DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 223. Honderd en vfjttiende Jaargang. 1918 DO NDEKDiG 25 SEPTEMBER. FEUILLETO N. Onder suggestie. Zij, die zich met I October op dit blad abonneeren, ont vangen de tot dien datum verschij nende nummers gratis. De Directie. BINNENLAND. VERBETERING VAN PREDIKANTS- TRAOTEMENTE'N. ALRMAARSCHE COURANT. ALKMAAR, 25 September. Er is wet eens gezegd: „Wanneer het op den Balkan eenmaal is begonnen, dan komt er niet gauw een einde aan." Dia voorspelling schijnt thans in vervulling te gaan. Nauwelijks sloten Turkije en Bulgarije vrede, of er dreigen alweer nieuwe conflicten. Albanië is thans de aanleiding'. De bewoners van dit gebied hebben een spreekwoord, dat meer juist dan net al dus luidt: „Men kan gemakkelijker een zoodje vlooi en verzamelen, dan twee Albaniërs onder één hoed brengen." De Serviërs ondervinden het meer dan hun lief is, hoe moeielijk het is het den Albaneeschen heeren naar den zin te maken. Er worden, naar het schijnt, formeele veldslagen geleverd en natuurlijk verzekeren de Albaniërs even' hard als de Serviërs, dat zij daaraan hoegenaamd geen schuld hebben. Intusschen is de toestand ernstig. Koning Peter heeft er zijn verblijf in een badplaats aan gegeven om een dringenden ministerraad te Belgrado bij te wonen. En terwijl men meende, dat het met de oor logsgruwelen nu uit zou zijn, hoort men plotseling ,van een nieuwen oorlog, die nieuwe offers zal eischen. Reeds is een bijzondere divisie, -samenge steld uit acht regimenten, op weg' naar de grens en ook zijn er reservisten opgeroepen. 1 De Servische gezanten in het buitenland hebben last gekregen den mogendheden mede te deelen, dat Servië zich gedwongen ziet tegen de opstandelingen met wapengeweld op te treden, om zijn rechten te handhaven. Hoe ernstig de toestand is, moge blijken uit een schrijven van een aanvoerder der Albaniërs, gepu bliceerd in de „Albanisehe Korrespondenz," en van den volgenden inhoud „De onrechtvaardigheid van Europa is verantwoor delijk voor het bloed, dat nu vergoten wordt. Het was een groot onrecht, om Kossowo, het hart van Alba nië, in handen onzer vijanden te laten. „Wat op onzen geboortegrond sinds maanden ge schiedt., is verschrikkelijk. Velen onzer beste man nen hebben hun leven geëindigd op het schavot, of onder de kogels en bajonetten der Serviërs. Dezen hebben onze broeders van de marktplaatsen afgeslo ten en zoo aan den hongerdood prijsgegeven; of hij Servië ingelijfd worden, of sterven, is hun eisch. De Servische troepen zijn tot in het hart van Ma- lissia doorgedrongen, op alle bergwegen hebben zij de Malissoren opgezocht en neergeschoten. Europa wil de niet naar onze klachten luisteren. Nu grijpen wij naar de wapenen om onze vijanden te verjagen of te sterven." De grensbewoners zijn vooral verontwaardigd, om dat Servië hun het bezoeken van Turksche markt plaatsen, noodzakelijk voor hun bestaan, zeer be- moeielijkt, door allerlei lastige politiemaatregelen te nemen en hooge douanerechten te heffen. Dit optre den der regeering gaf aanleiding tot bloedige botsin gen. De berichten zeggen, dat de Albaniërs zelfs enkele plaatsen op de Serviërs hebben veroverd en in brand gestoken. En niet alleen keert de haat zich tegen Servië, doch ook tegen Montenegro, zoodat ook de regeering van Cet'tinje bereids maatregelen heeft Roman naar het Duitsch van C. CROME SCHWIENING. 18) -o- Doctor Hel'pert liep voort zonder er op to letten. Jn g'roote havensteden komen zulke ontmoetingen zoo vaak voor. Maar toch frappeerde hem die manier van doen; wanneer die raadselachtige woorden eens in verband stonden met de onbekende? Eensklaps keerde hij zich om. Hij overwon zijn antipathie tegen zulk soort van menschen. Zou er eenige hoop voor hem bestaan? Het opgedirkte wezen was een huis ingegaan; op den drempel stond zij hem met spanning aan te zien. Helpert, ging naar haar toe: „TT sprak van een meisje, dat geholpen moet wor den; welk meisje bedoelt u?" „Een jong meisje een heel wit gezicht zulke groote donkere oogen erg treurig De jonge man kon haast geen adem halen. „Waar is zij?" vroeg hij opgewonden. „In de herberg van moeder Blasma, Jufferstraat j202. Maar niet daar naar toe gaan een slechte man. U moet vanavond in „Tivoli" komen op den Coolsingel ik zal u meer zeggen hier mag ik niet blijven staan." En zeer ingenomen met het gelukkige toeval waar door zij den blonden mijnheer juist had ontmoet, liep de Iersche Peggy hem voorbij, de straat uit. Doctor Helpert bleef verbijsterd staan. „Herberg moeder Blasma" die woorden be- te.ekendën een omgeving waarvoor hij terug deinsde. En dat mensch! kon het mooie lieftallige schepsel tje werkelijk in betrekking staan tot zulk een wezen? moeten nemen om de grens te beschermen tegen voortdurende invallen van Albaneezen. Zoo blijven dus de bevolkingen van den Balkan steeds met elkaar in oorlog. Van de zoo hoog noodi- ge orde en rust, komt voorloopig nog niemendal, en van welvaart kan heelemaal geen sprake zijn, zoolang de Balkanvolkeren op dezp wijze voortgaan. H. M. DE KONINGIN. Ter gelegenheid van den verjaardag van H. M. de Koningin heeft het blad La Nacion te Buenos Aires, het voornaamste politieke blad van Zuid-Amerika, een artikel van gelukwensching aan H. M. en aan Nederland in zijn nummer van 31 Augustus. In dit artikel wordt o.m. gezegd, dat ongetwijfeld geen en kel vorst bij zijn onderdanen zoo innige gevoelens en zulk eeu diepe genegenheid opwekt als de Koningin van Nederland. Het Nederlandsche volk draagt Haar een bijna vaderlijke genegenheid toe en is tot alle opofferingen bereid om Haar luister en Haar geluk te verzekeren. Het artikel besluit met de woor den: Het spreekwoord zegt, dat gelukkige volkeren geen geschiedenis hebben. Indien men onder ge schiedenis het verhaal verstaat vair groote worstelin gen, van reusachtige rampen of vau bloedige over winningen en wreede heldendaden, bezit het Neder land der 20ste eeuw inderdaad geen geschiedenis; maar indien de geschiedenis de herdenking is van de werkzaamheid van den mensch op het gebied van be schaving en vooruitgang, indien zij h-et beeld is van het gemeenschappelijk streven van een zich ontwikke lend ras naar zijn einddoel van een algemeen welzijn, dan geeft Nederland van zulk een geschiedenis een schitterend1 voorbeeld onder de gelukkige regeering van zijn lieftallige Koningin Wilhelmina. ORANJEBOEK. Evenals vorige jaren is ook thans door den Minis ter van Buiteniandsche Zaken aan de Staten-Gene- raal een Oranjeboek aangeboden, bevattende een overzicht der voornaamste van 15 Juli 1912 tot- 15 Juli 1913 door het Ministerie van Buiteniandsche Za ken behandelde en voor openbaarmaking' geschikte aangelegenheden, waara-an het volgende is ontleend: Evenals het vorige jaar vergemakkelijkte het in den aanvang van het jaar in ons land nog voorkomen de mond- en klauwzeer zij het dan dok slechts hier en daar sporadisch de onderhandelingen over de toelating van ons vee in vreemde landen niet. Met voldoening kan intusschen worden gewag, ge maakt van de openstelling der grenzen van de Zuid- Afrikaansclie Unie en Rhodesië voor den invoer van Nederlandsch vee, in welk verband vermeldenswaard is de door de ZuidsAfrïkaansche regeering vastge stelde bepaling, krachtens welke het Nederlandsche Etambookvee, of door fokvereenigingen geregistreerd vee, onder zekere voorwaarden, vrachtvrij naar de Unie kan worden vervoerd. Door Hr. Ms. Regeering zijn een vijftigtal Zuid- Af rikaansche landbouwers, die hef volgend jaar En geland zullen bezoeken, uitgenoodigd ook een bezoek aan Nederland te brengen, welke uitnoodiging is aan genomen. Voorts werd van de Duitsche Regeering weder ver gunning verkregen voor den doorvoer eener zending van 500 stuks fokvee naar OostenrijkHongarije. De doorvoer van ons vee, zoowel fok- als slachtdieren, naar Italië, is door genoemde regeering eveneens onder zekere voorwaarden toegestaan. De Eransche grenzen daarentegen zullen eerst wor den o'pengesteld wanneer onze veestapel bestendig van mond- en klauwzeer vrij zal zijn. Ook voor de Argentijnsche Regeering was het voorkomen dier ziekte h.t.l. een overwegend' bezwaar om tot de dezer zijds gewenschcte toelating te besluiten. Op 26 October 1912 werd te Berlijn mede namens Nederland onderteekend een verdrag betreffende in ternationale tentoonstellingen, dat aan de goedkeu ring der Staten-Generaal zal worden onderworpen. STAATSCOMMISSIE WERKLOOSHEID. Het bericht dat dezer dagen vermeld is over de werkzaamheden der Staatscommissie over de Werk- Hij zag den hemel zijner verlangens instorten en toch kon hij niet besluiten alles uit het hoofd te zet ten. En hij voelde zich zel'f nog zoozeer onder den invloed van zijn gewaarwordingen van den vorigen dag, dat hij onwillekeurig vroeg aan den eersten den besten dien hij tegenkwam, waar de Jufferstraat was en hoe hij er komen kon. De Jufferstraat was vlak in de buurt; hij behoefde maar twee dwarsstraten door te loopen, op den hoek van die volgende straat zou hij den naam wel vinden. En terwijl hij geslingerd werd door de meest tegen strijdige gevoelens, zocht en vond hij' nummer 202; met kloppend hart aanschouwde hij de weinige ven sters aan den voorkant. Ofschoon hij wel een half uur lang op het trottoir aan de overzijde heen en weer liep, zag" hij niets voor de ramen verschijnen. Hij zag ook niet hoe achter de geraniumpotten van het raam beneden, waar moeder Blasma zelf woonde, een paar fonkelende oog-en hem aanschouwden. Het was Potter; hij maakte zich zeer ongerust over het heen en weer loopen van den vreemdeling, dien hij reeds in Keulen gezien had en ook op de boot. Hoe kon hij weten dat zij hier haar intrek genomen had en wat verlangde hij? Toen Helpert eindelijk zijn vruchteloos rondloopen istaakte en de straat uitging, werd1 hij gevolgd door een man, die zijn hoed diep over de oogen getrokken had. Dat was Potter. Toen hij den jongen vreemde ling het hotel Willemsbrug zag binnengaan, nam zijn onrust toe. Want daar logeerde Wapstra. Was de vreemdeling werkelijk slechts een onschuldige reizi ger of was het een spion, een politie-spion misschien? .Hij was vast van plan hem niet meer uit het oog te verliezen dien dag. Het geduld van Potter werd opeen zware proef gesteld. Er gingen uren voorbij voordat de jonge man met zijn overjas over den arm weer op straat verscheen. Hij had eens goed over de zaak nage dacht. Hij zou naar„Tivoli" gaan, den afkeer over- loosheid verdient op eenige punten rectificatie. De sub-commissie, welke j.l. Vrijdag onder voorzit terschap van min. Treu'b bijeenkwam, had niet ten doel een eindverslag samen te stellen. Haar taak was, een plan te ontwerpen voor het organiseeren der samenwerking van verschillende instellingen en ver- eenigingen die de werkloosheid bestrijden. Ook is het niet juist dat het verslag vóór Januari gepubli ceerd zal worden, al hoopt de commissie nog dit jaar met haar werk gereed te zijn. In elk geval' moeten nog tal van belangrijke punten door de algemeene vergadering der Staatscommissie behandeld worden. Gisteren is te Rotterdam naar de N. R. Crt. meldt, een vergadering gehouden, belegd door het bestuur van de Vereen, van Vrijzinnig Hervormden in Zuid- Holland. De vrijzinnige kerkvoogdijen in Zuid-Hol land waren opgeroepen om deel te nemen aan een be spreking, hoe de tractementen der predikanten zullen kunnen verhoogd worden. Besloten werd het minimum-tractement, als het kon, te brengen op 1500, en pastorie, waarbij dan moet komen vrijdom van belasting. Breedvoerig werd' gesproken over middelen om dit doel te bereiken. Men besprak heffing van hóófde- lijken omslag, vrijwillige bijdragen van gegoede ge meenteleden. Vooral werd het wensehelijk geacht, dat rijkere kerkvoogdijen bijdragen schenken aan de te vormen commissie, opdat de lasten der armere kerkvoogdijen verminderd worden. Na ampele bespreking werd ëen commissie gevormd uit de vereeniging" van vrijzinnig-hervormden ter ver hooging van de predikantstractementen, waarin aan vankelijk 3 leden zitting- zullen hebben. HENRI POLAK SENATOR. De heer Henri Polak heeft de benoeming' tot lid van de Eerste Kamer der Stnten-Generaat voor Fries land aangenomen. UIT DE S. D. A. P. In Het Volk staat Mr. Troelstra zijn anti-ministe- rieelen tegenstander Van der Goes te woord, die zich op Mr. Troelstra eenige critiek had veroorloofd: Een der groote argumenten van de tegenstanders der aanvaarding van ministerportefeuilles was, dat door die aanvaarding oppositie van een groep in de Partij gewekt en de eenheid der Partij bedreigd zou worden. Thans blijkt het dat diezelfde groep blijft door vechten en de partij in twee kampen verdeelt, zelfs waar een beslissing in haar geest is genomen. En dat, terwijl van den kant dergenen, die de nederlaag- hebben geleden, daartoe niet de minste aanleiding- wordt gegeven. Do heer Troelstra wil „het Volk" niet misbruiken voor een pennestrijd, maar in eene brochure de afge- loopen ministerkrisis behandelen en daarin den par- tijgenooten en allen, wien het aangaat, het bewijs le veren, dat één zelfde, streng volgehouden gedragslijn van den aanvang tot het einde zijn standpunt heeft bepaald en dat, waf voor oppervlakkige of kwaadwil lige beoordeelaars inkonsekwent of weifelachtig lijkt, eenvoudig voortkomt uit het verschil tusschen twee situaties, die evenveel gelijkenis met elkaar hadden als een kapitaal van honderdduizend gulden in bank noten heeft met een lot in de staatsloterij. „Om zich op de plaats van Troelstra te handhaven" dekreteert Van der Goes, moet ik niet alleen het sen timent, dat de resolutie van Zwolle deed aannemen, roemen, „maar moet er ook naar gehandeld worden". M. a. w.wees het nu verder eens met die beslissing' of verlaat de plaats, die gij inneemt. Voor zoover dit mocht beteekenen, dat ik, na de aanneming dezer resolutie, in de daardoor bepaalde iparlementaire situatie met alle kracht voor de Partij en hare programpunten zal' strijden, is Van der Goes' dreigement overbodig. Loyaler, dan ik de Zwolsche beslissing' opvat, kan ze door geen tegenstander ervan worden opgevat. Maar als Van der Goes zou willen zeggen, dat ik nu maar moet doen, alsof ik die beslissing beschouw als het summum van politieke soc. dern. wijsheid, op straffe van door hem en zijne vrienden, straks aan den dijk te worden gezet, dan antwoord ik: dat nooit! HET EERSTE NEDERLANDSCHE CREMATO RIUM. A. s. Zaterdag ter gelegenheid van de te Haarlem te houden 38e jaarlijksche algemeene vergadering der Vereeniging voor facultatieve lijkverbranding, wordt ingewijd' het crematorium door de Vereeniging ge sticht, het eerste iu ons land. Na een beschrijving van de inrichting te hebben gegeven, merkt het N. v. d. D. op, dat ons land op het gebied van lijkverbranding nog zoo ver achter staat hij1 andere landen. Zelfs in Rusland mogen de plaatselijke besturen crematoria bouwen. (In Duitschland bestaan een 40-tal crematoria, een 140- tal vereenigingen, met ongeveer 60.000 leden). Vanzelf- rijst de vraag of het crematorium ook in gebruik genomen zal worden. Ook de Gemeenteraad van Vel'sen, in welke gemeente het crematorium is gebouwd, heeft indertijd' deze vraag te berde gebracht en het vermoeden uitgesproken, dat het in de bedoe ling der vereeniging ligt om, van het gebouw gebruik makend, een strafrechterlijke vervolging uit te lok ken en in hoogste instantie te zien uitgemaakt of naar het oordeel van de rechterlijke macht lijkver branding in ons land geoorloofd is, dan wel of zij in strijd met de wet is te achten. De wetgever schijnt lijkverbranding te. hebben willen uitsluiten. De vraag is echter of hij daarin is geslaagd, met andere woor den of de strafbepalingen der wet van toepassing zijn op het verbranden van lijken. En deze vraag, meent de „Gemeentestem" ontkennend te moeten beant woorden. De eenige strafbepaling, die hier in aan merking komt, is die van art. 41, boete en hechtenis bedreigende tegen de overtreding van het le lid van art. 1. Het gebod van dit eerste lid wordt echter niet overtreden door dengene, die een lijk verbrandt, maar alleen door hem, die een lijk begraaft op andere plaats of andere wijze dan de gebodfebepaliug voor schrijft. De wet legt aan niemand de bepaalde ver plichting op om een lijk, overeenkomstig het eerste lid van art.. 1 te begraven. Wordt een lijk niet be graven, dan is de burgemeester krachtens art. 9 tot ingrijpen bevoegd, maar strafrechtelijke aansprake lijkheid ontstaat daardoor niet. Om wegens verbranding van een lijk straf t.e kun nen opleggen, zou er in plaats van het gebod tot be graven moeten zijn een wetsbepaling, die verbiedt een lijk eenige andere behandeling te doen ondergaan dan begraven, maar zoodanige bepaling is in de wet niet te vinden en zou ook tot niet geringe moeilijkheden aanleiding geven. winnen dien het roodharige, geblankette mensch hem inboezemde, en het laten afhangen van hetgeen hij hoorde of hij morgen verder reisde en de zaak op gaf, ja of neen. Toen Potter een half uur later de helder verlichte zaal binnentrad en den man dien hij zocht naast het roodharige meisje zag zitten dat hij 's morgens bij Lizzie had aangetroffen, werdl hij door angst en woede aangegrepen. Nu was er geen twijfel meer aan, Lizzie was het doel waarmede die man hier kwam; hij kreeg eensklaps een onweerstaanbare be geerte den gevaarlijken nieuwsgierige uit- den weg te ruimen. Hij moest wel zes grachten passeeren voor dat hij in zijn hotel was; één duw in het water van zulk een diepe gracht had reeds menigen mond doen verstommen. Het was laat in den avond .toen Helpert den Tivo- lischouwburg verliet, nadat hij Peggy rijkelijk voor haar mededeelingen had beloond. Wat hij gehoord had deed hem duizelen. Met behulp van Peggy's zeer gebrekkig Duitsch en zijn onvolledig Engelsch had hij nu toch een vrij voldoende voorstelling' van de zaak: hij wist ten minste eenigszins hoe de vork in den steel zat. Rein en liefelijk verscheen het jonge meisje voor het oog zijner verbeelding; het kind dat zich zoowel lichamelijk als geestelijk geheel in de macht bevond van den man die haar vergezelde. Uit Peggy's beschrijving had hij begrepen, dat het door suggestie was dat de man haar in zijn macht had en toen hij naar bet hotel terugkeerde, waarvoor hij vaak moest omkeeren en naar den weg vragen, be sloot hij al zijn pogingen in het werk te stellen om het jonge meisje te naderen en haar uit haar onge- lukkigen toestand! te bevrijden. Llij nag geen rijtuig' en ook geen 'tram en liep de Vischmarkt over. Het loopen door de donkere straten, waar het nu niet meer druk was, deed hem goed. Potter had zijn plan opgegeven. Hij was eigenlijk zeer lal' van aard1; wanneer het mislukte zou hun <1 Dan liever de politieke leiding der Partij aan Van' der Goes overgelaten, die dan maar eens toonen moet, 1 of de scherpte en onmeedoogendheid van zijn kritiek op anderer werk wordt geëvenaard door eigen talent en bekwaamheid om het beter te doen. Wat mij betreft, ik heb mij zelf de vraag', of ik rui de Zwolsche beslissing nog de politieke leiding zou kunnen houden, reeds voordat die beslissing genomen was, met, den meesten ernst gesteld. En als ik, na vrij wat hoofdbreken, eindelijk die vraag toestemmend heb beantwoord, dan was het, omdat, ik weet, dat het hart der Parij klopt in mijn hart en dat hij een meer algemeene beslissing over de vraag van „het ministe- rialisme," die ons reeds op ons eerstvolgend verkie- izingskongres zal worden opgedrongen, de Partij het met mij eens zal zijn, zonder dat ik daartoe verplicht zal zijn, mij tot de opinie van Yan der Goes te bekee- DE ZUIDERZEE. Een Engelsch blad, de Westminster Gazette spreekt in een artikel' over het plan tot drooglegging van de Zuiderzee zijn vrees uit, dat archeologie en kunst er onder zullen lijden, want wat zal1 er van „de doode steden aan de Zuiderzee" worden, tot welke steden het behalve E'dam en Monnikendam ook Volendam en Marken rekent, Vooral betreurt het, dat Marken, „het schilderachtigst van allen," verdwijnen zal, want het te behouden door een kanaal om het eiland open te laten, acht het uit den booze. OPGRAVING-EN. Nu en dan werden door landarbeiders te Rijnsburg bij het bewerken van den bodem overblijfselen van oud aardewerk gevonden uit den Romeinschen tijd. Thans wordt op een stuk bollenland, toebehooronde plan reeds in duigen zijn gevallem Hij- zou morgen heel in de vroegte het huis van moeder Blasma verla ten met Lizzie en naar den Haag' vertrekken. Daar zou niemand haar zoeken. Toen Helpert de brug naderde, die tusschen Leu- vehaven en Blaak naar de Zuid-Blaak voert, kwam uit de duisternis bij het water een groepje van drie personen te voorschijn; zij- gaven elkander den arm "en al waggelend als dronken mannen volgden zij hem.' Helpert, die juist de brug over was, bleef staan om ze voorbij te laten. Op dat oogenblik ging het groepje uiteen; doctor Helpert werd met geweld aangegre pen. Hij wilde zich los maken; daar greep de hand van den eene naar zijn borst en hij voelde onnoemelij ke pijn. Op hetzelfde oogenblik suisde zijn hoofd door een a 11 e r v ree se 1 i j k s t en slag, en met een enkelen gil zakte hij bewusteloos ineen, terwijl zijn aanran ders in de duisternis verdwenen. De gil was ver doorgedrongen door de stilte van den nacht. De po litie-agent patrouilleerende op de Vischmarkt, kwam in allerijl toeloopen en boog zich over den jongen man heen, wien het bloed over het bleeko gelaat 'stroomde. De agent floot; spoedig kwam de politie post van de. Zeevischmarktz.ij namen den jongen man op en brachten hem naar het wachthuis. Toen zij hem hier neerlegden en het licht op zijn gelaat .viel, ontstond er een groote ontsteltenis onder de mannen. „Commissaris van Rinsehoten", riep do waehtheb- heudo agent, „de, schelmen hebben den commissaris 'vermoord." „Wat zeg je van commissaris van, Rinsehoten?" "klonk een luide, gebiedende stem aan den ingang van het wachtlokaal en een jonge man met blond haar en baard kwam het vertrek binnen. De mannen keken hem verbijsterd' aan. „Jullie vergist je jongens; commissaris van Rin sehoten is niet vermoord; ik ben gezond en wel." (Wordt vervolgd,Jt

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1913 | | pagina 1