DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN, mm- en 237. Honderd en vijftiende jaargang. 1913. ZATERDAG 11 OCTOBER. Aangifte van Leerlingen. HUISHOUDSCHOOL. INDUSTRIESCHOOL. Dames kookcursus. Goedkoope kookcursus. Wandelingen. Aanvang van alle cursussen 1 Nov. e.k. Dit nummer bestaat uit 3 bladen. Opleiding Assistente in de Huishouding. OnderwijsvakkenKoken, voedingsleer, huishoud kunde, waschbehandeling, verstellen en vervaardigen van onderkleeding, eenvoudig costuumnaaien. Duur van den cursus 2 jaar. Lesgeld f 40.- per jaar. Onderwijsvakken: Voortgezet onderwijs Inde Ned. taal en rekenen, verstellen en vervaardigen van onderkleeding, teekenen en fraaie handwerken, strij ken en waschbehandeling, uitgebreid coétuumnaaien. Aanvangsleeftijd 12, liefst 13 jaar. Duur van den cursus jaar. Schoolgeld f 25.- per jaar. Niet vermogenden f 20.-, f 15-, f 12.50, f 10.-, f4.- per jaar. Onvermogenden kosteloos. 20 lessen f 25.-, 2 lessen per week. 20 lessen f 4.-, te voldoen in 2 termijnen 1 Nov. en 1 Febr. 1 les per week. Aangifte iederen werkdag 9-12 uur. De Directrice, J. F. BEUMER. OCTOBER Men ziet ze weer kruipen langa muren en schut tingen, de levensmoede rupsen, zoekende naar een plaatsje, om te sterven. En wie ze volgt in hare bewegingen, zal ze weldra de laatste stuip trekkingen zien geven, en dan komen uit het nog niet verstijfde lichaam te voorschijn een aantal kleine larven, die bijna onmiddellijk in kleine gele popjes veranderen. En zoo ziet men hier em. daar aan verschillende voor werpen vastgekleefd zoo'n doode rups met die gele voorwerpjes, door een zacht spinsel omringd. Er zijn er, die beweren, dat het eieren van de rups zijn, maar die weten het niet, want een rups legt nu eenmaai geen eieren. Neen, zoo'n rups is het slachtoffer ge worden van een kleine wesp, kenbaar aan een zeer dunne verbinding tussc'hen borststuk en achterlijf, een sluipwesp, die eieren gelegd heeft in het lichaam van da rups, toen ze nog levenslustig was. En uit die eieren zijn geboren kleine wespenlarven, die zich gingen voeden met het teere rupsenweefsel en zoo doende het leven van d'a rups ondermijhden. Zoo kon da rups geen pop worden, waaruit een vlinder zou voortkomen, die honderd en meer eieren kon leggen, die weer even zoovele vraatzuchtige knag&rtjesi kon den voortbrengen. Moet d'e mensch dan die doode rupsen met de gele popjes, waarin de leek eieren ziet, opruimen? Stellig niet, want dan werkt hij1 mede tot vergrooting van het rupsenheir. Elk wespje toch, dat uit zoo'n popje voortkomt, zal medewerken tot verdelging van de rupsen, die zooveel schade aan onze nuttige planten kunnen doen. De vele sluipwespen (de naam klinkt niet mooi') kufmen een rupsenplaag stopzetten en zoo medewerken tot het behouden van veel schoons en veel nuttigs. In het bovenstaande "hadden we het oog op de ko-olrupsen, door ieder gekend en die d'a&rom en ook om hare veelvuldigheid' gemakkelijk te observeeren vallen. Doch ook bij andere rupsensoorten kan men dezelfde verschijnselen waarnemen, doch men heeft dan ook weer te doen met andere sluipwespensoorten, waarvan or misschien evenveel zijn, als we rupsen- species kennen. Kan er nu geen gevaar bestaan, dat er te veel sluipwespen komen? Neen, omdat er zonder rnpsen geen dergelijke wespen geboren kunnen worden. Hoe minder rupsen dus, hoe minder sluipwespen. Maar ook is het waar, dat in een jaar, waarin men een geduchte rupsenplaag heeft, zeer vele sluipwespen die plaag tegen gaan. Twee verschrikkelijke rupsen jaren achter elkander komen niet voor, althans niet bij dezelfde rupsensoort. We hebben dus ook daarin te zien de wij'ze Voorzienigheid', die d© geheele schep ping doorstraalt, en we kunnen er den raad' uit put ten, dat d'e mensch niet al te veel mag ingrijpen in het natuurleven, omdat d'it zich, bij verbreking van het evenwicht, door omstandigheden, die voor ons dikwijls raadselen zijn, zelf weer herstelt. Op den len October kon men in de kreupelhosch 3 es van öaasterland, Texel en vele andere plaatsen vele personen bezig vinden met het uithangen van lokaas, lijsterbessen-, bij de duizenden paardenharen strikken, die reeds eerder uitgehangen waren, om er zooveel mogelijk lijsters in te kunn-en verschalken. Het vangen van lijster-s is nog gedurende 5 jaren bij de, wel! aangenomen, doch nog niet in werking getre den, vogel'wet toegestaan en in dien tijd -zu-llen nog ve'e tienduizenden van deze nuttige vogels- zich in de strikken verhangen tot voordeel van enk-ele personen en tot schade van landman en boschbaas en van onze mooie wereld. Reeds in de eerste dagen van October werden- vele zanglijsters opgevangen, waaronder verscheidene, die broedplaats in ons land hadden, of er pas in dit jaar gelboren waren. Do-ch ook op dten- trek kwamen- reeds vele voorwerpen voor. Wat later in de maan-d ko men da merels, da heflij ster-s en de koperwieken, die den zomer doorbrachten in d'e groote bosschen van Rusland! en Siberië en nu, na een langen vliegtocht, hongerig bij ons aankomen. Gretig vallen ze dan aan op het uitgehangen lokaas en de scherp gestelde strikken maken dan, d'at de gelederen bij de lijsters, vooral bij de koperwieken, in de eerste d'agen sterk gedund worden. Dan hoort men weer van vangsten van honderden, die goede daggelden gelven v-oor de strikkars, doch ten koste van duizenden nuttige vo gellevens. Doch wat men gewoonlijk niet hoort, is, dat ook nog zoovele kleine vo-gel-s, die hij de wet be schermd zijn, zich in d!e strikken verhangen. Hier vindt men een roodbors-tje, dat bij snelle vlucht toe vallig in een strik geraakt is, daar -een wat al te dar tele mees, die ha-ar acrobatische buitensporigheden met den dood belkoop-en moet, ginds eenige vinken en keepen, die ook zoo gaarne van de 'bessen snoepen, tot groot verdriet van d'e lijstervangers, die aan- die kleine vo-gels niets hebben. -Alleen een mooie appel- vink of ijsvogel of een no-g zeldzamere vogel wordt wel als welkome buit beschouwd. Zulke vogels toch betaalt men in diergaarden gaarne met goeden prijs, vooral wanneer ze leivendl en ongeschonden zijn geble ven. En dat gebeurt w-el, wanneer zoo'n dier nog maar pas in den strik hangt, als de vanger er bij komt. Maar ook sterven vele lijsters en andere vo gels een wreeden do-od, vo-oral, wanneer ze met een poot of vleugel vastgeraakt zijn. Dan vind't men z.e -soms, waarvan een der ledematen gedeelte-lijk van het lijf gescheurd) is door de pogingen tot terugver krij ging van dia vrijheid-. En niet altijd komen de ge-strikte vogels in handten van den vo-gel'vang-er. Ek-sters, gaaien, kraaien val len dikwijls gretig aan op da klapwiekende lijsters, wanneer ze in den strik'geraakt zijn, en dan vindt de man slechts kop of po-ot met ©en aantal vederen op den grond. Zoo is er strijd, overal strijd tusschen mens-chen en dieren onderling en ten o-pzichte 'van elkander. Geen vredespaleis kan hierin voorloopig verandering bren gen; alleen scherpe en goed uitgevoerde wetten kun nen veel ten goede uitwerken, doch in veel moet nog geroepen worden: „Zuster Anna, ziet ge no-g niets komen? 1" Er -staan weer Herfst-tij-loozen (Colchicum autum- na-le) bij de ménschen in huis, en gedurig ziet men ze op de vensterbanken. Men behoort -er voorzichtig mee te zijn, want ze behooren tot de vergiftige plan ten. In de hand van een kind passen ze zeker niet. D'e naam tijloos of tijdel'oos is evenwel goed gekozen, want reed's nu laat deze liliacée hare mooie lichtpaar se, rose en witte bloemen zien, om pas in t volgend voorjaar bladen en vruchten te verto-on-en. Zulke pl-anten heeft men niet veel, want regel is toch, dat d'e blo-em-en na d-e bladeren vex-schijnen. Nu ziet men de bloem, die wel 20 cM. lang kan zijn, op den bol met zijn bruine rokken. D'e zes fraai© bl'oemdëkslip- pen zijn d'e uitl'oopers van de lange driekantige buis, waarbinnen een tweede buis besloten is al-s bescher mend' orgaan voor den stamper met zijn drie lange stijlen, die den geheelen weg door d'e buis afleggen, en in donzige paarse stempels eindigen. Bij d-en in gang der buis zijn vastgehecht zes meeldraden, dje van gel© helmknoppen, welk© naar buiten opensprin gen, voorzien zijn. Voor de vorming van de bloemen, soms vijf op een korte, vleezige spil, is voldoend© reservevoedsel in den bol aanwezig, doch na den' bloeitijd doet men goed, den bol in den bodem te plaatsen, opdat de teere, lichtgroene stengelbladen, reeds nu aan den vo-et der buizeni t© ontdekken, zich zullen kunnen ontwikkelen tot lange, smalle bladen, die stijf lan- cetvormig zijn. In de oksel ervan rijpt dan meteen de droge, dïiehokkige Vrucht met kogelronde zaden. Zo© kan men aan deze Oolchi-cnm plezier beleven, doch, zooals gözagd is, voorzichtigheid' 'zij1 aanbevo len I Op het veld hebben d-o meeste bloemen met een „tot weerziens" afscheid van ons geruom-en. Lint- 'bloemenco-mposieten, alle met gel-a bloemen, zijn er evenwel nog vele. J. DAADDER Dz. door DAAN VLAN DER ZEE. (Nadruk verbodten.) Saampjes gingen ze door 't polder-laantje, dat naar den grooten dijk voerde. Kleinte Jan droeg dep. vlie ger, die grooter was dan h'ij' zelf en vader dten klos vliegergaren, te vol voor de kleine handen van het al maar babbelende jochie. Er was geneuchte in die twee. Jan gaf zich vo-1 aan de vreugde een-er werkelijkheid, di'e hij wel tien- malen in fantasie had doorleefd: het ho-og in de lucht staan van z ij n vlieger, zijn grooten -groenen vlieger met da goud-en -sterren al® reuze-o-ogen, door va-der in een verloren uurtje gemaakt. Zo-oais die vlieger nu op z'n rug hing in z'n droog geritsel van strak papier, waarlangs de win-d heenstreek, zou-ie straks hem mogen vasthouden aan 't kruishout. En dan zou-ie 'm zien zweven ineens met 'n breeden zwaai d'e lucht in, stijgend al maar ho-oger, zooals 't ging met da klein© vliegers van de jongens uit de straat: Hè, pa, net zoo hoog, zóó hoog, to-t-ie heel in de wolken is, nog hooger dan de vogels. En vader had plezier in 't gesnap van z'n enthou siasten jongen, proefde 't genot van die groote vreug de van z'n kind. Ze liepen flink voort. Jan dribbelde van baast en als de ritselend© vlieger achter 'm het harde loopen niet had he-let, zou-ie al vooruit zijn gerend. Ginds lag de groote d'ij'k met z'n vrije ruimte en tegen den blauwen heimei staken scherp de d-o-nkere vlekj-es af van da 'beweeglijka jongens, wier trots reed's hoog in d© lucht glorieerde. Kijk's pa, 'n vlieger. En daar no-g een. O, nog veel meer, 'k zie er wel, honderdduizend. Jan ra-akte in- extase, vergat -haast z'n eigen schat op z'n rug, en vader moest 'm vermanen: Voorzichtig, kalm aan maar, anders scheurt je vlieger. to,0Ii was-ia ineen-s weer vol van1 z'n bezit, keek- ïe-schuw op-zij over z'n schouder h-eern: gelukkig, de vlieger hing er nog, even rustig schommelend als straks. Nu waren ze op den d'ijk. Vader nam zelf den vlieger onder zijn bescherming en Jan, in z'n volle bewegingsvrijheid, danste van genoegen, sprong op en af van de dijk'bermen en liep eindelijk hard voor uit, toen-ie zag, dat vader eeu geschikte plaats ging zo-eken, om den vlieger op te laten. Tusschen tientallen van jongens gingen ze door, en als a'Uer oogen op den grooten gro-enen vlieger waren gericht» voelde Jan zich trotsch op z'n bezit. Pa, zie die jonge» 's kijke, ze wouwe ?eker wel, dat ze óók zoo'n vlieger hadde, Toen va-der een vrije lo-opruimt-e -gevonden had hiold-ie stil. Langs beide zijden van den ho-ogen dijk strekte zich wijd' het polderland uit -en geen tele foondraden waren hier voor den vlieger te duchten. De klare hemel lag in rustige openh-eid over de lan d-en en den dijk, en d-e zachte wind, die straks d'en vlieger omhoog moest driagen, verfrischte heel het zonnige rondom. Jan mocht meehelp,en aan d-e voorb-ereid-s-elen. Ste vig hield-ie den vlieger aan 't kruishout, terwijl va der den staart met de opgerolde stukjes papier aan knoopte. En intusschen ketek-ie bazig naar 'n paar jongens, die nader gekomen waren, o-m 't schouwspel te zien: die man was z ij a vad-er, en die mooie vlie ger met de gouden sterren was van hèm. Nu ging het gebeuren. Het eind van het vlieger- garen wa-s door vader aan den vli-eg-er bevestigd en nadat hij Jan bevolen -had, goed op te passen, liep ie achteruit, den garenk-los een heel eind afwindend. De rukjes aan den vlieger deden J-an popelen van blijd schap en z'n vreugd© groeide naarmate hij het ga ren, dat hem van vader' scheidde, langer zag worden. Plotseling hield vader op. De afstand was nu groot genoeg, om het oplaten met vrucht te beproeven. En nadaf-ie nog eens om zich heen -gekeken had, of de weg vrij was, gaf-i-e Jan het teeken van opletten: Klaar. Vader trok -en l'i-ep vooruit» ein Jan, die op het go-ede oogenblik had losgelaten, zag m-et verrukking, hoe zijn schoone vlieger plotseling omhoog ging, dien ritselenden staart achter zich aan. Bn hij k-la-pte iu z'n handen en danste- vooruit. Al maar naar omhoog kijkend naar den stijgenden vlieger, die hoe langer hoe kleiner werd', liep-i-e vo-ort, om eindelijk hijgend bij vader te ko-men, di'e 'n heel eind verder had stil gehouden. No-g 'n pa-ar rukjes, wat vieren van het garen: de vlieger stond. Hij stond daar heel- ver in de lucht, zoo ver, dat Jan de gouden sterren niet meer zag. Z'n vlieger leek nu heel klein en de lan ge, stevige staart -scheen maar een kort touwtje, een donker draadje tegen de blauwe -lucht. En dte garten- kloa w-erd' 'hoe langer hoe slanker. In een wijde bocht hing het garen over het land en heel' ver boog het om naar 'boven, naar het vliegervlakje, dat nu heel geen kl-eur meer had. Ze waren beiden moe geworden en gingen op den berm in bet -gras zitten. Jan mocht dien klos vast houden toen vader ziteh had overtuigd, d'at de vlieger voor de kleine handen niet al1 te sterk trok. Hij zat daar als een klein koninkje in het gevoel van z'n rijkdom, en toen vadter papierten cirkeltjes- om het ga ren hing, die langzaam-aan naar boven schoven langs de wijde bocht, leefde h'eU kind-ergeno't in da uitroe pen, waarmee ieder nieuw papierkransj© werd bege leid. 't "Werd bevolkt op den dijk. Tal van jongens m-et en zonder vliegers waren eveneen» naar den grooten dijk gatrokken, naar de ruimte en naar de vrijheid. En -al vliegerende en spelende vulden zij d'en langen weg met hun vroolijke geluiden en hun zonnige beweeglijkheid, 'tl Was al licht en leven van zon en jeugd, van gouden zomer en onbezorgde luidruchtigheid. - Kijk 's, pa, daar valt een vlieger. Jan had juist even gekeken naar een grotepje jon gens, niet ver hij- hem vandaan, die ook een flinken vlieger in de blauwe ruimte baddten staian. En toen- ie naar d'en vlieger zag, gebeurde het wonderlijke. Plotseling schommelde de vlieger en viel, de punt al dansend! heen en weer bewegend. En d'e lange bocht vliegergaren lag nu ineens op 't land gezakt. Op Jan's uitroep keek ook vader. En to-en-ie eeu zwerm jongens hard zag loopen, den dajk af en over die slooten heen het land op, en toemie zag, hoe ze begeerig grepen naar h-et vliegergaren, dat ze in h-ebzuehtige haast wikkelden om hun armen en hun lichaam, en to-en-ie 'n -paar huilende jongens even eens 't land' zag opgaan, om te gaan vechten om hun bezit, dat zoo plotseling als een schoon© droom was verdwenen, toen begreep vader, dat er garenstroo- per-s hun werk hadden gedaan, d'at de vli'eger was los gesneden, om het vliegergaren en zoo mogelijk den vlieger als roofbuit te bemachtigen. Vader mompelde iets van „gemeen" en keek nog lang naar de vechtende en schreeuwende jongens- op t land, toen Jan reeds volop weer genoot van z'n geluk en stevig den klos met beide handen vasthield. Liet-ie los, dan was alle glorie op eenmaal weg, dan was-i-e z'n rijkdom van eenige uren kwijt en zouden d'e strooper-s oo-k vechten o-m zijn vlieger. Er kwamen kijkers- in hun- buurt. Een groepje jon gens stond druk-bewegend op korten afstand als werd over -een grootsch plan beraadslaagd. Vader vertrouwde 't zaakje niet erg en nam voor alle ze kerheid d-en gar-enklos van Jan over. "Toen stond-ie op, en Jan beduidend,, m-ee te gaan, liep-ie langzaam achteruit in de richting van d-e stad. En tegelijk begon-i-e d-en vlieger in te halen, d-oor het regelma tig opwinden van den klos. De jongens volgden en drongen hoe langer hoe dichter op. Een brutaaltje van 'n jaar o-f twaalf, d-e handen in de broekzakken begraven, de pet noncha lant achterover op 't hoofd', was vlak n-aast Jan ko men loopen, vroeg bruusk: Baas, weet je niet ho-0 laat of 't is? Maar vader liet zich ni'et afleiden. Eerst had-ie gedacht, dat de jongens het niet zo-ud-en wagen, hem, den grootere, lastig te val'len, maar toen-ie het op dringen zag van d-e and'eren, terwijl de brutale woordi- vo-erder h-em poogde af te leiden-, begreep-ie te moe ten oppai&sen. 't Is laat genoeg voor jou om te maken dat je wegkomt, was 't bescheid, maar daar kwam plot seling heel de bende in verzet: We magge hier net zoo goed' loopen als 'n an der, de dijk is vrij. Vaders handen waren niet vrij voor een tegenbe toog, -hij moest winden en inhalen. En de vlieger werd al grooter, kwam naderbij. De jongens zagen het. Hun kans op buit werd kleiner en een enkele bleef al achter,, gaf het pleit verlorten. Maar plotseling liep een der grooteren vlak achter vaders rug om en toen deze instinctma tig omkeek, sprong 't brutaaltje naar voren en sneed rap h-et vliegergaren door. De vlièger, riep Jan ontsteld, want hij zag d'aar plotseling zijn rijkdom wankelen, d-e bocht ver slappen, de jongens wegrennen naar den vallenden buit. Maar ook vader had opeens- gezien, wat er ge beurd© en plotseling het -stroopertje achter in den nek gegrepen. De jongens bekommerden zich niet om hun mak ker, renden den dijk af naar 't land, waar de vlieger met de gouden sterren langzaam neerstreek. En ze roofden en stroopten naar hartelust het garen» toen vad-er den spartelenden jongen stevig in z'n greep hield en Jan schreiend- keek na-ar 't land, waar al z'n vreugde opeens was verdonkerd. Vader was woe-dend, liet den vlieger in den steek, maar mepte het boefje om d!e oor en. Ma-ar da jon gen li-et zich zonder tegenweer niet ranselen, Hij vocht en trapte naar zijn bestraffer, smeet -hem lea- lijke scheldwoorden naar 't hoofd-. Het mes, we ar mee hij zijn S'troo-pe-rsdaad had volvoerd, had-ie nog geopend ip. d'e hand, en plotseling stak-ie er mee, wild, naar z'n vijand. Vader vo-elde opeens -een hevige pijn in de zij en tastend' met de ©ene hand', terwijl-i© m-et de andere het boefje haast worgde, vond-ie het mes- en trok het uit d© wond. Maar toen ook liet-ie zich d'oor- z'n overmacht niet weerhouden om den jongen een f-link pak ransel te geven; al blerde deze,als een bezetene. En voort ging het toen l-angs den dijk in de rich ting van de stad. Stevig hield vader het boefje vast, dwong hem, flin-k door te loopen. Trappelend' en schreeuwend verzette de knaap zich, en- Jan, d'ie er naast dribbelde, schreeuwde m-ee. Al z'n geluk was plotseling vervlogen, z'n vlieger, z'n mooie, groene vlieger met de gouden sterr-en, was-ia kwijt. Vader sus-te: Stil maar, Jan, pa maakt wel 'n anderen vlieger v-oo-r je, nog veel mooier dan deze. Maar Jan's verlies was te plotseling en te groot, om het zoo maar te kunnen vergeten. Het lawaaiend groep-je trok belangs-tellin-g. Oude ren vroegen onderw-eg, wat er aan -de hand' was, -en als vader in een korten uitroep de str-oopersd'aad had meegedeeld, schudden ze eens m-et h-et hoofd. Jon geren liepen mee, blij om 'n relletje. En als in de verte hun kornuiten reeds luid schreeuwden om ver klaring van wat er gebeurde, tierden ze door elkan der terug: Jó, 'n strooper. Hij heeft gestoke met 'n mes, D'r wordt -er een opgebracht. We gaan naar de peües-ie. De kleine schaar groeide aan en het boefje werd stiller. Gedwee liep-ie nu voort, altijd nog stevig door vader in den kraag gehouden. Vader voelde de wond in z'n zij steken en langzaam bloed wegvloeien. En hij repte zich wat, om gauw hulp te krijgen in de stad. Daar waren reeds de eerste huizen in 't zicht. Vooraan de kleine herbeT'g „De vergulde Zwaan", waar vader zieh aan zijn schreeuwend en tierend- ge volg hoopte te onttrekken. Jongens liepen al voor uit, om het eerst het nieuws in de straten te kun nen vertellen, en hier en daar stonden afwachtend de mensch-en te kijken. Vader voelde een zwakte over zich komen, hield z'n hand tegen de wond gedrukt. En met een zucht van verlichting ginig-ie den stoep van de herberg op. De deur van de gelagkamer stond open en de kas telein kwam verschrikt naar voren. D'e jonge mis dadiger hoog het hoofd1 en verzeitte zich niet langer. En Jan, met den garenklos in b-eid© handen, vergat in z'n nieuwsgierigheid voor 'n oo-genbl'ik z'n ver driet. Wat is hier aan de hand'? vroeg de kastelein, terwijl-ie de deur in 't slot gooide voor de nieuwsgie rigen buiten. 'n Dief en 'n misdadiger, lichtte vader toe. Stuur gauw om de politie en om den dokter, want hij heeft me gestoken met een mes-. Maar nauw had vader de opdracht ged'aan, of door zwakte overmand^ viel hij op een stoelt bewusteloos ineen. Radeloos zag de kastelein toe: in het boefje had hij z'n eigen zoon herkend. Los uit den greep was de jonge misdadiger naar achter geslopen, en Jan hield schreiend vadiers handt vast. En buiten op de kozijnen, loerden tal van jongens naar binnen. 'n Oogenblik stond de kastelein versuft. Wat te doen? Politie roepen en- z'n ei-gen kind overleveren aan het tuchthuis? Een dokter halen met hetzelfde resultaat? Ni-ets doen en den man daar vóór hem laten doodbloeden, terwijl het schreiend jochie hem vasthield) bij d'e verslapte handl? Maar dan overwon de men-schelijkheid het van de vadervrees, en terwijl hij iemand om dten- dokter zond, bracht hij dten bewus- telooze te bed en stelpte het bloedvloeien met een noodverband. En langzaam kwam vader bij. To-en-ie z'n o.ogen opende, zag hij Jantje schreiend op een sto-eL Dan, sussend' met een zwakke stem: Stil maar, Jan, morgen- plakt, pa een heel groo ten vlieger met allemaal' mooie figuren. Wees nu maar zoet, straks gaan we naar huis. Dan, den kastelein herkennend, die met gebogen hoofd te soezen zat: Jean Waveren, ik dank je wel vo-or je goede zor- gen. Heb je om den dokter en d'e politie gestuurd'?" Om den dokter wel, m'neer, maar. De herbergier zweeg, maar na 'n korte stilte ver volgde hij Die jongen is m'n zoon. En getroffen d'oor het smartelijke van dit woord, overdacht vader plotseling, hoe 't hem te moede moest zijn, als zijn zoon -eens een strooper en een misdadiger zou wordenMeevoelend met dien an deren vader en kort nog navoelend zijn ei'gen vreugd van straks om den vlieger van Jan, zei-ie toen plots: Laat de politie er dan maar buiten. En toen d'e dokter kwam en slechts een kleine wond vond, door kind'erhand' toegebracht, zoo-dat elk gevaar was buitengesloten, voelde Van Waveren zich dubbel verlicht. De vader had den vad'eir begrepen. Toen 'n rijtuig den zwakke met Jantje naar hui#

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1913 | | pagina 5