SPROKKELINGEN.
PROFESSORALE VERSTROOIDHEID.
Ingezonden ittededeeleu.
He andere") wel uit zijn geweest.
Ik moet, eerlijk bekennen, dat zij, noch in haar
weerden, noch in haar bewegingen, ook maar in 't
minst reden tot aanstoot gaf. Alleen toen zij mij,
tijdëns haar bezoek in den Haag, vroeg of ik haar
geen entree-kaart voor die opening der Sta.ten-Gene-
rtuil lcï>n bezorgen, en ik haar ontkennend moest ant
woorden, ztei ze, verwonderd „Mais, vous n'avez done
Pits un ami special dans la diplomatie
Het speet mij, voor haaT, op deze vraag ontkennend
te moeten antwoorden.
Later hoorde ik dat zij vroeger een groote intrigan
te was en overal1 speciale vrienden had.
Dat moest zij weten, voor mij was zij enkel goed
en vriendelijk en, waar velen bij haar dood een steen
op haar wierpen, daar offerde ik een bloem van er
kentelijkheid aan haar nagedachtenis.
DE MENSOH EST DIE LUCHT.
Bij een tocht in een luchtballon ondervindt het
memsöhelijk lichaam, zoolang de ballon op middelma
tige hoogte blijft, geen bijzondere inwerkingen. De
gene, die in het schuitje zit, heeft het eigenaardige
gevoel, alsof hij aan de aarde ontrukt is en in de
aether voortzweeft. Wat hem bizonder treft is de
groote stilte, de plechtige rust. Hij bemerkt geen
beweging, doch heeft veelmeer het idéé, dat de aarde
onder hem wegzinkt. De ball-on drijft op de lucht-
strooming, daardoor ontbreekt elke schok en elke be
weging, behalve wanneer de ballon in een wervel
storm geraakt. Dan maakt hij slingerende bewegin
gen, doch anders heerscht ook bij de grootste snel
heid volkomen windstilte. Van in een toestand ver-
keéren, welke op zeeziekte gelijkt, is geen sprake en
ook in den regel niet van duizeligheid bij het neer
zien op de aarde. Uitzonderingen komen hierbij wel
vbor, voornamelijk bij zeer nerveuse personen, die
zoozeer door zulk een duizeligheid worden aangegre
pen, dat het hen onmogelijk is naar beneden te zien
én ze door een gevoel van verlamming of door een
idéé f ixe dat ze uit den mand naar beneden moeten
springen, worden aangegrepen.
Bizondere invloeden doen zich eerst in den ballon
gevoelen, wanneer hij zich in hoogere luchtlagen be
geeft. Op middelmatige hoogte, d.w.z. tot op een
hoogte van 3- a 4000 Meter, werkt de temperatuur
zeer opwekkend en weldadig. Langzamerhand doen
zich ook storende invloeden gevoelen. Ten eerste
wordt het hoe langer hoe kouder, de temperatuur kan
tot 10, 20 en zelfs tot 40 graden vorst dalen. Toch
wordt ze, niettegenstaande de weinige lichaamsbewe
ging niet zoozeer gevoeld. ALleen in de wolken is 't
gewoonlijk gedurende een lang verblijf tamelijk koud.
In. andere gevallen heeft het bovenlichaam zelfs op
een hoogte van 8000 meter niet meer bedekking noo-
dig, terwijl het onderlichaam reeds veel eerder be
schut moet worden.
In de hoogte werken niet alleen de warmtestralen
van de zon, doch ook haar ultra-violette stralen veel
intensiever in. Deze laatsten, welker kracht dikwijls
nog door de breking op witte wolkenmassa's ver
hoogd is, kunnen zelfs nadeelig zijn, doordat ze huid
én oogen te sterk prikkelen. Inderdaad' gebeurt het,
dat tengevolge van langdurige hoogtetochten in den
ballon hevige huidontstekingen ontstaan, wanneer
de huid niet beschermd was. Ze zet op, wordt rood en
doet veel pijn. Er kunnen zich blaren vormen, de
huid schilfert erg af en dezelfde toestand ontstaat,
Hierbij bergbeklimmers onder den naam van gletecher
brand bekend is. En ook de oogen kunnen zonder bri!
Opzetten, rood worden, pijn doen, tranen enz.
Van veel beteekenis is de lucht verdunning. Hoe
hooger de ballon stijgt, des te ijler wordt de atmos
feer. Deze doet zich op het lichaam gevoelen, doordat
er verschil in spanning tusschen de buitenlucht en
de luchtbevattende ruimten in het lichaam ontstaat.
Dit. is bijv. bij het gehoororgaan het geval, waarvan
de holte van het trommelvlies in het oor lucht bevat.
Het verschil in spanning heeft gemakkelijk tenge
volge, dat het trommelvlies uitzet en zoo kan oor
pijn, brommen, suizen en afname van de gehoor-
scherpte intreden. Eevenzoo 'gaat het met de sche
delholte, waardoor in deze omstandigheden achter-
hoofdspijn kan ontstaan, en ten slotte kan door de
vermindering van luchtdruk een uitzetting van de
gassen in de dftrmen ontstaan. De lichaamsomvang
neetnt dus in de hoogte een weinig toe en de uitzet
ting van het lichaam kan wederom de ademhaling be
moeilijken.
Hoe hooger do ballon stijgt, des te meer doet zich
ook de vermindering van zuurstof in de lucht gevoe
len,. zoodat op bepaalde hoogten niet meer genoeg
zuurstof vóór de ademhaling is. Daardoor treden ei
genaardige ziekteverschijnselen op en deze verminde
ring kan ten slotte den dood' tengevolge hebben.
De eerste teekenen van onvoldoende zuurstofto-e-
voer worden in den ballon eerst op een hoogte van
4- a .1000 Meter merkbaar en uiten zich in onver
schilligheid, moeheid, lusteloosheid, slaperigheid en
ten slotte bewusteloosheid. Bij nog hooger stijgen
kunnen ook de ledematen verlamd worden, en men
ondervindt voorbijgaande krampen. Reeds eerdei
worden de lippen blauw, het hart slaat sneller, doch
men wordt niet benauwd, waardoor deze eerste teeke
nen gemakkelijk over het hoofd gezien worden. Te
genwoordig neemt men daarvoor kunstmatig zuur
stofgas mee op elke. luchtvaart, dat op hoogten van
5000 Meter moet worden ingeademd. Daarmee heeft
men in den ballon reeds hoogten van 9000 Meter be
reikt en de mogelijkheid bestaat, dat men op deze wij
ze, zonder gevaar nog grooter hoogten kan bereiken
Bij de vaart in een bestuurbaar luchtschip is de te
genstand van de lucht zeer goed1 merkbaar, hetgeen
bij een bal Ion tocht, niet het geval is. Ook is de tocht
niet zoo rustig, men gevoelt schokken, evenals in een
spoortrein en ook rijzende en dalende bewegingen,
gelijk aan de stampende bewegingen van een zeeschip
doen zich gevoelen. Toch ontbreekt ook hier eik-
gevoel, dat op zeeziekte gelijkt, zelfs bij beginneliu
gen. Ook is het idéé van veiligheid meestal zeei
groot.
De aviateur heeft veel eerder dan de bestuurder
van een luchtschip op de inzittenden van een lucht
ballon, hinder van de zuurstofvermindering in de
lucht. Door de afname van de gevoeligheid1 der zin
tuigen kunnen allerlei gevaren voor den vlieger ont
staan.
ÏS aast het oog is het voor alles het gevoel van even
wicht- dat den aviateur moet helpen in het besturen
zijner machine. De volkomen beheersching der zin
tuigen, hetgeen voor den aviateur van het hoogst,
gewicht is, wordt gemakkelijk in gevaar* gebracht,
wanneer hij op groot-ere hoogten komt,
Ook na een volbrachte hoogtevluchrt ondervindei
de aviateurs dikwijls nog uren daarna lichamelijkt
storingen, die men „vliegziekte" genoemd heeft. I)i
pols slaat sneller, hij heeft last van hartkloppingen,
hoofdpijn, afgematheid, waggelende gang, verstrooid-
herd, moeheid en groote slaperigheid.
Het spreekt vanzelf, dat deze gevolgen een ongun
stagen rnvloed kunnen hebben op zijn handelingen en
zelfs gevaar opleveren.
Wel kunnen deze bezwaren grootendeels opgeheven
Worden door gewoonte en door trainen. Toch kun
hen menschen met oogziekten, verkalking der bloed
vaten. hart- en; longaandoeningen geen vliegmachi
pes l.c-i renKa toch zelfs vent. ,i* avir.toué'in
de beste conditie verkeert, bestaat er een hoogte aren*
die ook hij niet ongestraft overschrijden kan.
HET JAPANSCHE HUISHOUDEN.
Een deftig Japansch huis ademt vóór alles rust en
stilte, een voorname kakntie. Het is iets karakte
ristieks, dat men met elk jaargetijde de „kakemono's"
oprolbare schilderijen, verwisselt. Me» wil afwisse
ling hebben, doch het huis mag geen. museum wor
den, zoodat men niet alles, wat men bezit, tegelijk
ophangt. De „kakemono's," die niet gebruikt wor
den, liggen opgerold in een kast, Vóór de kakemono"
staat altijd een vaas met bloemen of met bladeren.
Daarnaast staat een lage kast, Middenin de met
dikke stroomatten belegde kamer staat een tafel met
een paar kussens er rondom en anders niets.
Zoo spaart men veel werk uit.
Van wassehen, .spannen, strijken en naaien van
-gordijnen weet de Japansche vrouw niet af. Ook het
gebeele Europeesche slaapkamerameublement bestaat
niet in Japan. Het beddegoed, een drie voet smalle
matras voor ieder, ligt overdag opgerold in een klei
ne kast, Bij de matras behoort een gewatteerde ki
mono van zijde of katoen, en een deken. In den zomer
wordt alleen de kimono gebruikt, in de overige jaar
getijden de kimono en de deken. Ieder heeft een
smal kussen, de vrouwen soms, doch niet altijd, een
toestel om er den hals op te laten rusten, teneinde
het kapstd niet in de war te maken. De moeder heeft
het kleinste kind bij zich op de matras. De matrassen
worden bij d'en vloer gelegd en zoo veel mogelijk per
sonen slapen in één kamer. Bedorven lucht ontstaat
daardoor niet, het is er veel te tochtig.
Zoo heeft de Japansche huisvrouw geen lakens,
geen kussens en geen spreien te wassehen en te
mangelen. En doordat de Japanners nooit d!e wo
ning met schoenen of sandalen binnentreden, bren
gen ze natuurlijk veel minder stof binnen dan wij.
Alle kooplieden komen met hun koopwaar aan de
dëur: de rij.stkoopman, de .groente- en vischboer enz;
sommige op bepaalde dagen der week, andere dage
lijks.
Het stofafnemen gaat zeer nauwkeurig, alle hout
werk, alle smalle randen bij vensters enz. worden met
een vochtigen stofdtoek afgenomen. Aan de wanden
hangen geen portretlijstjes en geen snuisterijtjes, de
ze heeft men in Japan in de kasten.
De kinderen zijn, wanneer ze niet naar school zijn,
altijd buiten op straat, waarbij de ouderen op de jon
gen passen, hetgeen weer zeer gemakkelijk is.
Het koken vraagt eigenlijk geen tijd. Doordat men
het eten in schalen op gelakte bladen opdient en men
het met een paar staafjes opeet., bespaart men alle
afwasscherij. Toch is het Japansche dienstmeisje
van 's morgens vroeg tot 's avonds laat bezig en
heeft nooit een vrijen Zondag. Twee dagen in het
jaar heeft ze vrij, den löden Januari en den 16den
Juni.
Evengoed als onze huisvrouwen haar werkzaamhe
den over den heelen d*ag* weten uit te breiden, kun
nen ook de Japansche dames aldoor werkzaam zijn,
ofschoon ze nog minder te doen hebben dan haar Eu
ropeesche zusters.
Wat de Japansche vrouw werkelijk doet, dat is
naaien. Alle kleederen worden thuis gemaakt en een
Japansche kimono is dan ook gemakkelijk vervaar
digd. Doch het is iets anders, wanneer de kleederen
weer losgetornd worden, voordat men ze wascht.
Daarom zijn ook de geïmporteerde Japansche kimono's
met groote steken genaaid. Ook kussens en matras
sen worden losgetornd en de overtrekken een- of twee
maal per jaar gewasschen. Kleerkasten heeft men
niet, de. kleeren worden opgevouwen en in een kleine
kast of in een mand met deksel gelegd.
Hoeden worden door de Japansche dames niet ge
dragen, weer een besparing van tijd, ruimte, werk en
geld.
Dikwijls kapt de Japansche zich slechts twee- of
driemaal per week, hetgeen weer tijd uitspaart.
Nu zal men vragen: Wat doet de Japansche vrouw
dan eigenlijk?
Ze ligt urenlang op de knieën en schikt bloemen;
ze maakt visites; ze kijkt uit het venster naar de spe
lende kindeien; ze maakt kunstbloemen, die voor ge
schenken gebruikt worden en ze offert een heelen
tijd op aan beleefdheids-ceremoniën. Tijd is iets, wat
de Japanners niet kennen en daarom is het leven er
ook zoo rustig-voor den Westerling, zoo kalm niette
genstaande alle gewoel op de straten en de buitenge
woon dichte bevolking.
Een Berlijnsch professor heeft zich door zijn ver
strooidheid beroemd, gemaakt. Zoo sprak hij eens de
klas aan met: „Ik zie vandaag weer verscheidene, die
er niet zijn." Eveneens zei hij„Schmidt, je lacht
zeker weer om mijIk weet anders niets, wat be
lachelijk kan zijn!" „Murus", vertelde hij eens, „be-
teekent niet alleen de muur, doch ook elke gemet
selde verschijning!" Een leerling, die de lijkstatie
van een der leeraars niet had gevolgd', kreeg* te hoo-
ren: „Dat was verkeerd, Schultze; zulk een man
sterft helaas niet alle dagen!" Een ander kreeg de
vermaning: „Leun toch niet zoo ver uit. het raam.
Wanneer je eruit valt, heeft niemand het weer ge
daan
HET FOTOGRAFISCH BEWAAKTE
PERSONEEL.
De directie van de Amerikaansche New-Havén-
Spoor weg maatschappij zegt de kleine fouten in de
menschelijke natuur te kennen; ze zorgt ervoor, dat
haar personeel zoo weinig mogelijk in de verleiding
wordt gebracht. Want, zoo meent deze psychologisch
aangelegde spoorwegdirectie, de zekerste en beste be
scherming tegen alle verleiding is de waarschijnlijk
heid, bespied te worden. Daarom verhoogde men deze
waarschijnlijkheid tot een maximum. De beambten
mogen slechts dan vrij, wanneer hun redenen steek
houden. Tevergeefs bedenke^ enkele beambten, wier
werklust nu en- dan verdkvijnt, de slimste listen, om
een vrijen dag* te krijgen; steeds komt de directie
achter hun streken. Met tranen in de oogen vraagt
de beambte een dag vrij- om d'e begrafenis van zijn
geliefde grootmoeder te kunnen bijwonen; en vol me
delijden wordt den zwaarbeproefde vrijaf gegeven.
Maar nauwelijks verlaat hij het kantoor of hem vol
gen, met, uitstekende fotografie-toestellen uitgerust,
de detectives van d'e maatschappij, En wanneer de
treurende den volgenden dag weer op zijn kantoor
komt, legt dé directie hem zonder veel woorden de
opnamen voor, die den treurende achtergeblevene in
vroolijk gezelschap op de tennisbaan of bij het cric
ketspel laten zien. En dit moet een bizonder opvoe
dende kracht hebben. Doch de welgemeende voor
zorgen van de New-Haven-spoorweg gaat nog verder.
Aan al het personeel is het gebruik van alcohol
streng verboden. In een groot aantal herbergen en
tapperijen heeft de maatschappij, met goedvinden van
den waard, in het, gheim fotografie-toestellen ge
plaatst, en wanneer de een of andere werkman of be
ambte plichtvergeten een glas whisky of jenever door
den keel wit gieteti, wordt hij ^gekiekt, zonder dat hij
het merkt. Den volgenden dag volgt een strenge be
risping, die zeer heilzaam is. Want de vervelende
a I we i endheid van de directie is langzamerhand
sp e e kwo o rdelijk gewo rden.
■"""IwWïInt**»»»-
HELDERE I EX DUETT).
Hoor de „clairvoyants'' worden soms zulke sterke
stukjes vertoond, dat het goedgeloovige publiek aan
een werkelijk bovenaardsche macht gelooft, die de
clairvoyants in staat stelt op te merken, wat voor
een gewoon rnenseh niet gezien kan worden. Toch
zijn hun trucs ook voor den ingewijde soms moeilijk
te volgen.
Ongeveer dertig jaar geleden had dé magnetiseur
Charles Hansen in Weenen buitengewoon succes. Hij
gaf voor het begin van een zijner proeven aan een der
toeschouwers een gesloten couvert, dlat deze bewaren
moest. Een der andere toeschouwers, werd nu ge
vraagd, telkens een kaart van een kaartspel af te ne
men en daarbij te tellen van één af. Een andere heer
moest bij een bepaalde kaart halt zeggen. Dit ge
beurde. De toovenaar opende hierop het couvert, dat
hij van den heer had teruggekregen en reikte het zich
daarin bevindende briefje aan een anderen toeschou
wer over. Deze las luid, voor„Bij de 16de kaart,
een harten aas, zal halt! gezegd worden." Iedereen
vroeg nu den „professor" een verklaring, doch hij
streek zijn som op, haalde de schouders op en zei
kalm en zeker: „Weet ik het?"
De zaak ging echter zóó toe: De magnetiseur had
oen helper, die een briefje en een enveloppe klaar
had, die volkomen geleken op die, welke een der toe
schouwers in zijn bezit had. Op het papier was reeds
geschreven: „Bij de kaart, zal halt! gezegd
worden Klonk nu het halt, dan vulde de helper
vlug de opengelaten plaatsen in en futselde dan de
enveloppe, in handen van den magnetiseur, die het
dan met het andere verwisselde. Dit gaat den han-
digen goochelaar gemakkelijk af, omdat hij de op
merkzaamheid van zijn publiek op het juiste oogen-
blik weet af te leiden. .Daarop berust voornamelijk
de moderne tooverij.
Een ander voorbeeld1: In een gezelschap vertoonde
een t.hans beroemd variëfcé-artist- zijn trucs. Plot-se-
ling trad hij op een heer toe, betastte zijn jas van
buiten en zei langzaam met gesloten oogen: „U hebt
een portefeuille bij, u, daarin zijn vier briefjes van
J 10 en een van 100, zes visitekaai tjes, een brief en
drie postzegels." De portefeuille werd nagezien en
het klopte. De oplossing is echter noga! gemakke
lijk. De goochelaar had van tevoren nauwkeurig de
inhoud van de portefeuille van den heer nagezien,
zonder dat deze het had bemerkt.
Interessant is de volgende geschiedenis:
Inouw Fox, een bekend goochelaar, was in Ame
rika als deskundige, uitgenoodigd in een proces tegen
spiritistische mediums. De reéhter vroeg* Fox in den
loop van het verhoor, of hij aan clairvoyance geloof
de. „Mag ik u om den brief vragen, dien u daar bij u
hebt?" antwoordde Fox. Een weinig bedremmeld
gaf de jurist den heer Fox het schrijven, die het,
zonder er een blik op te werpen, tegen het voorhoofd
hield1.
„Uw voor- en achternaam zijn zoo en zoo, u bent
voor de tweede maal gehuwd, hebt uit het eerste hu
welijk een zoon, uit het tweede een dochter. Het
volgende jaar viert u uw zilveren bruiloft ik
wensch u nu reeds geluk!" De rechter kon nauwe
lijks vragen: „Hoe weet u dat alles?"
„Op de natuurlijkste manier van de wereld", ant
woordde Fox. „Ik dacht wel, dat u iets dergelijks
aan mij vragen zoudt. Daarom ging ik naar den si
garenhandelaar tegenover uw huis en heb naar uw
huiselijke omstandigheden geïnformeerd. Ik had u
nog andere, veel intiemere dingen kunnen vertellen!"
„En hoe wist u, d'at ik een brief in den zak had?"
,,lk zag, dat de postbode hem aan u gaf!"
Een paar clairvoyants, man en vrouw, gaven in
Washington een voorstelling voor eenige der eerste
Staatslieden uit de Vereenigdc Staten. De man
vroeg, of men niet een kamer had' die geheel donker
gemaakt kon worden. Toen de vraag bevestigend
werd beantwoord, werd de vrouw door een paar hee-
ren van het gezelschap uit de zaal geleid en goed be
waakt, opdat ze niéts van de nu te houden afspraak
hooren kon. Nu kwam men overeen, dat vier der
aanwezigen zich met den gedac'htenlezer naar de don
kere kamer zouden begeven en daar ergens een haar
speld zouden neerleggen, die het medium d'an met ge
blinddoekte oogen in de donkere kamer zou zoeken
en binnen twee minuten in de zaal zou brengen, liet
medium werd in de donkere kamer gelaten en kwam
reeds in de volgende minuut terug met de haarspeld.
„Toch is ook deze zaak zeer eenvoudig. De „profes
sor" had naast de haarspeld! zijn horloge gelegd. In
de donkere kamer zag niemand dit en de voetstappen
van de vijf heeren overstemden het nauwelijks hoor
bare tikken van het horloge. Zijn vrouw, „het medi
um", die daarna alleen in de kamer was, hoorde na
tuurlijk .duidelijk het getik, vond naast het horloge
de haarspeld, stak het horloge in den zak en gaf het
gevond. a voorwerp terug.
Een beroemd mediuinpaar kwam eens vanuit Ame
rika naar Duitschland, om daar zijn proeven te ver-
toonen. De politie wenschte een proefvoorstelling,
waartoe eenige professoren en artsen werden uitge
noodigd. De beide artisten hadden een zeer slechten
overtocht gehad, waren den geheelen nacht op ge
weest en waren dientengevolge moe en afgemat.
Slechts de gemakkelijkste en eenvoudigste nummers
van hun repertoire werden vertoond en daarvan mis
lukte nog de helft. En toch waren de vertegenwoor
digers der wetenschap zóó overtuigd van de telepathi
sche krachten der beide gedachtenlezers, dat. ze hun
een schitterend getuigschrift gaven. De oirkonde
hangt nu in een lijstje hoven de schrijftafel van den
magnetiseur.
DE GESCHIEDENIS VAN DE NAALI).
Het eerst werd' een naaldvormig voorwerp gebruikt
door den mensch uit dén voortijd, toen déze bij zijn
voorttrekken naar koudere stréken, beschutting
zocht voor het ruwe klimaat en zich daarom een war
mere kleeding moest verschaffen. Daarvoor gebruik
te hij de huid'en van wilde dieren. Om deze huiden,
van beren, rendieren en andere, tot een voor zijn ge
stalte passende kleeding te maken, sneed hij met een
vuursteensplinter uit het gewei van het rendier naal
den, die hij' gebruikte om gaten in den rand! van de
huid te steken.
In het begin liet men deze naalden in het goed ste
ken voor het tezaimen houden der dfeelen, dë eerste
spelden dus! Later werden de or deze gaten riemen
of darmen getrokken. Voor hetzelfde doel dïendën
vischgraten, spitse beenderen enz., die dóór een vuur
steenmes of door slijpen in naalden werden veran
derd.
De natuur zelf verschafte doornen, die als naalden
dienst konden doen. En nog tegenwoordig gebruiken
volksstammen, die weinig* of niet met andere in aan
raking komen, zooals b.v. de Eskimo's deze primitie
ve naalden.
N i et tegenstaande de beschaving uit den ouden
tijd schijnen de cultuurvolkeren van Morgen- en
Avondlanden geen spelden gekend' te hebben. Het
vasthouden van losse kleederen geschiedde door bizon
dere, op onze veiligheidspeldeu gelijkende ge-speu. De
speld gaf niet genoeg zekerheid dat het kleed niet
los gaan zou en daardoor wordt het verklaard, dal
dezo niet of slechts weinig gebruikt werd'.
Bijna even oud als dë speld, is de naainaald. De
oudste zijn van Hertshoorn enz. vervaardigd en heb
ben in het middle» een oog. Naalden van metaal ken
den reeds de oude Babyloniërs, Grieken, Romeinen en
Kelten. Deze naalden bestonden tot ver in de mid
deleeuwen uit gesmeed metaal, brons of ijzer en wer
den door pletten tot staven vervaardigd, die dan door
slijpen of vijlen vervormd werden.
Met de opkomst van d'e draadindustrie in de 15de
eeuw kwam er nieuw leven in de naaldenindustrie.
Ze bloeide voornamelijk in streken waar de stoffen
voor d'e kleedïng in groote hoeveelheid werden gefa
briceerd. Dat gebeurde voornamelijk in Aken. Nog
tegenwoordig is de stad een hoofdplaats van de naal
den- en textiel-indn strie.
In dé 16dë eeuw waren dë naalden van de Duitsehe
naaldenmakers zeer gezocht. De Engelschen gingen
bij hen in dë leer en overtroffen hum leermeesters
weldira, terwijl dë Engelsche naaldcnindustrie ook al
door de machines, tot grooten bloei kwam en de
Duitsehe bijna geheel ten gronde richtte.
GEKLEURDE TANDEN.
Op een te Londën gehouden tentoonstelling, een
„tandententoonstel'ling" heeft men iets nieuws kun
nen bewonderen, namelijk gekleurde tanden. Onder
de 100.000 tandtem van alle denkbare vormen, die daar
zijn tentoongesteld' trekt vooral een verzameling pik
zwarte tanden dë aandacht. Deze tanden zijn voor
den uitvoer* bestemd en worden in Indië, China, In
dochina, Siam en in alle andere landen, waar men be
tel kauwt, veel gevraagd.
De wortelen en de bladeren van den betelpeperstruik
hebben de eigenschap dë tanden van dën kauwer
zwart te maken en 'betelpruimers, die genoodzaakt
zijn, nieuwe tanden te nemen, vinden dat dë witte
tanden die men in den mond zou krijgen, het gebit,
vooral wanneer de operatie van het tandeninzet'ten
herhaald! werd, het aanzien zouden geven van een
schaakbord.
Yerdër waren op deze tentoonstelling tanden, waar
van de kleur alle sehakeeringen tusschen lichtbruin
en chocoladebruin doorliep. Deze tanden waren be
stemd voor rookers, want ook rookers kiezen, wan
neer ze nieuwe tanden noodlig hebben, zulke, die met-
hun natuurlijk gebit in kleur in overeenstemming
zijn.
Het grootste deel van deze rookerst-anden gaat
naar de verschillende, Russische havenplaatsen op het
Europeesche en Aziatische vasteland; d'e Engelsche
rooker wil slechts geelachtige tanden.
Bij de witte tanden, die d'e tentoonstelling opluis
teren valt slechts één ding* op te merken, namelijk,
dat de kleine korte tanden voor Engeland en Noor
delijk Europa bestemd zijn, terwijl de lang'e tanden
meestal in de landen der Middëllandsche zeez worden
gevraagd'. Tot nu toe zullen wel weinigen geweten
hebben, dat de Engelschen de kleine tandjes ge
bruikt.
„MEVROUW SHERLOCK HOLMES."
Chicago, de stad die voor korten tijd zijn politie
dienst met een aantal vrouwelijke agenten heeft aan
gevuld, is er niet weinig trotseh op, reeds go rui men
tijd over de diensten van de bekwaamste vrouwelijke
detectieve van Amerika te beschikken. Een beele se
rie geheimzinnige misdadten en groote juweelendief
stallen zijn reed's tot klaarheid gebracht dëor de
scherpzinnigheid en vindingrijkheid van deze vrouw,
die in Amerika als „mevrouw Sherlock Holmes"
naam gemaakt heeft. Zijzelf wijst dezen naam af en
stelt zich tevreden met den eenvoudigen- naam Alice
Clement.
Een medewerker van een Ameriksaansch bl'ad heeft
dezer dagen de beroemdë detectieve een bezoek ge
bracht en het beeld', d'at hij' daarbij te aanschouwen
kreeg is een heel ander, dan het pulbliek zich gaarne
van een detectieve voorstelt. Mevrouw Alice Clement
was juist bezigj haar dtie kinderen voor het naar
school gaan klaar te naken, nog eens streek zij het
rokje van haar oudste, twaalfjarig dochtertje gl'ad,
om ze dan te laten' gaan met het hen op het hart te
d'rukken, precies om vier uur weer thuis te zijn; „dë
slager komt om dien tijd met het vleesch." En pas,
toen de kinderen vroolijk heengingen, richtte de be
roemde detective zich lachend tot haar bezoeker:
„Wanneer u het .goed' vindt, gaan we in de keuken,
ik moet nog vlug het twaalfuurtje klaar maken, want-
over een uur moet ik in dienst zijn."
De bezoeker, die juist een uur tevoren door den
hoofdcommissaris van politie met buitenge wonen
grooten lof over de prestaties van deze buitengewone
vrouw had hooren gewagen, was niet weinig ver
baasd, in mevrouw Clement een zorgzame huismoe
der te ontmoeten, die voor alles moeder en vrouw en
dan pas detectieve scheen te zijn.
„Wanneer u geen goedl huisvadër bent en niet ge
leerd hebt, u met- de verzorging* van drie kinderen be
zig* te houden, zult u het nooit ver brengen," ver
klaarde ze lachend den interviewer. Toen de gast-
haar daarop de vraag stelde, welke eigenschap me
vrouw Clement als dë voorwaarde van het succes in
haar beroep oordeelde, antwoordde ze in vollen ernst:
„Waneer men een goede detectieve worden wil,
moet men koken, naaien, mazen, schrobben en kinde
ren opvoeden knnnen: kortom, iets van het léven
verstaan."
En toen zij op het gezicht van haai* bezoeker een
eenigszins ongeloovige verbazing las, voegde de detec
tieve er aan toe: „Ja, al deze dingen waren het, die
mij in mijn loopbaan de grootste diensten bewezen.
Niet zonder reden vraagt men tegenwoordig de vrou
wen, die in Chicago bij d'e politie in dienst wen-schen
te treden, in dë eerste plaats of ze getrouwd' zijn en
of ze met kinderen weten om te gaan. Want wie het
huwelijk kent en moeder is, kent ook het leven en dat-
is het gewichtigste fundament voor elk vruchtbaar
bezig-zijn in dienst der politie. Slechts op dezen ba
sis rust de kunst menschen te beoordeelen.
Toen mevrouw Clement gevraagd w.erd', waardoor
ze er toe gekomen was, detectieve te worden, vertelde
ze- dat haar man haar vóór zeven jaar verlaten had,
ze moest werken om drie kleine kind'erën groot te
brengen en zoo kwam ze op het idee, zich als particu
lier detectieve te vestigen. „Ik wil' niet be weren,
d'at deze bezigheid me veel genoegen verschaft, mëa-r
ik verdiende goed' geld' ën lëerdë veel". Doch bij het
doen van deze medëdeeling* was mevrouw Clement
een beetje te bescheiden, niet alleen leerde ze veel,
maar ze presteerde dingen, die spoedig dë aandacht
van hoofdambtenaren op deze vrouw vestigden; het
gevolg* was, dat men zich van haar diensten verzeker
de, door ha'ar als beambte aan te stellen.
„De eerste taak, die mij opgedtagen werd, was, als
ik het zoo zeggen mag, dë reiniging van Chicago van
de waarzeggers en geluksprofeten; het gebied was
heëlemaal nieuw en nog niet eerder bewerkt; daarna
werd mij opgedragen het dën zakkenrollers' lastig te
maken" tot dë hoofdambtenaren er toe overgin
gen, mevrouw Clement alle gewichtige en bijzonder
moeilijke zaken op te dragen.
Of ze zich verkleedt? Neen, geen detectieve zal
trachten zich onkenbaar te maken, hij probeert niet
op te vallen. En aan wapens draagt mevrouw 01e-
ment slecht/s een klein repet-eerpistooltje bij ziëh, dat
er in h'aar smalle handën bijna als een stuk speelgoed