DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Stedelijk Museum
No, 2,11.
1918.
ZATERDAG
4 OCTOBER,
FEUILLETON.
Honderd en vijftiende jaargang.
Reissprokkelingen.
Onder suggestie.
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
ALKMAARSCH
COURANT
agïAvi
Dit nummer beataal uit 3 bladen.
KOSTELOOZE BEZICHTIGING op Zondag
5 October, 's namiddags ran 1 t»t 3 nnr.
Kinderen beneden de 12 jaren worden niet toege
laten, van 12 tot 16 jaren slechts onder geleide. In
bet Museum mag NIET gerookt worden.
dbor
TIIéRèSE HOVEN.
IV.
OP BEZOEK BIJ EEN PRINSES.
Mag- ik u voorstellen, Madame la Princesse Marii
Letitia BonaparteWeyse, dochter van Mr. Weyse
indertijd Enigelsehen gezant aan het Hof te Athene,
en kleindochter van Lucieni Ben-aparte, dus een ach
ternicht van den grooten. Napoleon eni een „cousdne
Oermaine" van Napoleon III. Naar zij mij verzeker
de, was zij bestemd' om met haar neef te trouwen en
de keizerlijke kroon van Frankrijk te dragen, maar
hij werd] verliefd) op Eugénie, Gravin d'e Montij-o de
Guzman en d'eze werd' tot keizerin verheven. Toen
tro-ostte Marie Letitia- zich, eerst met den Prins van
Sofas, een Oostenrijker, die stierf, nadat zij een
jaar met hem -getrouwd was; daarna met den Baron
Rattazzi, een Spanjaard en, toen deze den weg' van
allo stervelingen, dus ook van alle Spanjaarden, wa
opgegaan, met den Italiaan Marquis dé Riith
't, Kan ook zijn dat zij eerst Marquise de Riith en
toen Baronne Rat'ta'zzi was; toen ik haar leerde ken
nen, was zij weduwe van all'e drie; om haar drievou
dig- huwelijksverbond noemde men baar „La Triple
Aliance!"
't Was heel moeilijk uit. te maken wie en wat zq
was, want ze noemdé zich Prinses Bonaparte of Ma
dame. de. Riith en. ze werd vaak aangeduid als: „La
Rattazzi" onder welken naam zij in: Parijs een maand'
blad redigeerde: „La revue Internationale" en ver
scheiden werken schreef, o. a.: „L'awenturière des
Colonies'".
Onze kennismaking bad plaats in 1898, tijdens de
Kroningsfeesten onzer Koningin.
Toen er bij die gelegenheid een dienst werd gehou
den in de Groote Kerk te VGravenhage, zat ik toe
vallig naast baar.
Als 't woord niet zoo vaak gebruikt, erger -nog.
misbruikt werd, zon ik bet typisch noemen, want dat
was 't -beusch. Ik zat naast, een- oudere dame, die
elk oogenhlik iets 'liet vallen, nu haar zakdoek, dan
haar programma, dan weer een handschoen of iets
anders.
Mijn plicht, als zooveel jongere vrouw, gebood mij
haar behulpzaam te zijn in 't, oprapen der gevallen
voorwerpen en, merkende, dat zij niet goed kon zien,
bood ik haar mijn geleide -om de trappen af te. dalen
en haar rijtuig te zoeken. Terwijl1 ik haar hielp in
stijgen, vroeg- ze of ik mijn liefdediensten no-g met
één zou willen vermeerderen en haar terug zou wil
lien brengen naair baar hotel. Zij was eigenlijk niet
gewoon alleen uit- te gaan, doch ze bad haar secre
taris, die haar steeds vergezelde, terug moeten stu
ren, dewijl haar toegangsbewijs tot die kerk strikt per
soonlijk was.
Gaarne voldeéd ik aan baar verlangen; ik legde
haar zelfs 't een en ander uit van hetgeen wij voorbij
roden. In 't „Hotel Bellevue" aangekomen, vroeg zij
21)
Roman naar het Duitscli van
C. CROME SCHWIENING.
o
ELFDE HOOFDSTUK.
DONKERE NEVELEN.
Toen Ges ine van Rurschot.en in liet vriendelijk
stadje Delft van haar broeder -scheidde, die na air Rot
terdam doorreisde en weer thuis was in haar vreed
zame, stille huisje, baalde zij verruimd adem; zij had
een -gevoel of zij van een nachtmerrie verlost was.
„Je schijnt niet zoo erg veel pleizier gehad' te heb
ben zei tante Betty toen zij gezellig bij de lamp in
de huiskamer zaten. „Ik had gedacht, dat je opge
wonden zou zijn, en nu zit je te peinzen en je zegt
niets. Is dé dag- waarvan je je zooveel voorgesteld
had't, je tegengevallen?"
„O neen, het was heerlijk, tante. Ik heb de Ko
ningin en dé Koningin-Moeder heel dicht bij gezien!
Rn dan de 'menigte booten. En die massa's en mas
sa's menschen! Maar alleen
Zij zweeg; er kwamen tranen in haar mooie grijze
o ogen.
„Mat. is er dan toch?" vroeg de oudé dame vrien
delijk en schoof haar stoel wat dichter hij. „Heb je
iets onaangenaams ondervonden? Of Karei mis
schien?"
„Ach, liet. is zoo ellendig, dat er zooveel slechte
menschen -op de wereld! zijn en dat. Karei zoo vaak
met hen in aanraking komt", zeide zij. Nu vertelde
zij_ alles wat er dien dag gebeurd! was en haar tante
luisterde met de grootste aandacht „En dan kan
ik nog iets niet vergeten. Ik zie st'eeds bet. gezicht
van dien armen jongen man voor mij-, dien zij bijna
gedood en aangevallen hebben, denkende dat het Ka-
mij even met haar binnen -te gaan en toen merkte ik
pas, dat ik, eenvoudige, Hollandsche d-okters dochter
een Prinses van den bloede, had begeleid.
In die dagen legde zij geheel beslag op mijik fun
geerde als haar Hofdame; op mijn arm geleund be
trad zij d'e -salons van den Minister van Buitenland
scke Zaken, waar ean soiree ter eere der vreemde
journalisten werd gegeven.
Vetrder moest ik met haar mee naar de middag-
receptie van Mesdag, naar het bloemen-corso en naar
zoowat alle feestelijkheden, ter eere der Kroning. Ze
wilde er alles van zien en ik bezorgde haar zel'fs een
plaats op een der oorlogsschepen om die vlootrevue
hij te wonen.
Wij waren beste vriendinnen en, hij het scheiden,
moest ik beloven haar in Parijs te bezoeken.
Het toeval wilde dut ik d'ien-zelfden winter eenige
maanden in dé „Villa Lumière" vertoefde, Ik had
reeds 't- voornaamste genoten van wat er op kunstge
bied te zien en te hooren viel' en verlangde naar iets
nieuws. Toen, op eens dacht ik aan mijn vorstelijke
vriendin. Eilacy! Veel vorstelijk bloed stroomde
er niet meer dbor heur ad'erien, verwaterd1 -ate li-et was
door de verschillende, niét vorstelijke verbintenis
sen, trouwens, zij was enkel uit dé verte familie van
gekroonden en die tr-onien zelf waren van ree-enten
datum. Hoe dan ook, ik vond' liet. to'cli wel interes
sant een Prins,esséwohing van nabij te zien, al was ze
dan niet uit een' oer-oudl geslacht!.
Ze bewoonde destijds een verdieping van een groot
huis op den „Boulevard Poissonnière", daar was ook
de redlactre van de „Revue Internationale" gevestigd.
was, gelooi' ik, nog trotschei- op de letterkundige
lauweren, die zij zelve had behaald', dan op overwin
naarskra-nsen, dloor haar doorluchtigen oudt-oom ver
\v cur veil. Z'i hield een „salon-" in den trant van
-Mme. Réearnier, al-leen minder beroemd.
'Toch ontmoette ik er op één avond Sarali Bern
hardt, Yvctte GuiliberL Gy-p, (Comteste Martel),
Rod in, een Provengaalschen dichter, wiens naam mij
■ontschoten is, eenige leden der diplomatie en ook.
den Prins van Solms, -haar zoon uit haar eerste hu
welijk. Een barer dochters is met een Spaanschen
Grande getrouwd en bewoont een Paleis in Madrid.
Dan bad zij nog een dochter, naar ik meen, terwijl
de jongste, als heel klein kind, overred'en werd.
Zij sprak er mij over, doch deed het vo-orkomen,
alsof het een paar jaar geleden wa-s, hetgeen, met 't
oog op haar -eigen leeftijd, goed in de 60, niet moge
lijk was.
Speelde haar geheugen haar parten of was het de
al-domineerende ijdelheid der vróuw, die zich per se
jon-ger wildé maken dan zij was, zelfs bij 't opwekken
van haar treurigste herinneringen?
liet verleden der Prinses moet wel rijk gestoffeerd
zijn geweest, met herinneringen,' droeve en blijde!
Bij het 'binnentreden harer woning viel mijn oog 't
eerst op ee.n groote trophee van vlaggen!
Geen zegetéeken-en op 't slagveld veroverd door
liet vroegere hoofd en den steenlegger der familie,
maar in Nice op de -groote „Vanity Fair" der „ba-
tailles de fle-urs" behaald.
Bij wijze van tegenstelling stond er in eau harer
salon-s, die natuurlijk „style empire" waren gemeubi
leerd, een -groote glazear kast met allerlei voorwerpen
en kledingstukken, afkomstig van Napoleon I,
meest uit zijn kinderjaren. Zoo zag ik een paar
schoentjes, een klein zilveren 'bekertje en eenig speel
goed'.
Die uitstalling was haar glorie en tevens haar be
wijs van echtheid'!
In dezelfde zaal waren eenige familie-portretten
iel was. Vindt u ook niet dat wij allen zeer bij hem
in de schuld' -staan, tante?"
„Ik hoop, dat wij in de gelegenheid' komen hem
onze dankbaarheid- te bewijzen. Ik hoop dat Karei
niet i eigeten za-1 ons te schrijven hoe het hem gaat."
„Dat heb ik hem gevraagd, tante", zei Gfesine blo
zende. „V indt u niet d'at wij nu maar naar bed' zul-
ii '?aa" wa^ vandaag gezien en beleefd
heb heeft mij erg moe gemaakt"
Op hetzelfde oogenhlik stond- Potter met over el
kander geslagen -airmen in- het vrij bewoonbare, ka
mertje van vrouw Ver'heeven- in den Haag en za"
met ernstïgeni blik neder op het hleeke slachtoffer
van zijn demonische macht, dat met gesloten oogen
m een leuningstoel' lag. Zijn stem had een vreemden
metaalklank, toen hij zi-c.h over het jonge meisje heer.
hoog- en haar op bevelen-dén toon aldus toesprak
„Je staat voor het hek van het Huis ten Bosch
Wat zie je?"
Zachte woorden, niet luider dan flui-sterend uitge
sproken, kwamen over d'e lippen van het. bleeke, sla
pende meisje. Potter boog zich nog dichter tot Haar
over en herhaa-lde: „Wat zie je?"
„Het is donker; mijn oogen kunnen de duisternis
nog niet doordringen."
„Wat zie je?" herhaa-ldé hij t.en derden male op
een toon, die trildé in het oor der slaapster.
,Ik zie een man hij is klein en heeft geen hals
hij staat met den rug tegen het hek en hij verbergt
zijn handten.
„Wat doet hij?"
„Hij vijlt aan een staaf van het traliehek nu
houd't hij op
„Het hek .verdwijnt vooir je oogen. Wat- zie je?"
„Ik zie een park hooge loofboomen dicht
struikgewas slingerpaden
„Ga clen weg op
„Uier kruisen zich de wegen -welken weg moet
ik kiezen?"
„Den weg, die nhar den linkervleugel van het kas
teel voert."
„Ik ga dien weg o-p het is een brfeedé weg met
waaronder haair eigen, i.n vol ornaat als bruid, ik
weet niet van welken' bruigom
In h 'aar jeugd was ze voorzeker heel' mooi; toen il-
haar leerde ken-nen, was ze reeds zóóver „sur Fe re
tour", dat- er niets meer over was gebleven van de
mogelijke aantrekkelijkheden, wélke ze in d'en op
glung van haar levenspad mocht hebben bezeten.
Wél' had ze nog iets vorstelijks in haar houding en
was ze, ontegenzeggelijk, „une grand'e dame".
Beminnelijk was ze zéker. Zij herkende mij dad'e
lijk en vroeg mij terstond voor een van haar „dinér
du Jeudi Ze ontving elke week, tenzij ze ver'liiu
derd) was. Men mocht zich zelf aankondigen.
Vanda ar dan ook dat het er soms te vol was, ge
lijk een harer getrouwen -mij verzekerde, er bijvoe
gende dat er gemiddeld' 't dubbele aantal' van dé ver
wachte gasten kwam.
Er werden dan eenige kleine tafels bijgezet en de
porties, welke die „maitre d'hotel" op de horden leg
de, waren wat kleiner, zel'fs miniatuur!
Ook werd de hoofdtafel dan alile-en bediend met
beste servies, „émail"', d. i. zwaar verguld zilveren
schotel-s en borden, voor de eerste gerechten -en prach
tig Sèvres porcelein voor de lichtere spijzen. Alles
met- die .gekroonde N.
Do diners waren kort, «volgens do Parijsche mode.
waar meer gelet wordt op de hoedanigheid- dan op de
hoeveelheid der spijzen-; als er maar „primeurs" op
het menu -staan. De roem van dé Pa rijzen aars, en
«'ie er voor doorgaan, is dingen té eten, die. niet de
.„saison" zijn.
Zoo herinner ik mij in Januari, hij do Prinses, een
salade, te 'hebben gegoten met viooltjes versierd en
vermengd. De geheele tafel' prijkte mét die geurig-,
bloesems, ofschoon de natuurlijke 'bloeitijd eterst in
Maart aanvangt. li-et was een verfijnde weelde om
aldus een groente -met bloemen aan te vullen, de poë
zie aan hét proza te paren.
Het interes sanste van die diners waren echter de
toasten van zeer cosmopolitische.il aard; ied'er sprak
er Zijn eigen taal en er waren verscheiden natiën
vertegenwoordigd.
Tussclien het spreken in voerde een kléin orkest
eenige lichte muziekstukken uit.
Na 't diner -gingen de hoeren naar de rookkamer,
een kléin vertrék, waarvan de muren en stoelen met-
zwart satijn bekleed warén, terwijl er, als wandver
siering en bibelot's, enkel oud- Saksisch was aange
bracht.
Ik za-g het toevallig dtoordat de Prinses, die. heel
doof begon te worden, op mijn vraag of ze nog we
gan Holland dacht, opmerkte: „Vous voulez fumer?
Maiscortai nemen t."
Waarop zij mij zelve naar het stijlvolle kamertje
voerde. Ik was haar zeer dankbaar voor de kennis
making, doch betuigde haar tevens dat ik er geen ge
bruik van zou maken.
Ol ze zich een bewoner (of bewoonster) der lage
landen onwillekeurig met een lange, pijp in den mond
voorstelde?
A adat de dames ha-ar koffie en de hoeren liun si
gaar of sigaretten hadden genoten, werden dé be
roeps-muzikanten door dilettanten vervangen. In
■een d-er -groote zalen -stom-den een piano en een orgel
ik heb dit laatste instrument zéér verdienstelijk hoo
ren bespelen door Mademoiselle Dreyfus. De naam
maakte een verbluffend-en indruk in die d'agen, waar
in de geschiedenis van den Martelaar van 't Duivels
eiland iedereen' nog' ver-scli in 't geheugen lag.
De Prinses declameerde.verzen door haar zel
ve gedicht, doch die prestatie was niet schitterend.
Nu en clan was ze een rijmwoord, en ook wel eens
grint bestrooid. Do boomen rui-schen zacht in den
nachtwind. Ik hoor voetstappen."
„Wie komt- er aan?"
„Het i-s een soldaat. Hij heeft een geweer op den
schouder."
„Verstop je!"
"Ik..zit verborgen achter de struiken. Hij gaat
oorbij zijn voetstappen sterven weg."
„Ik loop om een bosc'hje heen. Een gebouw ver
toont zich voor mijn oogen."
„Hoor je niets?"
„Het is alles stil."
„Loop naar dén hoek en tast. Wat voél je?"
„IJzer. Een d'i'kke ijzeren band' loopt langs 'bei
gebouw omhoog."
„Klim d'aarop
„Mijn krachtten begeven mij."
„Klim tot. aan dén rand!"
„Mijn voet rust er op."
„Loop daarop voort!"
„Ik loop. De punten van mijn voeten raken hen.
mijn handen tasten langs den muur nu
voel ik glas."
„Druk tegen d-.e onderste ruit rechts. Wat voel
je nu?"
„Zij wijkt terug onder den druk van mijn vingers."
„Kijk maar binnen. Wat zie je?"
„Er liggen dekens op den grond. De déur naar de
kam-er daarnaast staat aan. Daar ligt iets voor, iets
lichts."
„Wat is dat?"
„Het is een man. Hij slaapt. Hij haalt zwaar en
onrustig adem. Zijn linker hand ligt op het witte
kleed waarin hij gewikkeld) is op zijn- bmrst. Zijn
bruine rechterarm ligt ver uitgestrekt op den
rrond. Hij heeft een breed', krom mes in d'e hand."
„Klim het raam in!"
„Ik sta in dé kamer ik voel een zacht tapijt on-
'er mijn voeten."
„Nader den slapenden man."
„Ik ben bang'. Hij ziet er woest en verschrikkelijk
lit. Witte tandén schitteren mij uit zijn bruine ge-
een ganschen regtel, kwijt. Zestigjarige hersens schij
nen wel eens poreus te zijn; er komen gaatjes en hol
ten in, waardoor 't een en ander ontsnapt!
Toch was 't een zeldzame gewaarwording, zoo ui
geen genot, om een achternicht van Napoleon Bona
parte verzen, ter verheerlijking van zijn Huis, te
hooren voordragen.
Trouwens, d'e geheele omgang met haar had' iets
pikants. Zoo oppervlakkig was z-e e,en heel gewone
'vrouw, vrij nonchalant en eenige modes ten achter
(gekleed maar met veel hyoute.rie en zoo waren haar
gesprekken ook; za zei algemeenheden, haar op
merkingen verhieven zich niet hoven 't banale, doch
(plotseling kwam er een flits uit e.en andere omgéving
-en sierde haar conversatie op, evenals 'haar diaman
ten en andere edel'steenen 't Laar toilet dedén. Ten
minste voor dep we!willenden, eenigozins Bonapar-
tisch géstemden toehoorder; andéren weer zouden de
juweéLen misplaatst vindén en haar grootheids-hellh-
neringen dissonanten.
Er waren in haar manier van optreden, evenals in
haar kleeding, sterke contrasten; de laatste 't ge
volg- van de eerste. De meeste vrouwen toch, zoodr-a
ze zich iets boven het gemiddelde peil' verheffen,
openharen iets van- haar persoonlijkheid in haar
toilet, ;1
Ik heb de Prinses eens in een groezelig wit flu-
w celen avondjapon gezien, maar zóó groezelig dat'.ik
met pleizier voor het uifetoo-men had betaald. Het
'kleed was afgezet met groot.e strikken van „tur
quoise" fluweel; als parure droeg zij „t.urquoisés"
met. diamanten.
Gedurende mij-n verblijf in Parijs, deed zij mij do
eer aan mij te komen bezoeken; ze droeg een kleine
toque van loutre met een paar rozen op zij. Het stphd
grotesk en, onwillekeurig, vroeg ik mij af, hoe d-e kei
zerlijke kroon haar zou gesierd hebben.
Zo was allerliefst, dat moet ik bekennen; het doel
van haar visite verklaarde zij aldus: „U waart Ver
leden zomer zoo vriendelijk mij een plaats voor .de
vloot-revue te geven, nu kom ik u een tegen-beleefd
heid bewijzen, door u een fauteuil in dé loge. van den
President in het Theatre Frangais aan te bieden."
Nu, dat was niet te versmaden. Nog nooit had' ik
zoo deftig gezeten; na de eerste aktte werd' ons, of
liever de Prinses, een reuzonzak bonbons, chocolat
Marquis aangeboden, uit naam van dien Directeur
van den schouwburg'.
Helaas! indien mijn snoeplust zich spitste op een
flink aandeel van den buit, zoo bleek dit een vergis
sing.... en een teleurstelling!
Hare Hoogheid keek even naar 't merk cn zei toen:
„Die komt heerlijk te pas, morgen is 't, mijn jour!"
Dat was nu weer zoo echt. burgerlijk!
In dé pauze gingen wij naar den foyer en hoorde ik
fluisteren
,,'t Is d'e Koningin van Engeland!"
Wij waren in d'e laatste jaren van Koningin Victo
ria en hadden dé loge van Presidént Fauije.
i wee dagen later stierf hij een geheimzinnigeti
dood'. De oude Koningin heeft nu al twee opvolg
sters gelrad, ook Prinses Marie Laetitie Bonaparte
Weyse-Solms-Rattazzi-Riith behoort, niét meer onder
dé levenden.
Sic transit gloria mundï!
Bij' haar dood zijn er veel pennen in beweging -ge
komen, veel tongen- los geraakt.
Veel is er van haar -gezegd, helaas! meer kwaad
dan goed. Ze scheen het met de. moraliteit niet zoo
hoog te hebben -genomen.
Toen ik haar l-eerd'e kennen, droeg ze een kastanje
bruine lokkenpruik. De wilde haren zullen er (met
zicht tegemoet. Hij beweegt. Zijn,, arm glijdt van
zijn borst af."
„Sla het laken op. Wat zie je?"
„Een rood zijden gewaad' het bovenste gedeelte
van de borst is daarmede niet bedekt. Ik zie eeu
bruin zakje, dat met een riempje om zijn hals vast
zit,"
„Je hebt een schaar hij: je. Neem die on snijd het
riempje door."
„Dat durf ik niet. Hij maakt een beweging alsof
hij wakker wordt. Neen, hij slaapt door. Illj sluit
de hand vaster om het mes heen."
„Snijd dén riem door."
„Hij is doorgesneden."
Dikke zweetdroppels parelden op Potter's voor
hoofd. De slapende haalde met korte stoeten adem.
„Ilaal het zakje te voorschijn! Voorzichtig, zoo-
dat hij niet wakker wordt!"
hen paar seconden stilte. Potter hield de slapen
de stevig met zijn oogen vast. Ook hij hijgde,
„Ik heb het zakje!"
Verberg het tegen je borst!"
„Dat kan niet het is te groot."
„Bind het, om je hals!"
,..I)c riem is doorgesneden."
Potter's gelaat nam een wanhopige uitdrukking
aan. „Neem liet tussclien je tanden."
Een onduidelijk gemompel deed zich hooren; het
was of iemand iets met de tanden vasthield en daar-
iij trachtte te spreken.
„Ga naar het raam. Klim er uit. Pas op dat het
zakje niet klettert tegen de ramen of tegen het hout.
Sta je weer op den rand?"
Weder hetzelfde onduidelijke gemompel.
„Leer op dezelfde wijze terug als jo gekomen bent.
lei] je bi,j den bliksemafleider?"
Ken kort. knarsend geluid was het antwoord.
„I.aat je nam beneden glijden. Ben je beneden?"
Weder hetzelfde ge-luid.
(Wordt vervolgd.)