem Hij- zou morgen
heel in de vroegte het huis van moeder Blasma verla
ten met Lizzie en naar den Haag' vertrekken. Daar
zou niemand haar zoeken.
Toen Helpert de brug naderde, die tusschen Leu-
vehaven en Blaak naar de Zuid-Blaak voert, kwam
uit de duisternis bij het water een groepje van drie
personen te voorschijn; zij- gaven elkander den arm
"en al waggelend als dronken mannen volgden zij hem.'
Helpert, die juist de brug over was, bleef staan om
ze voorbij te laten. Op dat oogenblik ging het groepje
uiteen; doctor Helpert werd met geweld aangegre
pen. Hij wilde zich los maken; daar greep de hand
van den eene naar zijn borst en hij voelde onnoemelij
ke pijn. Op hetzelfde oogenblik suisde zijn hoofd
door een a 11 e r v ree se 1 i j k s t en slag, en met een enkelen
gil zakte hij bewusteloos ineen, terwijl zijn aanran
ders in de duisternis verdwenen. De gil was ver
doorgedrongen door de stilte van den nacht. De po
litie-agent patrouilleerende op de Vischmarkt, kwam
in allerijl toeloopen en boog zich over den jongen
man heen, wien het bloed over het bleeko gelaat
'stroomde. De agent floot; spoedig kwam de politie
post van de. Zeevischmarktz.ij namen den jongen
man op en brachten hem naar het wachthuis. Toen
zij hem hier neerlegden en het licht op zijn gelaat
.viel, ontstond er een groote ontsteltenis onder de
mannen.
„Commissaris van Rinsehoten", riep do waehtheb-
heudo agent, „de, schelmen hebben den commissaris
'vermoord."
„Wat zeg je van commissaris van, Rinsehoten?"
"klonk een luide, gebiedende stem aan den ingang van
het wachtlokaal en een jonge man met blond haar en
baard kwam het vertrek binnen. De mannen keken
hem verbijsterd' aan.
„Jullie vergist je jongens; commissaris van Rin
sehoten is niet vermoord; ik ben gezond en wel."
(Wordt vervolgd,Jt