DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN,
mm- en
237.
Honderd en vijftiende jaargang.
1913.
ZATERDAG
11 OCTOBER.
Aangifte van Leerlingen.
HUISHOUDSCHOOL.
INDUSTRIESCHOOL.
Dames kookcursus.
Goedkoope kookcursus.
Wandelingen.
Aanvang van alle cursussen 1 Nov. e.k.
Dit nummer bestaat uit 3 bladen.
Opleiding Assistente in de Huishouding.
OnderwijsvakkenKoken, voedingsleer, huishoud
kunde, waschbehandeling, verstellen en vervaardigen
van onderkleeding, eenvoudig costuumnaaien.
Duur van den cursus 2 jaar.
Lesgeld f 40.- per jaar.
Onderwijsvakken: Voortgezet onderwijs Inde Ned.
taal en rekenen, verstellen en vervaardigen van
onderkleeding, teekenen en fraaie handwerken, strij
ken en waschbehandeling, uitgebreid coétuumnaaien.
Aanvangsleeftijd 12, liefst 13 jaar.
Duur van den cursus jaar.
Schoolgeld f 25.- per jaar.
Niet vermogenden f 20.-, f 15-, f 12.50, f 10.-, f4.-
per jaar.
Onvermogenden kosteloos.
20 lessen f 25.-, 2 lessen per week.
20 lessen f 4.-, te voldoen in 2 termijnen 1 Nov.
en 1 Febr. 1 les per week.
Aangifte iederen werkdag 9-12 uur.
De Directrice,
J. F. BEUMER.
OCTOBER
Men ziet ze weer kruipen langa muren en schut
tingen, de levensmoede rupsen, zoekende naar een
plaatsje, om te sterven. En wie ze volgt in hare
bewegingen, zal ze weldra de laatste stuip trekkingen
zien geven, en dan komen uit het nog niet verstijfde
lichaam te voorschijn een aantal kleine larven, die
bijna onmiddellijk in kleine gele popjes veranderen.
En zoo ziet men hier em. daar aan verschillende voor
werpen vastgekleefd zoo'n doode rups met die gele
voorwerpjes, door een zacht spinsel omringd. Er zijn
er, die beweren, dat het eieren van de rups zijn, maar
die weten het niet, want een rups legt nu eenmaai
geen eieren. Neen, zoo'n rups is het slachtoffer ge
worden van een kleine wesp, kenbaar aan een zeer
dunne verbinding tussc'hen borststuk en achterlijf,
een sluipwesp, die eieren gelegd heeft in het lichaam
van da rups, toen ze nog levenslustig was. En uit
die eieren zijn geboren kleine wespenlarven, die zich
gingen voeden met het teere rupsenweefsel en zoo
doende het leven van d'a rups ondermijhden. Zoo kon
da rups geen pop worden, waaruit een vlinder zou
voortkomen, die honderd en meer eieren kon leggen,
die weer even zoovele vraatzuchtige knag&rtjesi kon
den voortbrengen.
Moet d'e mensch dan die doode rupsen met de gele
popjes, waarin de leek eieren ziet, opruimen? Stellig
niet, want dan werkt hij1 mede tot vergrooting van
het rupsenheir. Elk wespje toch, dat uit zoo'n popje
voortkomt, zal medewerken tot verdelging van de
rupsen, die zooveel schade aan onze nuttige planten
kunnen doen. De vele sluipwespen (de naam klinkt
niet mooi') kufmen een rupsenplaag stopzetten en zoo
medewerken tot het behouden van veel schoons en
veel nuttigs.
In het bovenstaande "hadden we het oog op de
ko-olrupsen, door ieder gekend en die d'a&rom en ook
om hare veelvuldigheid' gemakkelijk te observeeren
vallen. Doch ook bij andere rupsensoorten kan men
dezelfde verschijnselen waarnemen, doch men heeft
dan ook weer te doen met andere sluipwespensoorten,
waarvan or misschien evenveel zijn, als we rupsen-
species kennen.
Kan er nu geen gevaar bestaan, dat er te veel
sluipwespen komen? Neen, omdat er zonder rnpsen
geen dergelijke wespen geboren kunnen worden. Hoe
minder rupsen dus, hoe minder sluipwespen. Maar
ook is het waar, dat in een jaar, waarin men een
geduchte rupsenplaag heeft, zeer vele sluipwespen
die plaag tegen gaan. Twee verschrikkelijke rupsen
jaren achter elkander komen niet voor, althans niet
bij dezelfde rupsensoort. We hebben dus ook daarin
te zien de wij'ze Voorzienigheid', die d© geheele schep
ping doorstraalt, en we kunnen er den raad' uit put
ten, dat d'e mensch niet al te veel mag ingrijpen in
het natuurleven, omdat d'it zich, bij verbreking van
het evenwicht, door omstandigheden, die voor ons
dikwijls raadselen zijn, zelf weer herstelt.
Op den len October kon men in de kreupelhosch
3 es van öaasterland, Texel en vele andere plaatsen
vele personen bezig vinden met het uithangen van
lokaas, lijsterbessen-, bij de duizenden paardenharen
strikken, die reeds eerder uitgehangen waren, om er
zooveel mogelijk lijsters in te kunn-en verschalken.
Het vangen van lijster-s is nog gedurende 5 jaren bij
de, wel! aangenomen, doch nog niet in werking getre
den, vogel'wet toegestaan en in dien tijd -zu-llen nog
ve'e tienduizenden van deze nuttige vogels- zich in de
strikken verhangen tot voordeel van enk-ele personen
en tot schade van landman en boschbaas en van onze
mooie wereld.
Reeds in de eerste dagen van October werden- vele
zanglijsters opgevangen, waaronder verscheidene, die
broedplaats in ons land hadden, of er pas in dit jaar
gelboren waren. Do-ch ook op dten- trek kwamen- reeds
vele voorwerpen voor. Wat later in de maan-d ko
men da merels, da heflij ster-s en de koperwieken, die
den zomer doorbrachten in d'e groote bosschen van
Rusland! en Siberië en nu, na een langen vliegtocht,
hongerig bij ons aankomen. Gretig vallen ze dan
aan op het uitgehangen lokaas en de scherp gestelde
strikken maken dan, d'at de gelederen bij de lijsters,
vooral bij de koperwieken, in de eerste d'agen sterk
gedund worden. Dan hoort men weer van vangsten
van honderden, die goede daggelden gelven v-oor de
strikkars, doch ten koste van duizenden nuttige vo
gellevens. Doch wat men gewoonlijk niet hoort, is,
dat ook nog zoovele kleine vo-gel-s, die hij de wet be
schermd zijn, zich in d!e strikken verhangen. Hier
vindt men een roodbors-tje, dat bij snelle vlucht toe
vallig in een strik geraakt is, daar -een wat al te dar
tele mees, die ha-ar acrobatische buitensporigheden
met den dood belkoop-en moet, ginds eenige vinken en
keepen, die ook zoo gaarne van de 'bessen snoepen,
tot groot verdriet van d'e lijstervangers, die aan- die
kleine vo-gels niets hebben. -Alleen een mooie appel-
vink of ijsvogel of een no-g zeldzamere vogel wordt
wel als welkome buit beschouwd. Zulke vogels toch
betaalt men in diergaarden gaarne met goeden prijs,
vooral wanneer ze leivendl en ongeschonden zijn geble
ven. En dat gebeurt w-el, wanneer zoo'n dier nog
maar pas in den strik hangt, als de vanger er bij
komt. Maar ook sterven vele lijsters en andere vo
gels een wreeden do-od, vo-oral, wanneer ze met een
poot of vleugel vastgeraakt zijn. Dan vind't men z.e
-soms, waarvan een der ledematen gedeelte-lijk van het
lijf gescheurd) is door de pogingen tot terugver krij
ging van dia vrijheid-.
En niet altijd komen de ge-strikte vogels in handten
van den vo-gel'vang-er. Ek-sters, gaaien, kraaien val
len dikwijls gretig aan op da klapwiekende lijsters,
wanneer ze in den strik'geraakt zijn, en dan vindt de
man slechts kop of po-ot met ©en aantal vederen op
den grond.
Zoo is er strijd, overal strijd tusschen mens-chen en
dieren onderling en ten o-pzichte 'van elkander. Geen
vredespaleis kan hierin voorloopig verandering bren
gen; alleen scherpe en goed uitgevoerde wetten kun
nen veel ten goede uitwerken, doch in veel moet nog
geroepen worden: „Zuster Anna, ziet ge no-g niets
komen? 1"
Er -staan weer Herfst-tij-loozen (Colchicum autum-
na-le) bij de ménschen in huis, en gedurig ziet men
ze op de vensterbanken. Men behoort -er voorzichtig
mee te zijn, want ze behooren tot de vergiftige plan
ten. In de hand van een kind passen ze zeker niet.
D'e naam tijloos of tijdel'oos is evenwel goed gekozen,
want reed's nu laat deze liliacée hare mooie lichtpaar
se, rose en witte bloemen zien, om pas in t volgend
voorjaar bladen en vruchten te verto-on-en. Zulke
pl-anten heeft men niet veel, want regel is toch, dat
d'e blo-em-en na d-e bladeren vex-schijnen. Nu ziet men
de bloem, die wel 20 cM. lang kan zijn, op den bol
met zijn bruine rokken. D'e zes fraai© bl'oemdëkslip-
pen zijn d'e uitl'oopers van de lange driekantige buis,
waarbinnen een tweede buis besloten is al-s bescher
mend' orgaan voor den stamper met zijn drie lange
stijlen, die den geheelen weg door d'e buis afleggen,
en in donzige paarse stempels eindigen. Bij d-en in
gang der buis zijn vastgehecht zes meeldraden, dje
van gel© helmknoppen, welk© naar buiten opensprin
gen, voorzien zijn.
Voor de vorming van de bloemen, soms vijf op een
korte, vleezige spil, is voldoend© reservevoedsel in
den bol aanwezig, doch na den' bloeitijd doet men
goed, den bol in den bodem te plaatsen, opdat de
teere, lichtgroene stengelbladen, reeds nu aan den
vo-et der buizeni t© ontdekken, zich zullen kunnen
ontwikkelen tot lange, smalle bladen, die stijf lan-
cetvormig zijn. In de oksel ervan rijpt dan meteen
de droge, dïiehokkige Vrucht met kogelronde zaden.
Zo© kan men aan deze Oolchi-cnm plezier beleven,
doch, zooals gözagd is, voorzichtigheid' 'zij1 aanbevo
len I
Op het veld hebben d-o meeste bloemen met een
„tot weerziens" afscheid van ons geruom-en. Lint-
'bloemenco-mposieten, alle met gel-a bloemen, zijn er
evenwel nog vele.
J. DAADDER Dz.
door DAAN VLAN DER ZEE.
(Nadruk verbodten.)
Saampjes gingen ze door 't polder-laantje, dat naar
den grooten dijk voerde. Kleinte Jan droeg dep. vlie
ger, die grooter was dan h'ij' zelf en vader dten klos
vliegergaren, te vol voor de kleine handen van het
al maar babbelende jochie.
Er was geneuchte in die twee. Jan gaf zich vo-1
aan de vreugde een-er werkelijkheid, di'e hij wel tien-
malen in fantasie had doorleefd: het ho-og in de
lucht staan van z ij n vlieger, zijn grooten -groenen
vlieger met da goud-en -sterren al® reuze-o-ogen, door
va-der in een verloren uurtje gemaakt. Zo-oais die
vlieger nu op z'n rug hing in z'n droog geritsel van
strak papier, waarlangs de win-d heenstreek, zou-ie
straks hem mogen vasthouden aan 't kruishout. En
dan zou-ie 'm zien zweven ineens met 'n breeden
zwaai d'e lucht in, stijgend al maar ho-oger, zooals 't
ging met da klein© vliegers van de jongens uit de
straat:
Hè, pa, net zoo hoog, zóó hoog, to-t-ie heel in de
wolken is, nog hooger dan de vogels.
En vader had plezier in 't gesnap van z'n enthou
siasten jongen, proefde 't genot van die groote vreug
de van z'n kind.
Ze liepen flink voort. Jan dribbelde van baast en
als de ritselend© vlieger achter 'm het harde loopen
niet had he-let, zou-ie al vooruit zijn gerend. Ginds
lag de groote d'ij'k met z'n vrije ruimte en tegen den
blauwen heimei staken scherp de d-o-nkere vlekj-es af
van da 'beweeglijka jongens, wier trots reed's hoog in
d© lucht glorieerde.
Kijk's pa, 'n vlieger. En daar no-g een. O, nog
veel meer, 'k zie er wel, honderdduizend.
Jan ra-akte in- extase, vergat -haast z'n eigen schat
op z'n rug, en vader moest 'm vermanen:
Voorzichtig, kalm aan maar, anders scheurt je
vlieger.
to,0Ii was-ia ineen-s weer vol van1 z'n bezit, keek-
ïe-schuw op-zij over z'n schouder h-eern: gelukkig, de
vlieger hing er nog, even rustig schommelend als
straks.
Nu waren ze op den d'ijk. Vader nam zelf den
vlieger onder zijn bescherming en Jan, in z'n volle
bewegingsvrijheid, danste van genoegen, sprong op
en af van de dijk'bermen en liep eindelijk hard voor
uit, toen-ie zag, dat vader eeu geschikte plaats ging
zo-eken, om den vlieger op te laten.
Tusschen tientallen van jongens gingen ze door,
en als a'Uer oogen op den grooten gro-enen vlieger
waren gericht» voelde Jan zich trotsch op z'n bezit.
Pa, zie die jonge» 's kijke, ze wouwe ?eker wel,
dat ze óók zoo'n vlieger hadde,
Toen va-der een vrije lo-opruimt-e -gevonden had
hiold-ie stil. Langs beide zijden van den ho-ogen dijk
strekte zich wijd' het polderland uit -en geen tele
foondraden waren hier voor den vlieger te duchten.
De klare hemel lag in rustige openh-eid over de lan
d-en en den dijk, en d-e zachte wind, die straks d'en
vlieger omhoog moest driagen, verfrischte heel het
zonnige rondom.
Jan mocht meehelp,en aan d-e voorb-ereid-s-elen. Ste
vig hield-ie den vlieger aan 't kruishout, terwijl va
der den staart met de opgerolde stukjes papier aan
knoopte. En intusschen ketek-ie bazig naar 'n paar
jongens, die nader gekomen waren, o-m 't schouwspel
te zien: die man was z ij a vad-er, en die mooie vlie
ger met de gouden sterren was van hèm.
Nu ging het gebeuren. Het eind van het vlieger-
garen wa-s door vader aan den vli-eg-er bevestigd en
nadat hij Jan bevolen -had, goed op te passen, liep ie
achteruit, den garenk-los een heel eind afwindend. De
rukjes aan den vlieger deden J-an popelen van blijd
schap en z'n vreugd© groeide naarmate hij het ga
ren, dat hem van vader' scheidde, langer zag worden.
Plotseling hield vader op. De afstand was nu groot
genoeg, om het oplaten met vrucht te beproeven. En
nadaf-ie nog eens om zich heen -gekeken had, of de
weg vrij was, gaf-i-e Jan het teeken van opletten:
Klaar.
Vader trok -en l'i-ep vooruit» ein Jan, die op het
go-ede oogenblik had losgelaten, zag m-et verrukking,
hoe zijn schoone vlieger plotseling omhoog ging, dien
ritselenden staart achter zich aan. Bn hij k-la-pte iu
z'n handen en danste- vooruit. Al maar naar omhoog
kijkend naar den stijgenden vlieger, die hoe langer
hoe kleiner werd', liep-i-e vo-ort, om eindelijk hijgend
bij vader te ko-men, di'e 'n heel eind verder had stil
gehouden. No-g 'n pa-ar rukjes, wat vieren van het
garen: de vlieger stond. Hij stond daar heel- ver in
de lucht, zoo ver, dat Jan de gouden sterren niet
meer zag. Z'n vlieger leek nu heel klein en de lan
ge, stevige staart -scheen maar een kort touwtje, een
donker draadje tegen de blauwe -lucht. En dte garten-
kloa w-erd' 'hoe langer hoe slanker. In een wijde
bocht hing het garen over het land en heel' ver boog
het om naar 'boven, naar het vliegervlakje, dat nu
heel geen kl-eur meer had.
Ze waren beiden moe geworden en gingen op den
berm in bet -gras zitten. Jan mocht dien klos vast
houden toen vader ziteh had overtuigd, d'at de vlieger
voor de kleine handen niet al1 te sterk trok. Hij zat
daar als een klein koninkje in het gevoel van z'n
rijkdom, en toen vadter papierten cirkeltjes- om het ga
ren hing, die langzaam-aan naar boven schoven langs
de wijde bocht, leefde h'eU kind-ergeno't in da uitroe
pen, waarmee ieder nieuw papierkransj© werd bege
leid.
't "Werd bevolkt op den dijk. Tal van jongens
m-et en zonder vliegers waren eveneen» naar den
grooten dijk gatrokken, naar de ruimte en naar de
vrijheid. En -al vliegerende en spelende vulden zij
d'en langen weg met hun vroolijke geluiden en hun
zonnige beweeglijkheid, 'tl Was al licht en leven
van zon en jeugd, van gouden zomer en onbezorgde
luidruchtigheid.
- Kijk 's, pa, daar valt een vlieger.
Jan had juist even gekeken naar een grotepje jon
gens, niet ver hij- hem vandaan, die ook een flinken
vlieger in de blauwe ruimte baddten staian. En toen-
ie naar d'en vlieger zag, gebeurde het wonderlijke.
Plotseling schommelde de vlieger en viel, de punt al
dansend! heen en weer bewegend. En d'e lange bocht
vliegergaren lag nu ineens op 't land gezakt.
Op Jan's uitroep keek ook vader. En to-en-ie eeu
zwerm jongens hard zag loopen, den dajk af en over
die slooten heen het land op, en toemie zag, hoe ze
begeerig grepen naar h-et vliegergaren, dat ze in
h-ebzuehtige haast wikkelden om hun armen en hun
lichaam, en to-en-ie 'n -paar huilende jongens even
eens 't land' zag opgaan, om te gaan vechten om hun
bezit, dat zoo plotseling als een schoon© droom was
verdwenen, toen begreep vader, dat er garenstroo-
per-s hun werk hadden gedaan, d'at de vli'eger was los
gesneden, om het vliegergaren en zoo mogelijk den
vlieger als roofbuit te bemachtigen.
Vader mompelde iets van „gemeen" en keek nog
lang naar de vechtende en schreeuwende jongens- op
t land, toen Jan reeds volop weer genoot van z'n
geluk en stevig den klos met beide handen vasthield.
Liet-ie los, dan was alle glorie op eenmaal weg, dan
was-i-e z'n rijkdom van eenige uren kwijt en zouden
d'e strooper-s oo-k vechten o-m zijn vlieger.
Er kwamen kijkers- in hun- buurt. Een groepje jon
gens stond druk-bewegend op korten afstand als
werd over -een grootsch plan beraadslaagd. Vader
vertrouwde 't zaakje niet erg en nam voor alle ze
kerheid d-en gar-enklos van Jan over. "Toen stond-ie
op, en Jan beduidend,, m-ee te gaan, liep-ie langzaam
achteruit in de richting van d-e stad. En tegelijk
begon-i-e d-en vlieger in te halen, d-oor het regelma
tig opwinden van den klos.
De jongens volgden en drongen hoe langer hoe
dichter op. Een brutaaltje van 'n jaar o-f twaalf, d-e
handen in de broekzakken begraven, de pet noncha
lant achterover op 't hoofd', was vlak n-aast Jan ko
men loopen, vroeg bruusk:
Baas, weet je niet ho-0 laat of 't is?
Maar vader liet zich ni'et afleiden. Eerst had-ie
gedacht, dat de jongens het niet zo-ud-en wagen, hem,
den grootere, lastig te val'len, maar toen-ie het op
dringen zag van d-e and'eren, terwijl de brutale woordi-
vo-erder h-em poogde af te leiden-, begreep-ie te moe
ten oppai&sen.
't Is laat genoeg voor jou om te maken dat je
wegkomt, was 't bescheid, maar daar kwam plot
seling heel de bende in verzet:
We magge hier net zoo goed' loopen als 'n an
der, de dijk is vrij.
Vaders handen waren niet vrij voor een tegenbe
toog, -hij moest winden en inhalen. En de vlieger
werd al grooter, kwam naderbij.
De jongens zagen het. Hun kans op buit werd
kleiner en een enkele bleef al achter,, gaf het pleit
verlorten. Maar plotseling liep een der grooteren
vlak achter vaders rug om en toen deze instinctma
tig omkeek, sprong 't brutaaltje naar voren en sneed
rap h-et vliegergaren door.
De vlièger, riep Jan ontsteld, want hij zag
d'aar plotseling zijn rijkdom wankelen, d-e bocht ver
slappen, de jongens wegrennen naar den vallenden
buit. Maar ook vader had opeens- gezien, wat er ge
beurd© en plotseling het -stroopertje achter in den
nek gegrepen.
De jongens bekommerden zich niet om hun mak
ker, renden den dijk af naar 't land, waar de vlieger
met de gouden sterren langzaam neerstreek. En ze
roofden en stroopten naar hartelust het garen» toen
vad-er den spartelenden jongen stevig in z'n greep
hield en Jan schreiend- keek na-ar 't land, waar al z'n
vreugde opeens was verdonkerd.
Vader was woe-dend, liet den vlieger in den steek,
maar mepte het boefje om d!e oor en. Ma-ar da jon
gen li-et zich zonder tegenweer niet ranselen, Hij
vocht en trapte naar zijn bestraffer, smeet -hem lea-
lijke scheldwoorden naar 't hoofd-. Het mes, we ar
mee hij zijn S'troo-pe-rsdaad had volvoerd, had-ie nog
geopend ip. d'e hand, en plotseling stak-ie er mee,
wild, naar z'n vijand.
Vader vo-elde opeens -een hevige pijn in de zij en
tastend' met de ©ene hand', terwijl-i© m-et de andere
het boefje haast worgde, vond-ie het mes- en trok het
uit d© wond. Maar toen ook liet-ie zich d'oor- z'n
overmacht niet weerhouden om den jongen een f-link
pak ransel te geven; al blerde deze,als een bezetene.
En voort ging het toen l-angs den dijk in de rich
ting van de stad. Stevig hield vader het boefje vast,
dwong hem, flin-k door te loopen. Trappelend' en
schreeuwend verzette de knaap zich, en- Jan, d'ie er
naast dribbelde, schreeuwde m-ee. Al z'n geluk was
plotseling vervlogen, z'n vlieger, z'n mooie, groene
vlieger met de gouden sterr-en, was-ia kwijt. Vader
sus-te:
Stil maar, Jan, pa maakt wel 'n anderen vlieger
v-oo-r je, nog veel mooier dan deze.
Maar Jan's verlies was te plotseling en te groot,
om het zoo maar te kunnen vergeten.
Het lawaaiend groep-je trok belangs-tellin-g. Oude
ren vroegen onderw-eg, wat er aan -de hand' was, -en
als vader in een korten uitroep de str-oopersd'aad had
meegedeeld, schudden ze eens m-et h-et hoofd. Jon
geren liepen mee, blij om 'n relletje. En als in de
verte hun kornuiten reeds luid schreeuwden om ver
klaring van wat er gebeurde, tierden ze door elkan
der terug:
Jó, 'n strooper.
Hij heeft gestoke met 'n mes,
D'r wordt -er een opgebracht.
We gaan naar de peües-ie.
De kleine schaar groeide aan en het boefje werd
stiller. Gedwee liep-ie nu voort, altijd nog stevig
door vader in den kraag gehouden. Vader voelde de
wond in z'n zij steken en langzaam bloed wegvloeien.
En hij repte zich wat, om gauw hulp te krijgen in de
stad.
Daar waren reeds de eerste huizen in 't zicht.
Vooraan de kleine herbeT'g „De vergulde Zwaan",
waar vader zieh aan zijn schreeuwend en tierend- ge
volg hoopte te onttrekken. Jongens liepen al voor
uit, om het eerst het nieuws in de straten te kun
nen vertellen, en hier en daar stonden afwachtend de
mensch-en te kijken. Vader voelde een zwakte over
zich komen, hield z'n hand tegen de wond gedrukt.
En met een zucht van verlichting ginig-ie den stoep
van de herberg op.
De deur van de gelagkamer stond open en de kas
telein kwam verschrikt naar voren. D'e jonge mis
dadiger hoog het hoofd1 en verzeitte zich niet langer.
En Jan, met den garenklos in b-eid© handen, vergat
in z'n nieuwsgierigheid voor 'n oo-genbl'ik z'n ver
driet.
Wat is hier aan de hand'? vroeg de kastelein,
terwijl-ie de deur in 't slot gooide voor de nieuwsgie
rigen buiten.
'n Dief en 'n misdadiger, lichtte vader toe.
Stuur gauw om de politie en om den dokter, want hij
heeft me gestoken met een mes-.
Maar nauw had vader de opdracht ged'aan, of door
zwakte overmand^ viel hij op een stoelt bewusteloos
ineen.
Radeloos zag de kastelein toe: in het boefje had
hij z'n eigen zoon herkend. Los uit den greep was
de jonge misdadiger naar achter geslopen, en Jan
hield schreiend vadiers handt vast. En buiten op de
kozijnen, loerden tal van jongens naar binnen.
'n Oogenblik stond de kastelein versuft. Wat te
doen? Politie roepen en- z'n ei-gen kind overleveren
aan het tuchthuis? Een dokter halen met hetzelfde
resultaat? Ni-ets doen en den man daar vóór hem
laten doodbloeden, terwijl het schreiend jochie hem
vasthield) bij d'e verslapte handl? Maar dan overwon
de men-schelijkheid het van de vadervrees, en terwijl
hij iemand om dten- dokter zond, bracht hij dten bewus-
telooze te bed en stelpte het bloedvloeien met een
noodverband.
En langzaam kwam vader bij. To-en-ie z'n o.ogen
opende, zag hij Jantje schreiend op een sto-eL Dan,
sussend' met een zwakke stem:
Stil maar, Jan, morgen- plakt, pa een heel groo
ten vlieger met allemaal' mooie figuren. Wees nu
maar zoet, straks gaan we naar huis.
Dan, den kastelein herkennend, die met gebogen
hoofd te soezen zat:
Jean Waveren, ik dank je wel vo-or je goede zor-
gen. Heb je om den dokter en d'e politie gestuurd'?"
Om den dokter wel, m'neer, maar.
De herbergier zweeg, maar na 'n korte stilte ver
volgde hij
Die jongen is m'n zoon.
En getroffen d'oor het smartelijke van dit woord,
overdacht vader plotseling, hoe 't hem te moede
moest zijn, als zijn zoon -eens een strooper en een
misdadiger zou wordenMeevoelend met dien an
deren vader en kort nog navoelend zijn ei'gen vreugd
van straks om den vlieger van Jan, zei-ie toen plots:
Laat de politie er dan maar buiten.
En toen d'e dokter kwam en slechts een kleine
wond vond, door kind'erhand' toegebracht, zoo-dat elk
gevaar was buitengesloten, voelde Van Waveren zich
dubbel verlicht. De vader had den vad'eir begrepen.
Toen 'n rijtuig den zwakke met Jantje naar hui#