DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
BENZjn OVERLAND Automobielen.
No» 245»
Honderd en vijftiende Jaargang,
1918
DINSDAG
21 OCTOBER.
Journalistieke Excursie.
FEUILLETON.
Carrosseriefabrikant,
Onder Suggestie.
BINNENLAND.
ALKMAARSCH
COURANT
EIN MlO'RGEIN, EIN MÏT'TAG, EEN ABEND
IN WIEN. (®)l
Weenen des avonds,
Zoodlra d© -schemering is ingevallen, de lucht in
het Westen nog violet is van den stervenden zonne
brand, waartegen dé omtrekken der machtige gebou
wen, die aan het silhouet dhr stad zulk een eigen-
aardigen, forschen vorm geven, wonder-scherp zich
af teekenen; wanneer dan al meer en meer de scha
duwen d© scherpere lijnen van dat silhouet, waarin
altijd te herkennen valt de fijne toren-spitsheid der
rijzige Stephansdom, verdoezelen; wanneer dan
in het straatbeweeg die intiemere charme komt van
het vertrouwelijk avondleven eener groote stad en in
haast onaaspeuxlijken overgang de eerst schemer-
dommelend© straten opééns hel-glanzendl staan in het
witte licht der hooggeheven electrische booglampen
en den gouden schijn der licht-uitklaterend© winkel
étalages; wanneer dan, in pxikkelend'-brutalen
lichtschitter de schril-kleurige reclame-opschriften
opvlammen als ©en plotseling uitschietendlen brand
van fell rood, blauw of groen dan ia 'het een genot
in een fiaker gezeten 1 'die fiaketr nog steeds, trots
de concurrentie der automobiel het nobele voer
tuig van Weeneu 1de winkelstraten door te rijden,
da gracieus© Graben over, die smalle Kohlmarkt door,
voorbij de donker-groota Hofb'urg, om dan, na eenige
stille zijstraten inééns in het volle licht dhr levens
blije Kiirntherstrajsiza het Weensche avondleven in al
zijn bizarre drukte en tintelende bewegelijkheid! te
rug te vinden. De winkels in hun avondgloed heb
ben dan een gamsch ander' aspect, de étalages geheel
andere aantrekkelijkheid); het schittert en parelt al
les in een feest van licht, festijn van 'bxilleerende
tinteling, waarin de kleuren der geëtaleerde stoffen
en het kristal van fijn-geslepen glaswerk opgloeien
in gansck bizonderen schijn. E'n in de uitstraling
dier lic'htzeeën beweegt zich1 dan, als op de trottoirs
saam gedrukt, de woelende memsehenmassa, donkere
groep, die gezichten: de vrouwen-gezichten vooral
vreemdl-bleck in het huiver-witte licht der electri
sche straatlantaarns. Zóó spoedt zich het groot-
stadsleven voort en vindt in de wriemelend© men-
schendroin toch ieder individu zijn eigen weg, de
eigen linie van zijn bestaan.
Een vreemde gewaarwording is het dlan, wanneer
men zóó uit het helle licht van Graben of Karnther-
strasz© in eens de donkere stilte om zich heen voelt
schemeren van da veel eenzamer Stephans-platz,
waar, als een verheven marmeren godenbeeld te mid-
dten van het klein gewoel aan zijne voeten, die Dom
oprijst, met zijn parel-grijze toren éven zichtbaar te
gen de nu al doniker-diepa lheht. Een eerste impul-
sie is, den koetsier 'n oogenblik halt te gebieden, den
blik geboeid door het wonder van fijne architectuur,
dat daar zoo stil en eenzaam, in zoo sereen© rust op
rijst in den donkeren nacht, totdat, plotseling, ter
Roman naar het Duits-ch van
C. CROME SOHWIENING.
35) o
Nu was zij beneden. Geruis-ebloos als een echadluw
vloog zij de gang door; de plaatsdeur1 stond open. In
den stal stond1 een lantaarn op den dlrempel. Zij
hoorde maar één stem: Het was Verhoeven d'ie voor
d© paarden zorgde. Onhoorbaar zweefde zij1 bijna
over die steentjes; zij 'had geen schoenen aan, niets
dan de gebreide voeten van het tricot pakje. De lan
taarn op den drempel 'werd opgenomen1; zij zag den
onzekeren gloed van het licht op de plaats. Adem
loos, vlak tegen den muur aangedrongen, bleef zij
stil staan. Indien de man met ,de lantaarn dezen
kant op kwam dan was het met haar gedaan. Eten
gevoel van woeste vermetelheid belzieldle haar eens
klaps. Welnu, wat dlan? Maar het licht nam af, het
verdween geheel en al. Verhoeven was in huis ge
gaan. Zij hoorde hem die deur toeslaan. Opnieuw
ontwaakte een dorst naar vrijheid in 't jonge kind';
zij ijlde naar de groote inrijpoort. Zij hing letterlijk
aan het slot en trok er aan. Te vergeefs 1 Zacht ker
mend viel zij tegen de harde'deux aan, dia haar
scheidde van haar vrijheid.
Als zij haar hier nu maar vonden, als zij haar nu
maar kwaad deden en doodden 1 Als dat nu maar ge
schiedde 1 Maar indien zijl haar opnieuw dwongen aan
hun misdadig leven deel' te nemen, haar daartoe
dwongen door de duivelsch-e macht welke die man op
haar uitoefende, aan wien zij door familiebanden
meende gebonden te zijn? Alles liever dan dat. Nog
maals trok en rukte zij aan de zware poort en toen
zij die voelde wijken, was het of de wanhoop haar
krachten verdubbelde. Eindelijk bad zij de poort
een paar handen breed open en drong er zich door
heen.
helft van de torenhoogte een klein mat schijnsel
zichtbaar wordt: het venster van die torenwachters-
cel, vanwaar uit hij; de wacht houdt over 'heel de
groote stad, om biji uitslaanden brand onmiddellijk
de brandweer te kunnen waarschuwen: een veilig
heidsmaatregel, in menige kleine Hollandsche stad
als van ouderwetsche onbruikbaarheid afgeschaft,
maar hier, in het moderne Weenen, behouden tot ge-
waardeer'den steun van het op zeer moderne leest ge
schoeid brandweerwezen.
Elén oogenlbli'k komt dan in ons op, als 'n week ge
voel, de vergelijking tusschen den ouden, stillen to
ren met zijn eenzamen waohter hoog 'boven de man-
.schen en da mondaine jacht van 't moderne straate
ven, met z'n onrust en z'n bewegelijkheid maar de
welgedane fiaker-koetsier, het bekende Weensche ty
pe 'van onverstoorbare gezondheid en humor, wiens
eenige eerzucht ligt zijn collega den loef af te steken
in het „schneidiges Fahren1", heeft zijn vurige, trap
pelende Hongaarsche paar-djes al' voortgedreven, den
Dom voorbij, het helle licht der avonddrukte weer
tegemoet. Droom en leven zijn elkander zóó nabij, dat
het één ongemerkt in het ander overgaat zou hel
dan tóch waar zijn dat ten slotte 'het 'leven, met ai
zijn licht en schaduw, slechts een droom is en alle
aardsch geluk zic'h oplost in dezen éénen wensch, die
alleen aan het hart van eenl Weensch dichter kan zijn
ontsproten, dien zoeteni wensch van vergeten en ver
geven: „Triiume, o trauma siisz"
De avonden, door de Nederlandsche journalisten
wij zijn thans met ons twaalven in Weenen
doorgebracht, zijn voor een deel besteed aan officiee-
le feestmaaltijden. Wijl zijn daardoor in dé gelegen
heid gesteld' met da vier voornaamste hotels van
jWeenen kennis tó m'aken: Imperial, Grand Hotel,
Sacher en Bristol. Bovendien namen wij nog deel
aan een feestbanket in het Raadhuis en aan een
lunch ten huize van den Nederlandschen gezant jhr.
Van Weede. Wij1 zullen hier niet in het gericht tre
den over de mindere of meerdere voortreffelijkheid
van al deze maaltijden; onze cullinariseha 'kennis,
schoon in den laatsten tijd met reuzenschreden toe
genomen, schiet daarin te kort. Wij kunnen alleen
allen lof uitspreken voor dia keurige tafel-arrange-
ments en de harteüjikheid! der toasten, waarbij een
woord van hulde niet achterwege mag blijven aan
het adres van den leider onzer excursie, den heer
Elout, die op voortreffelijke en steeds juiste wijze de
sprekers wist te beantwoorden. Zelfs wanneer een
der O-o-stenrij.ksche sprekers al eens een woordje
mocht ontvallen dat voor ons, Hollander®, van dubi
euze aanduiding kon zijn, wist de heer Elout in zijn
wederwoord aan dat gezegde een heteékenis te geven,
d'ie onze Weensche vrienden zal hebben overtuigd dat
de Neder'landscha pers haar wapens hoog dlraagt. Na
een der redevoeringen van den heer Elout zeide mij
een tafelbuurman: „da pens in Nederiand moet hij de
regeerings-autoriteiten wel hoog staan aangeschre
ven?" waarop ik alleen schouderophalend kon ant
woorden. Dat de goede roep, waarin zich de Neder
landsche pers in het buitenland blijkbaar mag ver
heugen, door de redevoeringen van den heer Elout
er niet op verminderd is, mag wel als een onbetwist
bare zekerheid worden geconstateerd.
Da voornaamste avonduitgangen in Weenen zijn
natuurlijk: schouwburg, opera en operette. En, in
het volle winterseizoen: da concerten. Onze uit
gangen bepaalden zich .evenwel tot de eerste drie.
Het s-chouwb-urgleven is een afzonderlijk hoofdstuk
van het Weener leven; zoodlra voor Weenen, na de
aanvallen der Turken, d'ie zelfs tot in Schönbrunn
voortgerukt waren, na de ontberingen van den d'ex-
tigjarigen oorlog een tijd van rust en dank zij het
hofleven ook een tijd van glans en weelde was inge
treden, kwamen ook de tooneelvoorstellingen in
zwang. Reeds in het midden der zestiende eeuw
heeft er in Weenen een schouwburgleveu gebloeid.
Het hof had toen reeds zijne balletten en pantomi
men en hield er een eigen muziekkapel op na; in de
scholen werden tooneelstu*ken opgevoerd' en rond
trekkende tooneelgezelschappen vonden in Weenen
steeds een gunstig onthaal. Tot op den huldigen
dag is Weenen een theaterstad gebleven en concen
treert zich de tooneelkunst thans hoofdzakelijk in
het Hofburg-theater en de Hof-opera. In de laatste,
het Hofopemtheater, een rijk en smaakvol geor-
Ziji vloog de straat op, mat haar vlugge voetjes
vlak langs da huizen in de morgenschemering; in
haar zonderling tricot pakje geleek zij een wezen
dat niet op d'eZ-e wereldl thuis behoorde. Ziji sloeg
een hoek van een straat om, weer een. En zij1 zou
maar steeds zijn voortgeloopen, zoo haar vermoei
de voeten haar konden dragen. Daar belette een
gracht baar voort te gaan, en zij liep naar beneden
naar den waterkant.
Het waterhet donkeT© water, dat daar zoo kalm
voor haar lag, zou dat haar geen vergetelheid geven
uit al haar l'ijden, geen bescherming tegen het leven
waarin geen vreugde haar meer wachtte? De plotse
ling opkomende gedachte hier rnst te zoeken over
weldigde haar en ontnam haar haar kracht. Zij viel
op de knieën neder en steunde met da hand' tegen de
steenan van de kade langs het kanaal'. Als een laat
ste groet uit dit leven vertoonde zich voor het oog
van haar verbeelding ©en vrouw met een zachten,
treurigen blik. „!Moiadierl" kermde zij' en zij kroop
naar den rand van het water. „Moeder 1 neem mij
medle I"
„Ho l" riep een ruwe stem en een arm, een uni
formmouw sloeg zich om het jonge meisje heen, dat
opnieuw het bewustzijn verloor. „Wat is dat voor
een vreemde zwarte vogel, die reeds zoo vroeg in dten
morgen in 't water1 wil vliegen?"
Onder de vier misdadigers was een hevige twist
ontstaan. De buldog en d© vijlkoning wilden de dia
manten dadelijk uit de versierselen breken en verdoe
len. Wapstra verzette zich daartegen. „Ben jullie
gek 1" riep hij' woedend uit. „Denk jullie dan, dat je
die steenen zoudt kunnen verkoopen zonder gepakt te
worden? De eenige, die er ons geld voor geeft, is de
broer van Verheeven in Amsterdam, daar ga ik dade
lijk met den vroegtrein naar toe. Alleen 1 Begre
pen?"
„En wie verzekert ons, dat je er niet mee van door
gaat?" bromde de „Lange", wiens hebzucht door het
gezicht van de diamanten tot een lichte laaie vlam
namenteerd gebouw met prachtig trappenhuis en
een foyer, waarin de bronzen busten van beroemde
componisten zijn opgesteld1, met een toeschouwers-
ruimte pl'aats biedend' voor meer dan S©00 personen
woonden wij' een voorstelling bij van Beethoven's
Eidelio, met Erau Weidt in de rol van Leonore en
Maikl als Elorestan. Over da uitvoering zalVe behoef
ik niet in détails te treden; men begrijpt hoe ia de
ze hof-opera dÓcoxs zoowel als costumes tot in de
puntjes verzorgd! zijn en dat het aanhooren van' Beet
hoven's lieflijke muziek, weergegeven doer een zoo
uitstekend! orkest als dat der opera, een genot an
■undi für sich was1. In de hof-opera .maakten wij1 voor
het eerst kennis met ©en eigenaardig Weensch ge
bruik, d'at alleen hier en in het Hof burgtheater in
zwsmg isin beide door den Keizer gesubsidieerde
theaters n.l. is de „Stehp arterie" door een midden
schot in twee deel-en verdeeld, waarvan één alleen be
stemd is voor officieren, beneden den Tang van ma
joor, dii-e op die plaats, tegen betaling van slgchts.
één dubbeltje de mooiste opera's en tooneelvoorstel
lingen kunnen bijwonen; alleen.zij moeten den
geheelen avond blijven staan. Avond aan avond' is
de officieren-Stehparterra propvol, wel een bewijs
dat dit keizerlijke privilege doori die jonger© officie
ren zeer op prijs wordt gesteld.
In het Hafburgtheater dat 14 October juist 25
jaar bestond woonden wij een opvoering bij van
Schiller's „Wilhelm Teil." Een prachtvoorstelling
met verraesend'-möoie décoTs, maar nog mooier spel.
Toevallig troffen wij het, dat in dit stuk de 85-jarige
tooneel'speler Baumeister ééns de grootste en
meest gevierde Weener acteur nog optrad, een
zeldzame gebeurtenis, daar dit maar een of tweemaal
per jaar gebeurt. Om het Hofburgtheater in zijn
oudsten acteur te huldigen, hadden de Nederlandsche
journalisten een bloemstuk besteld om dat Baumeis
ter bij open doek te laten overhandigen. Maar di
rector Thiimig verklaarde tot zijn spijt, dat niet te
mogen toelaten; het was „Ha-usgesetz" in het Wee
ner Hofburgtheater, dat aan geen der acteurs noch
actrices bij open d'oek bloemen aangeboden mogen
worden; ook mag bij' geen voorstelling in het Hof
burgtheater het gordlijn nog eens „gehaal'dl" werden
om de toejuichingen van het publiek met de traditi-
oneele tooneelbuigingen der spelenden te kunnen re-
ciproceeren; alleen wanneer een pTemiëre wordt ge
geven, mag de auteur ko.men buigen. Director Thi-
mig was echter zo© vriendelijk een viertal onlzer naar
de kleedkamer van den ouden Baumeister te gelei
den, waar wij hem de bloemen, met onze nationale
kleuren getoond, konden overreiken. De grijze, ge
bogen tooneel'speler was diep geroerd! door deze hul
de van vreemdelingen; helt was even, daar in die
kleedkamer, een aandoenlijk tafereeltje, waaraan ook
d'e „note gaie" niet ontbrak: bij Baumeister bevond
zich ook zijn nog jonge vrouw en de oude man ver
gat in zijn ontroering geheel haar aan ons voor te
stellen. Waarop zij: zelve moed vatte en zich hekend
maakte onder de verontschuldiging, dat haar man de
élechte gewoonte had, „haar altijd te vergeten."
Maar Baumeister maakte zijn fout lachend goed door
te zeggen: „Ja, meine Herrén, sie ist noch jung,
abex sie ist mi-r Erau, Mutter und Kindl zugleich, sie
ist mein Alles." Op onzen terugweg naar onze logo's
leidde director Thimig ons nog even het gebouw rond
en bezochten wij' da keizerlijke appartementen en de
'breed© marmeren gang, die de loge's der aartsherto
gen, aan weerszijden van 't tooneel vóór in de zaal,
met elkander verbindt. In dia foyer van deze schouw
burg die iets kleiner is dan de hofopera; het Hof
burgtheater kan circa 1500 toeschouwers bevatten
hangen de geschilderde portretten der voornaamste
acteurs en actrices, o.a. van den beroemden, helaas
overleden Kainz.
Voor lichter kunstgenre zoekt de Weener bevredi
ging in de operette. Men kent ze ook in Holland,
de lustige Weener operette®: Walzertraum, Lustige
Wittwe, enz. Wij bezochten het K. K. Priv. Theater
an d'er Wien, waar een nieuw operette van Eranz
Léhar, „Die ideale Gattin" werd gegeven. Ter eere
der Nederlandsche journalisten op de aanplakbil
jetten was al d'agem te voren vermeld, dat het zou
zijn een „Festvorstellung anlaszlich der in Wien wei
lenden hollandischen Journalisten" was d'e ge-
heele zaal van onder tot boven met oranje en rood-
was aangewakkerd'.
Wapstra richtte zich op in zijn geheel© lengte.
„Heb ik ooit iemand van jullie benadeeld1?''' zeide hij
Voedend' en zijn roode oogen schoten vlammen. „Het
zal gebeuren, zooals ik het zeg, man! Ik vertrek met
den vroegtrein naar Amsterdam en jullie komt langB
verschillende wegen naar mij toe, wanneer jullie ten
minste niet liever hier -b'lijft, totdat ik met de op
brengst van de edelsteenen terugkom 1"
„Ik ga oo-k naar Amsterdam", bromde de „Lange".
„Ik zie niet in waarom ik een uur langer dan noodig
is op mijn aandleel aan den buit zo-u wachten. En
als ik het geld vanavond' niet in handten heb dan
de blik dien hij' dit zeggende op Wapstra wierp, was
niet van de vriendelijkste.
„Je zult het hebben, „Lang©"!" zeide Wapstra
somber. „En de anderen ook. Maar wees verstandig,
mannen 1 Ik loop het grootste gevaar, want i'k ber
last mij met den zak met kostbaarheden. Daarom
moet ik nu maken, dat ik weg kom, met den eersten
trein, voordat de diefstal ontdekt wordt."
Potter schaarde zich aan de zijde van Wapstra en
ook de gebochelde voegde zich bij hen. De „Lange"
was de eenige, d'ie bij zijn meening volhardde; hij zat
somber voor zich uit te staren.
„Het is het beste, dat ik met het meisje tot van
avond hier blijf 1" zeide Potter toen Verheeven bin
nen kwam.
„Geef ons wat te drinken!" riep de „Lange" dezen
toe. „Misschien brengt een glas jenever mij op an
dere gedachten. Want ik geloof zeker, dat ik geen
cent in handen krijg van den beelen duivelschen
boel."
„Je bent een dwaas!" zei Wapstra schouderopha
lend en hij pakte de kostbaarheden weder in dten zak
en verborg dien op zijn borst. „Vooruit Verheeven,
doe de poort voor mij open, ik moet weg!"
„De poort staat nog open; ik dacht wed dat jullie
den tijd hier niet verbeuzelen zou
„Dus tot vanavond!" riep de „Lange" den rooden
dief dreigend na; deze ging de kamer uit zonder
vertegenwoordiger der beroemde
Levert alle soorten Carosserleën, desgewenscht
op elk verlangd Chassis.
Proefwagen disponibel. TELEFOON 573.
wit-'blauw versies^!, waartusschen schilden met het
Nederlandsche wapen waren aangebracht; toen wij
in onze loges verschenen speelde het orkest, door
Léhar zelf gedirigeerd, het Nederlandsche volkslied
en stond! de geheele schouwburg op: een aardige ver
rassing, die voor da pauze door ons beantwoord is ge
worden door het aanbieden van een krans aan den
componist eni van bloemstukken aan de twee actrices,
die o-p voortreffelijke wijze da hoofdrollen vervulden:
Mi'zzi Günther en Luis© Kartousch. De operette zelf
viel niet mee; behalve misschien één 'kwam er geen
pakkende melodie in voor; da ensceneering echter
was uitstekend, het dansen de Tango o.a. zeer
gracieus en het,spel d'er hoofdpersonen vooral
van den komiek-en Ernst Trautenhayn - lokte bij
herhaling toejuichingen en bisseeringen uit. Het was
een avond van gezellige vréugde, vreugdtei die het
Weensche leven typeert: gemoedelijk en opgewekt,
gevoelig voor schoon en beihagen scheppend! in den
luiden lach der onbezorgde jeugd. Eb ia in die vreug
de van het Weensche leven ook zooalls die zich uit
in de intiemere cabarets iets vrouwelijks: vrouwe
lijks in dien zin, dat ze haast geen egoïsme kent maar
in haar aard en wezen er op gericht is óók anderen,
ja kan het zijn allen in eigen blijheid' te doen dee
len. Het Weensche leven heeft die vreugde lief om
der vreugde wille zelve; zooals het eenmaal in da
kunst gegolden heeft al<s hoogste wachtwoord: l'art
pour Fart, zoo geldt het nog steeds voor het Ween
sche leven: de vreugde, dé blijde, zonnige levens
vreugde om der wille dier vreugdle alléén. D'at geeft
aan al de uitingen iets frisch, iets begeerlijks, iets
vrouwelijks en bewaart dé vreugde tevens voor het
afdalen tot het platte en gemeene, dat de gratie d'er
Weener vreugde breken zou.
Tu, felix.... Vienna!
Weenen, 16 Oct. 1913. G. v. R.
OiUDuMEMI'SITERI KOLKM AN.
Da R.-K. Kiesvereeniiging „Recht en Plicht" te
Delft besloot cand'idaati te stellen voor de Provincia
le Staten (vacature prof. G» J. van S-waay), dten
heer mr. M. J. O. Kolkman, oudrministar van Finan
ciën.
EEN STUDIEREIS.
Da heer van Roos, secretaris van het departement
van justitie en directeur-generaal d'er gevangenissen
van de Zuid-Afrikaanscha Unie te Pretoria, is belast
met een studie van het gevangeniswezen hier te lan
de. Hij1 heeft, naar de N. R. Grt» meldt, xeedls een
bezoek gebracht aan da Rijkswerkinrichting te Veen-
huizen en zal' nog verschillende gevangenissen be
zichtigen.
VRIJZENINTG DEM. BOND.
V-oo-r dé algemeene vergadering, 15 en 10 Novem
ber te Haarlem te houden, is door de afd. Haarlem
de volgende motie ingediend'J
„De algemeene vergadering van den Vrijzinnig
Democratischen Bond!, betreurende het feit, dat de
Vrijz. Dem. Kamerfractie in de laatste crisis een be
slissing heeft genomen zonder daarin eenig partijor
gaan te kennen;
spreekt d'e wen-sch-elijkheid uit, dat in het vervolg
in belangrijke politieke aangelegenheden overleg zal
plaats vinden tusschen hoofdbestuur en Kamerfrac
tie;
en gaat -over tot dé orde van den dag."
DE' CASTRICUMLSCHE POSTDEEFSTAL.
De Maasbode schrijft1:
Naar wij van goéd ingelichte zijde vernemen, zal
hierop te antwoorden.
De „Lange" en1 de gebochelde troostten zich met
dé jeneverflésch, die Verheeven op tafel' had neerge
zet. Potter ging peinzend' d'e trap op. De weinige
honderden guldens, die hem ten deel zond'en vallen,
waren te duur gekocht; want met schrik bedacht hij,
dat Lizzie begrip gekregen had van den waren aard
dér zaken waarmee hij zich bezighield' en dat hij1 best
moeilijkheden met haar krijgen kon.
Het vertrek, waarin hij' haar gebracht had, was
no-gker.
„Lizzie!" riep hij.
Er kwam geen antwoord).
Hij -streek een lucifer af en keek om zich heen
er was geen -spoor van het meisje te ontdekken. „Zou
zij zijn gaan slapen?" dacht hij verbaasd. „Zonder
mijn bevel af te wachten?"
Hij liep naar de kamer waar vrouw Verheeven
voor haar een slaapplaats had gereed gemaakt, en
vanwaar hij' haar een paar uur geleden had wegge
haald. - De dekens waren nog onaangeroerd, het bed
ledig. Potter uitte een vreeselijken vloek en liep de
kamer uit. „Verheeven!" riep hij. „Zoek overal!
het meisje is weg!"
De lange en dte gebochelde vlogen verschrikt over
eind! van achter hun flesch. Zij zochten ook overal
mee, Potter ging voor met een doodsbleek gezicht en
op elkaar geperste lippen. Al'les was vergeefsch.
„Ik moet haar vinden!" knar-stte Potter» „Maak
dat jullie weg ko-mt - want als zij haar te pakken
krijgen, dan is niemand van ons zijn léven of liever
zijn vrijheid' meer zeker!"
Toen stormde hij weg.
„Jullie wacht hier totdat het ochtend is en ik mijn
herberg heb opengemaakt", zei Verheeven. „Je
loopt veel meer kans opgemerkt te worden wanneer
je op dit vroege uur over de straat loopt. Op zulke
nachtvogels heeft de politie hier een bijzonder scherp
oog. Ja, als er een vrouw in zulke zaken betrokken
wordt!" zei hij verato-ordL
(Wordt vervolgd?).