DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. BENZjn OVERLAND Automobielen. No» 245» Honderd en vijftiende Jaargang, 1918 DINSDAG 21 OCTOBER. Journalistieke Excursie. FEUILLETON. Carrosseriefabrikant, Onder Suggestie. BINNENLAND. ALKMAARSCH COURANT EIN MlO'RGEIN, EIN MÏT'TAG, EEN ABEND IN WIEN. (®)l Weenen des avonds, Zoodlra d© -schemering is ingevallen, de lucht in het Westen nog violet is van den stervenden zonne brand, waartegen dé omtrekken der machtige gebou wen, die aan het silhouet dhr stad zulk een eigen- aardigen, forschen vorm geven, wonder-scherp zich af teekenen; wanneer dan al meer en meer de scha duwen d© scherpere lijnen van dat silhouet, waarin altijd te herkennen valt de fijne toren-spitsheid der rijzige Stephansdom, verdoezelen; wanneer dan in het straatbeweeg die intiemere charme komt van het vertrouwelijk avondleven eener groote stad en in haast onaaspeuxlijken overgang de eerst schemer- dommelend© straten opééns hel-glanzendl staan in het witte licht der hooggeheven electrische booglampen en den gouden schijn der licht-uitklaterend© winkel étalages; wanneer dan, in pxikkelend'-brutalen lichtschitter de schril-kleurige reclame-opschriften opvlammen als ©en plotseling uitschietendlen brand van fell rood, blauw of groen dan ia 'het een genot in een fiaker gezeten 1 'die fiaketr nog steeds, trots de concurrentie der automobiel het nobele voer tuig van Weeneu 1de winkelstraten door te rijden, da gracieus© Graben over, die smalle Kohlmarkt door, voorbij de donker-groota Hofb'urg, om dan, na eenige stille zijstraten inééns in het volle licht dhr levens blije Kiirntherstrajsiza het Weensche avondleven in al zijn bizarre drukte en tintelende bewegelijkheid! te rug te vinden. De winkels in hun avondgloed heb ben dan een gamsch ander' aspect, de étalages geheel andere aantrekkelijkheid); het schittert en parelt al les in een feest van licht, festijn van 'bxilleerende tinteling, waarin de kleuren der geëtaleerde stoffen en het kristal van fijn-geslepen glaswerk opgloeien in gansck bizonderen schijn. E'n in de uitstraling dier lic'htzeeën beweegt zich1 dan, als op de trottoirs saam gedrukt, de woelende memsehenmassa, donkere groep, die gezichten: de vrouwen-gezichten vooral vreemdl-bleck in het huiver-witte licht der electri sche straatlantaarns. Zóó spoedt zich het groot- stadsleven voort en vindt in de wriemelend© men- schendroin toch ieder individu zijn eigen weg, de eigen linie van zijn bestaan. Een vreemde gewaarwording is het dlan, wanneer men zóó uit het helle licht van Graben of Karnther- strasz© in eens de donkere stilte om zich heen voelt schemeren van da veel eenzamer Stephans-platz, waar, als een verheven marmeren godenbeeld te mid- dten van het klein gewoel aan zijne voeten, die Dom oprijst, met zijn parel-grijze toren éven zichtbaar te gen de nu al doniker-diepa lheht. Een eerste impul- sie is, den koetsier 'n oogenblik halt te gebieden, den blik geboeid door het wonder van fijne architectuur, dat daar zoo stil en eenzaam, in zoo sereen© rust op rijst in den donkeren nacht, totdat, plotseling, ter Roman naar het Duits-ch van C. CROME SOHWIENING. 35) o Nu was zij beneden. Geruis-ebloos als een echadluw vloog zij de gang door; de plaatsdeur1 stond open. In den stal stond1 een lantaarn op den dlrempel. Zij hoorde maar één stem: Het was Verhoeven d'ie voor d© paarden zorgde. Onhoorbaar zweefde zij1 bijna over die steentjes; zij 'had geen schoenen aan, niets dan de gebreide voeten van het tricot pakje. De lan taarn op den drempel 'werd opgenomen1; zij zag den onzekeren gloed van het licht op de plaats. Adem loos, vlak tegen den muur aangedrongen, bleef zij stil staan. Indien de man met ,de lantaarn dezen kant op kwam dan was het met haar gedaan. Eten gevoel van woeste vermetelheid belzieldle haar eens klaps. Welnu, wat dlan? Maar het licht nam af, het verdween geheel en al. Verhoeven was in huis ge gaan. Zij hoorde hem die deur toeslaan. Opnieuw ontwaakte een dorst naar vrijheid in 't jonge kind'; zij ijlde naar de groote inrijpoort. Zij hing letterlijk aan het slot en trok er aan. Te vergeefs 1 Zacht ker mend viel zij tegen de harde'deux aan, dia haar scheidde van haar vrijheid. Als zij haar hier nu maar vonden, als zij haar nu maar kwaad deden en doodden 1 Als dat nu maar ge schiedde 1 Maar indien zijl haar opnieuw dwongen aan hun misdadig leven deel' te nemen, haar daartoe dwongen door de duivelsch-e macht welke die man op haar uitoefende, aan wien zij door familiebanden meende gebonden te zijn? Alles liever dan dat. Nog maals trok en rukte zij aan de zware poort en toen zij die voelde wijken, was het of de wanhoop haar krachten verdubbelde. Eindelijk bad zij de poort een paar handen breed open en drong er zich door heen. helft van de torenhoogte een klein mat schijnsel zichtbaar wordt: het venster van die torenwachters- cel, vanwaar uit hij; de wacht houdt over 'heel de groote stad, om biji uitslaanden brand onmiddellijk de brandweer te kunnen waarschuwen: een veilig heidsmaatregel, in menige kleine Hollandsche stad als van ouderwetsche onbruikbaarheid afgeschaft, maar hier, in het moderne Weenen, behouden tot ge- waardeer'den steun van het op zeer moderne leest ge schoeid brandweerwezen. Elén oogenlbli'k komt dan in ons op, als 'n week ge voel, de vergelijking tusschen den ouden, stillen to ren met zijn eenzamen waohter hoog 'boven de man- .schen en da mondaine jacht van 't moderne straate ven, met z'n onrust en z'n bewegelijkheid maar de welgedane fiaker-koetsier, het bekende Weensche ty pe 'van onverstoorbare gezondheid en humor, wiens eenige eerzucht ligt zijn collega den loef af te steken in het „schneidiges Fahren1", heeft zijn vurige, trap pelende Hongaarsche paar-djes al' voortgedreven, den Dom voorbij, het helle licht der avonddrukte weer tegemoet. Droom en leven zijn elkander zóó nabij, dat het één ongemerkt in het ander overgaat zou hel dan tóch waar zijn dat ten slotte 'het 'leven, met ai zijn licht en schaduw, slechts een droom is en alle aardsch geluk zic'h oplost in dezen éénen wensch, die alleen aan het hart van eenl Weensch dichter kan zijn ontsproten, dien zoeteni wensch van vergeten en ver geven: „Triiume, o trauma siisz" De avonden, door de Nederlandsche journalisten wij zijn thans met ons twaalven in Weenen doorgebracht, zijn voor een deel besteed aan officiee- le feestmaaltijden. Wijl zijn daardoor in dé gelegen heid gesteld' met da vier voornaamste hotels van jWeenen kennis tó m'aken: Imperial, Grand Hotel, Sacher en Bristol. Bovendien namen wij nog deel aan een feestbanket in het Raadhuis en aan een lunch ten huize van den Nederlandschen gezant jhr. Van Weede. Wij1 zullen hier niet in het gericht tre den over de mindere of meerdere voortreffelijkheid van al deze maaltijden; onze cullinariseha 'kennis, schoon in den laatsten tijd met reuzenschreden toe genomen, schiet daarin te kort. Wij kunnen alleen allen lof uitspreken voor dia keurige tafel-arrange- ments en de harteüjikheid! der toasten, waarbij een woord van hulde niet achterwege mag blijven aan het adres van den leider onzer excursie, den heer Elout, die op voortreffelijke en steeds juiste wijze de sprekers wist te beantwoorden. Zelfs wanneer een der O-o-stenrij.ksche sprekers al eens een woordje mocht ontvallen dat voor ons, Hollander®, van dubi euze aanduiding kon zijn, wist de heer Elout in zijn wederwoord aan dat gezegde een heteékenis te geven, d'ie onze Weensche vrienden zal hebben overtuigd dat de Neder'landscha pers haar wapens hoog dlraagt. Na een der redevoeringen van den heer Elout zeide mij een tafelbuurman: „da pens in Nederiand moet hij de regeerings-autoriteiten wel hoog staan aangeschre ven?" waarop ik alleen schouderophalend kon ant woorden. Dat de goede roep, waarin zich de Neder landsche pers in het buitenland blijkbaar mag ver heugen, door de redevoeringen van den heer Elout er niet op verminderd is, mag wel als een onbetwist bare zekerheid worden geconstateerd. Da voornaamste avonduitgangen in Weenen zijn natuurlijk: schouwburg, opera en operette. En, in het volle winterseizoen: da concerten. Onze uit gangen bepaalden zich .evenwel tot de eerste drie. Het s-chouwb-urgleven is een afzonderlijk hoofdstuk van het Weener leven; zoodlra voor Weenen, na de aanvallen der Turken, d'ie zelfs tot in Schönbrunn voortgerukt waren, na de ontberingen van den d'ex- tigjarigen oorlog een tijd van rust en dank zij het hofleven ook een tijd van glans en weelde was inge treden, kwamen ook de tooneelvoorstellingen in zwang. Reeds in het midden der zestiende eeuw heeft er in Weenen een schouwburgleveu gebloeid. Het hof had toen reeds zijne balletten en pantomi men en hield er een eigen muziekkapel op na; in de scholen werden tooneelstu*ken opgevoerd' en rond trekkende tooneelgezelschappen vonden in Weenen steeds een gunstig onthaal. Tot op den huldigen dag is Weenen een theaterstad gebleven en concen treert zich de tooneelkunst thans hoofdzakelijk in het Hofburg-theater en de Hof-opera. In de laatste, het Hofopemtheater, een rijk en smaakvol geor- Ziji vloog de straat op, mat haar vlugge voetjes vlak langs da huizen in de morgenschemering; in haar zonderling tricot pakje geleek zij een wezen dat niet op d'eZ-e wereldl thuis behoorde. Ziji sloeg een hoek van een straat om, weer een. En zij1 zou maar steeds zijn voortgeloopen, zoo haar vermoei de voeten haar konden dragen. Daar belette een gracht baar voort te gaan, en zij liep naar beneden naar den waterkant. Het waterhet donkeT© water, dat daar zoo kalm voor haar lag, zou dat haar geen vergetelheid geven uit al haar l'ijden, geen bescherming tegen het leven waarin geen vreugde haar meer wachtte? De plotse ling opkomende gedachte hier rnst te zoeken over weldigde haar en ontnam haar haar kracht. Zij viel op de knieën neder en steunde met da hand' tegen de steenan van de kade langs het kanaal'. Als een laat ste groet uit dit leven vertoonde zich voor het oog van haar verbeelding ©en vrouw met een zachten, treurigen blik. „!Moiadierl" kermde zij' en zij kroop naar den rand van het water. „Moeder 1 neem mij medle I" „Ho l" riep een ruwe stem en een arm, een uni formmouw sloeg zich om het jonge meisje heen, dat opnieuw het bewustzijn verloor. „Wat is dat voor een vreemde zwarte vogel, die reeds zoo vroeg in dten morgen in 't water1 wil vliegen?" Onder de vier misdadigers was een hevige twist ontstaan. De buldog en d© vijlkoning wilden de dia manten dadelijk uit de versierselen breken en verdoe len. Wapstra verzette zich daartegen. „Ben jullie gek 1" riep hij' woedend uit. „Denk jullie dan, dat je die steenen zoudt kunnen verkoopen zonder gepakt te worden? De eenige, die er ons geld voor geeft, is de broer van Verheeven in Amsterdam, daar ga ik dade lijk met den vroegtrein naar toe. Alleen 1 Begre pen?" „En wie verzekert ons, dat je er niet mee van door gaat?" bromde de „Lange", wiens hebzucht door het gezicht van de diamanten tot een lichte laaie vlam namenteerd gebouw met prachtig trappenhuis en een foyer, waarin de bronzen busten van beroemde componisten zijn opgesteld1, met een toeschouwers- ruimte pl'aats biedend' voor meer dan S©00 personen woonden wij' een voorstelling bij van Beethoven's Eidelio, met Erau Weidt in de rol van Leonore en Maikl als Elorestan. Over da uitvoering zalVe behoef ik niet in détails te treden; men begrijpt hoe ia de ze hof-opera dÓcoxs zoowel als costumes tot in de puntjes verzorgd! zijn en dat het aanhooren van' Beet hoven's lieflijke muziek, weergegeven doer een zoo uitstekend! orkest als dat der opera, een genot an ■undi für sich was1. In de hof-opera .maakten wij1 voor het eerst kennis met ©en eigenaardig Weensch ge bruik, d'at alleen hier en in het Hof burgtheater in zwsmg isin beide door den Keizer gesubsidieerde theaters n.l. is de „Stehp arterie" door een midden schot in twee deel-en verdeeld, waarvan één alleen be stemd is voor officieren, beneden den Tang van ma joor, dii-e op die plaats, tegen betaling van slgchts. één dubbeltje de mooiste opera's en tooneelvoorstel lingen kunnen bijwonen; alleen.zij moeten den geheelen avond blijven staan. Avond aan avond' is de officieren-Stehparterra propvol, wel een bewijs dat dit keizerlijke privilege doori die jonger© officie ren zeer op prijs wordt gesteld. In het Hafburgtheater dat 14 October juist 25 jaar bestond woonden wij een opvoering bij van Schiller's „Wilhelm Teil." Een prachtvoorstelling met verraesend'-möoie décoTs, maar nog mooier spel. Toevallig troffen wij het, dat in dit stuk de 85-jarige tooneel'speler Baumeister ééns de grootste en meest gevierde Weener acteur nog optrad, een zeldzame gebeurtenis, daar dit maar een of tweemaal per jaar gebeurt. Om het Hofburgtheater in zijn oudsten acteur te huldigen, hadden de Nederlandsche journalisten een bloemstuk besteld om dat Baumeis ter bij open doek te laten overhandigen. Maar di rector Thiimig verklaarde tot zijn spijt, dat niet te mogen toelaten; het was „Ha-usgesetz" in het Wee ner Hofburgtheater, dat aan geen der acteurs noch actrices bij open d'oek bloemen aangeboden mogen worden; ook mag bij' geen voorstelling in het Hof burgtheater het gordlijn nog eens „gehaal'dl" werden om de toejuichingen van het publiek met de traditi- oneele tooneelbuigingen der spelenden te kunnen re- ciproceeren; alleen wanneer een pTemiëre wordt ge geven, mag de auteur ko.men buigen. Director Thi- mig was echter zo© vriendelijk een viertal onlzer naar de kleedkamer van den ouden Baumeister te gelei den, waar wij hem de bloemen, met onze nationale kleuren getoond, konden overreiken. De grijze, ge bogen tooneel'speler was diep geroerd! door deze hul de van vreemdelingen; helt was even, daar in die kleedkamer, een aandoenlijk tafereeltje, waaraan ook d'e „note gaie" niet ontbrak: bij Baumeister bevond zich ook zijn nog jonge vrouw en de oude man ver gat in zijn ontroering geheel haar aan ons voor te stellen. Waarop zij: zelve moed vatte en zich hekend maakte onder de verontschuldiging, dat haar man de élechte gewoonte had, „haar altijd te vergeten." Maar Baumeister maakte zijn fout lachend goed door te zeggen: „Ja, meine Herrén, sie ist noch jung, abex sie ist mi-r Erau, Mutter und Kindl zugleich, sie ist mein Alles." Op onzen terugweg naar onze logo's leidde director Thimig ons nog even het gebouw rond en bezochten wij' da keizerlijke appartementen en de 'breed© marmeren gang, die de loge's der aartsherto gen, aan weerszijden van 't tooneel vóór in de zaal, met elkander verbindt. In dia foyer van deze schouw burg die iets kleiner is dan de hofopera; het Hof burgtheater kan circa 1500 toeschouwers bevatten hangen de geschilderde portretten der voornaamste acteurs en actrices, o.a. van den beroemden, helaas overleden Kainz. Voor lichter kunstgenre zoekt de Weener bevredi ging in de operette. Men kent ze ook in Holland, de lustige Weener operette®: Walzertraum, Lustige Wittwe, enz. Wij bezochten het K. K. Priv. Theater an d'er Wien, waar een nieuw operette van Eranz Léhar, „Die ideale Gattin" werd gegeven. Ter eere der Nederlandsche journalisten op de aanplakbil jetten was al d'agem te voren vermeld, dat het zou zijn een „Festvorstellung anlaszlich der in Wien wei lenden hollandischen Journalisten" was d'e ge- heele zaal van onder tot boven met oranje en rood- was aangewakkerd'. Wapstra richtte zich op in zijn geheel© lengte. „Heb ik ooit iemand van jullie benadeeld1?''' zeide hij Voedend' en zijn roode oogen schoten vlammen. „Het zal gebeuren, zooals ik het zeg, man! Ik vertrek met den vroegtrein naar Amsterdam en jullie komt langB verschillende wegen naar mij toe, wanneer jullie ten minste niet liever hier -b'lijft, totdat ik met de op brengst van de edelsteenen terugkom 1" „Ik ga oo-k naar Amsterdam", bromde de „Lange". „Ik zie niet in waarom ik een uur langer dan noodig is op mijn aandleel aan den buit zo-u wachten. En als ik het geld vanavond' niet in handten heb dan de blik dien hij' dit zeggende op Wapstra wierp, was niet van de vriendelijkste. „Je zult het hebben, „Lang©"!" zeide Wapstra somber. „En de anderen ook. Maar wees verstandig, mannen 1 Ik loop het grootste gevaar, want i'k ber last mij met den zak met kostbaarheden. Daarom moet ik nu maken, dat ik weg kom, met den eersten trein, voordat de diefstal ontdekt wordt." Potter schaarde zich aan de zijde van Wapstra en ook de gebochelde voegde zich bij hen. De „Lange" was de eenige, d'ie bij zijn meening volhardde; hij zat somber voor zich uit te staren. „Het is het beste, dat ik met het meisje tot van avond hier blijf 1" zeide Potter toen Verheeven bin nen kwam. „Geef ons wat te drinken!" riep de „Lange" dezen toe. „Misschien brengt een glas jenever mij op an dere gedachten. Want ik geloof zeker, dat ik geen cent in handen krijg van den beelen duivelschen boel." „Je bent een dwaas!" zei Wapstra schouderopha lend en hij pakte de kostbaarheden weder in dten zak en verborg dien op zijn borst. „Vooruit Verheeven, doe de poort voor mij open, ik moet weg!" „De poort staat nog open; ik dacht wed dat jullie den tijd hier niet verbeuzelen zou „Dus tot vanavond!" riep de „Lange" den rooden dief dreigend na; deze ging de kamer uit zonder vertegenwoordiger der beroemde Levert alle soorten Carosserleën, desgewenscht op elk verlangd Chassis. Proefwagen disponibel. TELEFOON 573. wit-'blauw versies^!, waartusschen schilden met het Nederlandsche wapen waren aangebracht; toen wij in onze loges verschenen speelde het orkest, door Léhar zelf gedirigeerd, het Nederlandsche volkslied en stond! de geheele schouwburg op: een aardige ver rassing, die voor da pauze door ons beantwoord is ge worden door het aanbieden van een krans aan den componist eni van bloemstukken aan de twee actrices, die o-p voortreffelijke wijze da hoofdrollen vervulden: Mi'zzi Günther en Luis© Kartousch. De operette zelf viel niet mee; behalve misschien één 'kwam er geen pakkende melodie in voor; da ensceneering echter was uitstekend, het dansen de Tango o.a. zeer gracieus en het,spel d'er hoofdpersonen vooral van den komiek-en Ernst Trautenhayn - lokte bij herhaling toejuichingen en bisseeringen uit. Het was een avond van gezellige vréugde, vreugdtei die het Weensche leven typeert: gemoedelijk en opgewekt, gevoelig voor schoon en beihagen scheppend! in den luiden lach der onbezorgde jeugd. Eb ia in die vreug de van het Weensche leven ook zooalls die zich uit in de intiemere cabarets iets vrouwelijks: vrouwe lijks in dien zin, dat ze haast geen egoïsme kent maar in haar aard en wezen er op gericht is óók anderen, ja kan het zijn allen in eigen blijheid' te doen dee len. Het Weensche leven heeft die vreugde lief om der vreugde wille zelve; zooals het eenmaal in da kunst gegolden heeft al<s hoogste wachtwoord: l'art pour Fart, zoo geldt het nog steeds voor het Ween sche leven: de vreugde, dé blijde, zonnige levens vreugde om der wille dier vreugdle alléén. D'at geeft aan al de uitingen iets frisch, iets begeerlijks, iets vrouwelijks en bewaart dé vreugde tevens voor het afdalen tot het platte en gemeene, dat de gratie d'er Weener vreugde breken zou. Tu, felix.... Vienna! Weenen, 16 Oct. 1913. G. v. R. OiUDuMEMI'SITERI KOLKM AN. Da R.-K. Kiesvereeniiging „Recht en Plicht" te Delft besloot cand'idaati te stellen voor de Provincia le Staten (vacature prof. G» J. van S-waay), dten heer mr. M. J. O. Kolkman, oudrministar van Finan ciën. EEN STUDIEREIS. Da heer van Roos, secretaris van het departement van justitie en directeur-generaal d'er gevangenissen van de Zuid-Afrikaanscha Unie te Pretoria, is belast met een studie van het gevangeniswezen hier te lan de. Hij1 heeft, naar de N. R. Grt» meldt, xeedls een bezoek gebracht aan da Rijkswerkinrichting te Veen- huizen en zal' nog verschillende gevangenissen be zichtigen. VRIJZENINTG DEM. BOND. V-oo-r dé algemeene vergadering, 15 en 10 Novem ber te Haarlem te houden, is door de afd. Haarlem de volgende motie ingediend'J „De algemeene vergadering van den Vrijzinnig Democratischen Bond!, betreurende het feit, dat de Vrijz. Dem. Kamerfractie in de laatste crisis een be slissing heeft genomen zonder daarin eenig partijor gaan te kennen; spreekt d'e wen-sch-elijkheid uit, dat in het vervolg in belangrijke politieke aangelegenheden overleg zal plaats vinden tusschen hoofdbestuur en Kamerfrac tie; en gaat -over tot dé orde van den dag." DE' CASTRICUMLSCHE POSTDEEFSTAL. De Maasbode schrijft1: Naar wij van goéd ingelichte zijde vernemen, zal hierop te antwoorden. De „Lange" en1 de gebochelde troostten zich met dé jeneverflésch, die Verheeven op tafel' had neerge zet. Potter ging peinzend' d'e trap op. De weinige honderden guldens, die hem ten deel zond'en vallen, waren te duur gekocht; want met schrik bedacht hij, dat Lizzie begrip gekregen had van den waren aard dér zaken waarmee hij zich bezighield' en dat hij1 best moeilijkheden met haar krijgen kon. Het vertrek, waarin hij' haar gebracht had, was no-gker. „Lizzie!" riep hij. Er kwam geen antwoord). Hij -streek een lucifer af en keek om zich heen er was geen -spoor van het meisje te ontdekken. „Zou zij zijn gaan slapen?" dacht hij verbaasd. „Zonder mijn bevel af te wachten?" Hij liep naar de kamer waar vrouw Verheeven voor haar een slaapplaats had gereed gemaakt, en vanwaar hij' haar een paar uur geleden had wegge haald. - De dekens waren nog onaangeroerd, het bed ledig. Potter uitte een vreeselijken vloek en liep de kamer uit. „Verheeven!" riep hij. „Zoek overal! het meisje is weg!" De lange en dte gebochelde vlogen verschrikt over eind! van achter hun flesch. Zij zochten ook overal mee, Potter ging voor met een doodsbleek gezicht en op elkaar geperste lippen. Al'les was vergeefsch. „Ik moet haar vinden!" knar-stte Potter» „Maak dat jullie weg ko-mt - want als zij haar te pakken krijgen, dan is niemand van ons zijn léven of liever zijn vrijheid' meer zeker!" Toen stormde hij weg. „Jullie wacht hier totdat het ochtend is en ik mijn herberg heb opengemaakt", zei Verheeven. „Je loopt veel meer kans opgemerkt te worden wanneer je op dit vroege uur over de straat loopt. Op zulke nachtvogels heeft de politie hier een bijzonder scherp oog. Ja, als er een vrouw in zulke zaken betrokken wordt!" zei hij verato-ordL (Wordt vervolgd?).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1913 | | pagina 1