DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
mniKi te Alkmaar
BENZ en OVERLAND Automobielen.
Ho. m
im
Honderd en vijftiende jaargang.
DONDERDAG
23 OCTOBER.
JAARLIJKS CHE SCHOUW
Journalistieke Excursie.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk fl,—
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
op Maandag 3 November 1913.
Schouw.
Carrosseriefabrikant, ALKMAAR,
Telefoonnummer 3.
BINNENLAND.
AARSCHE COURANT.
m KranwHrnrr. mi i a—i^—mcmm
Dit nummer bestaat nit 2 bladen.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der ge
meente ALKMAAR brengen bij deze ter kennis van
belanghebbenden, dat op WOENSDAG 5 NOVEM
BER dezes jaars, door den opzichter over den Hout
en de Plantsoenen zal worden gehouden de
over;
De oude Zandersloot, beginnende bij het brug
getje in den Keunemersingel, benevens de Hoever-
vaart.
De sloot langs do Egelenbuxgeirlaan en Ropjeskuil
tot den weg naar de begraafplaats.
De ringsloot om de Cadettenschool.
De Bleekersloot, loopende van den Nieuwlander-
si-ngel af en de nieuwe Zandersloot, beide tot aan
de bansch-eiding van Heiloo.
De sloot, loopende van het Baanpadl af achter
langs de baanhuizen, tot het pad van Overdie.
De sloot van de le Kanaalstraat af ten Zuiden van
de huizen van het Zeglis tot het Kanaal.
De sloot loopende ten Zuiden van het weiland be-
hoorende bij „Oostwijk" en verder tot het Kanaal.
De slooten loopende langs de Zuidzijde van den
Schermerweg.
Wordende alle eigenaars of gebruikers van p-ercee-
len aan en langs die slooten liggende, aangemaand
om van de gezegde slooten, en wel ieder voor zooverre
zijn eigendom zich daar langs uitstrekt, de kanten af
te maaien, het kroos en afgemaaide op te halen,
alsmede die slooten uit te diepen en het zand bene
vens den modder, te hunnen koste, ter weerszijden
daaruit op te halen, alles op zoodanige diepte en on
der die boete en strafbepalingen, als bij de bestaande
verordeningen zijn vastgesteld.
Burgemeester en Wethouders voornoemd',
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, den 13en October 1913.
Gevonden voorwerpen.
Een koralen halsketting met gouden slot, een lot
Zaanlandsche verloting, een overjas, een paarlsnoer,
een koralen halsketting, tien) hangsloten, een huis
sleutel, twee zilveren oorbellen, een fietspomp, een
bril in etui, een fietssleutel, drie portemo-nnaies met
geld', een nagelknipper, twee witte sokken, een hor
loge, drie rozenkransen, een zilveren armband, een
R. K. kerkboek, een rammelaar, een halsketting en
een duimstok.
Alkmaar, 22 Oct. 1913.
De Commissaris van Politie,
W. Th. VAN GRIETHUIJSE'N.
VUL
AFSCHEID VAN WEENEN SEIMMERING EN
BOZEN.
Meer dan een week zijn wij in Weenen geweest
en hoe algemeen was de wensch: och, kon toch ons
verblijf in deze heerlijke D'onau-stad nog met enkele
dagen worden verlengd 1 Want al hadden wij veel
gezien en veel genoten, al waren onze dagen gevuld
geworden van uur tot uur met wisselende indtukken
en genoegens dii't had ons aehtdaa-gsch verblijf
althans ons geléerdl: d'at het met Weenen gaat als
met d'e „appetit, qui vient en mangeant," hoe meer
men Weenen leert kennen, hoe meer men er ook van
weten wil; en juist weten wil datgene, wat Weenen
zoo interessant maakt: het leven mèt de Weeners,
het vertrouwd geraken met die levensuitingen,
waarmede de doortrekkend© vreemdeling meestal on
bekend blijft en waarvan wij ©enigszins Ahnung kre
gen door de gesprekken met onze leiders, die d!ag aan
dag ons vergezelden en wier gasprékken somtijds in
teressanter waren dan hetgeen wij' bezichtigden. De
gewone bezienswaardigheden, in Baedeker vermeld,
zijn ons natuurlijk getoond; andere wetenswaardig
heden, voor gewoon vreemdelingenbeizo-ek niet toe
gankelijk, werden ons ter bezichtiging open gesteld';
wij zijn het middenpunt géweest van officieel© festi
viteiten, hebban in schouwburg en opera bizondere
voorstellingen bijgewoond, zijn d'e gasten geweest
van het gemeentebestuur en van onzen gezant; maar
dat alles is het eigenlijke Weenen niet; 'heit karak
teristiek© „Weauerische" staat niet in Baedeker op»-
geteekend, noch wordt het bij officieelen trommel
slag te voorschijn geroepen. Dat karakteristieke
kan men niet zoeken, het moet, als bij toeval,
ineens op ons toekomen; het kan ons tegemoettredén
op een slentering door een geheel! onbelangrijk stads
gedeelte; het kan plotseling voor onze oogen oprijzen
bij een opstootje op straat; het kan onverwachts
daÉir weizen, vlak in omlze nabijheid, als we uit verve
ling in een restaurant achter een breed uitgevouwen
Neue Ereie Pres se een Wiener mélange sa-
vouireeren of een Wiener Schnitzel' verorberen, die
tusschen twee haakjes heel weinig gelijkenis ver
toont met hetgeen in Nederlandsche restaurants on
der dien naam wordt geserveerd; het kan ons met
plotseling ontsluierende helderheid treffen wanneer
we in een fiaker 'den Prater doorrijden die schoo-
ne, breede Hauptallee, waar alleen maar fiakers en
geen auto's mogen rijden of in een auto de fraai-
aangelegde Ringen doortuffen. Dat echte, innige,
dat typeerende, dat Weenen van alle andere wereld
steden onderscheidt, dat ondefinieerbare, d'at Weer
nen Weenen doet zijn, en niet anders dan Weenen,
dat hadden we zoo gaarne uit eigen aanschouwing,
uit eigen meeleven leeren kennen» Eh het geluk, dat
wij' hadden, tijdens ons verblijf dagelijks en in steeds
meer aantrekkelijker omgang rondgeleid! ta worden
door volbloed-Weeners 1 hetzij. Weaner door ge
boorte dan wel door langdurige inwoning brengt
in onze herinnering dit verschil met hetgeen
misschien andere vreemdelingen van hun bezoek aan
Weenen als indruk mede naar huis nemen: dat zij
door hunne verhalen, door hun optreden, door 'hunne
levenswijze ons iets hebben laten zien van bet
echt Wiener Leben, te weinig helaas, om onze
opgewekte belangstelling geheel te bevredigen, te
veel evenwel om niet vurig te verlangen dloor lan
ger verblijf Weenen gehéél te leeren kennen: Wee
nen, gelijk het is niet alleen de oud© kunst-stad bij
uitnemendheid, maar gelijk bet ook is de zich steeds
meer ontwikkelende, op sociaal gebied steeds meer
ontplooiende wereldstad met al haar gewichtige pro
blemen en haar zonderlinge strijdvragen. Weenen is
een stad, die men niet begrijpt, wanneer men haar
niet nauwkeurig heeft bestudeerd en waar men, bij
slechts oppervlakkige kennisneming 'herhaaldelijk
voor het geval komt te staan, dat men éénzelfde be
ginsel van sociale politiek afkeuren en prijzen moet,
éénzelfdte richting van economische beteek-enis als
de éénig goede en tegelijk als de verfo-edbaarst slechte
qualificearen kan.1)1 Dit: met onbevredigd ge
voel Weenen te moeten verlaten, terwijl men zich
uitgesloofd heeft ons meer dan acht dagen lang alles
en alles te laten zien en te doen genieten; dit:
dankbaar te moeten wezen en toch in het diepst
van ons hart nog mé ér ta moeten verlangen> nog
langer ta willen blijven; dit gaf aan ons af
scheid van Weenen een eigenaardig cachet en maakt
de herinnering aan ons verblijf van 'zoo bi'zondere be-
teekenis: de gedachte als aan een droom, die ook
in onze herinnering droom zal blijven, wijl de ontwa
king kwam, vóór dat de illusie was gébr-oiken
Wij gaan naar huis terug, een koffer' vol geschrif
ten en boeken; wij zullen, in bat eigen land, in de
eigen omgeving teruggekeerd, dlie geschriftjes leizen,
ongetwijfeld herlezen óók: wij zullen gaan cijferen,
gaan narekenen, vergelijkingen gaan maken, conclu
sies gaan trekken. Wij zuliqn het scherpe ontleed
mes der critieik gaan zetten in de zieke deelen van
dat groote lichaam, dat het stedelijk beheer, dat ge
meente-exploitatie heet; wij1 zullen dan gewis zuiver
der gaan onderscheiden, wat in deize stad, die ons
beurtelings een droom en een rhytmische levensdans
toescheen, werkelijkheid wreade, harde,
droeve realiteit 1 is, wat inderdaad1 geheiligd wor'dt
d'oor een hooger id'eaaL Wie weet met hoeveel
tegenzin wij dien critischeu arbeid zuilen volbrengen.
Maar vooralsnog voor de weeik althans, die ons
nog van het vaderland scheidt, die ééne week, die
wij 'zullen doorbrengen! in de heerlijke natuur langs
de Adriatischa Zee en in de 'Oostenrijksehe bergen
Karnten en Tirol wil ik d!e herinnering aan
Weenen behoudèn, gellijk ik haar gezien héb en
wenschte wéér te zien: beffend uit de nachten van
bet verleden haar luister in het hedten, het stralend
aangezicht vol vertrouwen op de toekomst gericht.
Wij verlieten Weenen Donderdagochtend.
De (partieuliere)i spoorwegmaatschappij te S d-
B a h n had een afzonderlijken wagon ter onzer be
schikking gesteld en dezen wagen feestelijk met
groen, rood-witt-blauwe vlajggen en schilden met den
klimmenden leeuw van Holland versierd. Een atten
tie, die slechts hoiogst zelden, naar men ons mede
deelde, gebeurt. Versierde wagons hadden in de
laatste jaren alleen op deize lijn geloopen, 'toen dezen
zomer de Oostenrijks-cbe soldaten van de zuidgrens
terug waren gekomen, maar toen waren de wagens
door de bevolking zeiven groen gemaaikt en had men
in plaats van de fraaie wapenschilden er borden op
aangebracht met het opschrift: „Ell'gut für d'ie
junge Wiener Madü!"l Natuurlijk had onze feest-
trein op da perrons, waar wa voorbijreden, veel 'be
kijks, maar de nieuwsgierigheid der menschen, „hóe
dia Hollanders er nu toch wel uit mochten zien,"
werd 'helaas niét bevredigd, daar de versierde wagen
het grootste deel van het traject ledig meereed, wijl
de feestvarkentjes zeiven.... in den restauratiewa
gen verwijldenI Dat daar op de directie van den
Südbahn meniga hartelijke dronk wer'd uitgebracht,
spreekt van zelf.
Twee uur nadat wiji Weenen verlaten hadden, wa
ren wij reeds midden in het hooggebergte. Welk een
weelde voor een stad van twee millioen inwoners, de
onmiddellijke nabijheid van de vrije natuur: de
boschlucht in het Wiener Wald, de berglucht op de
Sommering, 's Zomera stróómt het dan ook van rei
zigers op dit traject en is meermalen per week
's Zondags is selbstverstandiïieh het inleggen van
extra-treinen noodiig.
Een zeer schoone tocht, deze reis met de Semme-
ringbabn, de eerste groote bergspoorweg in Oosten
rijk. Op ons, aan de nieuwste B-er-gba'hn-wonderen
gewoon, moge deze, nu reeds meer dan 60 jaren oude
spoorweg, den indlruk maken van weliswaar d'oor de
nieuwe Alpenspoorwegen in technische beteekenis
overtroffen te worden, eerbied niettemin dwingt deze
spoorwegaanleg af door de voortreffelijke wijze,
waarop reeds meer dan een menschenleeftijd terug de
moeilijkste hinderpalen door koene, meer dan 200 M.
breede overbruggingen en door een meer dan 1400
meter langen tunnel op een hoogte van bijna 900 M.
werden overwonnen. Wat het natuurschoon aangaat,
zoo doet dat voor d'at der Zwitsersobe Alpen niet on
der heerlijke rotspartijen verheffen hun grillige
koppen boven diepe, groene dal-en, waar langs snel
vlietende bergstroomen da kleine dorpshuisjes saam-
gedrukt staan rond het witte kerkje met zijn eigen-
aardig-gevormden, als door een reusachtige peer ge-
kroonden toren. Langzaam stijgend, dan weer als ©on
spiraal zich windend om de berghelling, zoodat één
zelfde dorp twee-, driemaal van verschillende hoogte
kan worden gezien, voert de door een locomotief ge
trokken en door een tweede locomotief opgeduwde
trein ons al hooger in het gebergte grens tusschen
Nedar-Oostenrijk en- Stiermarken, en zichtbaar
worden nu de hoogste toppen, de Sonnenwendstein,
d'e Rixaljse, de Schneéberg; dieper worden nu d!a da
len, waar al kleiner dé dorpen in schijnen weg te
duiken; prachtig ligt dan in ééns voor ons open de
diepe Adllitzgraben; één enkele blik, ver in het dal
maar verder voert onze weg steedis verder, nu
angstig-steil langs den bijna loodrechten Weinzettel-
wand, verder over een hooga viadbkt, waaronder
'br uisend' de Kalta Bi nine zich een baan breekt door
het rotsige daL Eindelijk, na dé 'grootste viaduct
die over den Untern Adllitzgraben -gepasseerd te
'zijn, houdt de trein stil bij het Semmering-stati-
on. Daar wachten ons rijtuigen, die het Nederland
sche twaalftal versterkt met den burgemeester en
enkele raadsleden der gemeente Semmering-Breiten-
stein, die aan het station ter begroeting waren, en
een aantal autoriteiten van den S-iid-Bahn, hoo
ger nog den berg zond-en opvoeren. Het was een
urenlange tocht van groot genot. Eén rijtoer door
een prachtig berglandschap, met waelderigen boo-
mengroei, de weelde der reeds herfstachtige kleuren
vermooid door een warmen zonnegloed, die, spelend
door de kruinen der pijnboomen, wondervolle effec
ten en lichtspelingen voortooverde, het breede dal' als
in een gouden damp van heetblakerend zonnelicht,
tegen de berghellingen de hotels, prachtig wit uitko
m-end tegen de donkere omgeving, de villa's en hou
ten Zwitsersche huisjes met hun eigenaardigen vorm
en den hoog boven alles en heel vèr da blin
kend-tintelende sneeuwkoppen, witter dan wit. Zoo
red'en wij voort, den berg om en nog eens om, op
steeds hooger hoogte, frisc'h, koel op het bijna al
pijnlijk-koude aif, de ijle berglucht diep opsnuivend
om de tintelende zuiVerheidi te voelen prikkelen in
neus en oogen, zóó, bij allengs minder wordende
praatgraagte der mede-inzittenden stiller en aan
eigen geda-cbtenl'even zich overgevend, de, oogen al
leen wijd-open om het volle genot der natuurschoon
heid ta ontvangen, zóó reden wij' den schoonen berg
weg weder af om midden in het hooggebergte nog
dat zeldzaam-m-ooie uur te beleven, als-, d'e zon achter
de bergen schuil gegaan, de schemer eerst, dan een
-steeds dieper, geheimzinniger wordende duisternis
het dal gaat vullen met d-iep-donkere kleuren. Hier
en daar flikkert dan plots een lichtje op, wondend d'e
duisternis met gouden glans, en het was even van
romantische schoonheid, toen aan den rand v-an den
weg, tegen d-onker-hoog dennenhout, waarboven
zwaar en steil de kale, lugubere rots, een gouden
vuurgloed! oplaaide, in welks rossen schijn1 zigeuner
kinderen bezig waren takken a'an te dragen voor het
houtvuur. In den schemergloed! iets verder stond
de woonwagen, vlak er naast het grazende paard-;
d'at alles tesamen in den eenzamen avond, tusschen
de hooge bergreuzen, met geen ander gel'uid dan diep
ben-eden een klaterende waterval - herinnerde aan
oude, romantische verhalen uit verren kindertijd.
Dieper gedoken in de opstaande kraag van onzen
overjas, reden we verder...,.
's Avond-s, na den rit, weer een diner in het d'oor
de spoorwegmaatschappij gebouwde en geëxploiteer
de Süd'bahn-hotel. Weer redevoeringen, weer com
plimenteeringen over en weer. En daarna de koude
terugtocht in open landauers naar het station.
De nac'ht-trein voerde ons daarop naar Triest.
Maar de eerste dag in de vrije natuur van het 'Oo-s-
tenrijksch berg-gebied was schoon geweest; na de
vermoeiend© d'agen in Weenen had de frisische berg
lucht ons verkwikt en gesterkt en dén volgenden
morgen vroeg zagen wij van uit den slaapwagen de
opale klaarte der Adtiatisch-e Zee in d-en rozigen
schemergloed van den jongen dag
Triest, 17 Oct. 1913, G. v. R.
Op het gebied van gemeente-exploitatie bijv.
doen zich in Weenen zonderlinge dingen voor; het
straatplaveisel bijv. is bizonder sl-echt, gevolg van
het feit, dat de stad! een eigen steengroeve in beheer
heeft en nu verplicht is de straten met keisteenen te
plaveien, waar iedere moderne stad van ©enigen om-
vang reeds to-t asphalteering zou zijn overgegaan.
MINISTER! BOSBOOM.
Men schrijft aian de Tel. van welingelichte zijde:
In militaire kringen wekt het o-pta-eden van den
nieuwen minister van 'Oorlog -groote verbazing, ver
mengd met ergernis. De nieuwe titularis toch heeft
de generaals Tonnet, Bruce, Kleimhemsi en Eabius,
respectievelijk commandanten van de 2e en Se divi
sie, d'er nieuwe Hoilandsehe Waterlinie en stelling
van Amsterdam, voorgeschreven, dat zij met 1 No
vember den dienst met pensioen m-oéten verlaten.
Dit -optreden i-s te meetr 'bevreemdend-, daar al déZe
opperofficieren een zeer goeden naam hebben, en dat
hun ontslag geschied is zo-nder medeweten of goed
keuring van den chef van den staf, generaal' Snijd'ers,
en de twee eerste bovendien pas ervaringen als divi
sie-commandant bij- de manoeuvre® hebben o-pgedaan.
Men meent dan -ook, dat het minister Bosboom
vo-oral te doen is geweest om generaal 'Snijdlers te
dlwars-boomen.
De minister, hoewel geen onbekwaam officier,
vertegenwoordiger der beroemde
Levert alle soorten Carosserieën, desgewenscht
op elk verlangd Chassis.
Proefwagen disponibel. TELEFOON 972.
heeft de, vooral voor ©en hoofdofficier, lastige eigen
schap, geen meening naast d'e zijne te 'kunnen dulden.
Zijn bijnaam ia -daarom ook „je sais tout." Hoe het
zij, kolonel Bosboom, destijds- commandant dier veld
artillerie in D-en Haag, werd door generaal! Snijders
niet 'benoemd tot sous-chef van den generalen staf,
waarover hij' zich zoo gebelgd! toonde, dlafc hij onmid
dellijk zijn ontslag nam.
Van toen af probeerde hij! opvolger van minister
Colijn te wo-rden. Nauwelijks was hem dit d'an ook
gelukt, of dé gepen-sionneerde kolonel Bosboom liet
zich door den ministerraad! to-t generaal benoemen
en stuurde den bovengeno-emden generaals 'hun ont
slag thuis. Ook kolonel De Vries, commandant der
VUe inf-anterie-brigade, wien door minister Co-lijn,
du-s indirect door generaal -Snijdlers een generaals-
pl-aats beloofd was. Deze laatste heeft zich echter,
gebelgd' over hefi -onhebbelijke optreden slechts
drie weken te voren kreeg hij- bericht van zijn ontslag
niet, zooals d'e anderen, gehaast om pensioen te
vragen, maar zich met een request tot dé Koningin
gewend'.
Over het heengaan van generaal Fabius ie reeds
veel te do-en geweest. Inderdaad! was er scherpe cri-
ti'ék op dé manoeuvre® geleverd, ma-ar in een vergade
ring van opper- en hoofdofficieren heeft generaal
Eabius zich schitterend kunnen röhabiliteeren, en
kunnen aantoonen, hoe da gemaakte fouten zijn
-schuld niet waren. Er is dan ook voor 't ontslag
va-n dén stelling-commandant, d!ie noig zeer jong is
en een goeden naam als militair heeft, geen andere
uiterlijke oorzaak, dan zijne goedé verstandhouding
met minister Codijn en generaal Snijders.
Men beweert echter, d-a't de politieke meening van
generaal Pa-bius, die zeer vooruitstrevend' is, hem bij
den mini-ster, die bekend staat als zeer conservatief,
verdacht heeft gemaakt.
E-en interpellatie in dé Tweede Kamer over déze
Nederland'sche Faurey-zaak zal dan ook wel niet uit
blijven.
MINISTER GORT VAN D'ER LINDEN.
De Minister van Binnenlandsche Zaken, mr. C'o-rt
van der Linden, begaf zich gisteren naar Het Loo,
ter conferentie bij H. M. d'e Koningin»
DREADNOUGHT-PLAN.
Het model van een slagschip (dreadnought)- naar
de denkbeelden der Staatscommissie voor de Indische
verdediging, dat op de Entos tentoongesteld! was, is
uit Amsterdam naar den Haag overgebracht en heeft
een plaats gekregen in het departement van Marine.
KAMERVERKIEZING AMSTERDAM Hl.
In de gisteravond gehou-den vergadering van dé S.
D. A. P. in Amsterdam III werd dé heer J. Oudé-
geest candïdaat gesteld voor het lidmaatschap dér
Tweede Kamer.
DE! SOOT A A,T^DEMOCRATEN EN HET
MINISTERIEL
Het Volk geeft een artikelenreeks van de hand van
mr. Troelstra over:
„De sociaal-democraten en het ministerie."
Het volgende handelt over de militaire begïootinr
gen:
Zijn wij verplicht, in ons eigen bellang, dé regee
ring te steunen da regeering is evenzeer verplicht,
in haar en het vrijzinnig belang, ons dien steun niet
onmogelijk te maken of, waar zijl meent dien steun
te kunnen ontberen, te zorgen voor hulptroepen van
rechts»
Het militarisme, dit weet men, is hierbij dé zwakke
plaats. Wat denkt de regeering hieromtrent te doenf
Wij zullen het spoedig vernemen. Maar voor één ge
vaar moeten wijl haar bijl voorbaat waarschuwen.
Voor het gevaar n»l. van hierbij van twee wallen te
wi'llen eten. Laat zij- vooraf, desnoods na het terrein
eerst te hébben verkend', kiezen of deelen. Steunen
o-p ons - of steunen op een deel der rechterzijde
wil zij tussc'hen die twee stoelen in gaan zitten, dan
valt zij op den grond.
Steunen op ons is voor de militaire begrootin
gen alleen dan mogelijk, als de regeering krachtig
wül gaan in de richting van het volksleger en daarbij
toont, o-og ta hebben voor den eisch van bezuiniging.
De band1, dia ons aan haar bindt die van algemeen
kiesrecht en ouderdomsrente is. sterk genoeg om
ons zoo noiodig te bewegen to-t concessie in dezen,
waaraan wij- andérs niet zo-uden dénken. Wij- kun
nen, als wij om die redén onzen steun -geven aan een
oorlogsbegrootin-g, die aan bedde 'bovengenoemde
eischen voldoet, diit in elk opzicht voor dé arbeiders
klasse verantwoorden. Ten eerste, omdat het vast
staat dat, indien wij1 ter wille der oorlogsbegrooting
dé vrijzinnige regeering laten vallen, er thans nog
al'lé kans i-s op dé komst eener rechtsche regeering,
die het niet beter zal maken-, integendeel van onze
eischen in zake militarisme éérst recht niets weten
wil. Ten twéedé, orndlat wij, steunen wij de regee
ring niet waar zij in -onze richting wil gaan, haar
dhvingen, steun te zoeken bij rechts, een steun die
alleen door verzwaring van militaire lasten is te ver
krijgen.
Intussehen is het waarschijnlijk, dat de regearing