DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN, No. 237. Honderd en vijftiende jaargang. 1913. ZATERDAG 11 OCTOBER. Journalistieke Excursie. FEUILLETON. n. BINNENLAND. AARSCHE BOHEMEN, PRA AG EN PELSEN. Hedenavond Dinsdag zijn de Ned'erlandsche journalisten in Weenen aangekomen. Groszartig ontvangen aan Eet station, gelijk het een dapper elf tal! Paladijnen van de Koningin der Aarde toekomt (doch helaas zelden tebeurt valt)in auto's naar het hotel getufd, per lift ieder naar zijn kamer geëxpe dieerd, om aldaar ini de eerste beslommeringen van het toiletmaken voor een „zwangloses Abendessen" gestoord te worden door de komst van een livrei-be diende der Handelskammer, die ons namens dat col lege kwam aanbieden een keurige, zwarte portefeuille met een hoeveelheid boekwerken, gidsen, kaarten, al bums en foto-collecties gevuld, voldoende om een halve boekenplank in onze Heimat te vullen. Waar dat heen, moet met al die reusachtige boek- en plaat werken, die als studiemateriaal ons hier worden ge offreerd, weet geen van ons; ze worden met te be minnelijke hoffelijkheid! aangeboden om te kunnen weigeren en ze zijn te mooi om ze als scheurpapier ten prullenmande te doemen. We zijn dus te Weenen en helbben den welkomst groet van den voorzitter der Oostenrijksche journa- listenvereeniging, dir. Ehrlich, al te pakken; de eerste 6peech van wie weet hoe vele, die nog volgen zullen 1 En toch kan ik in dit levenslustig Weenen met mijn gedachten nog niet scheiden van het roman tisch-tragische Bohemen en Praag. Want, buiten het officieele programma om, hebben wij in dat in teressante, schoone en rijke deel der Oostenrijksch- Hongaarsche monarchie een stukje nationaliteitsle- ven medegemaakt, dat ik niet gaarne zou hebben ge mist hoeveel schoons in ander opzicht ons ook nog te wachten staat 1 Eb. het spijt mij, slechts met epistolaire vlugheid' enkele indrukken te kunnen weergeven van de velen, die, tesamen, ons zulk een ei'genaardigen blik gegeven hebben op hetgeen daar woelt en gist en kookt in dat werkelijk Boheemsche leven werkelijk, ook in zijn romantiek, die zoo 'gansch anders is dan het vie de Bohème, gelijk wij dat kennen van af het tooneel. Reed1» in mijn vorigen brief maakte ik gewag van den taal- en raseenstrijd voor een deel ook econo misch tusischen de Ozechen en Duitschers. Voor de Czechen in Bohemen om strijd door hen in hunne gesprekken en geschriften geroemd als „de kostbaarste edelsteen in de heerscherskroon der Oostenrijk-Hongaarscha vorsten", soms ook, bij nog gloeiend'er enthousiasme vereerd als „het hart van Europa" voor da Czechen, die zich alleen door Personal-Union aan de Hongaa.rsche Kroon en de Oostenrijksche landen verbonden achten, (al nemen zij het den Keizer zeer kwalijk, dat hij1 zich nimmer als Koning van Bohemen heeft laten kronen), zijn de Duitschers indringers, terwijl de Duitschers, in hun streven naar de meierderheidsmacht in het kei zerrijk, de hartstochtelijke Ozechen als gevaarlijke en lastige sta-in-den-weg's beschouwen. Reeds eeuwen lang bestaat dlie veete, telkens aangewakkerd door de wisselende kansen, die nu eens da eene partij, dan weer da andere de overwinning bezorgden. Op aller hande wijze hebben de Duitschers, onder inmenging van diverse invloeden, getracht dat nationaliteitsge voel der Czechen te dooden, maar ook hier heeft tegenstand! wederstand gebaard', zoodat thans de Oze chen den Duitschers, om zoo te zeggen, het licht in de oogen niet gunnen; en omgekeerd evenmin. Wij, vreedzame journalisten, zijn thans 'in Praag de aanleiding geworden tot een korte wederopvlam- ming van het rassienhaat-vuurtje. Wat toch was het geval? De Duitsich-sprekende Oostenrijkers in Wee nen, waaronder onze gastheeren der Duitsche pers- vereenïging, hadden van geenerl'ei officieel gedoe willen weten alvorens we in Weenen zouden zijn ge arriveerd. Daar, in Weenen, zou de eigenlijke tocht eerst beginnen. Praag en Pilsen waren alleen op het program gezet met dé bedoeling dat de bezoeken aan die twee steden'.incognito zouden geschie den. Dus geen ontvangst aan het station, geen ex tra-festijnen, alleen een eenvoudig bezoek aan Praag jtfo. 30 staat ook in dit blad. Op de vele feestelijkheden, die de Nederland'sehe regeering en het Hof hadden gegeven ter eere van den Indisehen gast, dien men te vriend wilde hou den, waren eenige dagen van ruSt gevolgd, die de Sultan van Lombok zelf in de eerste plaats nood'ig had. Hij rustte uit van al de drukte en kwam het Huis ten Bosch letterlijk niet uit. Op Vrijdag zou er nog een feest gegeven worden door den minister van koloniën; op Zaterdagmiddag zou de afscheidsi-au- diëntie plaats hebben bij de Koningin, en 's avonds van dienzelfden dag zou het oorlogsschip met dien Radja, met zijn gevolg, den assistent-resident en hem zelf den terugtocht aanvaarden naar het verre too- verland' Nederlandsch-Indië. Toen de nieuwsbladen deze tijding mededeelden geraakte Wapstra in zulk een vlaag van woede, dlat de Range" en Potter zelfs er van schrikten. Het was onmogelijk het plan ten uitvoer te brengen, wanneer hij eerst niet alles met Smeedes had afge sproken. Was deize van plan hen te verraden, dan waren zij allen overgeleverd'; Smeedes kon immers volledige inlichtingen geven omtrent hun personen, 'het zou dus maar eenige dagen behoeven te duren en zij bevonden zich allen in handen der justitie. Wap stra verviel in een doffe, wanhopige stemming. Den dag dat Smeedes den brief van Wapstra ont vangen moest hebben, wanneer hij hem ten minste goed en wel in handen kwam, was de geheel© schare vereenigd in de achterkamer van de „Drie Zeevaar ders." Wapstra had1 Smeedes hier ontboden; nu be gon de schemering reeds in te vallen en er was nog geen spoor van hem te ontdekken. In een dof stil zwijgen, slechts nu en dan verbroken door een ge fluisterd woord of het rinkelen van een glas, liet men de kwartieren voorbijgaan, totdat er weer een uur verloopen was, en telkens verminderde^ de hoop den verwachte te zien binnenkomen. Wapstra zat ineengedoken op oen stoel, met de armen om de leuning heengeslagen. De aderen op „onder deskundige leiding." Haar dlie deskundige 'leiding geraakte in handen der Prager vereeniging voor vreemdelingenverkeer, en speciaal in handen van twee hartstochtelijke Ozechen, dien professor dr. Jar. G. Hrubant en den phil. dr. V. V. Steek. En zij hebben ons Praag laten zien, zooals het is nh, maar ook.zooals het was vroeger en- zooals het gewor den is tot het Praag van heden. Onvermoeid en met een onverflauwd temperament hebben zij ons rondge leid en ons alle historische plekken getoond, hun historische plekken, hun glorieus verleden, de her inneringen aan hun kunst, hun helden, hun martelaren. En zij hebben verteld, zonder ophouden en met een virtuositeit van geanimeerdheid, van hun taal en hun strijd en hun droomen. Tot zij, op den avond van den eersten dag, ons hebben meegeno men naar hun theater, het Czechisch nationaal theater en zelfs wisten te bewerken, dat wij niet in oorspronkelijk aangewezen Duitsche, maar in een Czechisch hotel logeeren zouden. Toen het gerucht dkkrvan doordrong tot Weenen, dat we de Czechische en niet de Duitsche opera had den bezocht, was daar groote consternatie. Propa ganda voor de Ozechen had allerminst de bedoeling van deze reis kunnen en mogen zijn. De in het Duitsch te Praag verschijnende bladen zwegen ons bezoek eenvoudig dood en kwamen d)en volgenden dag met ©en exposé van het gebeurde, dat wat juist heid betrof, kant noch wal raakte; een officieele ont vangst ten Prager stadkuize werd van uit Weenen afgewimpeld. Haar toch hébben we 'alles gezien, in cognito weliswaar, maar tengevolge waarvan wij te vens een kijkje kregen achter de Boheemsche schermen', waardoor ons tevens 'bl&gk hoeveel van de „histbire intimé" van dien binnenlandseken rassen- strijd voor Europa verborgen wordt gehouden, wijl Europa alleen de Duitsch-Oostenrijksche couranten leest en, door de onbekendheid met het Gkechisch, verstoken blijft met hetgeen de wederpartij te zeg gen #heeft. Hoe groot die onderlinge haatdragendheid is, een enkel staaltje daarvan. Wij ontvingen van wege het stadsbestuur als aandenken een prachtig-uitgevoerd foto-album van Praag met een inleidend woord in het Czechisch, voor de vreemdelingen vertaald in het Engeisch en Eranseh -U maar niet in het Duitsch. Biji het ineognito-bl^oek aan het raadhuis ontmoetten wij' den secretaris der gemeente, die het, gesprek voerde.in het Engeisch, hoewei hij ho'or- dat dat er, zélfs met de Ozechi&ehe gastheer,en, on derling Duitsch gesproken werd; 'bij aankomst te Piisen werden we verwelkomd door een ouden, grij zen Boheemschen schrijver, prof. KLosterman, die het woord tot ons richtte.... in het Eranseh; het gehate Duitsch wilde hem niet over die lippen. Toen een onzer, op een piano, het Gostenxijksehe volks- üet inzette, spuwden do Ozechen op den grond en verlieten de zaai; „dat is ons volkslied niet," zeide ons een Czech; „dat is niet onze taai. Wij zijn ai- leen Oostenrijkers wat de lasten betreft militai ren dienst en belasting betalen maar voor het ove rige willen wij, er niets, niets van weten." De CZechi&che kleuren rood'-blauw-wit zijn in het Duitsche stadskwartier van Praag zoo gehaat, dat, naar men ons zeide, wij het met moesten wagen met onze Hoilandsche kleuren getooid die wijk door te gaan, wijl ons dan, door verwarring der gelijke kleu ren, een pak slaag zou te wachten staan. Wij logeerden dan ook dien nacht in het Czechisch hotel, dat met voorliefde onze vlag als vriendelijke attentie tegenover dé Hoilandsche gasten had uitge hangen. Zeiden heb ik mensehen ontmoet, zoo fel in hun strijd, zoo geheel hun levenswerk wijdend aan de nationale zaak, als deze Ozechen, die in Praag 93 der bevolking uitmaken, tegen slechts 6 Duit schers, men hoort dan op straat ook niets 'anders dan Czechisch, en men ziet ook niet anders dan Czechi sch© opschriften. Waarnevens evenwel tevens vele DiHtsche een gruwel wederom in de'oogen der Czechen, die het den winkelstand kwalijk nemen om der wille van het gewin (de Duitsche opschriften dienen natuurlijk voor de vreemdelingen) hun nati onaliteit en hunne winkelopschriften te verlooche nen. Hen vraagt zich als vreemdeling dikwijls af, waar in deze rassen-kwestie de werkelijkheid eindigt en de waan begint. zijn voorhoofd waren gezwollen, zijn oogen zagen rood. Het saamgeperste lippen zat hij' daar als een toonbeeld van moeilijk te bedwingen woede; zijn ka meraden zelfs waren met afschuw vervuld. Potter was de eerste die het stilzwijgen verbrak. „Hij komt niet," zeide h'ij' somber. „Wij1 wachten te vergeefs. Het gevaar neemtl iedere minuut toe. Wij moeten het plan opgeven." Wapstra sprong overeind alsof iemand hem een slag in zijn gezicht had gegeven. „Eerder steek ik mij zelf een mes in da borst dan d'at ik het plan op geef!" riep hiji uit met iets afschuwelijks op zijn afzichtelijk gelaat. „Wij: hebben nog twee nachten, en één uur is voldoende." „Wou je dan werkelijk je verderf tegemoet loepen" vroeg Potter. „Ga je gangl Ik denk er niet over." „Wou jij: ons in den steek laten?" riep Wapstra buiten zich zelf van woede. „Als jullie alle bedachtzaamheid verliest, ja," ant woordde Potter bedaard. „Denk nu eens één oogen- blik verstandig na. En twee dagen heeft noch de Rad ja noch een van de Balineezen een voet buiten het huis gezet. Weet je dan zéker of alles nog precies eender is ïooals je het dagen geleden gevonden hebt? Als er maar één kleine verandering heeft plaats ge had dan valt ons plan in duigen; wat meer is, dan sleept het ons stellig en zeker in 't verderf." Wapstra gaf geen antwoord. Allerlei gedachten vlogen verward door zijn brein. Zwijgend zagen de anderen hem aan. „Er is geen andere keus," verklaarde hij eindelijk en men hoorde aan den toon van zijn stem, dat zijn besluit onherroepelijk vast stond. Horgen ochtend vroeg ga ik Smeedes in het paleis opzoeken." „En wanneer ze je arresteeren?" „Dan zou Smeedes zelf ook geleverd zijn. Ik geloof niet dat hij ons verraden zal. Hij zal' het plan- onuit voerbaar achten, daar hij de bijzonderheden nog niet weet en hij wil er daarom buiten blijven. Hisschien denkt hij ook, dat ik mijn bedreigingen niet ten uit En Pilsen, eveneens een Boheemsche stad, do twee de in grootte, had evenwel onze komst een geheel andere uitwerking als in Praag, het „Rome van het Koorden" (wijl Praag evenals de Tiiberstad op zeven heuvelen is gebouwd), ook wel de stad met de hon derd torens" genaamd. En Pilsen hebben wij verbroe dering gebracht. Uitgenoodigd door de Czechisehe Kiinstlerkxeis HHA tot een ijlings geïmproviseerd cabaret in hun keld'ergewellfclublokaal, werden daar toe ook onze Duitsche collega's geïnviteerd, die de uitnood'iging aannamen; de eerste maal, dat Duit schers en Czechisehe journalisten te Pilsen aan één feesttafel vereenigd) waren. En toen de Boheemsche volkshymne gezongen werd, stonden zoowaar d6 Duitsche gasten mede op en.zongen mee. „Es ist ein Wunder geschehen" zeide ons den volgenden morgen dr. Steek, doelende op dit verbroederings feest van den vorigen avond, en in zijn oogen stond het te lezen, dat hiji er mee bedoelde een overwinning der Ozechen! Aan beide -den herleefden wrevel van Praag als de verbroedering in Pilsen waren wij echter allen zeer onschuldig. Wat niet wegneemt, dat wij blijde zijn beide te hebben bijgewoond van zóó nabij. Ik schreef reeds over de schoonheid van het oude Praag; ik wil nog een enkel woord daaraan toevoe gen over het belangrijke der indtustrierstad Pilsen. Hen denkt natuurlijk het eerste aan het Pilsener bier; wij: kunnen onze land'genooten geruststellen, wanneer ze mochten vreezen dat wij' dat edele ger- stennat niet alle eer bewezen hebben. Haar het bürgerliches Brauhaus zelif zagen we, helaas, niet; het oponthoud was .daardoor te kort van duur. Wat wiji wèl bezichtigd' hebben dat zijn! de Skodawerke, de reusachtige kannonfahr'iek van 'Oostenrijk. Wij' wil len onze lezers ©en verslag van dezen even vermoei ender» als interessamten rondgang over de fabrieks terreinen besparen. Wat da grootte dezer fabriek aangaat zegt hef iets of niets, wanneer we enkele cijfers noemen? Dat er bijv. 10.000 arbeiders werk zaam zijn, 1000 beambten, een kleine stad al op zichzelf dat er machines van tezamen circa 10.000 P.K. aan het werk waren, dat er.... maar waarom dit alles op te somtaen. We hébben er aan kanonnen zien werken van allerlei model en kaliber, we hebben er zien 'bouwen reusachtige pantsertorens, zien gie ten stalen scbeepsdeelen van ongelooflijke construc tie. Hoe dat alles tot stand kwam vraag het de sterren, vraag bet mij niet, ou de dichter zingen. Eén indruk was overheerschend en algemeen: n.l. deze, dat de moderne techniek voor niets meer staat; het dikste staal, het zwaarste ijzer zagen we bewer ken, kneden en vervormen als war© het was. Als vriendelijk toegiftje aan dit bezoek aab. de reusachtige ©oriog&materiaal-fabriek volgde een kijk je in het vereeniging&leven der arbeiders: hun con- ^um-verein, waarin zij de besta qualiteit levensmidde len tegen de billijk&ta prijzen konden bekomen en waar tevens voor gepaste uitspanning werd zorg ge dragen, het onmisbare „bessres Ich" van iedere mo- derne fabriek. Hachtig land dit rijke, schoone Bohemen; land met welk schoon een verleden, dat uit bouwwerk na bouwwerk, monument na monument tot ons spreekt. En hoe onzalig de strijd daar ook moge wezen, zalig het volk met zoo grootsch verleden, dat zóó van gan- scher harte en met zoo ontroerde bezieling zijn le ven en zijn werk wijden kan aan die ééne groote ge dachte, dien éénen schoenen droom van nationale glorie en hèr-leving. Weenen, 7 Oct. 1913. G. v. R. genwoordigheid van het afdeelingshestuur en de lee raren. L: lniULcd De lessen in het teekenon zullen vier avonden per week worden gegeven van 6Vb8Va uur, die in reke nen, taal enz. eenmaal per week van 5^27% uur. Als leeraren zijn aangesteld da heeren G. Boom te Amsterdam, D. Tauber te Alkmaar en De Haan, al hier. Gemengd nieuws. UIT ZUIDuSiCHARlWOUDE. Bij' de betrokken commissie zijn gedurende de maand Sept. ingeleverd 033 gedoode ratten, tegen een premie van 0.15, wat een totaal aangeeft van 94.95, Als bijzonderheid vermelden wij dat door één persoon hiervan moest worden uitbetaald 72.60. UIT HEINIStBROEK. De vakteokenschool alhier van de afd. Hensbroek Heer-HugowaardlObdamO ter leekUirsem is door den voorzitter L. Groot thans weder geopend, in te- voer zal brengen; een anonyme beschuldiging met de mededeeling van zijn vroeger leven zou hem geen kwaad doen. En ieder geval, ik moet morgen naar hem toe, en in den nacht vóór het vertrek van den Radja moet die zaak ten uitvoer gebracht worden." „Haar hoe wil je in het paleis komen?" vroeg Pot ter. „Denk je dan, dat ze je zoo maar zullen uitnoo- digen binnen te komen?" „Laat dat maar aan mij over 1" riep Wapstra. „Ik heb al een plan. Ein let goed op: als ik morgen om twaalf uur niet in jullie midden ben, dan is mij iets overkomen en een overhaaste vlucht is het eeni ge, wat ik je kan aanraden." Tegen tien uur in den morgen van den volgenden dag liep een man met een witte kiel, schort en muts, een groote mand aan den arm en een brief in de hand, geadresseerd aan den tolk van Linteloo, het hek van het Huis ten Bosch in, regelrecht op den schildwacht af, aan wien hij den brief liet zien; hij vroeg hoe hij mijnheer van Linteloo zou kunnen' te spreken krijgen. De soldaat wees hem de trap die naar de bediendenver trekken geleidde, aan den ach terkant van het paleis, en de man ging kalm naar bo- van. „Wat moet je hier? De keuken is het souterrein!" riep een der bedienden hem toe en weder wees hij op den brief, en reikte d'ien aan dén bediende over. „Aan dezen mijnheer heb ik persoonlijk iets af te geven." „Ga dan maar mee." Smeedes lag moedeloos op den divan op zijn ka mer toen de bediende binnentrad en hem mededeelde dat een man, men zou zeggen een kok of een bakker, buiten de kamer stond en hem een brief moest afge ven. „Laat hem binnenkomen I" zeide die tolk op matten toon en terwijl dte bediende den man binnen liet en zelf heenging, maakte hij den brief openl Verbaasd keek Smeedes op toen hiji een wit blaadje papier in de hand had1; hij keek op en ontmoette den gloeien- UIT OUDE-NIEDORP. Da vereeniging voor straatverlichting te Verlaat heeft besloten, evenals alhier, nieuwe lantaarns aan te koopen ingericht voor gaslicht met automatische ontsteking. UIT GROOT-SOHEtKMEIR. Ds. W. van Doom te Roosendaal heeft voor het beroep naar de Ned. Herv. kerk alhier bedankt. UIT WEISTG'RATTDTJIK. De hoop om dit najaar de watexen van den Ei landspolder met een groot aantal jonge edelkarper» te bevolken is verijdeld. De kunstmatige visohteelt in de vijvers van oen stuk land in den Eilandspolder, nabij West-Graftdlijk, is door de weinige zomerwarm te in dit jaar mislukt. Dit stuk land was daarvoor opzettelijk gehuurd door dé Afdl De Rijp van dén Visschersbond. De karpers in déze vijvers waren ge zonden door de Heidemaatschappij, Ook bij deze maatschappij is de teelt van karpers dit jaar grooten- d'eels mislukt. UTT SCHOORLD'AM. In de vergadering van Nut en Genoegen, gehou den in het café van den heer Th. de Leeuw, werd de rekening over het afgeloopen jaar na onderzoek goedgekeurd met een voordeedig saldo van 15.712. De eerstvolgende Nutsavond zal plaats hebben op nader te bepalen datum in de 2e helft van Novem ber,-' Besloten werd van den eerstvolgendën Nuts avond een feestavond te maken. Het bestuur werd gemachtigd om in onderhandeling te treden met Sol- aer en Hesse of een ander gezelschap ten einde dien avond met voordrachten te vullen. O ND'ERIWI JZERS-TUS S CHENIPERlSIONEN. Ged. Staten van Noordhollandl hébben eene circu laire aan de Gemeentebesturen gericht betreffende de toepassing der art. 38 en 59 van da Wet op het Lager Onderwijs. Ged. Staten doelen mede, dat bij hen aanvragen van onderwijzers zijn ingekomen om te mogen optreden als tusschenpersoon bij de uitvoer ring van art. 369 en 370 der Invaliditeitswet, waar toe zij werden aangewezen door den Minister van L., N. en Handel. Naar aanleiding daarvan hebben Ged. St. beslist, dat die onderwijzers daarvoor de vrijstel ling behoeven, bedoeld in art. 38 tweede lid der Wet op het Lager Onderwijs, voor zoover het Openb. On derwijs betreft, of art. 59 zesde lid dierzeifde wet, in dien het bijzondere onderwijzers aangaat. WAARSCHUWING. De Commissaris van Politie der gemeente Velsen blijft nog steeds waarschuwen tegen het aangaan van handelsrelaties met personen, zich noemende N. of K. Zoontjes' en zijne huisvrouw Verdtiin C. Galésloot, wonende, te Velseroord en Breesaap te Umuiden ge meente Velsen, die alle mogelijke handélswaren zon der betaling trachten te bekomen. KORTE BERICHTEN. Gisternacht werd te Amsterdam een 17-jarige kellner aangehouden, die een poging deed om het Amsteïhotel binnen te sluipen. De Bredasche rechtbank veroordeelde den man, die twee jaar lang verscheidene inbraken pleegde in kloosters en kerken tot even zoovela jaren gevange nisstraf. Hen is er in geslaagd de drie Duitsche mijn werkers, dia in da mijn Laura en Vereeniging te Eij'gelshoven (Limb.)j ingesloten waxen, te bevrijden. Zij waren ongedeerd Uit de R. K. kerk te Breda zijn Donderdagmid dag twee zilveren doopvaatjea ontvreemd. Te Loosduinen heexschen de mazelen. De scholen zijn voorloopig gesloten tot 27 October. den blik van Wapstra. Linteloo werd deodlsbleek en rees overeind „Hij heb je hier zeker niet verwacht", siste de mis dadiger, „denk je dan werkelijk, dat ik je zoo maar zou laten ontsnappen nadat de hel je op mijn weg had gegooid?" Smeedes strekte de handen afwerend uit. „Laat mij toch met rust", zeide hiji emeékend „Waarom vervolg ie mij Wapstra stondl naast hem. Vannacht moet het ge beuren." Smeed'es Tilde. „Geef dat plani opl" mompelde hij. „Het sleept ons allen in het verderf. Je kunt niet in het paleis doordringen en ik kan je niet helpen." Hij strekte zijn bevende handen naar hem uit. „Ik ben ziek, dat zie je, Wapstra. Neem alles wat ik heb overgespaard; het is een klein1 sommetje en ga heen." „Jou hebben wij- niet noodigl" siste de misdadige man. „En hoe wij de zaak ten uitvoer brengen gaat jou niets aan. En nu luister en antwoord dadelijk op hetgeen ik je vraag. Wanneer komt de Radja te rug van het feest bij dien minister van koloniën?" „Tegen twaalven 1" jammerde Smeedes. „En wanneer is het hier in het paleis alles in slaap „De bedienden gaan naar bed wanneer dé Radja binnen is." „En de Indiërs?" „Dat hangt er van af zeide Smeedes en het spreken scheen hem moeite te kosten. Hij drukte de hand op zijn l'uid kloppend hart en ging voort: „Vaak blijven zij1 nog een uurtje bij den vorst." „Dan is twee uur een geschikte tijd. Een uur la ter begint de morgenschemering al aan te breken!" „Het kan niet gelukken", kermde de ongelukkige man. „Laat dat maar aan ons over. Is het geheele ge volg van den Radja vandaag op het feest?" „Twee van de heeren maar; da andleren blijven hier." (wordt vervolgd.)]

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1913 | | pagina 13