DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN,
No. 237.
Honderd en vijftiende jaargang.
1913.
ZATERDAG
11 OCTOBER.
Journalistieke Excursie.
FEUILLETON.
n.
BINNENLAND.
AARSCHE
BOHEMEN, PRA AG EN PELSEN.
Hedenavond Dinsdag zijn de Ned'erlandsche
journalisten in Weenen aangekomen. Groszartig
ontvangen aan Eet station, gelijk het een dapper elf
tal! Paladijnen van de Koningin der Aarde toekomt
(doch helaas zelden tebeurt valt)in auto's naar het
hotel getufd, per lift ieder naar zijn kamer geëxpe
dieerd, om aldaar ini de eerste beslommeringen van
het toiletmaken voor een „zwangloses Abendessen"
gestoord te worden door de komst van een livrei-be
diende der Handelskammer, die ons namens dat col
lege kwam aanbieden een keurige, zwarte portefeuille
met een hoeveelheid boekwerken, gidsen, kaarten, al
bums en foto-collecties gevuld, voldoende om een
halve boekenplank in onze Heimat te vullen. Waar
dat heen, moet met al die reusachtige boek- en plaat
werken, die als studiemateriaal ons hier worden ge
offreerd, weet geen van ons; ze worden met te be
minnelijke hoffelijkheid! aangeboden om te kunnen
weigeren en ze zijn te mooi om ze als scheurpapier
ten prullenmande te doemen.
We zijn dus te Weenen en helbben den welkomst
groet van den voorzitter der Oostenrijksche journa-
listenvereeniging, dir. Ehrlich, al te pakken; de eerste
6peech van wie weet hoe vele, die nog volgen zullen 1
En toch kan ik in dit levenslustig Weenen met
mijn gedachten nog niet scheiden van het roman
tisch-tragische Bohemen en Praag. Want, buiten
het officieele programma om, hebben wij in dat in
teressante, schoone en rijke deel der Oostenrijksch-
Hongaarsche monarchie een stukje nationaliteitsle-
ven medegemaakt, dat ik niet gaarne zou hebben ge
mist hoeveel schoons in ander opzicht ons ook
nog te wachten staat 1 Eb. het spijt mij, slechts met
epistolaire vlugheid' enkele indrukken te kunnen
weergeven van de velen, die, tesamen, ons zulk een
ei'genaardigen blik gegeven hebben op hetgeen daar
woelt en gist en kookt in dat werkelijk Boheemsche
leven werkelijk, ook in zijn romantiek, die zoo
'gansch anders is dan het vie de Bohème, gelijk wij
dat kennen van af het tooneel.
Reed1» in mijn vorigen brief maakte ik gewag van
den taal- en raseenstrijd voor een deel ook econo
misch tusischen de Ozechen en Duitschers. Voor
de Czechen in Bohemen om strijd door hen in
hunne gesprekken en geschriften geroemd als „de
kostbaarste edelsteen in de heerscherskroon der
Oostenrijk-Hongaarscha vorsten", soms ook, bij nog
gloeiend'er enthousiasme vereerd als „het hart van
Europa" voor da Czechen, die zich alleen door
Personal-Union aan de Hongaa.rsche Kroon en de
Oostenrijksche landen verbonden achten, (al nemen
zij het den Keizer zeer kwalijk, dat hij1 zich nimmer
als Koning van Bohemen heeft laten kronen), zijn
de Duitschers indringers, terwijl de Duitschers, in
hun streven naar de meierderheidsmacht in het kei
zerrijk, de hartstochtelijke Ozechen als gevaarlijke en
lastige sta-in-den-weg's beschouwen. Reeds eeuwen
lang bestaat dlie veete, telkens aangewakkerd door de
wisselende kansen, die nu eens da eene partij, dan
weer da andere de overwinning bezorgden. Op aller
hande wijze hebben de Duitschers, onder inmenging
van diverse invloeden, getracht dat nationaliteitsge
voel der Czechen te dooden, maar ook hier heeft
tegenstand! wederstand gebaard', zoodat thans de Oze
chen den Duitschers, om zoo te zeggen, het licht in
de oogen niet gunnen; en omgekeerd evenmin.
Wij, vreedzame journalisten, zijn thans 'in Praag
de aanleiding geworden tot een korte wederopvlam-
ming van het rassienhaat-vuurtje. Wat toch was het
geval? De Duitsich-sprekende Oostenrijkers in Wee
nen, waaronder onze gastheeren der Duitsche pers-
vereenïging, hadden van geenerl'ei officieel gedoe
willen weten alvorens we in Weenen zouden zijn ge
arriveerd. Daar, in Weenen, zou de eigenlijke tocht
eerst beginnen. Praag en Pilsen waren alleen op
het program gezet met dé bedoeling dat de bezoeken
aan die twee steden'.incognito zouden geschie
den. Dus geen ontvangst aan het station, geen ex
tra-festijnen, alleen een eenvoudig bezoek aan Praag
jtfo. 30 staat ook in dit blad.
Op de vele feestelijkheden, die de Nederland'sehe
regeering en het Hof hadden gegeven ter eere van
den Indisehen gast, dien men te vriend wilde hou
den, waren eenige dagen van ruSt gevolgd, die de
Sultan van Lombok zelf in de eerste plaats nood'ig
had. Hij rustte uit van al de drukte en kwam het
Huis ten Bosch letterlijk niet uit. Op Vrijdag zou er
nog een feest gegeven worden door den minister van
koloniën; op Zaterdagmiddag zou de afscheidsi-au-
diëntie plaats hebben bij de Koningin, en 's avonds
van dienzelfden dag zou het oorlogsschip met dien
Radja, met zijn gevolg, den assistent-resident en hem
zelf den terugtocht aanvaarden naar het verre too-
verland' Nederlandsch-Indië.
Toen de nieuwsbladen deze tijding mededeelden
geraakte Wapstra in zulk een vlaag van woede, dlat
de Range" en Potter zelfs er van schrikten. Het
was onmogelijk het plan ten uitvoer te brengen,
wanneer hij eerst niet alles met Smeedes had afge
sproken. Was deize van plan hen te verraden, dan
waren zij allen overgeleverd'; Smeedes kon immers
volledige inlichtingen geven omtrent hun personen,
'het zou dus maar eenige dagen behoeven te duren en
zij bevonden zich allen in handen der justitie. Wap
stra verviel in een doffe, wanhopige stemming.
Den dag dat Smeedes den brief van Wapstra ont
vangen moest hebben, wanneer hij hem ten minste
goed en wel in handen kwam, was de geheel© schare
vereenigd in de achterkamer van de „Drie Zeevaar
ders." Wapstra had1 Smeedes hier ontboden; nu be
gon de schemering reeds in te vallen en er was nog
geen spoor van hem te ontdekken. In een dof stil
zwijgen, slechts nu en dan verbroken door een ge
fluisterd woord of het rinkelen van een glas, liet men
de kwartieren voorbijgaan, totdat er weer een uur
verloopen was, en telkens verminderde^ de hoop den
verwachte te zien binnenkomen.
Wapstra zat ineengedoken op oen stoel, met de
armen om de leuning heengeslagen. De aderen op
„onder deskundige leiding." Haar dlie deskundige
'leiding geraakte in handen der Prager vereeniging
voor vreemdelingenverkeer, en speciaal in handen
van twee hartstochtelijke Ozechen, dien professor dr.
Jar. G. Hrubant en den phil. dr. V. V. Steek. En zij
hebben ons Praag laten zien, zooals het is nh, maar
ook.zooals het was vroeger en- zooals het gewor
den is tot het Praag van heden. Onvermoeid en met
een onverflauwd temperament hebben zij ons rondge
leid en ons alle historische plekken getoond, hun
historische plekken, hun glorieus verleden, de her
inneringen aan hun kunst, hun helden, hun
martelaren. En zij hebben verteld, zonder ophouden
en met een virtuositeit van geanimeerdheid, van hun
taal en hun strijd en hun droomen. Tot zij, op
den avond van den eersten dag, ons hebben meegeno
men naar hun theater, het Czechisch nationaal
theater en zelfs wisten te bewerken, dat wij niet in
oorspronkelijk aangewezen Duitsche, maar
in een Czechisch hotel logeeren zouden.
Toen het gerucht dkkrvan doordrong tot Weenen,
dat we de Czechische en niet de Duitsche opera had
den bezocht, was daar groote consternatie. Propa
ganda voor de Ozechen had allerminst de bedoeling
van deze reis kunnen en mogen zijn. De in het
Duitsch te Praag verschijnende bladen zwegen ons
bezoek eenvoudig dood en kwamen d)en volgenden
dag met ©en exposé van het gebeurde, dat wat juist
heid betrof, kant noch wal raakte; een officieele ont
vangst ten Prager stadkuize werd van uit Weenen
afgewimpeld. Haar toch hébben we 'alles gezien, in
cognito weliswaar, maar tengevolge waarvan wij te
vens een kijkje kregen achter de Boheemsche
schermen', waardoor ons tevens 'bl&gk hoeveel van de
„histbire intimé" van dien binnenlandseken rassen-
strijd voor Europa verborgen wordt gehouden, wijl
Europa alleen de Duitsch-Oostenrijksche couranten
leest en, door de onbekendheid met het Gkechisch,
verstoken blijft met hetgeen de wederpartij te zeg
gen #heeft.
Hoe groot die onderlinge haatdragendheid is, een
enkel staaltje daarvan. Wij ontvingen van wege het
stadsbestuur als aandenken een prachtig-uitgevoerd
foto-album van Praag met een inleidend woord in
het Czechisch, voor de vreemdelingen vertaald in
het Engeisch en Eranseh -U maar niet in het
Duitsch. Biji het ineognito-bl^oek aan het raadhuis
ontmoetten wij' den secretaris der gemeente, die het,
gesprek voerde.in het Engeisch, hoewei hij ho'or-
dat dat er, zélfs met de Ozechi&ehe gastheer,en, on
derling Duitsch gesproken werd; 'bij aankomst te
Piisen werden we verwelkomd door een ouden, grij
zen Boheemschen schrijver, prof. KLosterman, die
het woord tot ons richtte.... in het Eranseh; het
gehate Duitsch wilde hem niet over die lippen. Toen
een onzer, op een piano, het Gostenxijksehe volks-
üet inzette, spuwden do Ozechen op den grond en
verlieten de zaai; „dat is ons volkslied niet," zeide
ons een Czech; „dat is niet onze taai. Wij zijn ai-
leen Oostenrijkers wat de lasten betreft militai
ren dienst en belasting betalen maar voor het ove
rige willen wij, er niets, niets van weten."
De CZechi&che kleuren rood'-blauw-wit zijn in het
Duitsche stadskwartier van Praag zoo gehaat, dat,
naar men ons zeide, wij het met moesten wagen met
onze Hoilandsche kleuren getooid die wijk door te
gaan, wijl ons dan, door verwarring der gelijke kleu
ren, een pak slaag zou te wachten staan.
Wij logeerden dan ook dien nacht in het Czechisch
hotel, dat met voorliefde onze vlag als vriendelijke
attentie tegenover dé Hoilandsche gasten had uitge
hangen. Zeiden heb ik mensehen ontmoet, zoo fel
in hun strijd, zoo geheel hun levenswerk wijdend aan
de nationale zaak, als deze Ozechen, die in Praag 93
der bevolking uitmaken, tegen slechts 6 Duit
schers, men hoort dan op straat ook niets 'anders dan
Czechisch, en men ziet ook niet anders dan Czechi
sch© opschriften. Waarnevens evenwel tevens vele
DiHtsche een gruwel wederom in de'oogen der
Czechen, die het den winkelstand kwalijk nemen om
der wille van het gewin (de Duitsche opschriften
dienen natuurlijk voor de vreemdelingen) hun nati
onaliteit en hunne winkelopschriften te verlooche
nen. Hen vraagt zich als vreemdeling dikwijls af,
waar in deze rassen-kwestie de werkelijkheid eindigt
en de waan begint.
zijn voorhoofd waren gezwollen, zijn oogen zagen
rood. Het saamgeperste lippen zat hij' daar als een
toonbeeld van moeilijk te bedwingen woede; zijn ka
meraden zelfs waren met afschuw vervuld.
Potter was de eerste die het stilzwijgen verbrak.
„Hij komt niet," zeide h'ij' somber. „Wij1 wachten te
vergeefs. Het gevaar neemtl iedere minuut toe. Wij
moeten het plan opgeven."
Wapstra sprong overeind alsof iemand hem een
slag in zijn gezicht had gegeven. „Eerder steek ik
mij zelf een mes in da borst dan d'at ik het plan op
geef!" riep hiji uit met iets afschuwelijks op zijn
afzichtelijk gelaat. „Wij: hebben nog twee nachten,
en één uur is voldoende."
„Wou je dan werkelijk je verderf tegemoet loepen"
vroeg Potter. „Ga je gangl Ik denk er niet over."
„Wou jij: ons in den steek laten?" riep Wapstra
buiten zich zelf van woede.
„Als jullie alle bedachtzaamheid verliest, ja," ant
woordde Potter bedaard. „Denk nu eens één oogen-
blik verstandig na. En twee dagen heeft noch de Rad
ja noch een van de Balineezen een voet buiten het
huis gezet. Weet je dan zéker of alles nog precies
eender is ïooals je het dagen geleden gevonden hebt?
Als er maar één kleine verandering heeft plaats ge
had dan valt ons plan in duigen; wat meer is, dan
sleept het ons stellig en zeker in 't verderf."
Wapstra gaf geen antwoord. Allerlei gedachten
vlogen verward door zijn brein. Zwijgend zagen de
anderen hem aan.
„Er is geen andere keus," verklaarde hij eindelijk
en men hoorde aan den toon van zijn stem, dat zijn
besluit onherroepelijk vast stond. Horgen ochtend
vroeg ga ik Smeedes in het paleis opzoeken."
„En wanneer ze je arresteeren?"
„Dan zou Smeedes zelf ook geleverd zijn. Ik geloof
niet dat hij ons verraden zal. Hij zal' het plan- onuit
voerbaar achten, daar hij de bijzonderheden nog niet
weet en hij wil er daarom buiten blijven. Hisschien
denkt hij ook, dat ik mijn bedreigingen niet ten uit
En Pilsen, eveneens een Boheemsche stad, do twee
de in grootte, had evenwel onze komst een geheel
andere uitwerking als in Praag, het „Rome van het
Koorden" (wijl Praag evenals de Tiiberstad op zeven
heuvelen is gebouwd), ook wel de stad met de hon
derd torens" genaamd. En Pilsen hebben wij verbroe
dering gebracht. Uitgenoodigd door de Czechisehe
Kiinstlerkxeis HHA tot een ijlings geïmproviseerd
cabaret in hun keld'ergewellfclublokaal, werden daar
toe ook onze Duitsche collega's geïnviteerd, die de
uitnood'iging aannamen; de eerste maal, dat Duit
schers en Czechisehe journalisten te Pilsen aan één
feesttafel vereenigd) waren. En toen de Boheemsche
volkshymne gezongen werd, stonden zoowaar d6
Duitsche gasten mede op en.zongen mee. „Es
ist ein Wunder geschehen" zeide ons den volgenden
morgen dr. Steek, doelende op dit verbroederings
feest van den vorigen avond, en in zijn oogen stond
het te lezen, dat hiji er mee bedoelde een overwinning
der Ozechen!
Aan beide -den herleefden wrevel van Praag als
de verbroedering in Pilsen waren wij echter allen
zeer onschuldig. Wat niet wegneemt, dat wij blijde
zijn beide te hebben bijgewoond van zóó nabij.
Ik schreef reeds over de schoonheid van het oude
Praag; ik wil nog een enkel woord daaraan toevoe
gen over het belangrijke der indtustrierstad Pilsen.
Hen denkt natuurlijk het eerste aan het Pilsener
bier; wij: kunnen onze land'genooten geruststellen,
wanneer ze mochten vreezen dat wij' dat edele ger-
stennat niet alle eer bewezen hebben. Haar het
bürgerliches Brauhaus zelif zagen we, helaas, niet;
het oponthoud was .daardoor te kort van duur. Wat
wiji wèl bezichtigd' hebben dat zijn! de Skodawerke, de
reusachtige kannonfahr'iek van 'Oostenrijk. Wij' wil
len onze lezers ©en verslag van dezen even vermoei
ender» als interessamten rondgang over de fabrieks
terreinen besparen. Wat da grootte dezer fabriek
aangaat zegt hef iets of niets, wanneer we enkele
cijfers noemen? Dat er bijv. 10.000 arbeiders werk
zaam zijn, 1000 beambten, een kleine stad al op
zichzelf dat er machines van tezamen circa 10.000
P.K. aan het werk waren, dat er.... maar waarom
dit alles op te somtaen. We hébben er aan kanonnen
zien werken van allerlei model en kaliber, we hebben
er zien 'bouwen reusachtige pantsertorens, zien gie
ten stalen scbeepsdeelen van ongelooflijke construc
tie. Hoe dat alles tot stand kwam vraag het de
sterren, vraag bet mij niet, ou de dichter zingen.
Eén indruk was overheerschend en algemeen: n.l.
deze, dat de moderne techniek voor niets meer staat;
het dikste staal, het zwaarste ijzer zagen we bewer
ken, kneden en vervormen als war© het was.
Als vriendelijk toegiftje aan dit bezoek aab. de
reusachtige ©oriog&materiaal-fabriek volgde een kijk
je in het vereeniging&leven der arbeiders: hun con-
^um-verein, waarin zij de besta qualiteit levensmidde
len tegen de billijk&ta prijzen konden bekomen en
waar tevens voor gepaste uitspanning werd zorg ge
dragen, het onmisbare „bessres Ich" van iedere mo-
derne fabriek.
Hachtig land dit rijke, schoone Bohemen; land
met welk schoon een verleden, dat uit bouwwerk na
bouwwerk, monument na monument tot ons spreekt.
En hoe onzalig de strijd daar ook moge wezen, zalig
het volk met zoo grootsch verleden, dat zóó van gan-
scher harte en met zoo ontroerde bezieling zijn le
ven en zijn werk wijden kan aan die ééne groote ge
dachte, dien éénen schoenen droom van nationale
glorie en hèr-leving.
Weenen, 7 Oct. 1913. G. v. R.
genwoordigheid van het afdeelingshestuur en de lee
raren. L: lniULcd
De lessen in het teekenon zullen vier avonden per
week worden gegeven van 6Vb8Va uur, die in reke
nen, taal enz. eenmaal per week van 5^27% uur.
Als leeraren zijn aangesteld da heeren G. Boom te
Amsterdam, D. Tauber te Alkmaar en De Haan, al
hier.
Gemengd nieuws.
UIT ZUIDuSiCHARlWOUDE.
Bij' de betrokken commissie zijn gedurende de
maand Sept. ingeleverd 033 gedoode ratten, tegen
een premie van 0.15, wat een totaal aangeeft van
94.95, Als bijzonderheid vermelden wij dat door
één persoon hiervan moest worden uitbetaald 72.60.
UIT HEINIStBROEK.
De vakteokenschool alhier van de afd. Hensbroek
Heer-HugowaardlObdamO ter leekUirsem is door
den voorzitter L. Groot thans weder geopend, in te-
voer zal brengen; een anonyme beschuldiging met de
mededeeling van zijn vroeger leven zou hem geen
kwaad doen. En ieder geval, ik moet morgen naar
hem toe, en in den nacht vóór het vertrek van den
Radja moet die zaak ten uitvoer gebracht worden."
„Haar hoe wil je in het paleis komen?" vroeg Pot
ter. „Denk je dan, dat ze je zoo maar zullen uitnoo-
digen binnen te komen?"
„Laat dat maar aan mij over 1" riep Wapstra. „Ik
heb al een plan. Ein let goed op: als ik morgen om
twaalf uur niet in jullie midden ben, dan is mij
iets overkomen en een overhaaste vlucht is het eeni
ge, wat ik je kan aanraden."
Tegen tien uur in den morgen van den volgenden
dag liep een man met een witte kiel, schort en muts,
een groote mand aan den arm en een brief in de
hand, geadresseerd aan den tolk van Linteloo, het
hek van het Huis ten Bosch in, regelrecht op den
schildwacht af, aan wien hij den brief liet zien; hij
vroeg hoe hij mijnheer van Linteloo zou kunnen' te
spreken krijgen. De soldaat wees hem de trap die
naar de bediendenver trekken geleidde, aan den ach
terkant van het paleis, en de man ging kalm naar bo-
van.
„Wat moet je hier? De keuken is het souterrein!"
riep een der bedienden hem toe en weder wees hij op
den brief, en reikte d'ien aan dén bediende over.
„Aan dezen mijnheer heb ik persoonlijk iets af te
geven."
„Ga dan maar mee."
Smeedes lag moedeloos op den divan op zijn ka
mer toen de bediende binnentrad en hem mededeelde
dat een man, men zou zeggen een kok of een bakker,
buiten de kamer stond en hem een brief moest afge
ven.
„Laat hem binnenkomen I" zeide die tolk op matten
toon en terwijl dte bediende den man binnen liet en
zelf heenging, maakte hij den brief openl Verbaasd
keek Smeedes op toen hiji een wit blaadje papier in
de hand had1; hij keek op en ontmoette den gloeien-
UIT OUDE-NIEDORP.
Da vereeniging voor straatverlichting te Verlaat
heeft besloten, evenals alhier, nieuwe lantaarns aan
te koopen ingericht voor gaslicht met automatische
ontsteking.
UIT GROOT-SOHEtKMEIR.
Ds. W. van Doom te Roosendaal heeft voor het
beroep naar de Ned. Herv. kerk alhier bedankt.
UIT WEISTG'RATTDTJIK.
De hoop om dit najaar de watexen van den Ei
landspolder met een groot aantal jonge edelkarper»
te bevolken is verijdeld. De kunstmatige visohteelt
in de vijvers van oen stuk land in den Eilandspolder,
nabij West-Graftdlijk, is door de weinige zomerwarm
te in dit jaar mislukt. Dit stuk land was daarvoor
opzettelijk gehuurd door dé Afdl De Rijp van dén
Visschersbond. De karpers in déze vijvers waren ge
zonden door de Heidemaatschappij, Ook bij deze
maatschappij is de teelt van karpers dit jaar grooten-
d'eels mislukt.
UTT SCHOORLD'AM.
In de vergadering van Nut en Genoegen, gehou
den in het café van den heer Th. de Leeuw, werd de
rekening over het afgeloopen jaar na onderzoek
goedgekeurd met een voordeedig saldo van 15.712.
De eerstvolgende Nutsavond zal plaats hebben op
nader te bepalen datum in de 2e helft van Novem
ber,-' Besloten werd van den eerstvolgendën Nuts
avond een feestavond te maken. Het bestuur werd
gemachtigd om in onderhandeling te treden met Sol-
aer en Hesse of een ander gezelschap ten einde dien
avond met voordrachten te vullen.
O ND'ERIWI JZERS-TUS S CHENIPERlSIONEN.
Ged. Staten van Noordhollandl hébben eene circu
laire aan de Gemeentebesturen gericht betreffende
de toepassing der art. 38 en 59 van da Wet op het
Lager Onderwijs. Ged. Staten doelen mede, dat bij
hen aanvragen van onderwijzers zijn ingekomen om
te mogen optreden als tusschenpersoon bij de uitvoer
ring van art. 369 en 370 der Invaliditeitswet, waar
toe zij werden aangewezen door den Minister van L.,
N. en Handel. Naar aanleiding daarvan hebben Ged.
St. beslist, dat die onderwijzers daarvoor de vrijstel
ling behoeven, bedoeld in art. 38 tweede lid der Wet
op het Lager Onderwijs, voor zoover het Openb. On
derwijs betreft, of art. 59 zesde lid dierzeifde wet, in
dien het bijzondere onderwijzers aangaat.
WAARSCHUWING.
De Commissaris van Politie der gemeente Velsen
blijft nog steeds waarschuwen tegen het aangaan van
handelsrelaties met personen, zich noemende N. of
K. Zoontjes' en zijne huisvrouw Verdtiin C. Galésloot,
wonende, te Velseroord en Breesaap te Umuiden ge
meente Velsen, die alle mogelijke handélswaren zon
der betaling trachten te bekomen.
KORTE BERICHTEN.
Gisternacht werd te Amsterdam een 17-jarige
kellner aangehouden, die een poging deed om het
Amsteïhotel binnen te sluipen.
De Bredasche rechtbank veroordeelde den man,
die twee jaar lang verscheidene inbraken pleegde in
kloosters en kerken tot even zoovela jaren gevange
nisstraf.
Hen is er in geslaagd de drie Duitsche mijn
werkers, dia in da mijn Laura en Vereeniging te
Eij'gelshoven (Limb.)j ingesloten waxen, te bevrijden.
Zij waren ongedeerd
Uit de R. K. kerk te Breda zijn Donderdagmid
dag twee zilveren doopvaatjea ontvreemd.
Te Loosduinen heexschen de mazelen. De
scholen zijn voorloopig gesloten tot 27 October.
den blik van Wapstra. Linteloo werd deodlsbleek en
rees overeind
„Hij heb je hier zeker niet verwacht", siste de mis
dadiger, „denk je dan werkelijk, dat ik je zoo maar
zou laten ontsnappen nadat de hel je op mijn weg
had gegooid?"
Smeedes strekte de handen afwerend uit. „Laat
mij toch met rust", zeide hiji emeékend „Waarom
vervolg ie mij
Wapstra stondl naast hem. Vannacht moet het ge
beuren."
Smeed'es Tilde. „Geef dat plani opl" mompelde hij.
„Het sleept ons allen in het verderf. Je kunt niet
in het paleis doordringen en ik kan je niet helpen."
Hij strekte zijn bevende handen naar hem uit. „Ik
ben ziek, dat zie je, Wapstra. Neem alles wat ik heb
overgespaard; het is een klein1 sommetje en ga heen."
„Jou hebben wij- niet noodigl" siste de misdadige
man. „En hoe wij de zaak ten uitvoer brengen gaat
jou niets aan. En nu luister en antwoord dadelijk
op hetgeen ik je vraag. Wanneer komt de Radja te
rug van het feest bij dien minister van koloniën?"
„Tegen twaalven 1" jammerde Smeedes.
„En wanneer is het hier in het paleis alles in
slaap
„De bedienden gaan naar bed wanneer dé Radja
binnen is."
„En de Indiërs?"
„Dat hangt er van af zeide Smeedes en het
spreken scheen hem moeite te kosten. Hij drukte de
hand op zijn l'uid kloppend hart en ging voort:
„Vaak blijven zij1 nog een uurtje bij den vorst."
„Dan is twee uur een geschikte tijd. Een uur la
ter begint de morgenschemering al aan te breken!"
„Het kan niet gelukken", kermde de ongelukkige
man.
„Laat dat maar aan ons over. Is het geheele ge
volg van den Radja vandaag op het feest?"
„Twee van de heeren maar; da andleren blijven
hier." (wordt vervolgd.)]